dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het is buitengewoon goed voor de ziel om te wandelen, en helemaal wanneer je op een rustig pad een moment neemt om flink te stampen terwijl je ‘fuck’ zegt. Rutte fuckstamp, lockdown fuckstamp, schoolsluiting fuckstamp.

Zelf fuckstamp ik graag naar de kolk. Bij onrust is het goed om je moe te maken. Bovendien praat er dan even niemand tegen me.

De kolk is tijdens de lockdowns een soort vriend geworden. Ik huil er uit en leer haar kennen: de boom waar vaak een eekhoorn zit, de bekvechtende ganzen, de kuil voor de braamstruik waar na een regenbui de modder dieper is dan mijn wandelschoenen hoog zijn. De beste plek om over het water uit te kijken naar de zilverreigers die altijd ongehaast vliegen.

Een vriendin vroeg me wat je daar nou aan hebt, zo’n rondje om de kolk. Ik noemde de weldadige werking van het fuckstampen. ‘Dat kan ook de parkeerplaats’, zei ze. Akkoord. Maar er is meer: ik vind daar iets, aan het water, bij de vogels. Ik weet niet of het hoop is. Dieren geven daar weinig om. Ze leven er gewoon maar wat op los: eten, paren, spelen. Moed, misschien? Doorzettingsvermogen? Nee. Ik denk aan een gedicht van Judith Herzberg: ‘Terwijl rondom ons toch geen / wilskracht, vastberadenheid de / hyacinten uit de bol lokt / het hoofd rust geeft op het kussen / het lichaam aan de pijn geeft / als het moet. Wacht of het overgaat.’

Wacht of het overgaat. Of, beter: wacht tót het overgaat. Dat is wat de kolk me influistert: na elke winter komt een lente. Het maakt niet uit hoe bang of boos je bent. Hoe hard en pijnlijk de tijd is. Het gaat over; het wordt lichter.

Dat is geen kwestie van hoop of wil. Het is een fucking zekerheid.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Stel: een trein zit op het verkeerde spoor en dendert met passagiers en al richting de afgrond. Dit is uiteraard niet jouw schuld, maar je kunt wel iets doen, want voor je staat een hendel waarmee je de wissel kunt omzetten en levens kunt redden. Ben je moreel verplicht om in te grijpen? Of mag je weigeren?

Mag je claimen dat je een persoonlijke overtuiging hebt die het omhalen van wissels in de weg staat? Zeggen dat een afgrond heus zo erg niet is als je jong en gezond bent? Betogen dat het een inbreuk is op je lichamelijke soevereiniteit om een hendel aan te raken? Beweren dat hendelcontact je DNA zal muteren? En als je het echt zou vertikken, je handen in je zakken zou steken terwijl de passagiers naar hun dood razen, zou het dan niet verdedigbaar zijn als iemand je zou dwingen om toch de hendel over te halen?

De relatie van vaccinweigeraars met het lijden en de dood van anderen is wat minder direct dan in dit gedachte-experiment, maar een verband is er wel. Terwijl de pandemie doorjaagt en de ziekenhuizen vol liggen, blijven ze bedanken voor een veilig vaccin dat allerlei kansen kleiner maakt: dat je ernstig ziek wordt, dat je überhaupt ziek wordt, dat je anderen aansteekt.

Vooral dat laatste is geen detail. Veel mensen praten over vaccineren alsof het een puur individuele kwestie is: ik doe het voor mezelf, en als ik het voor mijn persoontje niet zo nodig of wenselijk vind, hoeft het niet. Maar zo is het nooit geweest. Het was altijd ook een daad van naastenliefde: een bijdrage aan de groepsimmuniteit, om zo kwetsbare mensen te beschermen, en mensen die niet gevaccineerd kunnen worden of bij wie de prik niet goed werkt. Een vaccin weigeren tijdens een pandemie is een daad van naastenhaat: je laat oude, zieke en gehandicapte mensen in de steek.

Toch wordt over een vaccinatieplicht geschreven alsof het iets engs is; alsof een groot en mogelijk slijmerig kwaad zich onmiddellijk over ons zal uitstorten als we van mensen gaan eisen dat ze hun handen uit hun zakken trekken en die verdraaide hendel overhalen. Een Maastrichtse hoogleraar is er tegen zodat ‘de groep vaccinweigeraars niet haar fundamentele grondrechten wordt ontnomen’. En de Denker des Vaderlands zegt in een Volkskrant-interview: ‘Wat voor soort samenleving zijn wij als we niet de lasten aankunnen van een paar mensen die niet mee willen doen? Wat zegt het over onze verdraagzaamheid, onze draagkracht, als we dat soort problemen oplossen met dwangbevelen?’

