dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ik ben geen boze witte man. En dat is jammer, want als je een boze witte man bent, dan willen allerlei politici tegenwoordig graag naar je onderbuik luisteren. ‘De afgelopen jaren hebben we alles wat uit de onderbuik kwam heel snel weggezet als fout, terwijl het soms gaat om hele reële zorgen van mensen’, zei PvdA-staatssecretaris Sharon Dijksma vorige week op Nu.nl. Ze verwees daarbij naar mensen die ooit in een fijne volkswijk woonden, waar vroeger Nederlands maar nu Berbers, Arabisch of Turks wordt gesproken. ‘Dan kan ik mij echt wel voorstellen dat mensen die daar oorspronkelijk vandaan komen zich soms verloren voelen in die wijk.’ Ik maak hier uit op dat de boze/bezorgde onderbuik niet alleen wit is, maar ook wat rechts en xenofoob, en dat daar begrip voor moet zijn.

Dit is natuurlijk al langer aan de hand. Sinds Pim Fortuyn langskwam en links zich een electoraal hoedje van formaat schrok, voelen progressieve politici zich sterk aangetrokken tot het leed van de rechtsdragende burger. Zo zeer zelfs, dat ik me inmiddels als trouwe linkse kiezer een beetje vergeten voel. Want als rechts luistert naar rechtse onderbuiken, en links luistert naar rechtse onderbuiken, wie luistert er in Den Haag dan naar die van mij?

Het zal mijn onderbuik bijvoorbeeld worst wezen dat er in mijn wijk ook Turks wordt gesproken. En mijn onderbuik maakt zich wel zorgen over armoede, toenemende sociale ongelijkheid en de afbraak van onze verzorgingsstaat, maar voelt vooralsnog geen enkele behoefte om vluchtelingen of Nederlanders van kleur daarvan de schuld te geven.

Integendeel: mijn onderbuik zou heel graag willen dat linkse politici zich wat meer om deze groepen zouden bekommeren. Neem die vluchtelingen. Mijn brein herinnerde mijn onderbuik er onlangs aan dat Diederik Samsom begin dit jaar sprak over een luchtbrug tussen Turkije en Europa. Wel vierhonderd vluchtelingen per dag moesten er worden overgebracht. Zijn deal met Erdogan ging door, maar toen ik het een paar weken geleden navroeg, stond de Nederlandse teller op 255 ingevlogen asielzoekers. Mijn onderbuik wil graag dat linkse politici daar pisnijdig van worden, en eisen dat we vandaag nog alle zeilen bijzetten om zoveel mogelijk vluchtelingen op te halen. Ik zou bijna blind mijn linkse stem geven voor één keer een ferm ‘wir schaffen das’.

Mijn onderbuik geeft ook om vluchtelingkinderen. The Guardian publiceerde een paar maanden geleden over twee Afghaanse neefjes, die toen al tien maanden overleefden in Calais. Ze probeerden bij hun oom in Groot-Brittannië te komen, maar mochten dat land niet in. Ze waren vies, hongerig, en werden beschoten door de Franse politie. ‘Ik ben hier gek geworden’, zei de oudste. In 2015 waren er maar liefst 90.000 zoals zij, las ik: kinderen die zonder hun ouders of andere volwassene asiel zochten in Europa. Mijn onderbuik wil dat politici zeggen: onze prioriteit is om deze kinderen zo snel mogelijk bij hun familie te krijgen. En als ze geen familie hebben in Europa, dan halen we ze op en zorgen we voor ze. Onmiddellijk. Allemaal. Met liefde.

Mijn onderbuik wil dat politici een hart hebben. Niet alleen voor vluchtelingen, maar ook voor de mensen die nog in Syrië zitten. De afgelopen dagen twitterden burgers in Aleppo over bommen en hun naderende dood, terwijl Assads leger en geallieerde milities al executerend oprukten in de stad. Onze lijsttrekkers assorti twitterden ook: over de groenste politicus van het jaar, over puppyfraude met vaccinboekjes, over zoutvaatjes die al dan niet standaard op restauranttafels behoren te staan. Alleen Lodewijk Asscher noemde de situatie in Aleppo in een tweetje ‘hartverscheurend’. Een terecht sentiment, maar mijn onderbuik wil weten waar de moeilijke vragen blijven. Waarom doet onze regering niets? Of de Europese Unie? Wat hebben we überhaupt aan de Verenigde Naties, aan de Navo, aan de internationale gemeenschap, als we burgers niet kunnen beschermen tegen een live-getwitterde massaslachting?

