dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ik trek het niet meer, al die haat, alle narigheid, vertelt een vriendin. Ik hoef het niet meer te weten. Laat het maar aan me voorbijgaan.

De hooligans waren de druppel, zegt ze. Hoe ze tijdens de Sinterklaasintocht in Eindhoven een groepje vreedzame anti-Zwarte-Piet-demonstranten bekogelden met eieren, terwijl ze ‘Zij is de hoer van de zwarten!’ scandeerden. Maar ze verhield zich al langer moeizaam tot de actualiteit. Ze vindt het zwaar om de hele dag geconfronteerd te worden met de duisternis in de wereld. Nu is mijn vriendin een nieuwsmijder.

Een groeiende groep mensen, constateerde de Volkskrant vorig jaar, die zo gestresst raakt van alle kommer en kwel dat ze het nieuws voortaan negeren. ‘Ik werd moe, misselijk en gedeprimeerd en voelde mij machteloos’, zei een 48-jarige man. ‘Ik kan al die problemen niet oplossen. Wat heeft het dan voor zin er veel over te lezen en mij er druk om te maken?’ Nu schrijft hij gedichten ‘over de kleine, mooie, overzichtelijke kant van het leven. Over vlinders en mieren.’

Ergens kan ik hem geen ongelijk geven. Vlinders en mieren zijn veel leuker dan racisme. Maar aan de andere kant: is nieuwsmijden niet zoiets als je ogen dichtdoen wanneer je een leeuw tegenkomt? ‘Leeuw? Leeuw? Ik zie geen leeuw. Niets aan het handje.’

Toch heeft dat terugtrekken in je eigen wereld voordelen. Je zou het kunnen zien als goed voor jezelf zorgen. Schokkend nieuws overprikkelt het angstcentrum in de hersenen, legde een psycholoog uit in het NRC. Dit doet me denken aan een Guardian-artikel, waarin een Amerikaanse professor vertelt hoe hij alle actualiteit schuwde vanaf het moment dat duidelijk werd dat Trump president zou worden. Zijn nieuwe onwetendheid bevrijdt hem. Een voortdurend gevoel van onrustige woede en vage paniek maakt plaats voor kalmte en geduld. Hij heeft tijd voor luisterboeken.

Maar de leeuw gaat niet weg omdat een professor nu vredig naar boeken luistert.

Ik lees een stuk van Aisha Harris over een ander soort zelfzorg. Op Slate schrijft ze hoe met de opkomst van de vrouwen- en de burgerrechtenbeweging zelfzorg een politieke daad werd; een manier om jezelf te redden in een witte, patriarchale maatschappij die niet zoveel boodschap heeft aan jouw welzijn. Harris vertelt over mensen uit gemarginaliseerde groepen, die zich soms ook terugtrekken. Alleen doen zij dat niet om gedichten over mieren te schrijven, maar om op krachten te komen, zodat ze daarna juist weer de energie hebben om door te gaan, en zelfs te vechten voor een betere wereld. Ze citeert Audre Lorde: ‘Zorgen voor mezelf is geen genotzucht, het is zelfbehoud, en dat is een daad van politieke oorlogsvoering.’

Het simpelweg sluiten van je ogen is alleen een optie als je weet dat deze leeuw jou niet zal opvreten. Voor wie mogelijk op het menu staat, is de leeuw niet slechts een metafoor. Wil je overleven, dan moeten je ogen open zijn.

Seada Nourhussen vertelde in een OneWorld-stuk over haar vertrek als Trouw-columnist dat het nooit gemakkelijk is om over racisme te schrijven. Liever zou ze zich verwonderen over millenials die als het stervenskoud is nog steeds met blote enkels rondlopen. ‘Maar als je eenmaal het structurele karakter van ongelijkheid ziet, is dat niet echt een optie’.

Het is belangrijk dat iedereen ziet. Wie zou niet helpen als iemand die kwetsbaarder is dan jij met een leeuw worstelt?

