dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Eigenlijk vind ik dat je kunst beter kunt bekijken dan bespreken, zeker als er blote vrouwen op staan. Maar voor het schilderij Hylas and the nymphs van John William Waterhouse maak ik een uitzondering, want het weghalen van het doek uit een museum in Manchester leverde interessante krantenartikelen op. Zo las ik in de Volkskrant: ‘Toen het vorige week ineens naar de kelder was verbannen, vreesden kunstliefhebbers dat de ‘nieuwe puriteinen’ in de slipstream van de #MeToo-discussie achter de verhuizing van deze ‘Victoriaanse softporno’ zaten en dat er binnenkort nog veel meer meesterwerken aan het zicht zouden worden onttrokken.’

Ik vroeg me af: wie zijn toch die ‘nieuwe puriteinen’? In mijn omgeving was iedereen verontwaardigd over de verwijdering; linkserds en rechtserds riepen ‘kunst moet vrij zijn’ en ‘hoe bloter, hoe beter’. Ik ging op onderzoek uit. Volgens sommigen waren het de feministen. Leon de Winter dacht dat het de moslims waren, maar Leon de Winter denkt bijna altijd dat het de moslims zijn. De meesten kwamen niet verder dan ‘ik heb ergens iets gelezen over…’ of ‘ik kan niemand citeren maar iedereen weet dat…’.

Gelukkig had ook collega Martin Sommer naar aanleiding van Waterhouse over kunst nagedacht. Hij sprak dan wel niet over ‘nieuwe puriteinen’, maar wel over ‘de infanterie van de burgerlijkheid’ en ‘de gedachtenpolitie’. Dit, zo begreep ik, zijn akelige mensen die op de vrijheid morsen door te suggereren dat we op een andere manier naar kunst kijken, bijvoorbeeld wanneer de maker een schoft blijkt, of het thema aanstootgevend.

‘Het denken is vrij’, schreef Sommer erbij, wat natuurlijk waar is, maar dat geldt dan toch ook voor de gedachten van mensen die kunst-met-tietjes niet waarderen, of die vinden dat we onze hoogachting voor het werk van misbruikplegers moeten heroverwegen? Kunst moet vrij zijn, maar dat betekent niet dat ze ook gevrijwaard moet blijven van kritiek. Vragen over wat we bewonderen, wie we op een voetstuk plaatsen, wat we mooi en goed vinden, zijn van alle tijden, en terecht.

Zo keek ik ook naar de Berlijnse hogeschoolstudenten, die hadden aangekaart dat een muurgedicht over lanen en vrouwen en een bewonderaar hen deed denken aan de onaangename objectivering van de vrouw in de openbare ruimte. Geen slecht punt, vond de schoolleiding, en besloot het te vervangen. Of de bijeenkomst die gepland stond op de Rietveld Academie. Een oud-student wees erop dat een uitgenodigde kunstcriticus racistische en seksistische dingen had gezegd over een zwarte kunstenares. Niet oké, vonden anderen, en ook de Academie, die de avond annuleerde.

Dit lijkt mij een volkomen normale gang van zaken in een vrij en democratisch land. Mensen die de macht hebben om dingen te beslissen, besloten iets. Burger X vindt dat besluit niet puik en heeft kritiek. Burgers Y en Z overwegen de argumenten van X, vinden het ook zaad en steunen het protest. Mensen met beslismacht veranderen al dan niet van gedachten. Klaar.

Niet klaar. ‘Fascisme’, ‘doodziek’, schreef GeenStijl over de Rietveld-kwestie. Leon de Winter wees – voor de verandering – naar ‘linkse Stalinisten’. RTL-columnist Roderick Veelo repte over ‘brigades van betweters’ die ‘verontwaardiging en druk mobiliseren’: ‘Het is de manier waarop een dictatuur werkt. Een dictator houdt een volk zelden eigenhandig in zijn greep. Het zijn z’n medewerkers en de bevolking zelf die zich schikken naar wat de despoot mogelijk verlangt. Op intuïtie in het gelid. Angst is de macht van de onderdrukkers.’ Ik hoop echt dat het verder goed met hem gaat.

