dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De Wet van Godwin luidt: ‘Naarmate een online discussie langer duurt, stijgt de kans dat er een vergelijking wordt gemaakt met nazi’s of Hitler naar 1.’ Gesprekken over #MeToo hebben, in mijn ervaring, een wetmatigheid die hier op lijkt. Als zo’n gedachtewisseling maar voldoende tijd wordt gegund, is de kans bijna 1 dat iemand zegt: ‘Ik vind het heel goed dat het gebeurt, maar moet het nou zó?’ Vaak gevolgd door een voorbeeld van een man die volgens de vraagsteller weliswaar niet van alle smetten vrij is, maar ook niet zo boosaardig dat hij het verdient om geofferd te worden op het online altaar van toegesnelde feministische wraakgodinnen.

Het aardige is dat dit, in tegenstelling tot het gros van de nazivergelijkingen, een interessante opmerking is. Er spreekt een bepaalde psychologische wrijving uit, een innerlijke worsteling met conflicterende waarden. Het is een disharmonie die ik herken.

Aan de ene kant geloof ik hartstochtelijk in tweede kansen. Ik ben stellig van mening dat mensen de mist in mogen gaan. Maar weinig mensen zouden een goed leven hebben als dat leven permanent in het teken moest staan van de grootste fout die ze ooit maakten. Publieke vernedering vervult me met afschuw.

Aan de andere kant juich ik de sociale en politieke veranderingen die uit #MeToo zijn voortgekomen keihard toe. Eeuwenlang is de prijs van misbruik door mannen met macht betaald door de slachtoffers, en nu worden op grote schaal daders ter verantwoording geroepen. Ik vind het hartverwarmend om te zien dat deze slachtoffers hierbij steun krijgen van met name veel feministische vrouwen, die een cultuur willen scheppen waarin het normaal wordt om slachtoffers van verkrachting en aanranding te geloven, ook als waarheid en schuld niet objectief zijn vast te stellen.

Dit alles is veel meer dan een ‘noodzakelijke correctie op mannelijk gedrag’, zoals Ian Buruma het onlangs noemde. Het is een revolutionaire machtsverschuiving, en een cruciale stap op de weg naar een rechtvaardiger en gelijkwaardiger wereld.

Ik moet bekennen dat ik er vrij goed mee kan leven dat deze waarden soms met elkaar botsen. De menselijk geest is immers altijd wel ergens in tegenspraak met zichzelf. En consequent zijn is sowieso een overschatte eigenschap; het leidt tot een zeker gebrek aan flexibiliteit en nuance in het denken.

Maar de afgelopen weken bekruipt me het gevoel dat het niet langer mogelijk is om stilletjes zowel tegen publieke vernedering als voorstander van #MeToo te zijn. Dat komt wellicht doordat het eerste steeds wordt neergezet als onherroepelijk gevolg van het laatste. Neem de kwestie Ian Buruma. Hij voelde zich genoodzaakt op te stappen als hoofdredacteur van de New York Review of Books nadat hij in dat tijdschrift een onvoldoende boetvaardig essay van een van misbruik beschuldigde ex-radiopresentator publiceerde. ‘#MeToo blijkt ook indirect carrières te kunnen knakken’, oordeelde het NRC. Zelf zei Buruma in Vrij Nederland: ‘Nu sta ik zelf aan de schandpaal.’ En: ‘Ik ben nu zelf ook veroordeeld door Twitter, zonder vorm van proces.’

Het zijn woorden die echoën wat daders zeggen wanneer ze zichzelf verdedigen: #MeToo verwoest levens. #MeToo is iets dat hen is aangedaan. Misschien kon hun gedrag niet helemaal door de beugel, maar de feministische volkswoede heeft hen zo hevig gedupeerd, dat zij nu de echte slachtoffers zijn.

Maar is dat wel zo? NRC-columnist Rosanne Hertzberger wees erop dat tweede kansen voor daders ruimschoots voorhanden zijn. De ongewenst-masturberende komiek Louis CK treedt weer op, die ex-radiopresentator stond wel met zijn verhaal in een superprestigieus blad, en Amerika’s bekendste pussygrabber werd gewoon president. Er bestaat, naast een cultuur waarin slachtoffers geloofd en gesteund worden, ook nog steeds een cultuur waarin mannen wegkomen met seksueel geweld, zij het niet meer ongeschonden.