Ik zit niet te wachten op linkse politici die luisteren naar rechtse onderbuiken. Ik wil politici die idealen hooghouden, die durven te strijden voor een wereld die vreedzaam, vrij en eerlijk is. Politici waar ik me niet voor hoef te schamen omdat ze in de marge een slappe hap waren, maar waar ik trots op kan zijn, omdat ze iets probeerden, ook toen het hopeloos leek. Die alle kinderen een goede toekomst willen geven, ook als ons dat veel kost. Mijn onderbuik wil geen begrip voor mijn ‘reële zorgen’. Mijn onderbuik verlangt naar een betere wereld.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het was me in mijn nog na-etterende oh-fuck-iemand-gaat-Trump-nucleaire-codes-geven-shock even ontgaan, maar het blijkt fantastisch te gaan met de wereld. Of althans, dat vindt de Zweedse historicus Johan Norberg. Afgelopen zaterdag stond in de Sir Edmund een interview met hem, omdat hij een optimistisch boek heeft geschreven over hoe we er nu beter voorstaan dan in welk eerder tijdperk dan ook.

Norberg stelt dat we lijden aan een vorm van ‘historische bijziendheid’: we lezen elke dag in de krant over kommer en kwel, en concluderen daaruit dat de wereld best wel apenballen zuigt. Maar als we verder terug kijken, dan blijkt dat we het momenteel zo slecht niet hebben. Om eens iets te noemen: we hebben antibiotica, vaccins en moderne medische zorg. Een goed punt, moest ik tijdens het lezen schoorvoetend toegeven; zonder deze zaken had ik zeker al een tuintje op mijn buik gehad.

En zo zijn er meer voordelen aan het nu. Er sterven minder mensen in oorlogen, de armoede daalt wereldwijd, en de voedselzekerheid neemt toe, net als de levensverwachting.

Misschien moet ik inderdaad wat positiever zijn, dacht ik. Vorige week las ik immers ook al in de Scientific American dat optimisten niet alleen vrolijker zijn, maar ook sneller herstellen van ziekte en misschien zelfs langer leven. Het blijkt bovendien heel gemakkelijk om een optimist te worden. Zo blijken mensen die elke dag vijf minuten denken aan een toekomst waarin het megapuik met ze gaat en ze alles hebben bereikt wat ze wilden als significant blijere eieren door het leven te gaan. ‘Ongeacht hoe glansrijk je denkt dat de toekomst werkelijk zal zijn’, stond erbij.

Mijn gedachten bleven terugkomen bij die zin. Want in dat ‘werkelijk’ zit de crux. Optimisme is een waardevol perspectief, maar er ontbreekt iets.

In het interview vraagt wetenschapschef Tonie Mudde aan Norberg: ‘Alles gaat goed? Zeg dat maar eens tegen de mensen in Syrië…’ Waarop Norberg antwoordt: ‘Wat daar gebeurt is verschrikkelijk. En ik ontken ook niet dat er ellende is op de wereld. Die zal er altijd blijven; ik geloof niet in een utopie waarin problemen niet meer bestaan.’

Ik zag gisteren foto’s uit Aleppo. Op de grond, tussen het puin, lag een klein, dood meisje, in een blauwe skinny jeans, met roze sneakertjes aan. Even zag ik in haar plaats mijn eigen dochtertje liggen. Ik huilde, en ik dacht: zeggen dat we nu in zo’n fantastisch tijd leven, en je er dan bij neerleggen dat dit soort ellende altijd zal blijven – dat is niet goed genoeg.

Het is niet goed genoeg, en dat geldt ook voor Norbergs reactie op andere problemen. Wanneer Mudde hem terecht confronteert met grote issues van onze tijd als klimaatverandering en overbevolking, komt de historicus niet veel verder dan dat we luchtvervuiling en het gat in de ozonlaag ook hebben weten te fiksen. Maar ondertussen gaat het met bijvoorbeeld het terugbrengen van de CO2-uitstoot niet supersnor. In Nederland was die uitstoot in 2015 hoger dan in 1990 – niet helemaal de bedoeling van het Kyoto-protocol.

