dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Mijn nieuwe boek is er! Het heet Calm. The. Fuck. Down. en het is een bundel van mijn beste, leukste, verdrietigste, strijdbaarste columns uit de Volkskrant, Opzij, Trouw en het UT-nieuws.

Waarom was iedereen Charlie, maar niemand bootvluchteling? Als alle politici zich druk maken over de rechtse onderbuikgevoelens, wie luistert er dan naar linkse onderbuiken? Hoe komt het dat we zieke vrouwen minder serieus nemen dan zieke mannen? Waarom is het kabinet niet blij met zzp’ers, is sletvrees al op de basisschool een issue en waarom wilde neurobioloog Dick Swaab een prinsessenjurk voor Asha kopen?

Dit vonden lezers ervan:

“De columns zijn goed en helder geschreven en naast strijdbaarheid bevatten de columns ook veel humor.”

“De onderwerpen die in dit boek aan bod komen hebben (helaas) de afgelopen jaren weinig aan relevantie ingeboet. Zwarte piet, vluchtelingen, neoliberalisme, genderdiscriminatie: het is bijna deprimerend om te merken hoe weinig we opgeschoten zijn. Asha behandelt deze onderwerpen stuk voor stuk feitelijk onderbouwd, messcherp en vooral: met een staaltje empathie en perspectief die in het huidige media landschap nog wel eens ontbreken.”

“Ze gaat geen onderwerp uit de weg en spreekt haar oprechte verbazing en verontwaardiging over zaken heel helder uit. .. Niet zozeer lichte als wel verplichte kost! Een aanrader wat mij betreft.”

“Een boek met messcherpe columns, waarin Asha ten Broeke duidelijk niet op haar mondje is gevallen.”

“Ze vertelt niet alleen wat er mis is, maar herinnert ons aan hoe het anders kan, aan waardes die écht belangrijk zijn in het leven: verbondenheid, geborgenheid, solidariteit. En dit alles met de haar kenmerkende rijke en humoristische beeldspraak en nerdy tongue-in-cheekness.”

“En dat doet ze ook nog eens op een puntige, luchtige manier met een taalvirtuositeit om van te smullen.”

 

Het voorwoord:

Het was een warme dag, en in mijn armen lag een baby van een paar dagen oud. Mijn eerste kind, haar kleine vuistje om mijn pink geklemd, de woorden hello world! op haar romper, keek me met grote bruine ogen aan. Ik meende er vertrouwen in te zien, in zichzelf, in mij en in de wereld. En waarom zou ze dat niet hebben? Ze had tot nu toe niets dan liefde en zorg gekend. Iedereen die ze tegenkwam vond haar fantastisch, ze was veilig, gezond, en in al haar behoeftes werd onmiddellijk voorzien.

Ze gaapte, en op dat moment voelde ik het voor het eerst: een grote, vurige ontevredenheid. Mijn lieve, sterke, geweldige dochter, dacht ik, deze wereld is niet goed genoeg voor jou.

Optimisten als Johan Norberg en Steven Pinker vertellen ons dat het juist heel puik gaat met onze aardkloot en haar bewoners, zeker vergeleken met vroeger. ‘We moeten een beter historisch bewustzijn ontwikkelen’, zegt Pinker in Humo. ‘Dan beseffen we hoe vreselijk het leven was in veruit het grootste deel van de menselijke geschiedenis, hoe normaal het was om te sterven van de honger of te vechten in de oorlog.’ Nu is dat anders. De voedselzekerheid is toegenomen, dus we hoeven niet meer elke dag te piekeren of we morgen wel te eten hebben. Er komen minder mensen om door geweld. Vaccins, betere medische zorg en goede hygiëne hebben kindersterfte teruggedrongen. Als Norberg zich toch zorgen maakt, pakt hij graag de statistieken erbij, vertelt hij in de Volkskrant, om te kijken ‘hoe de mensheid zich heeft ontwikkeld de afgelopen honderden jaren. Hoe het leven er van generatie op generatie steeds beter uit is gaan zien. En dan denk ik: ja, mijn kinderen zullen het waarschijnlijk ook weer beter hebben dan ik.’