Het doel van #MeToo is niet publieke vernedering, maar het platbranden van die cultuur. Bij mijn weten verlangt niemand dat daders levenslang werkloze paria’s blijven. Ik gun elk mens na oprecht berouw een nieuw begin. Maar zolang daders het afleggen van rekenschap voor hun wangedrag zoveel erger blijven vinden dan hun misbruik, zie ik even niet hoe. Dus schuurt het, en wringt het, en worstelen we.

En misschien is dat ook niet zo erg. Misschien is het juist goed dat we ons soms ongemakkelijk voelen bij #MeToo. Revoluties zijn niet bedoeld om behaaglijk te zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik was 10 toen ik tijdens een gymnastiekuitvoering mijn arm steeds voor mijn dikke buik hield. Ik schaamde me. Ik wilde ook wel een arm voor mijn dijen houden, maar dat lukte niet.

Ik was 11 toen ik in mijn dagboek schreef: ‘Ik wil niet dik zijn. Waarom ben ik zo’n vies vet varken?’

Ik was 14 toen mijn ouders uit elkaar gingen. Maandenlang at ik bijna niks. Mensen zeiden: ‘Wauw, wat zie je er goed uit.’

Ik was 15 toen ik me oké genoeg voelde om weer normaal te gaan eten. Ik kwam wat aan. Mensen vroegen: ‘Gaat het wel goed met je?’

Ik was 16 toen ik verkering kreeg met een jongen die niet bij me paste. Maar ik bleef bij hem, want wie wil mij nou?

Ik was 18 toen het me een tijdje niet kon schelen hoe dik ik werd. Misschien kon mijn dikke lichaam een fort zijn, en mijn vet een muur die mannen op afstand hield, zodat ik nooit meer verkracht zou worden.

Ik was 20 toen een geweldige man tegen me zei dat hij me prachtig vond. Ik antwoordde dat alles aan hem mooi was. We geloofden elkaar niet.

Ik was 23 toen ik durfde hopen dat mijn Grote Liefde het meende wanneer hij zei dat hij van me hield, precies zoals ik was.

Ik was 24 toen de verloskundige zei dat mijn zwaarlijvigheid me nu al een onverantwoordelijke moeder maakte.

Ik was 25 toen onze hypotheek ineens veel duurder uitpakte omdat de premie voor de gekoppelde levensverzekering werd verhoogd vanwege mijn gewicht.

Ik was 27 toen ik, ochtendmisselijk want opnieuw zwanger, in het ziekenhuis een fles suikerwater moest leegdrinken, omdat de gynaecoloog niet kon geloven dat ik echt geen diabetes had.

Ik was 29 toen ik naar een huisarts ging. Dokter, zei ik, ik heb ‘s ochtends altijd zulke stijve, pijnlijke gewrichten. Dat is vervelend, zei hij. Misschien moet je proberen af te vallen.

Ik was 30 toen ik na een gesprek bij Pauw & Witteman even op twitter keek. ‘Ze is zo vet dat ze haar uit de studio hebben moeten takelen’, schreef iemand.

Ik was 32 toen ik me, ziek als een hond, bij een arts meldde. Oh, zei de dokter. Heb je al geprobeerd af te vallen?

Ik was 33 toen ik nieuw buikindrukkend ondergoed ging kopen. En ineens dacht ik: nee. Mijn buik is niet strak, want daar droeg ik twee baby’s. En mijn gênante flubberarmen, die hielden een goede vriend vast terwijl hij huilde om zijn gebroken hart. Mijn dikke benen droegen me naar het bos wanneer alles teveel was. Dit lichaam verdient het niet om ingesnoerd te worden. Het verdient compassie en respect.