En de armoede mag dan afnemen, de minder optimistische historicus Tony Judt schreef in zijn boek Ill fares the land hoe de ongelijkheid in westerse samenlevingen sinds het einde van de negentiende eeuw afnam, maar nu weer groeit. Opwaartse mobiliteit is voor jonge mensen niet meer vanzelfsprekend. ‘Er is iets diep mis met de manier waarop we leven op dit moment’, stelde hij.

Johan Norberg vertelt in Sir Edmund wat hij doet als hij ellende tegenkomt die hem bezorgd maakt. Dan pakt hij de statistieken en grafieken van de afgelopen honderden jaren erbij, en stelt hij zichzelf gerust: ‘Ja, mijn kinderen zullen het waarschijnlijk ook weer beter hebben dan ik.’ Niet alleen betwijfel ik dat – de gelatenheid die hieruit spreekt schuurt met de realiteit.

Dat het nu op veel vlakken beter dan ooit gaat met de wereld, danken we immers niet aan mensen die content naar de historische cijfers keken, maar aan de ontevredenen die zagen dat het niet vanzelf goed zou komen. Vooruitgang danken we aan de mensen die een betere wereld willen, die dat diep en fel nodig hebben, en die bereid zijn daarvoor te zweten en te vechten. Natuurlijk kunnen we niet zonder hoop; ontevredenheid zonder optimisme wordt defaitisme. Maar optimisme zonder ontevredenheid wordt gezapigheid – en dat is zeker even zinloos.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wie mij kent, weet dat ik geen liefde heb voor de Partij van de Arbeid. Om eerlijk te zijn vind ik het een huichelachtige bende. PvdA’ers komen, zeker in verkiezingstijd, vaak heel redelijk over, met hun ‘sterk en sociaal’ en hun sympathieke rode rozen. Maar zodra de sociaal-democratische derrières het pluche raken, sluiten ze ineens vluchtelingendeals met een regime dat Syrische vrouwen en kinderen bij de grens neerschiet, helpen ze de jeugdpsychiatrische zorg naar z’n grootje, verhogen ze de AOW-leeftijd op zo’n manier dat het vooral heel jofel uitpakt voor rijke hoogopgeleiden (sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, mijn bips), en proberen ze linksom en vooral rechtsom zzp’ers uit hun levensonderhoud te naaien.

Ik moet dan ook bekennen dat het negeren van het interne gekissebis binnen de PvdA al jaren flink bijdraagt aan mijn levensgeluk. Dus u kunt zich mijn chagrijn voorstellen, toen ik dinsdag ineens het hoofd van kandidaat-lijsttrekker Jacques Monasch op mijn televisie zag verschijnen.

Het was de schuld van 1vandaag, dat een item had over Monasch’ alternatieve PvdA-verkiezingsprogramma. Het komt erop neer dat Monasch een flinke ruk naar rechts maakt, met veel gedoe over ‘niet wegkijken, maar durven benoemen’. Dit gaat keurig onder het mom van het aanswaffelen van een sociaal-democratische discussie, maar er zit een luchtje aan. Monasch weet namelijk zeer goed dat hij geen schijn van kans zou maken om verkozen te worden tot lijsttrekker, ware het niet dat de PvdA met het plan rondloopt om een flitslidmaatschap in te stellen, zodat ook nu-nog-niet-leden kunnen meestemmen. Als reactie op dat plan schreef de zeer rechtse haatwebsite GeenStijl dat zij misschien voor de lolz wel hun achterban willen aanmoedigen om Monasch in het zadel te flitsen. In deze context vind ik het moeilijk om Monasch’ programma anders te lezen dan als een soort open uitnodiging naar GeenStijl, om hem vooral naar de winst te trollen.

Zo had ik op de eerste pagina van het program al bijna Wilders-bingo: het ging over ‘nationale trots en veiligheid’, ‘dreiging’, ‘onvrede over Europa’ en een ‘politieke elite’ die wars is van tegengeluiden van gewone mensen. En dan was ik nog niet eens bij de passage waarin Monasch bepleit dat Syriëgangers (allemaal, dus zonder aanziens des persoons) de toegang tot ons land ontzegd moet worden. Of bij de merkwaardige alinea die begint met het tegengaan van racisme en discriminatie op de arbeidsmarkt, om in één adem op te stomen naar moslimvrouwen die ‘door groepsdruk en door een door mannen opgelegd geloof niet de vrije keuzes maken in hun privéleven die zij zouden willen.’