Ik ben niet zo optimistisch. Veel van die vooruitgang is immers duurbetaald, door de natuur te slopen en uit te putten, diersoorten uit te roeien en mensen elders in de wereld uit te buiten. Het overgrote deel van de rijkdom is in handen van een klein groepje individuen. De vermogensongelijkheid binnen landen neemt toe, de sociale mobiliteit neemt af. Ondanks alle vooruitgang hebben veel mensen nog steeds te maken met onderdrukking, discriminatie en geweld. Natuurlijk wil ik niet terug naar een tijd zonder antibiotica, kunstmest of stemrecht. Maar als je het mij vraagt, gaat het niet eens bij benadering zo goed als zou moeten.

Dat ik geen optimist ben, wil echter niet zeggen dat ik niet hoopvol ben. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen die twee begrippen, zegt schrijver Barbara Ehrenreich in haar boek Smile or die. Optimisme, stelt ze, kun je samenvatten als denken dat de boel nu best in orde is, dat alles op zijn pootjes terecht zal komen en dat anders na regen heus zonneschijn zal volgen. Optimisme is een cognitieve keuze, schrijft ze, een bewust gevormde verwachting over de toekomst. Hoop is iets anders. ‘Hoop is een emotie, een smachtend verlangen, waarvan we de ervaring niet helemaal onder controle hebben.’

Ik denk niet dat alles zomaar oké wordt, maar ik verlang wel tamelijk emotioneel en ongecontroleerd naar van alles. Zo smacht ik bijvoorbeeld naar een betere wereld voor mijn kinderen. Naar een duurzame en respectvolle wereld, waarin mensen elkaar niet uitbuiten of onderdrukken, dieren beschaafd behandelen en ontzag hebben voor de natuur. Waarin geld niet de voornaamste maatstaf van succes is, en economisch groei niet de graadmeter van een succesvolle democratie. Waarin we ons gedragen alsof we de aarde niet hebben geërfd van onze ouders, maar te leen hebben van onze kinderen.

En ik geloof dat we dat kunnen. Want we wonen op een schitterende planeet en mensen zijn over het algemeen aardige, slimme, bijzondere en vindingrijke zoogdieren. We halen op dit moment alleen niet het beste in onszelf naar boven, omdat we gevangen zitten in allerlei akelige, schadelijke systemen en structuren: neoliberaal kapitalisme, seksisme, racisme, neokolonialisme, erfelijke armoede en machtsongelijkheid. Maar we hebben ook onszelf op de maan gezet, piramides gebouwd, de wereldzeeën bevaren, uit pure nieuwsgierigheid deeltjesversnellers en telescopen in elkaar gezet. We hebben de gedichten van Ada Limón en Maya Angelou, het derde pianoconcert van Rachmaninoff, de liedjes van Damien Rice en Nina Simone, de boeken van Alice Walker en Margaret Atwood, de idealen van Jane Goodall en Nelson Mandela.

En er zijn zoveel doodgewone mensen met een groot hart die het mooie en goede waarderen. Mensen die gul zijn in een tijd waarin het normaal is om een ander weinig te gunnen. Mensen die het delen van warmte en wijsheid belangrijker vinden dan winnen of scoren. Mensen die boos zijn vanuit een groot gevoel voor rechtvaardigheid, niet vanuit verongelijktheid. Mensen die kwetsbaar durven zijn in een samenleving waarin gekwetstheid wordt weggehoond als verwijtbare tekortkoming of aanstellerij. Mensen die aardig en bedachtzaam blijven wanneer haat en moedwillig onbegrip welig tiert.

Een diersoort die dit allemaal heeft, moet in staat zijn om een prachtige wereld te scheppen. We kunnen veel beter dan we nu doen.

Het is precies dit gevoel van chronische ontevredenheid gemengd met radicale hoop, dat vurige verlangen dat het voortreffelijke in ons het zal winnen van de corrupte systemen die onze wereld verpesten, dat aan de basis ligt van mijn columns. Soms zorgt die basis dat ik me boos maak, soms vrolijk. Soms voel ik de onbedwingbare behoefte om met mijn woorden een vinger te maken die opzettelijk en herhaaldelijk in een zere plek pookt, en soms heb ik juist mijn buik vol van de harde, pijnlijke toon van het publieke debat en wil ik alleen maar ‘calm the fuck down’ roepen. Hoe het er ook uitkomt, elk stukje is een oprechte poging om iets zinvols bij te dragen, om tegelijkertijd kritisch en constructief te zijn. Een verzet tegen wat afschuwelijk is, maar met bescherming van wat kostbaar is; hard voor de macht, maar zacht voor de mens.

