dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Een beetje wonderlijk was het wel, het juichende persbericht van de Universiteit van Cambridge. Trots borstroffelde het dat hun wetenschappers ‘de grootste studie ter wereld naar typische sekseverschillen en autistische eigenschappen hadden afgerond’. Het was een ‘gigantische steekproef’, ‘meer dan een half miljoen mensen getest’, waarbij ze ‘twee gevestigde theorieën bekrachtigden’.

Het gaat om de Empathising-Systemising theorie, die in de woorden van grondlegger Simon Baron-Cohen stelt dat ‘het vrouwelijk brein vooral is uitgerust voor empathie’, terwijl mannelijke hersenen vooral zijn ingericht op ‘het begrijpen, ontwerpen en bouwen van systemen.’ De tweede theorie – zeer invloedrijk, bijna 2000 keer geciteerd – hangt hiermee samen: dat mensen met autisme veel meer systeemdenkers dan invoelers zijn, en dus een extreem mannelijk brein hebben.

Het wonderlijke zat hem hierin: deze theorieën werden eerder al tamelijk hardhandig door andere onderzoekers naar het land der hersenfabelen verwezen. ‘Extreem mannelijk brein als oorzaak van autisme is onzin, want een typisch mannelijk brein bestaat niet’, meldde de Volkskrant onlangs. De woorden ‘bij het grofvuil’ vielen. Er kwamen Amerikaanse hooggeleerden langs die autistische hersenen hadden gescand en vaststelden dat deze zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken bezaten. Het idee dat breinen in roze en blauwe varianten komen blijkt inmiddels toch een pietsie te zijn ingehaald door, nou ja, de feiten. Net als de notie dat autisten geen empathie voelen, trouwens.

Maar wat mij persoonlijk het meest verwondert is hoe deze theorieën ooit zo populair konden worden. Er was namelijk altijd al iets fundamenteel mis mee: er bleek uit dat de grondleggers geen bal van vrouwen snapten.

Laat me dit uitleggen aan de hand van een voorbeeld. (Dit wordt een beetje nerdy, maar houd vol, want het is echt fascinerend en aan het eind volgt nog een feministisch punt van enig belang.) Baron-Cohen vertelt in zijn boek M/V: het verschil over systeemdenken dat mannen er ‘spontaan’ meer toe geneigd zijn dan vrouwen. Systemen omschrijft hij als: ‘Ze opereren op een input en leveren een output op, en daarbij gebruiken ze regels van het type ‘als-dan’.’ Je moet van hem dan denken aan zaken als een vijver, een voertuig, een strafschop of een legereenheid. Of een computer natuurlijk; programmeren is een ultieme systeemdenkers-activiteit, en dus megamannelijk.

Ik zou er nu op kunnen wijzen dat juist vrouwen historisch gezien het fundament legden voor het moderne programmeren, maar je zou kunnen redeneren dat zij enkel een handjevol getalenteerde uitzonderingen waren. Dus ga ik het hebben over iets dat heel veel gewone vrouwen doen: handwerken.

Een breipatroon is net computercode, betoogde programmeur Kris Howard in 2016 op een Australische IT-conferentie. Breien is binair, net als code, al gebruik je in plaats van enen en nullen rechte en averechte steken. Er is input (de wol), output (een trui), en er zijn als-dan-regels (het patroon), die je systematisch moet volgen: ‘Tr. 1 (GK): *6 r., 1 av., 5 r., herh. vanaf *.’ Je kunt er zelfs informatie mee versleutelen, net als met software: tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde een Britse spionne informatie door vanuit bezet Frankrijk door morsecode te breien.

De wijlen wiskundige Christopher Zeeman gaf eens een lezing over naaien en topologie, waarbij hij zich afvroeg hoe je van iets plats en flexibels (een lap stof) het best een gekromd oppervlakte kunt maken (een jurk) – inclusief een formule voor de lengte van de figuurnaden. (Voor de liefhebber: als de heupomtrek 2πr is, en die van de taille 2π(r-x), dan gebruik je het best vier figuurnaden van x/2 lang.) Naaien is eigenlijk toegepaste geometrie, stelde wiskundige Evelyn Lamb in een Scientific American-blog. Al krijgen naaisters weinig erkenning voor dit staaltje systeemdenken; volgens Lamb ‘wellicht omdat van traditioneel ‘vrouwelijke’ activiteiten niet wordt aangenomen dat ze erg wiskundig zijn.’

En daar zit de crux. In dat vooroordeel ligt het antwoord besloten op de vraag hoe het mogelijk is dat een invloedrijke theorie systeemdenken bestempelt als iets mannelijks – terwijl wereldwijd miljoenen vrouwen zich hier elke dag mee bezig houden, en dat al eeuwenlang. Wat de vraag oproept: wat zien we verder allemaal niet? Wat ontgaat ons nog meer wanneer onderzoekers hun theorieën baseren op stereotypen in plaats van op echte mensen? En hoe gaan we ooit de wereld ten volle begrijpen als wetenschappers vrouwen maar half zien?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.