Een beetje wereldvreemd is het programma ook. Monasch wil bijvoorbeeld in de ouderenzorg ‘liefde, gezelligheid en lekker eten’ centraal stellen – alsof een verpleeghuis een soort pizzeria is, in plaats van een plek waar het schrijnen soms zo hoog oploopt dat bewoners maar drie keer per dag naar de wc mogen.

Nog erger wordt het als Monasch het gaat hebben over de vluchtelingencrisis. In de landen rondom Syrië en Irak leven vele miljoenen oorlogsvluchtelingen in erbarmelijke omstandigheden. Wat wil Monasch? Hij wil een ‘duidelijk beperkt’ aantal mensen ophalen uit UNCHR-kampen. En dan alleen nette vluchtelingen; ze worden vooraf gekeurd om te kijken of ze wel akkoord gaan met artikel 1 van onze grondwet. Maar dan hoeven ze tenminste geen gevaarlijke tocht over zee te maken. Dit alles omdat Nederland, volgens Monasch, een ‘beschaafd en fatsoenlijk land’ is.

Nou heb ik daar soms zo mijn vraagtekens bij, dus ik dacht: laat ik eens kijken hoe fatsoenlijk we tot nu toe zijn geweest met het ophalen van vluchtelingen. We hadden immers Samsoms Turkijedeal, die erin voorzag dat mensen, net zoals Monasch voorstelt, uit de kampen aldaar ingevlogen zouden worden. Een aardige mevrouw bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie wist mij te vertellen dat er tot nu toe een whopping 255 vluchtelingen zijn overgebracht van Turkije naar Nederland. Ondertussen stierven er in 2016 al meer vluchtelingen op zee dan in 2015, twitterde hoogleraar migratiegeschiedenis Leo Lucassen gisteren. Dat Monasch dit soort beleid wil verdedigen is natuurlijk zijn goed recht, maar het ‘beschaafd’ noemen, is volkomen bezopen.

Alles bij elkaar opgeteld heb ik de indruk dat Monasch zich kandidaat heeft gesteld voor het lijsttrekkerschap van de verkeerde partij. Een andere politieke club zou beter bij hem passen. Hij vindt haar in de kelder van de democratie, aan het einde van de gang, laatste deur rechts.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik ben stiekem een beetje op Justin Trudeau, de minister-president van Canada. Hij noemt zichzelf een feminist, en dat doet hij met grote regelmaat. En wanneer mensen dat dan opvallend vinden, dan zegt hij erbij dat hij daarmee doorgaat totdat niemand zulks meer opmerkelijk acht, omdat het tenslotte gaat over gelijkheid, respect en een betere wereld. Hij vertelt hoe hij niet alleen zijn dochter maar ook zijn zoons wil opvoeden in de geest van feministisch gedachtegoederen assorti. Hij stelde vorig jaar een kabinet samen dat voor de helft uit vrouwen bestaat, en toen iemand hem vroeg waarom, zei hij: ‘Omdat het 2015 is.’ Oh, en hij kan een superblitse truc waarbij hij baby’s op zijn handen laat staan.

Ik ben dus een beetje op Trudeau. En mannen in mijn omgeving mogen dan chagrijnig brommen dat het natúúrlijk allemaal een ‘zorgvuldig gecultiveerd imago’ is, ik denk: als je toch iets zorgvuldig cultiveren gaat, imagotechnisch of anderszins, dan heel graag feministische normen en waarden, alsjeblieft, dankjewel.

Maar misschien wel een van de meest feministische dingen die Trudeau kan gaan doen, wordt zelden als zodanig herkend: misschien gaat hij wel de premier zijn die het basisinkomen invoert in Canada. Sinds Trudeau aan de macht is, gonst het in maple-leaf-land van de berichten over gratis geld. De provincie Ontario wil wel een proef doen. Ook in Quebec is men wild enthousiast.

Het idee achter het basisinkomen is simpel: in plaats van ingewikkelde regelingen met bijstandsuitkeringen, werkloosheidswetten, toeslagen en wat dies meer zij, geef je elke burger een som geld die hoog genoeg is om sober van te leven. De onderliggende gedachte is net zo eenvoudig: dat het grootste probleem van armoede is dat mensen geen geld hebben (en niet, zoals onze regering lijkt te denken, dat arme burgers naar alsmede werkschuw tuig zijn). Het gewenste gevolg: als je iedereen gratis geld geeft, dan verdwijnt armoede, en lossen mensen de issues die vaak hand in hand gaan met armoede – weinig opleiding, geen startkapitaal voor een bedrijfje, enzovoorts – zelf op. Uit de testen die er al mee gedaan zijn, blijkt dat het nog werkt ook.