De woorden die de heren kiezen zijn veelzeggend: infanterie, Stalinisten, brigades, mobiliseren, een dictator, onderdrukkers. Het zijn woorden die impliceren dat er sprake is van een machtige en militante organisatie van mensen die van alles komen afpakken. Maar wie zouden dat moeten zijn? Net als die ‘nieuwe puriteinen’ kan ik deze groep niet vinden. Wellicht gaat het om een duister en geheim genootschap? Na al die dreigende taal verwacht ik op zijn minst een soort Illuminati, maar dan links, feministisch en anti-racistisch, en mogelijk zeer geschikt voor de rol van schurk in een boek van Dan Brown.

Flauwekul, natuurlijk. Er is een simpeler verklaring, die geen complottheorieën nodig heeft: dat het in onze samenleving langzaam maar zeker normaal wordt dat bezorgde burgers racisme en seksisme aankaarten, en dat ze dan soms niet alleen gelijk hebben, maar dat ook krijgen. Ik begrijp dat dit voor sommigen schokkend is. Aan hen een vriendelijk advies: haal rustig adem, vouw geen aluhoedjes, en probeer eraan te wennen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De wereld mag dan een rommeltje zijn, het strand blijft hetzelfde. De wind ruikt naar zout, het zeewater is altijd net iets kouder dan je had gehoopt. Kinderen prikken met gevonden stukjes hout in aangespoelde kwallen, om daarna een volstrekt zinloze kuil te graven. Het heftigste vraagstuk waar je aan het strand mee hoeft te worstelen is hoe je na het zwemmen je kleren aan kunt trekken zonder dat het zand van je voeten in het kruis van je onderbroek belandt.

Vorige week verbleef ik aan de Zeeuwse kust, en maakte ik me geen zorgen over de wereld. ‘s Ochtends keek ik voor de vorm nog even op de teletekst-app of er al iemand een nieuwe oorlog (al dan niet atoom-) was begonnen, waarna ik m’n telefoon in een la gooide en naar zee liep om te vliegeren en nergens over te piekeren.

Ik vroeg me wel iets af: waar komt deze zorgeloosheid toch vandaan? Het was niet alsof er niets neteligs aan de hand was. Gevaarlijke klojo #1, ook wel de Geweldige en Opperste Leider, liet zich gezellig kieken met een waterstofbom. Gevaarlijke klojo #2, ook wel de Leider van de Vrije Wereld, twitterde dat hullie in Noord-Korea maar één ding begrijpen. Geruststellend is anders. En toch gleed het van me af als een miskleun van Mark Rutte.

Het deed me denken aan een studie (pdf) die begon in 2008, tijdens een dieptepunt in de economische crisis. Drie Amerikaanse psychologen besloten te meten hoe groot mensen de risico’s van die crisis inschatten, en hoeveel negatieve emoties ze ervoeren. Die meting herhaalden de wetenschappers in het jaar daarop zes keer. Zo ontdekten ze dat na een eerste periode van grote zorgen mensen de boel al vrij snel een stuk minder eng en riskant gaan vinden. Kort gezegd: hoeveel stront er ook aan de knikker is, na een tijdje voel je je weer normaal. ‘Hedonic adaptation’ heet dat; een mechanisme dat zorgt dat we ook in duistere tijden niet kapot gaan aan voortdurende stress en angst. Waarschijnlijk is het zelfs zo dat onze geest zich hierin traint. ‘Emotionele reacties worden effectiever gedempt bij herhaalde blootstelling aan een negatieve stimulus’, zeggen psychologen dan. Oftewel: als er om de haverklap trammelant is, doet het je steeds minder.

Nou is Donald Trump natuurlijk de meester van haverklap-trammelant. En ik betrap me er inderdaad op dat ik daaraan begin te wennen. Begin dit jaar liep ik nog rond met angstige buikpijn over zijn presidentschap. En ik citeerde in een column de Britse komiek John Oliver, die toen al waarschuwde dat we Trumps woorden en daden niet gewoon moeten gaan vinden. ‘Dus blijf jezelf eraan herinneren: dit is niet normaal. Het is fucked up’, zei hij. Op zijn advies plakte ik een briefje met deze boodschap op mijn koelkastdeur, om dit niet te vergeten. Maar dat briefje is inmiddels verdwenen achter boodschappenlijstjes, uitnodigingen voor kinderfeestjes en groetjes uit Limburg. Het leven gaat door, en de geest doet wat hij moet doen om zichzelf te beschermen.