Machteloosheid is maar een gevoel. Dit jaar hebben mensen zich succesvol verzet tegen de afschaffing van de dividendbelasting, de uitzetting van twee Armeense tieners, het voorstel om mensen met een beperking minder dan minimumloon te betalen. Piet is steeds vaker niet zwart. Waarom zou je denken dat je niets kunt doen? Zoals Alice Walker zei: ‘De meest voorkomende manier waarop mensen hun macht opgeven is door te denken dat ze die niet hebben.’

Dit is niet het moment voor terugtrekken of overgave. Juist in duistere tijden moeten we aan het werk, schreef Toni Morrison in een essay in The Nation. ‘Er is geen tijd voor wanhoop, geen plaats voor zelfmedelijden, geen behoefte aan stilte, geen ruimte voor angst. We spreken, we schrijven, we doen taal. Dat is hoe beschavingen helen.’

De beste manier om met leeuwen te vechten, is samen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Laat me beginnen met een bekentenis: ik weet niet wat identiteitspolitiek precies is. Een vermoeden heb ik wel, natuurlijk, maar steeds wanneer ik probeer mijn vinger er op te leggen, ontglipt het me.

Zo is me verteld dat mensen die zich verzetten tegen Zwarte Piet aan identiteitspolitiek doen. Maar de invoering van het boerkaverbod, zo begrijp ik, valt er niet onder. Het heet ook geen identiteitspolitiek als het CPNB twee mannen en nul vrouwen uitnodigt om te publiceren over het Boekenweekthema ‘de moeder de vrouw’. Maar als schrijvers vervolgens in een open brief aangeven dat ze deze keuze zaad-met-spruitjeslucht vinden, dan is dat wel een vorm van ‘identiteitsdenken’, stelde Elma Drayer vorige week vast.

Mijn verwarring blijft, maar een ding is me inmiddels wel duidelijk geworden: identiteitspolitiek is een woord dat afkeuring uitwasemt. Het wordt bijna altijd gebruikt voor iets dat vermeden moet worden, of waar teveel van is. Het is een grief, een verwijt. Iemand die eraan doet is de samenleving een excuus schuldig.

Een ‘giffabriekje’, noemde Drayer identiteitspolitiek eerder, in een column over Anousha Nzumes boek Hallo witte mensen. Dat boek gaat over racisme, met nadruk op de rol van witte mensen. Drayer, over die identiteitspolitiek: ‘Als gehoorzaam aanhanger van dit ideeëngoed probeert ook Nzume ons wijs te maken dat etniciteit allesbepalend is voor ons aller identiteit.’ Ontevreden constateert ze: ‘Wie wit is, kan per definitie niet deugen.’

‘Pijnlijk misverstand: identiteitsjournalistiek’ stond er boven een NRC-column van Tom-Jan Meeus. Aanleiding was dat hoofdredacteurs assorti hadden gezegd dat ze graag meer journalisten van kleur in dienst wilden nemen, omdat het geen pas meer geeft om alleen met witte, westerse ogen naar het nieuws te kijken. Meeus vindt diversiteit ‘prima’, ‘maar het is een pijnlijk misverstand dat mensen beter over een bepaalde groep kunnen rapporteren als ze er deel van zijn (geweest).’

Volgens Ewald Engelen is ‘de terreur van de identiteitspolitiek’ zelfs ‘de belangrijkste reden voor de teloorgang van links’. Het gaat te weinig over ongelijkheid en klimaatverandering, en teveel over het ‘narcisme van de kleine verschillen’, stelde hij in De Groene Amsterdammer. ‘Er zijn belangrijkere zaken dan het genderneutrale rompertje van de Hema.’

Gif, pijn, terreur – je zou bijna geloven dat we hier echt te maken hebben met een arglistige maatschappelijke beweging die ons allen spoedig moreel zal ruïneren. Maar verbolgen taal in een krant is nog geen waarheid, en met wat nuchterheid kun je er ook anders naar kijken.