Waar het niet zo vaak over gaat is dat zo’n basisinkomen een inherent feministische politieke keuze is. In vrijwel alle landen ter wereld zijn het immers vrouwen die het zwaarst en het vaakst getroffen worden door armoede. Maar dat niet alleen. Een basisinkomen verzekert vrouwen ook van hun financiële onafhankelijkheid. En dat is dan weer een belangrijke stap in bijvoorbeeld de strijd tegen huiselijk geweld en huwelijksdwang. Bovendien hoeft geen vrouw meer zo arm te zijn dat ze geen anticonceptiemiddelen of abortus kan betalen. Zo zorgt het basisinkomen voor meer reproductieve vrijheid.

Als Trudeaus feminisme meer is dan een stukje imagocultiveringsgebeuren, wil hij dit vast vlot in orde gaan maken. De vrouwvriendelijke daad bij het vrouwvriendelijke woord. Ik ga er vanuit dat het lukt. En dat ik daarna nog een beetje meer op Trudeau ben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik vind het zo leuk om in hun huisjes te kijken. Het zijn toch ook huisjes? Volgens mij noemen de mensen het zelf ook zo, het zijn hun huisjes geworden.’ (Premier Rutte op bezoek in een vluchtelingenkamp in Libanon, geciteerd in de Volkskrant, 3 mei 2016)

‘Kijk toch zelf, wat een ellende.’ ‘De wereld is ons vergeten’. (De vluchtelingen in datzelfde kamp)

‘Ik vind het voor de hand liggend om als er oorlog is en mensen moeten vluchten, die op te vangen in de landen daaromheen.’ (Rutte weer)

‘Joden die het zich konden veroorloven, probeerden overzee te vluchten.’ (De Groene Amsterdammer in een artikel uit 2009 over de vooravond van de Tweede Wereldoorlog)

‘Ze worden per kerende veerboot teruggestuurd.’ (PvdA-fractievoorzitter Samsom over zijn plan om vluchtelingen naar Turkije uit te zetten, in een interview in de Volkskrant, 26 januari 2016)

‘Het is nu zoo ver gekomen, dat van het asylrecht voor politieke vluchtelingen heden in ons land geen spoor meer bestaat.’ (Henriëtte Roland Holst in een brochure van de Internationale Rode Hulp, 1934)

‘We moeten toe naar een systeem waarin de overtocht zinloos wordt.’ (Samsom weer, nu over de bootvluchtelingen die om Europa te bereiken hun leven wagen op de Middellandse Zee)

‘Turkije hoopt dat het [plan van Samsom] een afschrikwekkende werking heeft en dat het nieuws zich snel zal verspreiden. Dan komen er waarschijnlijk minder vluchtelingen uit andere landen naar Turkije.’ (RTL Nieuws, 28 januari 2016)

‘Illegale joden werden vooral ook als afschrikking voor kandidaat-vluchtelingen naar Duitsland gerepatrieerd.’ (De Groene Amsterdammer, uit hetzelfde artikel)

‘VVD-fractieleider Halbe Zijlstra stelde dat de versobering [van de vluchtelingenopvang] nodig is, omdat de instroom toeneemt en het draagvlak onder de bevolking afneemt. Bovendien zal de opvang een afschrikwekkende werking hebben op doorreizende vluchtelingen.’ (Nu.nl, 14 oktober 2015)

‘Grenzen dicht. En voor immigranten uit islamitische landen die hier al zijn, starten we het proces van de-islamisering. Minder islam en nul asielzoekers erbij. Alleen op die manier kan Nederland zijn eigen identiteit terugkrijgen.’ (Geert Wilders in een interview met de Playboy, 4 februari 2016)

‘Vluchtelingen mogen de eerste weken geen contact met de buitenwereld hebben. Men, en meer in het bijzonder het hoofd van de vreemdelingenpolitie Heinrich Rothmund, was bang voor een Verjudung van Zwitserland, reden waarom niet lang na aankomst van dit groepje vluchtelingen de Zwitserse grens gesloten werd voor réfugiés.’ (NRC Handelsblad vertelde vorige week het verhaal van Dorry Aarts-Dreese, die in 1942 als joods kind met hulp van smokkelaars naar Zwitserland vluchtte)