Dit geldt ook voor mensen in Zuid-Korea, las ik maandag in de Volkskrant. Correspondent Jeroen Visser interviewde een jonge programmeur en zijn oma uit Seoul, de stad die experts aanwijzen als het eerste doelwit, mocht Kim Jong-un met bommen gaan gooien. Oma was vroeger weleens ongerust, toen ze kleine kinderen had, maar nu minder: ‘Ik heb al zoveel over de spanningen en de dreiging gehoord. Eerlijk gezegd ben ik er na al die jaren wel klaar mee.’ Haar kleinzoon voelt het net zo. Toen hij in het leger zat, was hij soms bang, maar na zijn diensttijd ebde dat weg. ‘Nu ben ik weer met andere dingen bezig’, zegt hij. ‘Pas als er echt iets gebeurt, gaan we ons zorgen maken.’

Ik denk dat de inwoners van Seoul niet zonder ‘hedonic adaptation’ kunnen; hoe anders leef je in de schaduw van een lichtgeraakte waterstofbomtestende dictator en blijf je geestelijk in orde? Maar voor mensen buiten die schaduw brengt het psychologische mechanisme vooral een risico met zich mee: dat onze geest ons zo goed beschermt tegen allerlei onheil, dat we van buikpijn via zorgeloosheid uitkomen bij onverschilligheid. Dat schouderophalen de plaats inneemt van verzet. Dat je niet meer opkijkt wanneer Trump internationale conflicten aanjaagt, oorlogstaal uitslaat en suggereert dat je kernwapens best kunt gebruiken. Maar dat mag niet normaal worden. Ik klop het zand en het zout uit mijn kleren en ruim de koelkastdeur op. Blijf wakker.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wanneer voelde u zich voor het laatst helemaal veilig? Ik doel niet op de afwezigheid van acuut gevaar, op veiligheid in de zin van ‘ik word momenteel niet ingehaald door een troep hongerige wolven, en nergens is een leeuw’. Het gaat me om die minder dringende maar wel diepe ervaring van veiligheid: het gevoel dat je, zelfs als onverhoopt alles in de soep loopt, zelfs als je er een potje van maakt, zelfs als op een dag blijkt dat je werkloos, ziek en blut bent, dat je zelfs dan geborgen bent. Het besef van veiligheid, van bestaanszekerheid, dat voortkomt uit de wetenschap dat er in onze samenleving een grens is aan hoe ver je kunt vallen.

Ik vraag me dat af, omdat politici en bestuurders al jaren rommelen met die grens. Door de teloorgang van de sociale woningbouw kunnen arme mensen niet meer rekenen op een betaalbaar huis. Het is ongewis of je suïcidale kind op tijd de juiste hulp krijgt. Of je volgend jaar nog een baan hebt? Joost mag het weten. Zelfs stromend water is geen zekerheid meer, las ik deze week op De Correspondent. Mensen die hun waterrekening niet kunnen betalen mogen best worden afgesloten, vindt het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ze kunnen ook wel af met – ik verzin dit niet – een waterzak.

De gevolgen van dat bestaanszekerheid-geknaag beginnen zich af te tekenen. Vorige week kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met het rapport De val van de middenklasse?. Er is geen sprake van een uitholling van die middenklasse, stelden de onderzoekers vast. Of althans, niet in financiële zin: er zijn geen massa’s mensen die zoveel aan levensstandaard moeten inleveren dat ze aan de onderkant uit de middenklasse donderen.

Geestelijke uitholling is er wel. De onderzoekers spreken op Sociale Vraagstukken over ‘flexibilisering van werk’, ‘de verminderde bescherming door een terugtrekkende overheid’, en hoe ‘uit gesprekken met groepen met een middeninkomen het aspect van onzekerheid naar voren komt als een dominant kenmerk van hun positie.’

Het is beleidstaal voor een zeer emotionele aangelegenheid. Door met onze vangnetten te rotzooien, er gaten in te knippen en scheuren in te laten ontstaan, is de staat onder onze huid gekropen. Bestuurders zijn erin geslaagd om het gevoel van diepe veiligheid te vervangen door een besef van kwetsbaarheid. Op weinig manieren zijn we zo intiem met de overheid verbonden als door dit gevoel. Het politieke is bijna te persoonlijk.