Ik hoor zo nu en dan van lezers dat ze zich daardoor gesterkt voelen, of dat het ze op andere gedachten brengt, of dat het ze kracht geeft om te vechten voor iets wat ze de moeite waard vinden. Dat is veel, veel meer dan ik had durven wensen toen ik zeven jaar geleden begon als columnist. Het maakt me een dankbaar mens, en laat mijn hoop alleen maar groeien.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat de uitgever Atlas Contact erover zegt:

Een nieuwe generatie schrijvers over alledaags seksisme, onnodige ongelijkheid en eicellen met klauwtjes Er waait een frisse wind door ons land. Steeds meer jonge vrouwen schrijven over hun positie als vrouw in de wereld. Over alledaags seksisme, seksueel geweld en onnodige ongelijkheid. Vrouwen schrijven niet met hun tieten bundelt essays, columns en persoonlijke verhalen van deze vrouwen en is daarmee de allereerste staalkaart van een nieuwe generatie schrijvers met feministische inborst. Met bijdragen van Hadjar Benmiloud, Lynn Berger, Hanna Bervoets, Basje Boer, Lisa Bouyeure, Asha ten Broeke, Emma Curvers, Nikki Dekker, Amarens Eggeraat, Clarice Gargard, Renske de Greef, Bregje Hofstede, Anke Laterveer, Marloes Leezer, Hasna El Maroudi, Alma Mathijsen, Nina Polak, Aafke Romeijn, Floor Rusman, Simone van Saarloos, Shantie Singh, Sarah Sluimer, Noor Spanjer, Fatima Warsame en Niña Weijers.

Mijn bijdrage aan deze bundel was een bewerking van een column die ik eerder voor de Volkskrant schreef: ‘Kun je je niet drukmaken over iets écht belangrijks?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat de uitgever Maven Publishing erover zegt:

Dit is het mooiste ooit is de derde editie in de succesvolle reeks ‘Nederland in ideeën’, waarin toonaangevende wetenschappers, ondernemers en kunstenaars hun meest waardevolle inzichten delen. Dit jaar geven onder anderen Peter van Uhm, Ben Tiggelaar, Nelleke Noordervliet, Maaike Ouboter, Hein de Kort en 96 anderen antwoord op de vraag van Viktor&Rolf:

‘Wat is het mooiste dat je ooit hebt gezien?’

Dichters, entrepreneurs of theoretisch fysici: iedereen maakt in zijn vakgebied momenten mee die uitzonderlijk mooi, ontroerend of inspirerend zijn – momenten waardoor de wereld eventjes langzamer gaat draaien. Een geriater wordt geraakt door de schoonheid van Italiaans porselein, een natuurkundige bezoekt voor het eerst de gletsjers van Spitsbergen, een muzikant bewondert de dood en een journalist brengt een ode aan de waterstofbom. En wat zullen de filmwetenschapper, kunsthistoricus, auteur en oud-burgemeester antwoorden?

Dit is het mooiste ooit geeft een uniek kijkje achter heel veel verschillende schermen. Het biedt inspiratie, doet aanbevelingen en laat zien waarom expertise de bron van zoveel schoonheid is.

Hieronder vind je mijn bijdrage aan dit boek.

Uitgebreid nadenken is beter dan seks

Asha ten Broeke
Wetenschapsjournalist; columnist bij de Volkskrant en Opzij; schrijver van Het idee m/v en Eet mij.