Dat zijn goede vragen. Maar deze ook: wat zegt het over onze samenleving dat het alwéér de kwetsbaren zijn die de prijs betalen voor de torenhoge besmettingen en propvolle ziekenhuizen? Wie zijn we als we de keuzevrijheid verdedigen van mensen die op YouTube lieten wijsmaken dat het coronavaccin een gifspuit is, ten koste van zieken en ouderen die geen keuze hebben dan te lijden of te sterven? Wat zegt het over onze barmhartigheid als we uit principe wel de lichamelijke soevereiniteit van een anti-vaxxer beschermen, maar niet de soevereiniteit van degene waar hij overheen hoest?

Toch is die onschendbaarheid van het ongevaccineerde lichaam tot prioriteit verheven: dat is blijkbaar de zorg nu, het grondrecht dat bewaakt moet worden. Maar dit recht was nooit absoluut. Een van de beperkingen was altijd: wanneer je daarmee anderen schaadt. Zoals componist Bram Kortekaas zei: jouw vrijheid om je arm rond te zwaaien, eindigt waar mijn neus begint.

Niet-vaccineren is schadelijk. En onze maatschappelijke neus begint waar de pandemie harder raast dan we hebben kunnen, waar de oversterfte rondwaart, waar een anti-vaxxer een IC-bed nodig heeft voor zijn ‘griepje’ waardoor iemand na een hartaanval of scooterongeluk niet gered kan worden.

Dit is natuurlijk niet enkel de schuld van de principiële vaccinweigeraars. Onze regering heeft meer steken laten vallen dan ik kan tellen; de booster-clusterfuck is enkel het meest recente voorbeeld. Ik kan het mensen niet kwalijk nemen als ze de overheid niet vertrouwen. Maar vertrouw dan je huisarts. Vertrouw wetenschappers. Het is genoeg geweest.

Ik stel een deal voor: vaccinatie of zelfisolatie. Iedereen die dat medisch kan, haalt verplicht een prik of blijft thuis, precies zoals de risicogroepers deden en steeds vaker weer doen. Want het kan niet langer zo zijn dat de keuzes van anti-vaxxers wel consequenties hebben voor anderen, maar niet voor henzelf. En het was nooit een grondrecht om mensen de afgrond in te zien storten, en niks te doen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik had me deze column anders voorgesteld. Ik wil al een poos iets schrijven over de noodzaak van een nationale dag om de slachtoffers van corona te herdenken. Het zou een troostrijk stukje worden, had ik bedacht. Ik zou schrijven dat, nu het ergste achter de rug is, de tijd is gekomen om de doden te eren en wonden te helen. Ik zou vertellen over mijn opa, die net als teveel anderen in de eerste golf helemaal verkeerd stierf; niet omringd door zijn familie, maar door mensen in maskers, schorten en latex handschoenen.

Ik zou iets zeggen over de soelaas van een gemeenschappelijk moment stilte, van kaarsjes voor iedereen die we zijn kwijtgeraakt. Over de behoefte om mijn verdriet ergens neer te leggen, als bloem op de klinkers of krans op een plein, zodat het ook ergens anders bestaat dan in mijn hart – ergens waar het gezien en gedeeld kan worden. Waar het van ons allemaal is.

Maar die column kan ik niet schrijven. De besmettingen zijn hoger dan ooit is gemeten. Een aandringend zorginfarct domineert het nieuws. Bij EenVandaag hoorde ik een verpleegkundige in beschermende kleding met een naamsticker op zijn hoofd – Marijn – zeggen dat ze heel dicht bij Code Zwart zitten. Dat er zelfs al een beetje geselecteerd wordt aan de poort. ‘We lopen eigenlijk over. Het is al te druk. Ik hou mijn hart vast.’

Je hart vasthouden en je hart helen gaan niet samen. Maar de behoefte aan troost blijft. Ik las over Rima Samman, een 42-jarige Amerikaanse die haar broer verloor aan corona. Eerder dit jaar maakte ze op een strand in New Jersey een hart van geelgeverfde schelpen en legde er een steen in met zijn naam erop. Honderden mensen vroegen haar of de naam van hun overleden dierbare er ook bij mocht. Uiteindelijk lagen er 3000 stenen in het zand.