Dat geldt des te meer omdat zulke onzekerheid een goed leven in de weg staat. Neem die ‘flexibilisering van werk’. Volgens socioloog Richard Sennett leidt dat tot een leven van ‘permanente voorwaardelijkheid’. ‘Samenwonen, een huis kopen, kinderen krijgen: het wordt noodgedwongen uitgesteld. Uiteindelijk pakt dat desastreus uit voor ons wezen zelf, ons karakter.’ Dat blijkt ook uit een ander WRR-rapport, dat in februari verscheen. Tijdelijke contracten werken verlammend en maken mensen onzeker, was de conclusie. WRR-onderzoeker Monique Kremer zei toen in deze krant: ‘Hoe meer zekerheid mensen hebben, hoe meer risico’s ze durven nemen.’

Hoever zou dit effect reiken? Dinsdag schreef Roxane van Iperen in haar Vrij Nederland-column over de verharde meningencultuur in ons land. ‘De loopgraven waarin we ons verschansen worden dieper en dieper, en de mensen die het niet met ons eens zijn verworden in ons hoofd van dom, tot krankzinnig, tot de regelrechte vijand.’ Ik vraag me af: zou dat fanatieke verlangen naar intellectuele zekerheid een reactie zijn op het verdwenen gevoel van bestaanszekerheid?

De vraag alleen al stemt me triest. Immers, zoals Van Iperen schrijft: ‘Het openstaan voor nieuwe feiten, de zoektocht naar alternatieve scenario’s, het durven terugkomen op eerdere conclusies: het is niet alleen de basis voor goede wetenschap en eerlijke rechtspraak, maar voor iedere vorm van vooruitgang.’ En voor een bloeiend en rijk innerlijk leven, zou ik daar aan toe willen voegen.

Boven de column van Van Iperen stond een prachtige kop: ‘De zekere mens is een dwaler’. Het verwoordt de paradox waar ook Kremer over sprak: om onzekerheid in hun leven te kunnen omarmen hebben mensen zekerheid van bestaan nodig. Om te kunnen dwalen, twijfelen, gokken, genieten, falen, om iets te durven, om echt ten volle te leven, is het gevoel van diepe veiligheid een voorwaarde. ‘Ergens weten we dat allang’, zei Kremer. ‘Dat is waarom we een verzorgingsstaat hebben opgericht.’

Het is tijd dat politici onze vangnetten gaan herstellen. Zonder geborgenheid kunnen we niet ademhalen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er was een ballenbak met twaalf gillende kleuters voor nodig om Trump, Wilders, LePen en kornuiten uit mijn gedachten te verdrijven. Even was er in mijn hoofd geen plaats voor angstzaaiende volksmenners, maar enkel voor bekertjes ranja en zoekgeraakte schoenen. Langzaam voelde ik mijn schouders een paar centimeter zakken. Mijn armen en benen werden minder zwaar. De angstbal die al maanden in mijn buik zit, liet zich voor het eerst in lange tijd wat wegzuchten. De kleuters schreeuwden en deden een spelletje waarbij er iemand ‘krachten’ had om de anderen mee te bevrijden (of zoiets).

Ik zat aan de rand van de ballenbak, en ik dacht: ik zou me in dit kleine leven kunnen verstoppen. Dit zou vanaf nu mijn wereld kunnen zijn. Ik zou kunnen leren om zelf frambozenjam te maken, alleen mijn eigen dak kunnen repareren, en die hele politieke soepzooi kunnen laten voor wat het is. Ik zou me kunnen aansluiten bij het deel van de Nederlanders dat geen slapeloze nachten heeft over naderend onheil assorti, maar vrolijke Efteling-selfies maakt, en zich verheugt op de nieuwe verfilming van Beauty and the Beast. Het deel dat ook wel piekert, alleen niet over hoe waarschijnlijk een Derde Wereldoorlog is, maar over de aanschaf van een nieuwe lederen hoekbank.

Deze gedachte, de hele notie dat ik me zou kúnnen terugtrekken, is natuurlijk een privilege. Ik kan deze ideeën alleen koesteren omdat ik wit ben, geen moslim, evenmin joods, een Nederlands paspoort heb, en op papier kan doorgaan voor hetero omdat ik toevallig getrouwd ben met een man. Op dit moment knaagt er nog niemand superactief aan mijn mensenrechten – al is het natuurlijk wel balen dat ik een vrouw ben.

Het is ook balen dat ik, een paar uur na het verlaten van de ballenbak, alweer bevangen werd door allerlei lastige idealen die onverenigbaar zijn met ontsnappingsfantasieën, zoals solidariteit en een diepe behoefte aan rechtvaardigheid. In mijn hoofd hoor ik Martin Luther King: ‘In the end, we will remember not the words of our enemies, but the silence of our friends.’ En John Stuart Mill: ‘Bad men need nothing more to compass their ends, than that good men should look on and do nothing.’