Op één van de mooiste dagen van mijn leven ben ik twintig en zit ik op mijn balkon. Geld voor tuinstoelen heb ik niet, dus ik heb de kussens van mijn doorgezakte blauwe bank gehaald en die op het ruwe, zonverwarmde beton van de balkonvloer gelegd. Tussen de spijlen door zie ik verpleegkundigen die naar hun werk fietsen; het ziekenhuis ligt vlak achter mijn appartementje. Ik heb geluk, voor een student, want ik woon deze zomervakantie middenin de stad, en heb dan wel geen geld voor stoelen, maar wel voor Aldi-sigaretten en dito bier, dus is het een komen en gaan van vrienden die één of beide van me komen bietsen.

De vrienden die vandaag komen om op mijn balkon te zitten en van me te roken en drinken, lees ik voor uit een boek. De vrouw, heet het, en het is geschreven voor wetenschapsjournalist Natalie Angier. Ik heb het boek gisteren voor zes euro gekocht bij De Slegte, en heb er de hele nacht mee op dit balkon gezeten. Het is voor het eerst in jaren dat ik iets lees dat geen roman of studieboek is.

Natalie Angier stelt in haar boek allerlei fascinerende vragen over het vrouwelijk lichaam. Waarom meisjes in de puberteit borsten krijgen, bijvoorbeeld, terwijl andere zoogdierdames alleen tietjes hebben als ze een jong zogen. Of waarom mensenvrouwen eigenlijk menstrueren – nog zo’n unicum in het dierenrijk. ‘Er moet een primaire bedoeling zijn, een reden waarom dit (…) zich heeft ontwikkeld’, schrijft Angier. ‘Hier lopen we tegen de beperkingen van het verleden aan. Tot voor kort waren wetenschappers uitsluitend mannelijk; mannen menstrueren niet, dus hebben de wetenschappers niet vreselijk diep gespit naar de uiteindelijke oorzaak van dit puur vrouwelijke fenomeen.’

Ik had tot dat moment nog nooit nagedacht over de reden waarom ik elke maand ongesteld werd; ik nam het gewoon voor lief. De vraag waarom dit niet allang genoegzaam bekend was, was nooit bij me opgekomen. En al die tijd had er gewoon een heel wetenschappelijk en maatschappelijk vraagstuk zitten te wachten, verborgen achter de doosjes tampons.

‘Dat is toch geweldig!’ zei ik, iets te luid, mijn vrienden. ‘Moet je je voorstellen hoeveel meer vragen er nog zijn, hoeveel meer van dit soort raadsels. Moet je je voorstellen hoeveel er nog te wéten valt in deze wereld!’

Mijn vrienden deelden mijn geestdrift niet. Of ik meeging naar het park. Dan gingen ze met zijn achten één pizza bestellen, en dan kijken hoe de bezorger op zijn scooter vertwijfeld rondjes reed, op zoek naar precies het juiste groepje hongerige studenten.

Maar ik wilde niet. Ik was high van de kennis die zich in mijn hersenpan had genesteld. Mijn brein was aan het opengaan. Een enorme honger voelde ik, naar meer feiten, meer om te lezen, en bovenal naar nieuwe vragen.

Jaren later kreeg ik van één van die studentenvrienden een boek, van natuurkundelegende Richard Feynman: The pleasure of finding things out. De titel deed hem denken aan die middag, zei hij. In dat boek zegt Feynman: ‘I don’t know anything, but I do know that everything is interesting if you go into it deeply enough.’

Het is precies dat. Het plezier van de gewekte interesse. Het intense genoegen van het vinden van meer informatie, en daarmee meer diepgang. Puzzelstukjes die op hun plaats vallen. Verbanden die zich openbaren. Een plotselinge ingeving, in de rij bij de bakker. Nergens anders aan kunnen denken. Bijna alsof je verliefd ben op een theorie of idee.

Op die manier nadenken is verrukkelijk. Er is geen groter genot dan uitgebreid peinzen over een ingewikkelde vraag. Behalve misschien seks. Maar dat duurt veel minder lang, dus nee – niets mooiers dan nadenken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Laat ik beginnen met een bekentenis. Ooit was ik erg fan van boeken als ‘Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus’ van John Gray, en ‘Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen’ van Barbara en Allan Pease. Ik was net twintig, en woonde samen met een heerschap dat spoedig mijn ex-vriend zou worden. Hij praatte niet veel, en al helemaal niet over zijn gevoelens. Wel speelde hij veel computergames, en verwachte hij dat ik onderwijl boodschappen deed, kookte en het huis schoonhield.