Ik ben 35, en vorige week las ik dat een op de vijf mensen met obesitas content is met hun gewicht. Dat leek me goed nieuws, al had ik zelf op meer tevredenen gehoopt. Mijn optimisme werd niet breed gedeeld. ‘Verontrustend dat volwassenen een ongezond lichaam als normaal ervaren’, meldde JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht). Bij Dit is M bespraken vier dunne mensen het nieuws als een probleem dat om een oplossing vraagt. Op sociale media mengde ongeloof zich met afkeuring: weten die dikkerds dan niet dat ze heel ongezond zijn? Wees eens niet zo gelukkig met jezelf. Wees anders. Wees minder. Wees niet.

Deze mensen denken dat ontevreden zijn met je lichaam het begin is van een slanker en dus beter leven. Dat ze dikke mensen voor hun eigen bestwil moeten aanmoedigen tot zelfhaat. Dit is een misvatting. Die zelfhaat was het startpunt. Het is een van de eerste dingen die dikke kinderen over hun lichaam leren. Het wordt gevoed door een maatschappij die ons nooit laat vergeten dat ons lijf niet deugt. Ons hele leven betalen we de prijs: met geld, met pijn, in de spreekkamer, in de liefde. Desondanks tevreden kunnen zijn met je lichaam is een prestatie. Het is een overwinning. Wij, blije dikkerds, wij zijn feniksen, uit de as van afwijzing en stigmatisering herrezen. En zo zijn we op ons best. Misschien niet dun, maar wel gelukkig.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Pokkeprinsessen, noem ik ze altijd: die wezenloze Disney-schepsels die niets doen dan lieflijk en mooi zijn, tot op een dag hun ledige bestaan wordt verstoord door een oudere vrouw die wél macht heeft en niet bang is het te gebruiken, en dus vanzelfsprekend kwaadaardig is. De pokkeprinses wordt vervloekt, heeft hier niet van terug, en slachtoffert wat aan, totdat er een prins langshuppelt om haar te verlossen. Dan kan iedereen nog lang en gelukkig leven, behalve uiteraard de machtige tovenares, die moet sterven zodat alle vrouwen in het sprookjesrijk weer netjes tam en ondergeschikt zijn.

Het is een volkomen impotent format, waar Disney desalniettemin stinkend rijk van is geworden, omdat het bedrijf op een zeker moment besloot plaatjes van die pokkeprinsessen op voorwerpen van goedkoop roze plastic te drukken. Dat leverde een miljardenomzet op, maar geen feministische kudos.

Dat laatste zal ze misschien toch dwars hebben gezeten, want sinds een paar jaar brengt Disney, in samenwerking met Pixar, ook andere films uit. Films waarin de prinsessen stoer en zelfredzaam zijn, en het plot draait om solidariteit tussen vrouwen (Brave, Frozen), of waarin de hoofdpersoon zelfs helemaal geen prinses is, maar wel een halfgod in het rond commandeert terwijl ze eigenhandig een stokje steekt voor de naderende apocalyps (Vaiana).

Deze keuzes leidden bij verschijning onvermijdelijk tot ophef; de meeste feministen waren blij, de meeste boze mannen waren zuur, en op twitter en facebook loeide het dat het een lieve lust was. Maar bij de nieuwste feministisch-verantwoorde film van Disney-Pixar, Incredibles 2, bleven digitale volksopstootjes goeddeels uit. Er was slechts in de marge wat online gepruttel van levende macho-fossielen, en een paar krantenrecensies die met kalme tevredenheid opmerkten dat het toch heel aardig was dat er nu ook een feministische animatiefilm over superhelden was. En daar bleef het bij.

En dat terwijl de film van voor tot achter draait om vrouwen. Voor niet-ingewijden: de Incredibles zijn een familie – man, vrouw, tienerdochter, zoon en baby – met superkrachten. In de eerste film was de hoofdrol voor papa Incredible, maar de nieuwe film draait om de moeder, Elastigirl. Zij kan zichzelf op allerlei manieren uitrekken, en redt zo mensen in ontsporende treinen en op hol geslagen schepen. De schurk is ook een vrouw, en bovendien zeer technisch begaafd. En als Elastigirl in de penarie zit, is het haar dochter die het voortouw neemt. Tussen de bedrijven door is er ook nog een vergadering van honderd wereldleiders, aangevoerd door, jawel, een vrouw.