Samman was deze zomer bij een wake vlakbij het Witte Huis. Samen met andere nabestaanden pleitte ze daar voor een herdenkingsdag. Sommige mensen begrijpen het niet, zei ze, maar voor ons is het alles wat we nog hebben. Kristin Urquiza, wier vader stierf aan corona, zei: ‘Het kost niets. Het is niet politiek. Het is enkel een boodschap aan deze families: de persoon die je verloren hebt deed ertoe. Deze sterfgevallen worden niet genegeerd.’

Die erkenning is belangrijk, al is herdenken natuurlijk wel degelijk politiek. Het gaat niet alleen om rouw en steun, maar ook om leren van wat er is gebeurd. Een herdenking verbindt zo het verleden met het heden en de toekomst; het gaat altijd ook over ‘dit nooit meer’. Je kunt niet herdenken zonder eerst rekenschap te geven.

En aan rekenschap ontbreekt het momenteel totaal. Terwijl de zorg de afgelopen dagen keihard alarm sloeg, verbeuzelde ons kabinet zijn tijd met vingerwapperen naar onvoldoende brave burgers en emmeren over eigen verantwoordelijkheid. Deze ellende is onze eigen schuld, zo moesten we begrijpen. Het ligt niet aan een premier wiens ‘korte klap’ een slap handje bleek, niet aan een regering die zo weinig heeft opgestoken van de eerdere coronagolven dat ze nu, bij numero zes, alwéér te laat is met effectieve maatregelen. Een dralen dat levens kost; nog meer rouw, meer pijn, meer bloemen op een plein.

We moeten accepteren dat de dood bij het leven hoort, schreven vier wetenschappers in de Volkskrant, en de moed hebben om ‘te stellen dat de dood het niet waard is om zo veel leven voor op te geven.’ Het is een sentiment waar ik niet aan kan of wil wennen. Teveel mensen lijken te zijn vergeten dat zware tijden, waarin je niet alles kunt doen wat je wilt of nodig hebt, weer voorbij gaan, maar dat de doden nooit meer terugkomen.

Mijn opa komt nooit meer terug.

Laetitia komt nooit meer terug: een warme vrouw met een groot hart, een strenge maar lieve juf. Ze stond voor iedereen klaar met een kop thee en goede raad.

Cees komt nooit meer terug: een echt mensenmens, die last had van psychoses en een hechte familie achterlaat.

Hans komt nooit meer terug: een slimme, verstrooide wetenschapper, die ondanks zijn dementie glunderend achter de kinderwagen van zijn kleinzoon liep.

Soeroej komt nooit meer terug: zijn leven lang werkte hij als ondernemer, vroeger in Suriname was hij wachtchef. Hij was erg gek op zijn kleinkinderen.

Jan komt nooit meer terug: een intelligentie, zachtaardige man die hield van de natuur en graag praatte over de actualiteit. Zijn steun en grapjes worden gemist. Zijn stoel is leeg.

Maar we zullen hen niet vergeten. En als de tijd rijp is, zullen we hen samen herdenken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Iets meer dan een jaar geleden klommen inwoners van de Indiase stad Jalandhar op de daken van hun huizen en zagen daar voor het eerst in tientallen jaren weer de besneeuwde toppen van de Himalaya. Inmiddels is hun land in de greep van een verwoestende coronagolf, maar destijds konden ze heel even genieten van een van de weinige mooie kanten van de pandemie: een lockdown had voor de schoonste luchten in decennia gezorgd. Een paar weken eerder maakten de inwoners van Venetië verrukt foto’s van heldere kanalen vol vissen. Wat een wonder is dit, zei een Italiaanse, ‘het virus heeft iets prachtigs gebracht.’

Ik had er toen geen oog voor, moet ik bekennen. Mijn opa lag op dat moment eenzaam in een verpleeghuis te sterven aan corona, dor hout was hij genoemd; ik was verdrietig, boos en bang. Dus toen journalisten en economen begonnen te schrijven over hoe ze in die klare kanalen en zuivere luchten het begin van iets moois zagen, een nieuwe kans, een omwenteling, sloeg ik de artikelen op om ze later eens te lezen, als alles minder pijn deed.