Bijvoorbeeld zo: Nzume betoogt in haar boek dat racistische systemen niet kunnen bestaan zonder de bewuste of onbewuste medewerking van witte mensen, wat zo logisch en redelijk is dat het een open deur zou moeten zijn. De hoofdredacteurs geven blijk van voortschrijdend inzicht: iedereen kan overal verslag van doen, maar de witte man geldt niet meer automatisch en onbenoemd als de alfa en omega van objectiviteit, terwijl de rest van de mensen ‘personen met een perspectief’ zijn. En die genderneutrale rompertjes staan voor een liefdevol ideaal: dat we alle kinderen ruimte en geborgenheid gunnen, en kinderen die niet conformeren aan traditionele jongens-meisjesrollen dus niet uit- maar insluiten.

Zijn dit onbillijke uitingen van een schadelijk gedachtegoed? Ik herken er vooral waarden in waarvan ik hoop dat ze nog altijd breed gedeeld worden: wijsheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit. Hoe dit onder de vlag ‘identiteitspolitiek’ tot verwijt vervormd raakt, is moeilijk te vatten – al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit vaak gebeurt wanneer minderheden aanspraak maken op deze waarden, en het voor die aanspraak nodig is dat groepen die tot voor kort als de norm golden een privilege of vanzelfsprekendheid opgeven. Misschien is het afkeuren van identiteitspolitiek een manier om niet te hoeven zeggen dat je de emancipatie van anderen soms maar moeilijk en rot vindt voor jezelf.

Maar als we die waarden echt diep willen koesteren, voor iedereen, hebben we juist meer identiteitspolitiek nodig, niet minder. En niemand zou zich moeten hoeven verexcuseren voor die strijd. Zoals de Amerikaanse schrijver Ijeoma Oluo zegt: ‘Ik zal me geen moment schuldig voelen omdat ik op de rem trap om er zeker van te zijn dat iedereen aan boord is en we op de juiste weg zijn. Ik zal met trots toegeven dat ik shit moeilijk maak voor jullie.’ Precies. Lang leve identiteitspolitiek.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het eerste waar het onlangs gepubliceerde Vrij Links-manifest me aan deed denken, was Gerard Joling. Of, om precies te zijn, zijn uitspraak: ‘Ik heb er de kracht niet meer voor.’ Het verbaasde mij ook, want ik ben geen groot liefhebber van de zanger, en wel van linkse vrijheid. Maar het manifest vervulde me met zo’n vreugdeloze mengeling van verveling en weerzin, dat het citeren van Joling gepast leek.

Nou bevat het manifest best wat kekke punten: de schrijvers, ‘progressieve Nederlanders’, roemen individuele vrijheid, gelijkwaardigheid, de open samenleving en de vreedzame strijd van ideeën. Top, natuurlijk, al lijkt me dit zeker in linkse kringen een tamelijk algemeen sentiment.

Mijn gevoel van verveling kwam vooral door de traditionele zelfkastijding waarmee de schrijvers hun open deuren omlijsten. Neem deze zin: ‘Het progressieve links, dat stoelt op universele waarden en verheffing, hapt in de nieuwe eeuw als een zwaargewonde naar adem.’ Nou is met kritische zelfbeschouwing niets mis, maar op links heeft men de afgelopen jaren het slopende zelfverwijt verheven tot kunstvorm. Links doet me denken aan een mannetje dat telkens weer bakstenen op zijn eigen voet laat vallen, om dan steeds opnieuw te zeggen: ‘Oh, hier zit een pijnpunt. Hier is er iets goed mis. Ja, die tenen lijken inderdaad stuk.’

Mijn weerzin werd gewekt door opmerkingen als ‘Vrij Links neemt afstand van de suggestie dat niet-westerse Nederlanders in bescherming moeten worden genomen tegen het vrije debat’ en ‘het buiten het debat houden van bepaalde, bijvoorbeeld religieuze, gebruiken of ideeën helpt alleen het theocratische patriarchaat.’ In bescherming? Buiten het debat? NRC-columnist Lamyae Aharouay ontmaskerde dit vakkundig als onzinnige stropop: ‘Als er een groep is waarover de afgelopen jaren zo’n beetje alles is gezegd en geschreven, tot het meest vernederende en kwetsende aan toe, dan is dat wel de niet-westerse Nederlander.’