En al is Elastigirl soms een beetje cliché-ongerust omdat haar man in zijn eentje voor kinderen en huishouden zorgt terwijl zij haar heldendaden verricht, alle vrouwen in de film zijn onbeschaamd machtig, moedig, taai, onafhankelijk en initiatiefrijk. De mannen zijn hun sidekicks. Dit alles wordt gebracht als volkomen normaal en vanzelfsprekend. Er is geen pokkeprinses te zien, geen vrouw wordt getemd. Ik vind het geweldig.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het was een wat lullige maar veelzeggende tweet van de New York Daily News. ‘De 19-jarige Kylie Jenner is 900 miljoen dollar waard en op weg om de jongste self-made miljardair ooit te worden. Wat doe jij met jouw leven?’ Aanleiding was het augustusnummer van het Amerikaanse tijdschrift Forbes, met Jenner op de cover als een van de zestig rijkste self-made (is dat woord weer) vrouwelijke entrepreneurs.

Wat doe jij met jouw leven? Die vraag zegt iets over onze cultuur. Er ligt een notie in besloten van wat je hoort te doen met je bestaan, van wat succes is: geld verdienen, rijk worden. Het woord ‘self-made’ is ook belangrijk, want het bekrachtigt de Amerikaanse Droom: het idee dat mensen zoveel vrijheid en gelijkheid kennen dat succes bereikt kan worden door iedereen die er maar hard genoeg voor wil werken. Van krantenjongen tot miljonair. In Nederland kennen we deze neoliberale droom meestal als: ‘Je kunt alles bereiken wat je wilt, als je maar in jezelf gelooft’. ‘Alles’ is ook hier doorgaans rijkdom, of roem, of allebei.

Kylie Jenner was natuurlijk geen krantenjongen. Ze is de dochter van voormalig olympisch atleet Caitlyn Jenner en de halfzus van Kim Kardashian; niet zozeer ‘self-made’ als wel popcultuuradel, wat de tweet van de New York Daily News een vrij hoog Marie Antoinette-gehalte geeft: ‘Zeg, twittervolk, waarom eten jullie geen cake?’

Ook zo’n vraag hoort bij de Amerikaanse Droom. Ze ontspruit aan de neoliberale cirkelredenering: door hard te werken word je succesvol en rijk, dus zullen de rijken en succesvollen wel hard hebben gewerkt. Voorrecht en afkomst blijven buiten beschouwing, net als pech en achterstelling. Wat volgt is de aanname dat de armen en verlorenen, de mensen die hun geld tellen in tientjes in plaats van in miljoenen, wel ergens zullen hebben gefaald, en dus ter verantwoording mogen worden geroepen.

Wat doe jij met jouw leven? Shawn Decker gaf antwoord. ‘Ik werd gediagnosticeerd met hiv toen ik 11 jaar was, in 1987’, twitterde hij. ‘Mijn ouders werd verteld dat ik zes maanden tot twee jaar te leven had. Maandag word ik 43 en ik heb de laatste twee decennia van mijn leven gebruikt om mensen voor te lichten over hiv door te schrijven, te spreken en te lachen.’

Er is meer in het leven dan het najagen van succes volgens de maatstaven van vreugdeloos neoliberaal kapitalisme. Zoals de rockband Live zong: ‘Warm bodies are not machines that can only make money.’ Succes uitdrukken in geld is een teken van armoede.

Wat doe jij met jouw leven? Tonie Mudde schreef een mooi Volkskrant-artikel over Leon Emmen, een man die zich liet opnaaien door de succesverhalen van vrienden en kennissen, en zich regelmatig afvroeg of hij niet sneller moest klimmen op de carrièreladder. Tot hij zijn beide onderbenen verloor. ‘Mijn nieuwe situatie dwong me kritisch naar mijn eigen wensen en gedrag te kijken. Werd ik gelukkig van die ratrace? Nee, dus dat doe ik nu anders.’