Na een paar maanden was ik het beu, en verliet ik het huis. Helaas maakte ik de fatale vergissing om niet bij hem weg, maar naar de plaatselijke boekwinkel te gaan. Daar kocht ik bovengenoemde boeken, die mij zeer losjes gebaseerd op evolutiepsychologie vertelden dat de situatie in onze relatie volkomen normaal was. Mannen zijn namelijk niet gemaakt om uitgebreid te communiceren, las ik, want in de prehistorie gingen zij vaak zwijgzaam op jacht, speren gooien naar mammoeten (hier komt ook hun grotere ruimtelijk inzicht vandaan). Vrouwen daarentegen zijn wel gemaakt voor het poetsen, want in de steentijd bleven zij juist thuis om de grot aan kant te maken en op de kindertjes te passen (vandaar ook dat ze niet kunnen kaartlezen).

Het logische gevolg is dat vrouwen nu graag met hun man willen praten, maar dat de man liever zijn mond houdt en jaagt op groot wild. Of, in het geval van mijn vriend, op de orks op zijn computerscherm. Dat ik meer wilde, en dat ik niet een groot gevoel van vervulling ervoer tijdens het doen van het huishouden, was een persoonlijke tekortkoming.

In de weken daarna deed ik mijn uiterste best om nader in contact te komen met mijn innerlijke oervrouw. Ik hoopte zelfs enige tijd oprecht dat ik gelukkiger zou worden als ik die aangeboren vrouwelijkheid zou omarmen waar die boeken het zo druk mee hadden. Na vier weken poetsen begon het me te dagen dat dit niet ging gebeuren, en in een vlaag van zeer ondamesachtige assertiviteit heb ik mijn vriend tot ex gemaakt en het huis uitgezet.

Ik had daarna natuurlijk kunnen gaan twijfelen aan mezelf. Kunnen denken dat ik geen goede vrouw ben. Dat me iets mankeert. Maar ik heb geen talent voor zelfhaat, dus nam ik in plaats daarvan in overweging dat die John Gray en het echtpaar Pease van lotje getikt waren.

Gelukkig was ik in die jaren ook bezig met wetenschapsjournalist worden, en stuitte ik vrij snel op het werk van psycholoog Janet Shibley Hyde. Haar werk neemt de feministische theoretische perspectieven als uitgangspunt, en dan vooral het idee dat deze perspectieven gemeen hebben, namelijk dat maatschappelijke genderrollen en socialisatie een zeer belangrijke invloed hebben op ons gedrag (meer dan, bijvoorbeeld, hormonen en genen en dergelijke). Hieruit volgt dat als we in onze cultuur op maatschappelijk niveau grote verschillen zien tussen de seksen, dit niet per se betekent dat heren en dames als enorm verschillende wezens de baarmoeder uitgefloept zijn, maar dat het ook best zou kunnen dat we gedurende onze levens in hokjes (m/v) worden gestopt en ons leren om ons daar, in ieder geval tot op zekere hoogte, naar te gedragen. Het zou zelfs kunnen – en hier wordt het echt radicaal, dus houdt u zich vooral vast aan iets stevigs – dat mannen en vrouwen psychologisch en qua gedrag helemaal niet zoveel van elkaar verschillen, maar dat ze in onze cultuur andere kanten op worden gestuurd door die genderrollen waar we het net al over hadden.

Het heerlijke aan Janet Shibley Hyde is dat ze het niet bij theorie laat, maar in harde data over het gedrag van beide seksen gaat speuren naar bewijs dat ze het bij het rechte of verkeerde eind heeft. En niet zomaar data: Hyde doet aan meta-analyses, waarbij ze vaak honderden losse onderzoeken onder miljoenen mensen samen bestudeert, zodat ze conclusies kan trekken die niet gebaseerd zijn op de nukken van een individuele wetenschappers, of de toevallige gekkigheden van een enkel onderzoek.