Het is een treffende illustratie van andere hobby op links: langzaam opschurken naar rechts. Ik herinner me nog dat PvdA’er Sharon Dijksma verklaarde dat linkse politici onderbuikgevoelens serieuzer moeten nemen, onder meer van mensen die hun wijk liever niet delen met asielzoekers – voorheen toch een rechts idee. Nu wil Vrij Links dat we vooral islamkritiek niet schuwen – ook een lievelingsverhaal van rechts. En dan hebben we het nog niet gehad over de neoliberale keuzes van linkse partijen die best bereid bleken om bijvoorbeeld zorg, post en openbaar vervoer uit te leveren aan de markt, en studenten op te schepen met een lening.

Het doet me denken aan een passage in George Monbiots nieuwe boek Uit de puinhopen, waarin hij de Britse Labour-partij van voor Jeremy Corbyn beschreef als ‘een partij die niet meer dan een aangepaste versie van het beleid van haar tegenstanders bood’. Links: de thee die je krijgt als je hetzelfde zakje voor een tweede kop gebruikt.

Ik heb er de kracht niet meer voor, niet omdat ik graag een zeikerd ben, maar omdat ik snak naar een beter links verhaal. Ik wil niet verveeld en vreugdeloos zijn; ik verlang er intens naar om geraakt en bezield te worden door een bevlogen kampioen met meeslepende groene en sociale idealen en wereldverbeterende plannen.

Het goede nieuws is dat dit verhaal bestaat. Monbiot noemt het in zijn boek the politics of belonging, saamhorigheidspolitiek. Hij beschrijft een maatschappij waarin niet de markt of de staat centraal staat, maar de gemeenschap. En dan niet zoals onze regering dat heeft bedacht, met een participatiesamenleving waarin de gemeenschap fungeert als overloopbeveiliging voor een overheid die aan het eind van haar begroting steevast nog wat kwetsbare mensen overhoudt die hulp nodig hebben, maar een echte gemeenschap, waar mensen samen zorgen voor collectief bezit, voor de natuur, en voor elkaar.

In Uit de puinhopen staat een beginselverklaring, als basis voor dat nieuwe politieke verhaal. ‘We willen leven in een wereld die wordt geleid door empathie, respect, rechtvaardigheid, generositeit, moed, plezier en liefde’, staat er. ‘We willen leven in een wereld waarin ieders behoefte wordt voorzien, zonder de leefomgeving schade te berokkenen of de bloei van toekomstige generaties te ondermijnen. .. We willen leven in een wereld waarin alle mensen zich veilig en geborgen kunnen voelen.’

Ik werd intens blij toen ik dit las. Dit is het verhaal waar mijn linkse hart van gaat zingen. Laat alsjeblieft mijn linkse hart zingen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In de film Gone in 60 seconds heeft een groep dieven onder leiding van Nicholas Cage op de muur van hun hoofdkwartier een lijst staan van de auto’s die ze gaan stelen. De lijst is alleen leesbaar bij het licht van een UV-lamp. Logisch; als je mensen gaat beroven is het handig om daar enige geheimzinnigheid over te betrachten.

Ik vroeg me af: zou onze regering ook zo’n lijst hebben? Staat er ergens op een muur in de Trêveszaal in onzichtbare inkt een overzicht van groepen kwetsbare mensen die het kabinet nog wil uitkleden? Iets als: kinderen in psychische nood (streep), vluchtelingen e.a. gelukzoekers (streep), hufters met een uitkering (streep), mensen met een arbeidshandicap (oh, nog geen streep, gauw aan de slag).

Je zou het bijna denken. Staatssecretaris Tamara van Ark opperde vorige week dat het mogelijk moet worden om werknemers met een beperking minder dan het minimumloon te betalen. Ze bouwen dan ook geen pensioen meer op, en kunnen minder aanspraak maken op werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Gemeentes vullen deze schraalheid aan met een uitkering, maar alleen als de werknemer geen verdienende partner of spaargeld heeft.