De plotselinge stilstand van de lockdown, zo las ik in een van die bewaarde stukken, biedt een kans om te kijken hoe de wereld eruit zou zien als we wereldwijd snel zouden reageren op de klimaatcrisis. In Teen Vogue stelde Kandist Mallett zich een getransformeerde samenleving voor, waarin iedereen krijgt wat die nodig heeft en we in balans leven met de aarde. Dat betekent dat we afscheid moeten nemen van het kapitalisme, een verrot systeem waarbij een hele kleine groep mensen zich al veel te lang tot in het absurde mag verrijken ten koste van de natuur, het klimaat, de toekomst en de talloze gewone mensen die ondanks alle overvloed leven in armoede, met schulden, soms zelfs zonder huis of zonder eten. ‘We moeten erkennen dat covid-19 niet het enige virus is dat vernietigd moet worden’, schreef Mallet. ‘We moeten ook de confrontatie met het kapitalisme aangaan en met de wereld die het in stand houdt.’

De coronacrisis geeft ons een kans om kapitalisme anders te doen, schreef ook economiehoogleraar Mariana Mazzucato rond die tijd in The Guardian. Nu draait het systeem compleet om de wens van bedrijven om zoveel mogelijk winst te maken; alles is daaraan ondergeschikt. De overheid is slechts een soort achtervang voor als de vrije markt iets verprutst of te moeilijk vindt. Dat moet veranderen, zei ze. De overheid moet met haar investeringen bedrijven dwingen om te werken in het algemeen belang.

Want het is al veel te vaak zo geweest, voegde ze er aan toe op de website van het World Economic Forum, dat bedrijven zich gedragen als parasieten. In slechte tijden leggen ze zichzelf volgaarne aan de staatstiet, maar in goede tijden geven ze niets terug: geen deel van hun winst, geen echt duurzame of eerlijke bedrijfsvoering. Ze betalen zelfs zo min mogelijk belasting. Deze keer moet het anders, betoogde Mazzucato. De overheid moet niet langer de sukkel (haar woorden) zijn die gewoon maar sloten geld in bedrijven pompt om de economie op haar hoefjes te houden. Wie gered of geholpen wil worden, moet aan voorwaarden voldoen. Voorwaarden waar gewone mensen en de planeet iets aan hebben. Leve het volk, fuck de winst (mijn woorden).

Ik moet denken aan de dikke zak geld die onze regering aan KLM overhandigde, waar qua klimaat enkel een paar voornemens aan vastzaten die milieuorganisaties omschreven als ‘te mager om serieus te nemen’. En aan de beschamende situatie rondom de vaccins, die zijn ontdekt en ontwikkeld met publiek geld, maar waarvan westerse regeringen weigeren om de fabrikanten te dwingen de patenten vrij te geven zodat ook armere landen genoeg vaccin voor hun burgers kunnen maken. Wat de overheden beschermen? Geen mensenlevens, maar kapitalisme. Pfizer, bijvoorbeeld, verwacht dit jaar 4 miljard dollar pure winst te maken op hun vaccin.

‘Een killer virus heeft enorme zwakheden in westerse kapitalistische economieën blootgelegd’, stelt Mazzucato, die we nu moeten fiksen. Dit is het moment waarop we moeten besluiten hoe we uit deze crisis willen komen. Onze leiders staan voor een keuze: gaan ze ons deze shitshow uitmodderen zoals ze ons er ook ingemodderd hebben, of willen ze meer? Kunnen we de crisis gebruiken om de veren van het roofzuchtige kapitalisme af te schudden en een echt groene en rechtvaardige samenleving te bouwen? Kunnen we meer doen dan overleven? Kunnen we verrijzen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Van verkiezingsdag hadden we in huize Ten Broeke een feestje gemaakt. We stemden, we aten taart. Ik schreef op Facebook: ‘Vandaag kan het. De revolutie zou kunnen uitbreken, niet met geweld, maar vreedzaam, stembiljet na stembiljet. Mensen zouden het rode potlood kunnen oppakken en alleen nog maar liefde en hoop kunnen voelen, geen angst of hebzucht of egoïsme. Ik ben nergens meer bang voor, zouden ze kunnen denken: laat ik stemmen op een partij die groots en meeslepend durft te dromen van een betere, groenere, eerlijker en rechtvaardiger wereld.’ Ik wandelde in de natuur; het rook naar ontluikende lente, de zon scheen terwijl ik Imagine van John Lennon neuriede – you may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

Ik wist best dat ik mezelf voor het lapje hield. Dat was een bewuste keuze. Het is een zware tijd geweest, van geklooi met coronavaccins, een halfbakken lockdown, versoepelingen terwijl de besmettingscijfers oplopen. Ik dreigde neerslachtig en cynisch te worden, dus bouwde ik voor mezelf een dag vol hoop en vertrouwen in. Vol vrolijke lichtheid. Soms moet je zelf de slingers ophangen.