Shit, denk ik dan: ik wil ook goed zijn. En geen stille vriend. Ik wil niet niets doen.

Het is een sentiment dat – getuige de massale demonstraties van de afgelopen werken – door velen gedeeld wordt. Maar soms ook heel opvallend niet. Zo kwam RTL-Z-presentator Roderick Veelo vorige week met een column: ‘Anti-Trump gekte grenst aan psychose’. Protesten tegen Trump beschreef hij als ‘haat’ en ‘hysterie’. Hij plaatste ‘voortdurend waarschuwen tegen Trump’ tegenover ‘helder zien’, alsof het een het ander uitsluit.

Nog een voorbeeld, dinsdag in deze krant. Redacteur en commentator Hans Wansink betoogde dat het populisme van Trump en kornuiten geen fascisme mag heten, en vond het daarbij nodig om satire over Trump ‘demonisering’ te noemen, wetenschappers te verwijten dat ze zich meer lieten leiden door ‘zorgen en angsten’ dan door ‘waarneembare verschijnselen’, en te stellen dat ‘politiek correcte media en wetenschappers’ fascisme ‘maar al te graag van stal halen’.

Nu zou Wansink nog best een punt kunnen hebben over de fijnere nuances van de exacte definitie van fascisme. Maar laat me als één van Neerlands meest politiek-correcte columnisten zeggen ik nooit – nóóit – ‘graag’ over fascisme schrijf. Ik zie het als bittere noodzaak. Liever zou ik jam maken.

Het bevreemd me soms dat mensen als Wansink en Veelo hun eigen standpunt niet extreem vinden. Ik vermoed dat ze zichzelf zien als het ‘gematigde midden’; een plek die momenteel overbevolkt wordt door met name witte mannen, die blijven doen alsof zij dé Stem der Rede vertegenwoordigen, alsof alleen zij de feiten in het snotje hebben, terwijl de lui die zich verzetten tegen Trump & co maar een irrationeel clubje zijn. Ze lijken te vergeten dat ook hun kijk op de gebeurtenissen gekleurd wordt door hun maatschappelijke positie. Ze vergeten dat hun privileges maken dat zij zaken als populisme en fascisme afstandelijk kunnen analyseren. Dat het een privilege is om de angst niet te voelen.

Ze zitten zonder buikpijn naast de ballenbak – terwijl de rest van de speeltuin in de fik staat, en de mensen die zij psychotisch, hysterisch en politiek-correct noemen uit alle macht de brand proberen te blussen – en realiseren zich niet wat een voorrecht dat is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op mijn koelkast hangt een geel briefje, waar in grote zwarte viltstiftletters op geschreven staat: ‘This is NOT normal’. Ik heb het daar afgelopen november geplakt, op advies van de Britse komiek John Oliver. Vlak na de verkiezing van Donald Trump presenteerde hij een aflevering van de satirische nieuwsshow Last week tonight. Een serieleugenaar is nu president, zei Oliver, en er is no way dat dat goed gaat aflopen. ‘Het gaat te gemakkelijk worden om te denken dat deze dingen normaal zijn (..) dus blijf jezelf eraan herinneren: dit is niet normaal.’

Waar Oliver hier voor waarschuwde, zijn ‘shifting baselines’; een term uit de ecologie, die duidt op kleine, geleidelijke veranderingen die herijken wat we normaal vinden. Bioloog en filmmaker Randy Olsen gaf ooit het voorbeeld van de Columbia River: daar zwemt nu twee keer zoveel zalm als in de jaren dertig. Wat fantastisch klinkt – als je 1930 als uitgangspunt neemt. Maar in 1930 zat er tien keer minder zalm in die rivier dan in 1800. Als je de ‘baseline’ laat verschuiven, lijkt het abnormale normaal, of zelfs positief.

Dit gebeurt ook in de politiek. Zoals klimaatactivist Jamie Henn vorig jaar in de Huffington Post schreef: we verlagen onze standaarden, en terwijl onze baselines shiften, accepteren we een degradeerde stand van zaken als alledaags, en worden radicale ideeën gewoon. ‘We leven in een tijd van gevaarlijk geheugenverlies, waarin de ‘nieuwe normaal’ zo snel wordt gecreëerd dat het moeilijk is om je vast te houden aan hoe het was en hoe het dus zou moeten zijn.’