De Haagse eindbazen proberen dit zoveelste stukje zorgstaatafbraak uiteraard te verkopen als vooruitgang. De nieuwe regeling is eenvoudiger, en sommigen gaan misschien ietsje meer verdienen. Gelukkig kwam in het Volkskrant-artikel meteen ook de echte aap uit de mouw: het plan is ‘goedkoper voor werkgevers’, gaat over ‘loon naar productie’ en moet bovendien over de rug van gehandicapte mensen zorgen voor een bezuiniging tot 500 miljoen euro.

Hadden ze zich maar moeten invechten, zoals die buitenlandse aandeelhouders die straks mogen profiteren van de afschaffing van de dividendbelasting.

Vooral dat ‘loon naar productie’ past goed bij de tijdsgeest, waarin het geldt als vanzelfsprekend en terecht dat mensen op merites beoordeeld en beloond worden. Wie minder doet, krijgt minder geld.

Cognitiewetenschapper Mark Sheskin schreef hier, toevallig ook vorige week, in de New Scientist een interessant artikel over. Lang dachten onderzoekers dat mensen een universele neiging hebben tot gelijkheid. Vraag hen in een lab een geldbedrag te delen, en vrijwel iedereen vindt het supersnor als alle aanwezigen evenveel krijgen. Maar, stelt Sheskin, vraag je mensen wat ze een ideale inkomensspreiding zouden vinden, niet in het lab maar in hun land, dan verandert dat. Slechts weinigen kiezen voor totale gelijkheid; mensen vinden het terecht dat sommigen meer verdienen dan anderen.

Volgens Sheskin komt dat doordat mensen niet zozeer een afkeer hebben van ongelijkheid, maar van economische oneerlijkheid. De twee zijn niet hetzelfde. Stel, zegt hij, dat wij samen een bakkerij hebben. Ik werk drie dagen, en jij vier. Als we toch ieder de helft van de winst krijgen, zou jij je lichtjes bedonderd voelen. ‘Dit is wat we ‘oneerlijke gelijkheid’ noemen’, schrijft Sheskin. ‘Het tegenovergestelde hiervan, ‘eerlijke ongelijkheid’, is volgens de meeste mensen een betere optie. Wanneer eerlijkheid en gelijkheid botsen, verkiezen mensen eerlijke ongelijkheid boven oneerlijke gelijkheid.’

Volgens Sheskin is dit een diepgewortelde intuïtie die is ontstaan tijdens onze evolutie. Hij geeft nog een voorbeeld: je leeft in de prehistorie, en moet elke dag iemand kiezen om mee te gaan vissen. Jij bent een puike visser, en als je een andere getalenteerde zeevruchtenjager kiest, kunnen jullie samen zestien vissen vangen. Maar als je mij, een zeer matige hengelaar, meeneemt, vangen we er maar tien. Als gelijkheid de norm is, zou je nooit met mij uit vissen gaan. Maar als ik zou voorstellen om de buit niet gelijk maar eerlijk te verdelen, en dus maar twee vissen mee naar huis te nemen, dan hebben we dat probleem niet. Jij komt sowieso aan je acht vissen, ik mag mee en hoef ik niet te verhongeren. Win-win, hopla. ‘Loon naar productie’ verheven tot intermenselijke natuurwet.

Ik vraag me af of ons kabinet hier stiekem op rekent: dat die voorkeur voor eerlijke ongelijkheid maakt dat veel mensen het wel oké vinden als werknemers met een beperking straks met slechts twee vissen naar huis gaan. Dat die intuïtie sterk genoeg is om te verdonkeremanen dat andermaal de politieke keuze wordt gemaakt om juist kwetsbare mensen extra te grazen te nemen. Dat we zo blind zullen geloven in meritocratie dat we niets zien als onze regering de omgekeerde Robin Hood speelt, die steelt van de armen en geeft aan de rijken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De dag nadat Trump de verkiezingen had gewonnen, las ik een huiveringwekkend commentaar: vandaag hebben meisjes in Amerika geleerd dat je als vrouw geen president kunt worden – maar je aanrander wel.

Er waren zoveel verschillende manieren waarop die waarheid mijn hart brak: als feminist, als vrouw, als slachtoffer van seksueel geweld, als moeder van twee dochters die ik boven alles wil meegeven dat het leven een brood is om in te bijten. De wereld is jullie oester; breek haar open en vreet haar op.