Wat doe jij met jouw leven? Op Medium.com las ik een stuk van predikant Lydia Sohn. Ze interviewde 90-plussers over hun leven. ‘Hun vreugde en spijt heeft niets te maken met hun carrières, maar met hun ouders, kinderen, echtgenoten en vrienden’, schrijft ze. ‘Toen ik iemand vroeg “Zou je willen dat je meer bereikt had?”, antwoordde hij: “Nee, ik wilde dat ik meer had liefgehad”.’

De neoliberale droom is een leugen. Niet alleen omdat hij onwaar is – niet elke hardwerkende krantenjongen kan miljonair worden – maar omdat hij ons een vals beeld van een goed leven voorspiegelt. Hij liegt dat we vervulling zullen vinden in het winnen van de ratrace. Dat ons leven geslaagd is als we 900 miljoen waard zijn. Dat niet liefde maar geld de maat van succes is. Dat onze waarde als mens te maken heeft met hoeveel roem en rijkdom we verwerven.

Wat doe jij met jouw leven? Een paar jaar geleden interviewde ik een vrouw die veel had meegemaakt. Ze was chronisch depressief en wijs. ‘Pas nu leer ik dat ik er mag zijn’, vertelde ze me. ‘Niet omdat ik iets goed kan, of iets nuttigs doe, of een leuke baan heb, maar gewoon, omdat ik leef. Omdat ik er ben. Soms is het al oké om gewoon de hele dag geademd te hebben.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk was ik niet van plan om over onze nieuwste minister van Ongepaste Loslippigheid, Stef Blok, te schrijven. De rel rondom zijn uitspraken over hoe mensen van verschillende culturen niet vreedzaam kunnen samenleven, verveelt me. Niet omdat ik Bloks woorden niet verwerpelijk vind; dat zijn ze zeker. Maar ze waren ook voorspelbaar. Vreemdelingenhaat en racisme maken al heel lang nauw verholen deel uit van de VVD-partijlijn. Inhoudelijk is er dus niets nieuws onthuld; Blok heeft slechts het masker even laten glippen. Dat zou je verhelderend kunnen noemen, maar om daar nou dagen over na te praten, nee.

Al moet ik toegeven dat er ook lichtpuntjes waren, zoals de satirische stukjesschrijvers van De Speld, die zich prima vermaakten met Bloks oeps-ik-laat-mijn-ware-gezicht-zien-en-Zembla-heeft-me-betrapt-momentje. Zij schreven een geestig artikel over de vraag of het niet eens tijd wordt voor een vrouw die bespottelijke dingen zegt op Buitenlandse Zaken. ‘Het is duidelijk dat Sigrid Kaag te veel capaciteiten heeft om die rol te vervullen’, gaven ze toe, om vervolgens oud-vicepremier Annemarie Jorritsma te ‘citeren’: ‘Ik denk niet dat een vrouwelijke minister van Buitenlandse Zaken per se nog dommere dingen zegt dan een mannelijke minister, ik denk vooral dat de diversiteit in het feitenvrije geouwehoer erg belangrijk is.’

Meer vrouwen, daar ben ik als okselharige tuinbroekfeminist natuurlijk voor. Bovendien raakt De Speld hier zijdelings aan een aardige kwestie, waar ik graag onder het genot van een koud biertje over mag fantasifilosoferen: zou de wereld beter af zijn als vrouwen de macht overnamen?

Er is wel iets te zeggen voor een ‘ja’. Zo zou je eerst terloops kunnen wijzen op de zooitjes assorti die zijn gemaakt terwijl mannen aan het roer stonden – klimaatverandering, atoombommen, wereldoorlogen, kolonialisme, neoliberaal kapitalisme, noem maar op – om vervolgens te claimen dat vrouwen met macht het allemaal heel anders zouden doen. Vrouwen, zo stellen sommige feministen, zijn immers empathischer en minder agressief dan mannen, communicatiever ook, meer geneigd tot verbinding zoeken, en ze hebben een beter ontwikkelde intuïtie. Deze zachtheid zou hen tot geschiktere leiders maken; mannelijke hardheid leidt maar tot conflict, vernietiging van natuurschoon en internationaal gênante uitspraken over Suriname en de eerste bewoners van Australië.