Deze week leek die waarschuwing relevanter dan ooit, dus probeer ik te blijven terugdenken aan vroeger. Bijvoorbeeld toen Trump zaterdag na een bezoek aan de CIA in onsamenhangende zinnen loog over zijn inauguratie: over hoeveel mensen er waren geweest, zelfs over het weer. Terwijl de hele wereld had gezien hoe toehoorders tijdens zijn speech met regenponcho’s zaten te hannesen, vertelde Trump dat God speciaal voor hem de zon had laten doorbreken. Nog niet zo lang geleden had iemand dan discreet een dokter gebeld. Of anders wel toen hij zijn woordvoerder compleet Noord-Korea liet gaan, en een deel van zijn leugens liet herhalen. Maar nee.

Of toen Mark Rutte maandag een brief publiceerde waarin hij tegen niet-inheemse Nederlanders zei: ‘Doe normaal of ga weg.’ De NRC repte van een ‘fatsoensoffensief’. Ik kan me nog herinneren dat het ooit eervol was voor een premier om nadrukkelijk de eindbaas te zijn van álle mensen in Nederland. Onze baseline nu is een minister-president die zijn eigen volk verdeelt in eerste- en tweederangsburgers. En daarmee wegkomt.

Of toen ik las dat de Europese Commissie de ‘stroom’ vluchtelingen verder wil ‘indammen’ door Libië af te grenzen, zodat mensen niet meer in bootjes naar Italië komen. Een ‘beschermingswal optrekken’, noemen ze dat. Blijkbaar is zowel de watermetafoor als muurretoriek tegenwoordig salonfähig. De Commissie wil met die ‘beschermingswal’ voorkomen dat rechts-populisten à la Wilders en LePen de verkiezingen winnen. Het is een absurde paradox, maar ook een nieuwe normaal: om fascistische griezelpolitici dwars te zitten gaan andere bestuurders alvast hun xenofobe beleid uitvoeren.

Of toen ik hoorde wat zich afgelopen maandagavond in De Balie had afgespeeld. Een islamcritica in de zaal stelde voor om moslims het land uit te zetten, tot een maximum van een à twee procent van de totale bevolking. De discussieleider reageerde niet kritisch. Hij vroeg haar ook niet of het deporteren van een geloofsgroep niet een kilometer of 1933 te ver ging. Nee, hij vroeg rechtsfilosoof Paul Cliteur, die in panel zat: ‘Is dit juridisch een beetje rond te krijgen?’

Balie-opperhoofd Yoeri Albrechts toonde zich op twitter verbaasd dat mensen boos waren omdat hij ruimte had gegeven aan deze ‘opvatting waar ze het niet mee eens zijn’. Ik kan me nog herinneren dat het opperen van een etnische zuivering niet zomaar een mening was, maar onbespreekbaar. Maar het is blijkbaar normaal geworden om hier op een rustige manier over van gedachten te wisselen, alsof je het hebt over een kleine verbouwing aan je badkamer. ‘Goh, ja, een ligbad, zou dat kunnen?’

Deze shifting baselines zijn niet alleen verontrustend, ze zijn gevaarlijk. Verzet is nodig: tegen het nieuwe gewoon, tegen de bijna ongemerkt verlaagde standaarden, tegen het politieke geheugenverlies dat het maatschappelijk debat in zijn greep houdt. Om John Oliver te citeren: ‘Tatoeëer het desnoods op je kont. (..) dit is niet normaal. Het is fucked up.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het gaat niet goed met de wereld, daar waren we het in onze discussie over eens. Op onze somberste momenten, zo gaven we aan elkaar toe, denken we beiden dat het 1938 is. Maar over één kwestie verschilden we van mening: wie nu de fascisten zijn.

Volgens de jongeman met wie ik discussieerde – laat ik hem Wouter noemen – zijn het de moslims. Kijk maar, zei hij: ze plegen aanslagen, komen massaal naar hier, hebben een intolerant geloof. En ze zeggen het nota bene zelf: ze verwerpen onze cultuur, willen onze vrouwen verkrachten en ongelovigen doodmaken.