Mijn hart begon pas weer te helen toen tijdens de Women’s Marches op 21 januari 2017 miljoenen vrouwen wereldwijd de straat op gingen om te zeggen: fuck this shit. Ik zag hen lopen en razen, en voor het eerst durfde ik te hopen dat er uit deze puinhoop iets goeds zou voortkomen. Er is weinig mooier dan vrouwen die om rechten en respect durven te schreeuwen.

Misschien, zo overwoog ik, zal Trump de aartsvijand worden die het verzet steeds weer zal laten ontvlammen. En houden we na de brand een betere wereld over. Een soort ultiem geval van het klootzakeffect.

Het klootzakeffect treedt op wanneer een Hele Grote Droplul zo keihard uit de bocht vliegt, dat hij (of zij, maar meestal hij) volkomen onbedoeld het symbool wordt van een groot onrecht. Hij wordt de boeman in een strijd die vaak al langer aan de gang is, maar die nu rugwind krijgt omdat de acties van deze eersteklas zakkenwasser het probleem ineens zo treffend illustreren dat niemand meer kan ontkennen dat er iets mis is. De kloothommel wordt de kapstok, eerst voor het protest, en later voor de verandering.

Een goed voorbeeld is Lawrence Summers, die in 2005 als hoge-Harvard-pief opmerkte dat het tekort aan vrouwelijke topwetenschappers logisch was, want dames waren voor zulks ook biologisch minder geschikt. Dit soort seksisme was er nu natuurlijk altijd al geweest, maar Summers’ onbeschaamde woorden maakte hem de belichaming ervan. Als gevolg werd hij jarenlang in artikelen, boeken en lezingen opgevoerd als hét voorbeeld van misogynie in de academische wereld. Het maakte het verzet daartegen aanzienlijk effectiever.

Ook bij #metoo speelde het klootzakeffect een rol. Harvey Weinstein had als kwaadaardige smeerlap een grote symboolwaarde. Maar dat niet alleen: het hielp ook dat vanwege pussygrabbende opperklootzak Trump reeds de fuck-this-shit-cultuur was ontstaan waarin zo’n groots protest kan opbloeien. Waarin slachtoffers massaal kunnen zeggen: decennialang hebben wij als enigen de prijs betaald voor seksueel misbruik door machtige mannen, hebben wij in stilte geleden terwijl zij gewoon doorgingen, en nu komen we even afrekenen.

Het blijft afschuwelijk dat een schoft als Trump verkozen kon worden tot president. Maar waar het ene licht dooft, gaat het andere aan. Het afgelopen jaar liet zien dat er vuur is, en moed, en een belofte van sterke vrouwen aan alle klootzakken: we komen achter jullie aan, en we zijn met velen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik weet niet hoe het met u zit, maar mij overkomt het zelden of nooit dat ik een grapje maak waarin ik onbedoeld nazi’s op een voetstuk zet. Evenmin duiken er in mijn lezingen per ongeluk extreem-rechtse signaalwoorden op.

De parlementariërs van het Forum voor Democratie (FvD) hebben echter met regelmaat zo’n oepsmomentje. NRC Handelsblad berichtte over Theo Hiddema, die tijdens een etentje met kandidaat-Kamerleden had gezegd ‘hoe leuk het was weer in een keldertje te zitten. Omdat de grootste beweging van de 20ste eeuw ook in een kelder was ontstaan.’ Een verwijzing naar Hitlers mislukte Bierkellerputsch in 1923, aldus het NRC. Volgens Hiddema was het ‘pure ironie’.

Thierry Baudet had in de oprichtingsspeech van zijn partij gesproken over een ‘boreaal Europa’, las ik bij De Correspondent. Een onfrisse term, die verwijst naar de pure, noordelijke afstamming van het arische ras en opduikt bij extreem-rechtse mispunten assorti, waaronder Jean-Marie Le Pen. Volgens De Correspondent is het ‘een codewoord, een dog-whistle. Het verwijst naar hetzelfde gedachtegoed van raszuiverheid dat in het Derde Rijk centraal stond.’ De FvD-woordvoerder wil niet uitleggen wat dit woord in Baudets toespraak deed, maar verwerpt de gelegde link als het aansmeren van ‘guilt by association’.