Ik heb een zwak voor deze gedachtegang, niet in de laatste plaats omdat ze een belangrijke rol speelt in een van mijn lievelingsboeken, Kinderen van moeder aarde. Thea Beckman schetst daarin een post-apocalyptische wereld, waarin diverse naties opbloeien na een serie verwoestende atoom- en natuurrampen. Een van die landen is Thule, liefdevol bestuurd door wijze vrouwen. Men leeft er in harmonie met de natuur, bezit wordt gedeeld, en iedereen zorgt als vanzelfsprekend voor elkaar en de omgeving. Vaders voeden tot ieders genoegen de kinderen op. Sportwedstrijden draaien niet om winnen, maar om het plezier van een kameraadschappelijke krachtmeting. De stoommachine hebben de Thulenen wel opnieuw uitgevonden, maar ze gebruiken het apparaat niet, omdat het stinkt en vervuilt. Het is een verrukkelijke utopie; ik verlang naar zo’n land. Ik wil dus ontzettend graag geloven in het idee dat de geitenwollensokkenheilstaat dra zou aanbreken wanneer vrouwen alle macht krijgen.

En toch kan ik dat niet, want ik heb last van een akkefietje: de feiten liggen anders. Uit wetenschappelijk onderzoek is de afgelopen jaren steeds gebleken dat mannen en vrouwen wat betreft hun psychologische kenmerken nauwelijks verschillen. Beide seksen zijn gemiddeld ruwweg even invoelend, daadkrachtig, sluw, strijdlustig en emotioneel. En, ook niet onbelangrijk: er is geen enkel bewijs dat macht vrouwen minder corrumpeert dan mannen. Dit alles is tegelijkertijd goed en slecht nieuws. Vrouwen zijn niet, zoals het traditionele vooroordeel wil, intrinsiek minder geschikt voor machtsposities dan mannen – maar ze zijn ook niet beter.

Het deel van mij dat verlangt naar Thule vindt dat bijzonder spijtig. Toch lijkt het me in de echte wereld geen probleem. Er zijn immers genoeg andere redenen om meer vrouwen macht of, zeg, een ministerspost te geven. Zo is het, wanneer gelijke geschiktheid een gegeven is, een kwestie van rechtvaardigheid om evenveel vrouwen als mannen aan te stellen. Bovendien wint iedereen, want minder vooroordelen betekent meer ruimte voor bekwame vrouwen. En elke ministerspost die wordt bezet door een uitmuntende vrouw is er een die onze premier niet in een vlaag van politieke benoemingsarmoede aan een zeer middelmatige man als Stef Blok hoeft te gunnen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Welbeschouwd ben ik een inheemse Nederlander, opgegroeid bij de lokale bevolking in de omgeving van Winschoten, waarna ik mijn leefgebied en stam heb verlaten om me als Groning-vrouw te mengen onder de etnische Overijsselaars. Mocht u dit een merkwaardige zin vinden, dan ben ik dat met u eens. Het staat namelijk vol met woorden die we normaal gesproken niet gebruiken voor lieden als ik. Het tijdschrift OneWorld kondigde daarom vorige week aan om te stoppen met zulke termen: begrippen die we wel gebruiken voor mensen en zaken die vallen in de categorie ‘hen’, maar niet voor ‘ons’.

‘Onze taal is doorspekt met kolonialisme, neerbuigendheid en vooral: het witte, westerse perspectief’, legde hoofdredacteur Seada Nourhussen uit. Het gedachteloze gebruik van woorden als inheems of stam bevestigt dat bepaalde machtsverhoudingen en verschillen nog steeds vanzelfsprekend zijn. Een waardevol inzicht, vond ik, dat schrijvers en journalisten beslist tot nadenken zou moeten stemmen, want voor hen is het zorgvuldig kiezen van woorden deel van hun ambacht.