Volgens mij zijn Wilders, Trump, LePen en consorten de nieuwe fascisten. Ik sluit me aan bij Oxford-historicus James McDougall, die in een artikel op conversation.com een duidelijke parallel tussen toen en nu schetst: een leider presenteert zich als man of vrouw ‘van het volk’, en benadrukt daarbij dat dit volk overweldigd dreigt te raken door ‘inferieure mensen’ – joden, immigranten, moslims. Onze beschaving is in gevaar. De elite doet niets, helpt zelfs mee aan de ondergang. Het is karakteristieke fascistische retoriek, schrijft McDougall. Het is ook zeer herkenbaar.

Ik vraag me af hoe het kan dat Wouter en ik hier zo anders over denken. Als ik het hem vraag, houdt hij vol dat ik een dwaas ben die de waarheid niet ziet. Dat is niet lullig bedoeld, zegt hij erbij; volg gewoon het nieuws, dan merk je het wel. Maar dat doe ik al. En dan daagt het: dat zijn nieuws en mijn nieuws niet hetzelfde zijn. We zitten in verschillende filterbubbels. Die van mij liberaal links, die van hem anti-islamitisch rechts.

Dat intrigeerde me. Wat mis ik daardoor? Wat ontgaat me? Om erachter te komen, besloot ik tot een experiment: ik ging drie dagen doorbrengen in Wouters filterbubbel. Geen Volkskrant, maar de Telegraaf. Geen filmpjes van Last Week Tonight, maar videoblogs van Infowars. Een nieuw twitteraccount, zonder Mona Eltahawy, maar met Joost Niemoller.

Ik begon vorige week maandag, gelijk ‘s ochtends. Het was bevreemdend. Luisteren naar Alex Jones van Infowars is alsof er een verwarde man bij je op de bank zit. Volgens de Telegraaf zitten we collectief dik in de puree: over integratie is het pessimisme troef, en de moslims komen ook nog kerst afpakken. Op twitter is Wierd Duk ineens de stem der rede.

Een islamitische dreiging is in deze filterbubbel voortdurend urgent. We zijn constant in gevaar, en dat vrijwel al dat gevaar komt van moslims. ‘Justitie doet schimmig over 31 teruggekeerde jihadisten’, meldt GeenStijl. De Dagelijkse Standaard twittert dat een ‘Taliban-slachter’ Duitsland is binnengekomen. ‘Stop de massa-immigratie’, zet Jan Roos erboven. En dat is nog vóór een terrorist met een vrachtwagen over de Berlijnse kerstmarkt rijdt.

Mijn nieuwe filterbubbel weet deze gruweldaad probleemloos te duiden: een barbaars haatgeloof, een bloeddorstige ideologie. Wie nuanceert of oproept tot kalmte is een doorgeslagen deugmens, policor, huichelachtig, een cultuurverrader. Wilders twittert die foto van Merkel met bebloede handen, maar zijn eerdere berichtje bezorgt me meer fascisme-technische rillingen: ‘Ze haten en vermoorden ons / En niemand beschermt ons / Onze leiders verraden ons / Een politieke revolutie is nodig / Om ons volk te beschermen.’

De dagen na Berlijn houdt het niet op. Onze asielprocedures zijn lek dus komen er jihadisten binnen, er zijn nieuwe aanslagen door moslims verijdeld, vluchtelingen komen naar hier om ons land te islamiseren, het is een invasie, ze willen ons vernietigen. Er duikt een filmpje op van een echtpaar, naar verluid verbonden aan een Syrische tak van Al Qaeda, dat hun dochtertjes van zeven en negen op zelfmoordmissie stuurt. Geen idee of het waar is, maar ik ben toch misselijk.

Ik denk dat ik Wouter nu iets beter snap. Wat ik aanzag voor blinde domrechtse vreemdelingenhaat, is voor hem iets anders: de absolute zekerheid dat hij en zijn geestverwanten de enigen zijn die het onheil helder zien. In hun bubbel zijn zij geen haters; ze zijn het verzet. Alles voor een veilig leven met hun geliefden.

Verwar mijn begrip niet met instemming. Dat verzetsidee klinkt misschien nobel, maar het drijft op het ontmenselijken van moslims. Moslims zijn in de anti-islam-bubbel geen vaders, moeders en kinderen, ze zijn ‘De Grote Dreiging’. En dat, wil ik tegen Wouter zeggen, is zowel gevaarlijk als zinloos. Gevaarlijk, omdat die manier van denken precies is wat fascisme mogelijk maakt. En zinloos, omdat honger naar liefde en veiligheid nooit kan worden gestild door haat en angst.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.