De twee voorvallen deden me denken aan een essay van schrijver Umberto Eco, in The New York Review of Books. Hij haalt toneelschrijver Ionesco aan, ‘alleen woorden tellen en de rest is slechts gekwebbel’, en stelt dat ‘taalkundige gewoontes vaak belangrijke symptomen zijn van onderliggende gevoelens.’

Eco’s essay gaat over fascisme. Een lastig woord, geeft hij toe, want fascisme kent zoveel gezichten dat het moeilijk is om te zeggen wat het precies is. We herinneren ons de Tweede Wereldoorlog, schrijft hij, en zeggen plechtig dat ‘zij dit nooit meer mogen doen’. Maar wie zijn ‘zij’? Het fascisme zal nu niet meer dezelfde vormen aannemen als toen. ‘Het zou zoveel gemakkelijker zijn, voor ons, als er iemand op het wereldtoneel verscheen die zei: ‘Ik wil Auschwitz heropenen, ik wil dat de Zwarthemden weer paraderen op Italiaanse pleinen’. Het leven is niet zo simpel.’

Toch denkt Eco dat er wel een aantal typische kenmerken zijn van wat hij Ur-Fascisme noemt, en waaraan we nieuwe fascisten zouden kunnen herkennen. Eco schrijft bijvoorbeeld dat fascisten vrijwel altijd beginnen met ‘een appèl tegen indringers.’ Het is daarbij van belang dat mensen zich belaagd voelen, met name de middenklasse; een eigenschap van Ur-Fascisme is dat het leven draait om strijd. Nog een kenmerk: de dreiging komt niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit. Het is volgens Eco ook karakteristiek dat Ur-Fascisme de legitimiteit van het parlement en de regering in twijfel trekt.

Staat u me een kleine Baudet-bloemlezing toe. Naast zorgen over ‘homeopathische verdunning’ en zijn wens dat ‘Europa dominant blank en cultureel blijft zoals het is’, zei hij onder meer dat de immigratieproblemen straks ‘niet meer te behappen zijn’. De middenklasse ‘wordt weggedrukt’. ‘[We] leven op de rand van de totale instorting.’ ‘Onze vrije, tolerante (..) samenleving verkeert in levensgevaar – is zelfs dodelijk gewond.’ ‘We worden aangevallen door degenen die ons zouden moeten beschermen. (..) Het Westen lijdt aan een auto-immuunziekte.’ ‘Er zit een element van bedrog in de representatieve democratie.’ ‘We leven in een schijndemocratie, waarin verschillende politieke spelers tezamen een kartel vormen.’ ‘Leven met een valse vrede of ten strijde trekken’. ‘Het allerbeste zou zijn als wij absolute heersers zijn.’

Volgens Baudet & co zijn bijna al deze uitspraken onbegrepen grapjes, onhandig geformuleerd, uit context gehaald, bewust verkeerd geïnterpreteerd, en beslist geen racisme (‘gelul, bullshit’). Maar op een gegeven moment wordt de claim dat het allemaal een groot misverstand is onredelijk en ongeloofwaardig; dan is er een overduidelijk patroon. Bovendien: als je een politicus niet op zijn woorden mag afrekenen, waarop dan wel?

‘Ur-fascisme kan terugkomen in de meest onschuldige vermommingen’, schrijft Eco. ‘Het is onze plicht om het te bloot te leggen en te wijzen op alle nieuwe gevallen – elke dag, in elk deel van de wereld.’ Verzaken we die plicht? Veel media dekken Baudets fascisme toe met de mantel der neutraliteit; noemen hem verfrissend, verrassend. Steeds laat hij flitsen van zijn ware gezicht zien, en steeds blijkt men bereid net op dat moment even te knipperen. Maar zoals de wijze Maya Angelou zei: ‘When someone shows you who they are, believe them – the first time.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.