Een dag later is er de kater van gewoon weer wakker worden in precies hetzelfde land als de afgelopen jaren, maar dan net weer een tandje schraler en onverdraaglijker. Mark Rutte, onze teflonpremier aan wie niets blijft plakken, heeft de VVD wederom naar de winst gegrijnsd. Hij hoefde er nauwelijks iets voor te doen: een snufje semi-oprecht berouw over de toeslagenaffaire, gevolgd door de lachende (maar onjuiste) vaststelling dat er ook veel goed is gegaan. Dat ons coronabeleid een puinhoop is, werd hem nauwelijks voor de voeten gegooid. Dat zijn klimaatplannen schrijnend tekortschieten, daar danste hij omheen.

En dat er onder zijn verantwoordelijkheid vluchtelingen op de Griekse eilanden leven in de diepste ellende, in vieze, overstromende kampen waar baby’s door de ratten worden gebeten? Daar feliciteerde Rutte zichzelf mee. Hij voerde het zelfs aan als reden om niet op de PVV maar op de VVD te stemmen: Wilders kon er enkel verwoed over twitteren, hij kon dit beleid ook echt uitvoeren. Zoals Jan Postma opmerkte op Twitter: ‘Dat je pitch twee dagen voor de verkiezingen is: stem niet op de fascist want hij levert niet en ik wel.’

Zo kom je in ons land dus aan de winst: zo hard naar rechts leunen dat je bruin ziet. En niet alleen de VVD. Volgens de voorlopige verkiezingsuitslag – terwijl ik dit schrijf, op donderdagochtend – komen er straks 29 fascisten in de Tweede Kamer. 17 voor de PVV, met hun plannen voor een ministerie van de-islamisering en het ontzeggen van allerlei grondrechten aan moslims. 4 voor JA21, een partij van mensen die zich enthousiast bij Baudet voegden nadat hij al uitgebreid had gesproken over homeopathische verdunning en een dominant blank Europa, en vervolgens in een ietsiepietsie nettere verpakking voor zichzelf begonnen.

En 8 voor het Forum voor Democratie zelf; een verviervoudiging voor de partij die al nooit stiekem was over haar fascisme, maar waar het racisme en antisemitisme de afgelopen maanden wel heel schaamteloos tegen de plinten klotste. Iets dat inmiddels alweer zo genormaliseerd is dat de analyse van de NOS op verkiezingsavond luidde: ‘Als je zag in welke crisis ze zaten, is dat toch een hele prestatie.’

De winst van D66 zou tegenwicht moeten bieden aan dit rechtse geweld. Maar ik ben daar niet gerust op. Want laten we eerlijk zijn: D66 is het meegaande midden. Ze drukken zelden ergens echt een stempel op, zodat je, als het formatiepuntje bij het VVD-paaltje komt, meestal geen bal aan ze hebt, behalve misschien als je euthanasie wilt. En er is niemand om ze bij de les te houden, want de linkse oppositie is als een oude soufflé in elkaar gezakt.

En toch vertik ik het om mijn slingers weer op te bergen. Cynisch en somber worden kan altijd nog, dus ik houd mijn blik gericht op dat ene lichtpuntje in de verkiezingsuitslag: de zetel voor BIJ1. Een idealistische partij die juist antiracistisch is, waar rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid bovenaan staan. Het lijkt er nu op dat het deze keer gaat lukken. En dat geef me moed. Want elke weg begint met één stap. En ik geloof dat één idealist meer waard is dan duizend fascisten. Zeker als er achter die idealist tienduizenden hoopvolle, strijdbare mensen staan. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De pandemie zet mensen tegen elkaar op’, schreef Daniela Hooghiemstra in haar column. Een intrigerende zin, vond ik, vooral omdat ze de pandemie handelend opvoerde; als iets met een eigen wil, een eigen macht over mensen. Ik proefde er bijna een wetmatigheid in: dat effect heeft deze crisis nou eenmaal op ons.