De uitkomst van die meta-analyses van Hyde gingen rechtstreeks in tegen het Mars-en-Venus-denken dat ik uit voornoemde boeken had gevist. Bij bijna alle psychologische eigenschappen – van hoeveel we praten tot hoe we leidinggeven, van wiskundevaardigheden tot verbale agressie – bleken de verschillen tussen de seksen klein tot bijna afwezig. Alleen als het ging om zaken als masturberen, met een bal gooien, porno kijken of fysiek agressief doen weken de heren duidelijk af van de dames. Hyde stelt dan ook dat mannen en vrouwen in de meeste, zij het niet alle, eigenschappen gelijk zijn. Mannen en vrouwen kwamen dus helemaal niet van verschillende planeten. Wat zeg ik, ze kwamen niet eens uit verschillende provincies.

Voor mij was dit een bescheiden openbaring van iets dat ik mijn hele leven vermoed had, maar wat niemand me ooit had verteld. Ik had altijd al het idee dat ik geestelijk ongeveer net in elk stak als de jongens en mannen in mijn leven, maar tot nu leek de wereld daar altijd collectief anders over te denken. Ik herinner me talloze voorbeelden van huis-, tuin- en keukensegregatie: hoe ik op een avond vriendelijk werd verzocht mijn studentenflat te verlaten omdat huisgenoot E. met ‘de mannen’ ging klaverjassen en bier drinken. Dat die mannen ook míjn vrienden waren, en dat ik – in alle onbescheidenheid – echt een zeer capabele klaverjasser ben, deed niet terzake. Ik was een vrouw, dus ik mocht me vervoegen bij de liefjes van mijn manvrienden, die elkaar mooi gingen opmaken en dan foto’s van elkaar gingen nemen. Lieve meiden, hoor, daar niet van, maar ik knaagde nog liever mijn rechterarm af, dank je feestelijk.

De conclusies van Janet Shibley Hyde werden in latere meta-analyses keer op keer bevestigd. Zelfs een eigenschap als mannelijkheid bleek redelijk gelijk verdeeld over de seksen, concludeerden onderzoekers van de Universiteit van Rochester, en ze voegden eraan toe dat de mensheid beslist niet in twee subsoorten uiteen valt. Bovendien bleek de diversiteit tussen vrouwen onderling en mannen onderling vele malen groter te zijn dan de gemiddelde Mars-en-Venus-verschillen waar we ons nu al zo lang mee onledig maakten. En als slagroom op het toetje ontdekten andere meta-analyserende onderzoekers dat een flink aantal man-vrouwverschillen die eerder toch nog vrij aanzienlijk waren geweest, zoals een verschil in de neiging om riskant gedrag te vertonen, of een voorsprong van de heren in wiskundevaardigheden, met het voortschrijden der emancipatie kleiner te worden of op te houden met bestaan.

Voor mijn denken over het feminisme is dit soort wetenschappelijk onderzoek van doorslaggevend belang geweest. Want als beide seksen zoveel meer gelijk zijn dan verschillend, dan heeft het geen zin om te pleiten voor bijvoorbeeld meer vrouwen aan de top ómdat ze zoveel empathischer zijn, of zoveel beter in multitasken. Het argument moet dan zijn dat vrouwen hetzelfde kunnen dan mannen, en dat het niet rechtvaardig is om een sekse zomaar uit te sluiten. Sowieso vind ik dat het betere argument, ook in andere feministische discussies: het recht op gelijke behandeling laat zich immers maar moeilijk opeisen door te wijzen op verschillen – zeker als die verschillen fictief blijken.

Bovendien dringt zich dan een ander issue op, namelijk het bestrijden van genderstereotypen. Want mannen en vrouwen mogen dan in de kern goeddeels gelijk zijn, zo worden ze niet behandeld, beoordeeld en beschouwd. Onze hele cultuur spreekt voortdurend verwachtingen uit over wat ‘natuurlijk’ is, en ‘normaal’, voor vrouwen en mannen, en jongens en meisjes. Je hoeft maar een speelgoedwinkel binnen te lopen om een idee te krijgen van hoe dat werkt: de jongens zijn stoer, bezig met techniek en vechten, terwijl de meisjes geacht worden verzorgend te zijn, en immer bezig met hun uiterlijk.

