Hij was paars en gezwollen, vertelde zijn vader aan de Volkskrant, en zijn longen, hart, lever en nieren deden het nauwelijks meer. Zes keer werd hij gereanimeerd. Na een lijdensweg van bijna drie weken zetten zijn ouders de beademing stil.
Maurits, een jongen van 17 die nooit wat had gemankeerd, is dood. In bed gekropen met iets wat leek op een griepje, maar wat een besmetting met meningokokken type W bleek te zijn.
Het is de nachtmerrie van elke ouder: je brengt je hangerige kind naar bed, en het wordt nooit meer gezond wakker.
De overheid wist twee jaar geleden al dat deze meningokok riskant was; het aantal dodelijke besmettingen steeg, in Groot-Brittannië was de noodklok al geluid. Toch ging door getreuzel ons rijksvaccinatieprogramma pas onlangs van start, en dan vanwege schaarste eerst alleen voor dreumesen en 14-jarigen. Maar daar kun je omheen klussen, las ik. De vader van Maurits hoorde artsen op tv zeggen dat zij hun kinderen allang hadden laten inenten. Een GGD-woordvoerder meldde dat je dit voor 90 euro voor de bakker kunt krijgen. Duizenden ouders bleken al zo’n prik te hebben gekocht voor hun kadetje.
In huize Ten Broeke werden onmiddellijk vaccins besteld. Maar terwijl de doktersassistente een naald in het armpje van mijn jongste dochter zette, kon ik de gedachte niet van me afschudden dat er hier iets grondig mis was.
Niet met het vaccin, natuurlijk: je kinderen laten inenten tegen een potentieel dodelijke ziekte is een voortreffelijk idee. Maar wel met deze gang van zaken. Waar het rijksprogramma een prettig socialistisch tintje heeft – de staat die uit collectieve middelen vaccins aanschaft en onder burgers verdeelt – is zelf een prik kopen voor je kind een kapitalistische handeling. Een kwestie van de vrije markt in jouw voordeel gebruiken.
Maar, overwoog ik in het behandelkamertje van de huisarts, wat moeten ouders die slechts met moeite rondkomen? Terwijl ik hier opgelucht ademhaal omdat mijn kinderen straks geïmmuniseerd zijn, kunnen zij die bescherming niet betalen. Ik profiteer van een systeem dat anderen dupeert.
Dat profiteren, dat gebeurt uiteraard voortdurend; het geldt zelfs als volkomen normaal. Mensen die genoeg geld hebben, kunnen daarmee afstand scheppen tussen zichzelf en narigheid: ze kunnen veiliger auto’s kopen, betere huizen, meer zorg, gezonder eten. Zulk gedrag wordt niet alleen gelegitimeerd maar zelfs vanzelfsprekend gemaakt door wat columnist George Monbiot ‘het dominante verhaal’ van onze tijd noemt: dat van het neoliberaal kapitalisme.
Dit verhaal gaat zo: bijna alle sociale, economische en politieke problemen kunnen worden opgelost in een vrije markt, waarin mensen en bedrijven met elkaar concurreren. Dit zorgt voor innovatie, groei en welvaart, want competitie zet iedereen aan tot hard werken. De vrije markt is namelijk ook een meritocratie: wie lekker aanpoot, wordt beloond en kan dus meer kopen. Dit idee wordt ook vaak omgekeerd: wie veel beloning ontvangt, zal het wel verdiend hebben.
Het probleem is dat dit alleen op papier zo werkt. In de praktijk wordt de kans op beloning niet alleen bepaald door ijver en talent, maar ook door mazzel en afkomst. Rijke ouders, bijvoorbeeld, beschermen hun kinderen tegen competitie op de vrije markt door beter onderwijs voor ze te betrekken. Neoliberaal kapitalisme slaagt er zo niet goed in om armoede uit te bannen. De grootste tekortkoming van dit systeem, stelt sociologieprofessor Erik Olin Wright dan ook, is dat het zich kenmerkt door ‘armoede te midden van overvloed’.
Armoede te midden van overvloed: het is een situatie waar we aan gewend zijn. Maar terwijl ook mijn oudste dochter gevaccineerd wordt, vraag ik met af: is dit goed? Dankzij de vrije markt kan ik betere kansen voor mijn kinderen kopen; betere overlevingskansen zelfs. Maar is een systeem waarin ik met andere ouders moet concurreren om de gezondheid van onze kinderen niet een ziek systeem? Waarom zouden we accepteren dat kinderen van welgestelde ouders meer kans hebben om gevrijwaard te blijven van een enge ziekte dan kinderen van arme ouders? Hebben zij dat echt verdiend?
De vrije markt is alleen vrij voor wie zich dat kan veroorloven. Mijn dochters krijgen een Wuppie omdat ze niet gehuild hebben, en ik moet denken aan dat liedje van het Klein Orkest: ‘Alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.’
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.