Natuurlijk zie ik het ook. Op sociale media en in het nieuws staan groepen hard tegenover elkaar. Er is een generatieconflict, waarbij een beetje door maar vooral uit naam van jonge mensen wordt gepleit voor minder coronamaatregelen, want onze kadetjes hebben het psychisch zwaar. Dat vonden ouderen en zieken niet zo’n kek plan, onder het mom van: joe, maar wij willen liever nog niet dood. Waarop weer anderen kwamen mopperen dat veiligheid niet bestaat; wanneer accepteren wij (lees: zij) nou eens dat sterven gewoon bij het leven hoort? Oh, en bijna iedereen was boos op de dikke mensen die dadelijk al het vaccin krijgen: vetzakken die een leven lang friet hebben gevroten en nu worden beloond voor slecht gedrag.

Maar is dit wie we zijn? Is dit wat een pandemie bijna onherroepelijk met ons doet? Ik vraag het me af. Het nieuws is immers geen afspiegeling van de dagelijkse realiteit; het meldt vooral conflict en ophef. En Twitter is van alles, maar ook een open riool waar klapharken voor de lol hun vuigste mening inkakken, en dus niet de echte wereld.

Ik moest denken aan het boek A paradise built in hell van Rebecca Solnit, waarin ze betoogt dat veruit de meeste mensen op een ramp of grote crisis reageren met altruïsme en solidariteit. Ze helpen geliefden, buren, vreemden. Ze vertelt over een grote aardbeving in San Francisco: de stroom viel uit, er waren naschokken, maar mensen kookten op straat hun ontdooiende vriezer leeg, voor zichzelf en wie het nodig had. We hebben geen woord voor het gevoel van dat moment, schrijft ze, waarin ‘het prachtige is gewikkeld in het verschrikkelijke, vreugde in smart, moed in angst.’ Maar het bestaat wel.

Ik herinner me dit van de eerste lockdown. Wie in zelfisolatie moest, kon via #coronahulp iemand vinden die boodschappen ging doen. Naaisters maakten mondmaskers en gaven die gratis weg aan mensen die weinig te makken hadden. En, zoals Solnit opmerkte in een Guardian-essay: thuisblijven is ook een solidaire daad. Het is een vorm van onzelfzuchtige gulheid om je contacten te beperken: je gunt anderen er betere overlevingskansen mee.

De grootste vijand van deze vreemde maar positieve droefblijdschap is misschien wel het neoliberale idee van ‘het nieuwe normaal’. Clarice Gargard schreef erover: ‘We zitten al bijna een jaar in ongekende crisis, maar toch lijken we als vanouds te moeten functioneren.’ Bazen, opdrachtgevers en leraren verwachten dat wij en onze kinderen presteren alsof er weinig meer aan de hand is. Eendracht is ingeruild voor eenzame stress aan je keukentafel.

Wat rest is de spanning; smart zonder vreugde. Het duurt lang. Het is zwaar. Je kinderen lachen minder. Zelfisolatie is inmiddels bijna ondraaglijk. Iedereen heeft een soort vooruitgeworpen heimwee naar het einde van pandemie.

Maar tegelijkertijd zijn we dezelfde mensen als tijdens de eerste lockdown. De meeste initiatieven van toen bestaan nog. Mensen doen nog steeds boodschappen voor kwetsbaren. Helpen gezinnen die nieuw zijn in Nederland met thuisonderwijs. Doen buiten bewegingsoefeningen met ouderen. Zijn een maatje voor wie teveel alleen is.

Een van de akeliger gevolgen van leven in een neoliberale maatschappij is dat collectieve problemen tot individueel issue worden gemaakt; eigen verantwoordelijkheid, iets dat je zelf moet oplossen, ook al is dat helemaal niet mogelijk. Dit gebeurt ook nu: veel mensen worstelen zich solo de pandemie door, en als dat logischerwijs niet superpuik gaat en de frustratie oploopt, nemen ze anderen de maat. Maar we moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen. Jong of oud, ziek of gezond, we hebben een gedeeld belang bij beter beleid: meer testen, grondiger indammen, sneller de kwetsbaren vaccineren.

Beliefs matter, schrijft Solnit. En dit is wat ik geloof: er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Er zijn meer helpers dan relschoppers, er is meer hoop dan conflict. We zijn goede mensen. We zijn taai en gul en we geven om elkaar. En op een dag, snel al, zullen we tegen elkaar zeggen: het is voorbij. Het was moeilijk, maar we zijn er nog. En dat hebben we samen gedaan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.