Uit onderzoek van socioloog Elizabeth Sweet blijkt dat, terwijl de wetenschap in de afgelopen tientallen jaren langzaam ontdekte dat mannen en vrouwen meer gelijk zijn dan verschillend, we qua stereotypen sinds de jaren zeventig achteruit emancipeerden. De meisjeswereld werd rozer en prinsessiger, de jongenswereld grimmiger, en afgaand op de commercie lijkt de kloof tussen de seksen lijkt reëler dan ooit. Niet in de laatste plaats met dank aan lieden als John Gray, wiens gedachtegoed zo intens populair is dat hij qua verkocht aantal boeken alleen de Bijbel voor hoeft te laten gaan. In winkels sijpelt dit Mars-en-Venus-denken door, want daar zie je dat de meest onnozele producten worden gesegregeerd op gender: deodorant, zakdoekjes, vitamines (concentratiebevorderend voor de man, en iets voor mooie haren en nagels voor de vrouw). En over de Bijbel gesproken: zelfs die is er in een versie voor hem, en een versie voor haar. Want volgens de maker beleven vrouwen zoiets toch anders dan mannen.

Dit is niet waar. Het is een mythe die we elkaar keer op keer vertellen. Misschien omdat het de status quo zo lekker in stand houdt. Of omdat wetenschappelijke resultaten op ons denken minder invloed hebben dan culturele vooroordelen. ‘Iedereen weet dat mannen en vrouwen heel anders zijn’, zeggen mensen tegen me, wanneer ik schrijf over de gelijkheid van man en vrouw, en me verzet tegen beperkende stereotypen. ‘Kijk maar eens om je heen.’ Ze verwarren het resultaat van een levenslange socialisatie en de invloed van strikte culturele genderrollen met iets dat intrinsiek bij de mens als diersoort hoort. En ze verwarren ‘dit is bij mijn weten altijd zo geweest’ met ‘dit is de enige manier waarop het kan’.

Gender is een dwangbuis, schrijft feminist en journalist Laurie Penny in haar boek Unspeakable things. Feminisme zou dat tot hoogste doel moeten hebben om beide seksen hiervan te bevrijden.

=

9789000345021_downloadUniek tijdsdocument over de huidige staat van het feminisme in Nederland.

Met bijdragen van o.a. Sunny Bergman, Hedy d’Ancona, Asha ten Broeke, Kees Flinterman, Gloria Wekker, Kristien Hemmerechts, Paul Mepschen, Maaike Meijer en Simone van Saarloos.

Waar gaat feminisme van nu nog over? Wat is er bevochten en bereikt? Hebben we het nodig voor de toekomst?

Ruim zestig auteurs geven hun visie en tonen de veelstemmigheid en veelkleurigheid van het feminisme. Van de jongste generatie tot de eerste generatie feministen. De auteurs komen uit verschillende hoeken van de samenleving: kunstenaars, academici, wetenschappers, journalisten en activisten. Uiteenlopende onderwerpen komen aan de orde, van de lustpil en de doorbraak van het vrouwenvoetbal tot de vraag of islam en feminisme te verenigen zijn.

Het resultaat is een scala aan prikkelende essays en beelden en vernieuwende vragen. Dit boek laat zien dat het feminisme van nu niet alleen een rijk verleden heeft, maar ook springlevend en actueler dan ooit.

Renée Römkens is directeur van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Anja Meulenbelt is schrijfster; ze heeft meer dan veertig titels op haar naam staan.

Dit essay verscheen in de feministische bundel ‘Het F-boek’ (2015, onder redactie van Anja Meulenbelt en Renée Römkens

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Heuglijk nieuws: mijn eerste boek, Het idee m/v, is in november 2014 verschenen als Rainbow Pocket. Dat betekent: dezelfde inhoud maar dan met een leuke nieuwe cover en tegen een zeer schappelijk prijsje (8 euro). Je kunt hem onder andere hier bestellen (bij Bol.com). Of bij de plaatselijke boekwinkel, natuurlijk :)

 

Op de achterflap:

Wie de afdeling populaire psychologie in de boekhandel bezoekt, vindt al snel een verklaring voor de bekende ‘man-vrouwverschillen’: in de oertijd waren de mannen dagenlang op jacht en bleven de vrouwen thuis met de kinderen. Dit soort rollenverdelingen, zo wordt ons verteld, heeft voor allerlei aangeboren verschillen gezorgd.