Niet iedereen vond dat een pluis plan. Romancier Jamal Ouariachi liet op twitter weten dat hij moest kotsen van dit ‘misselijkmakende staaltje morele zelfgenoegzaamheid’, en vreesde dat ‘zodra er communis opinio ontstaat over welke woorden eigenlijk niet deugen, degene die ze wél gebruikt, meteen een boeman [is]. Daarmee snoer je dus mensen de mond.’ Een interessantere reactie kwam van een anonieme twitteraar met een pompeblêd-avatar die zich ‘Friespeuk’ noemt: ‘Ga 1984 van Orwell eens lezen en daarna je diep schamen’.

Dat was natuurlijk een prima idee; althans, het lezen. George Orwells 1984 is een boeiend boek: een anti-utopie uit 1949, geschreven als waarschuwing voor totalitaire regimes à la Sovjet-Unie, maar soms bijna griezelig hedendaags. Nadat Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen won, onderstreepte ik bijvoorbeeld deze passage: ‘Macht is geen middel, macht is een doel. Men vestigt geen dictatuur om een revolutie veilig te stellen; men maakt revolutie om de dictatuur te vestigen.’

Maar ik dwaal af; het ging Friespeuk vast niet om machtskritiek. Ik vermoed dat hij wil aanstippen dat er inzake OneWorld sprake is van censuur die doet denken aan Orwells ‘newspeak’ (nieuwspraak). Daarmee is hij een van velen. Altijd wanneer iemand oppert dat een bepaald koloniaal, racistisch of seksistisch woord beter in onbruik kan geraken, komt er wel een koortje lieden ‘1984’ roepen.

Even wat context. In 1984 heeft Partijleider Big Brother de absolute macht in de fictieve natie Oceanië. Hij, en daarmee de Partij, is overal, alziend, en eist complete onderwerping aan de partij-orthodoxie Ingsoc. Het is voor de Partij niet voldoende om volledig greep te hebben op het gedrag van de Partijleden, ook hun denken moet onder totale controle staan. Daarom voert de Partij newspeak in, een extreem vereenvoudigde versie van het Engels, om het gedachtegoed van Ingsoc uit te drukken. Maar ook, zo schrijft Orwell in de appendix bij 1984, ‘om alle andere manieren van denken onmogelijk te maken’. Newspeak is gezuiverd van ketterse woorden als ‘gelijkheid’ of ‘rechtvaardigheid’; zulke termen vallen nu onder de newspeak-begrippen ‘crimethink’ (misdenk) of ‘oldthink’ (ouddenk). Newspeak-termen als deze zijn opzettelijk simpel en eenduidig, zodat je er niet mee kunt redeneren. Onorthodoxe ideeën kunnen in newspeak niet bestaan, omdat er simpelweg geen taal of grammaticale structuur voor bestaat.

Nu zou ik hier kunnen grinniken dat ik er moeite mee heb om Seada Nourhussen als Big Brother te zien, maar dat zou gemakzuchtig zijn, en bovendien zijn er belangrijker verschillen tussen newspeak-achtige censuur en OneWorld-achtige taaltechnische voornemens. Zo gaat Orwells boek over een dictatuur, wat toch qua macht en onderdrukkingsmogelijkheden nipt verschilt van een zelfreflecterend tijdschrift. En trouwens ook van die dekselse communis opinio die Ouariachi zo vreest, al ben ik het met hem eens dat als een meerderheidsmening ooit evenveel macht zou krijgen als een totalitaire staat, dat reden zou zijn tot zorg.

Bovendien is er geen Partij, en eist niemand gehoorzaamheid aan een orthodoxie; OneWorld besloot om zelf een aantal woorden niet meer te gebruiken, en zo te kiezen voor een breder perspectief op de wereld. Natuurlijk hoopt het blad dat deze overweging besmettelijk is. Zoals Nourhussen gisteren in Trouw schreef: ‘Bewust taalgebruik dwingt tot nadenken over vanzelfsprekendheden en normen.’ Maar dwingen tot nadenken is volstrekt iets anders dan dwingen tot niet-nadenken. Om een newspeak-woord te lenen: meer nadenken is altijd dubbelplusgoed.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.