Maar is dit wel zo? Asha ten Broeke, wetenschapsjournalist, doet op vlotte en humorvolle wijze een radicaal andere theorie uit de doeken. Haar conclusie is zowel confronterend als inspirerend: uit de laatste ontdekkingen in de genetica en hersenwetenschap blijkt dat de meeste man-vrouwverschillen niet genetisch bepaald zijn maar iedere generatie opnieuw worden gecreëerd… en dus ook veranderd kunnen worden.

 

Veren die door recensenten in mijn kont werden gestoken naar aanleiding van het verschijnen van ‘Het idee m’v’ in 2014:

‘Helder, humoristisch en gestaafd.’ – KIJK magazine

‘Onderhoudend en prikkelend.’ – Vrij Nederland (die het boek ook uitriepen tot één van de 20 beste non-fictieboeken van 2010)

‘Verplichte kost.’– de Volkskrant

‘De vlotte en frisse stijl doet denken aan de boeken van Bas Haring.’ – NU.nl

‘Dwingt je om verder te kijken dan je evolutionaire neus lang is.’ – Psychologie Magazine

‘(…) vol eye-openers voor de miljoenen mensen die achter de Mars- en Venusprofeten aanlopen.’ – Noorderlicht, VPRO

‘In de vastgeroeste discussie over evolutie versus opvoeding als verklaring van man-vrouwverschillen, ontwikkelde wetenschapsjournalist Asha ten Broeke (27) een verfrissende ‘derde weg’’ – Opzij

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dit wil je weten

Ook dit jaar schreef ik weer een bijdrage voor de reeks ‘Nederland in ideeën. Mijn bijdrage kun je hier vinden. Hij is onderdeel van een coole online tentoonstelling waarin alle hoofdstukjes staan. Hier kun je de ‘centrale hal’ van die tentoonstelling bezoeken, of je kunt onderaan mijn tekst doorklikken naar de volgende bijdrage.

Van de site van de uitgever:

VP-HR-RGB-Dit wil je wetenDit wil je weten is de tweede editie uit de succesvolle reeks Nederland in ideeën, waarin toonaangevende denkers hun meest waardevolle inzichten delen. Dit jaar geven onder meer Dick Swaab (Hoogleraar Neurobiologie), Laurentien van Oranje (Missing Chapter Foundation), Leo Kouwenhoven (Hoogleraar Natuurkunde), Wende Snijders (zangeres), Alexander Rinnooy Kan (oud-voorzitter VNO-NCW en SER) en Micha Wertheim (cabaretier) antwoord op de vraag die Paulien Cornelisse hen stelde:

‘Welk inzicht uit je vakgebied kan anderen helpen in het dagelijks leven?’

Zij en nog 87 andere toonaangevende wetenschappers, auteurs en kunstenaars geven hiermee hét onmisbare advies voor jouw dagelijks leven.

Zo krijg je van Michiel Bicker Caarten (oprichter BNR Nieuwsradio) een stoomcursus omgaan met de media, zodat je voor altijd bent voorbereid op bezoek van een cameraploeg. Zenuwachtig voor een speech of optreden? Lavinia Meijer (harpiste) legt uit hoe je gefocust blijft en ieder optreden tot een goed einde brengt. Gerard ‘t Hooft (Nobelprijswinnaar voor de Natuurkunde) vertelt over de onverminderd geldige natuurwetten waaraan zelfs gelovigen niet ontkomen, Quirijn Bolle (Oprichter Marqt) schrijft over hoe we samen aan een duurzamere besteding van ons geld kunnen werken en Boris van der Ham (oud-politicus) legt uit hoe je als Socrates door het leven kunt gaan.

Het resultaat is uniek: een verzameling inspirerende, controversiële en vermakelijke adviezen waar je als lezer naar hartelust van mag snoepen.

Expositie van Ideeën
Naar aanleiding van het verschijnen van Dit wil je weten zal er een online expositie georganiseerd worden waarvan de 93 bijdragen het middelpunt zullen vormen.

Dit wil je weten verschijnt in november 2014 bij Maven Publishing.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.