‘Hongarije gaat de grens met Kroatië sluiten om de instroom van vluchtelingen en migranten een halt toe te roepen.’ (Volkskrant, 16 oktober 2015)

‘Zweden doet de deur dicht voor asielzoekers.’ (Trouw, 7 november 2015)

‘De stroom vluchtelingen naar Midden-Europa is voorbij, via welke route dan ook. De grenzen moeten gesloten blijven.’ (Oostenrijkse minister in Bild am Sontag, 13 maart 2015)

‘Eerste teruggestuurde vluchtelingen aangekomen in Turkije.’ (Nu.nl, 4 april 2016)

‘Sinds half januari zet Turkije vrijwel dagelijks illegaal zo’n honderd mannen, vrouwen en kinderen de grens met Syrië over. (…) De afgelopen maanden heeft Turkije (…) zijn landsgrens met Syrië gesloten voor iedereen behalve degenen die acuut medische hulp nodig hebben, en geschoten op sommigen die probeerden de grens op irreguliere wijze over te steken.’’ (Amnesty International, 1 april 2016)

‘Er is niet genoeg eten voor veel vluchtelingen die vastzitten op Lesbos. (…) “We horen berichten over lange rijen en gevechten om voedsel”.’ (De NOS las de notulen van UNHCR-hulpverleners ter plekke, 6 april 2016)

‘Traangas en rubberkogels tegen vluchtelingen bij grenshek Macedonië.’ (NOS, 10 april 2016)

‘Vanmiddag ontsnapten minderjarige kinderen uit een aparte ruimte in het kamp, waarna de bewakers enkele kinderen sloegen.’ (NOS-correspondent Lex Runderkamp nabij kamp Moria op Lesbos, 26 april 2016)

‘De wanhoop maakte zich van de ongelukkigen meester. Er waren er, die zich op de knieën wierpen en baden en smeekten om toch toegelaten te worden. De mensen bezwoeren bij hoog en bij laag dat onmiddellijke overbrenging naar concentratiekampen zou volgen. Zij die uit de kampen ontsnapt waren, deden wanhopige pogingen om de ambtenaren ervan te overtuigen dat zij groot gevaar liepen doodgeschoten te worden. Maar niets mocht baten.’ (Nieuwsblad van het Noorden over de uitzetting van een groep joodse vluchtelingen naar Duitsland, 24 november 1938)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Onze manier van leven loopt gevaar. Dat stelde VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra vorige week in een interview met dagblad Trouw. ‘Wij doen in Nederland heel veel concessies aan de manier van leven, onze waarden’, zei hij, en gaf als voorbeeld dat sommige Amsterdamse schoolbesturen Tweede Pinksterdag misschien wel wilden inruilen voor het Suikerfeest. ‘Elke keer een stapje weg van de Nederlandse achtergrond en cultuur’, noemde Zijlstra dit. Waarmee meteen glashelder was wie er volgens hem tot de categorie ‘onze’ of ‘Nederlandse cultuur’ behoren: moslims niet.

Nou heb ik een donkerbruin vermoeden dat de meeste Nederlanders, ongeacht hun geloof, op Tweede Pinksterdag vooral een lekker lang weekend vieren. Dit besef lijkt echter niet in Zijlstra te zijn uitgestort, want hij bouwt in de rest van het interview lustig verder op deze in zijn ogen riskante ontwikkeling. Zo is volgens de VVD’er ook de vrije samenleving in gevaar, bijvoorbeeld zodra scholen rekening houden met moslimleerlingen en daarom een ‘Je suis Charlie’-poster verwijderen. Hij vindt dat het verkeerde signaal. ‘Is er kritiek op zo’n poster, dan moet je zeggen: jongens, vrijheid van meningsuiting, zo zit het hier in elkaar.’

Prima standpunt, op zich, en dat maakt het extra jammer dat Zijlstra iets verderop in het interview zulke gedachtegoedtechnische vrijheden alleen reserveert voor mensen die hij eerder in de categorie ‘onze’ had ondergebracht. Moslims, bijvoorbeeld, hebben er minder recht op. ‘Zij redeneren vanuit hun eigen waardenpatroon’, stelt Zijlstra, en vervolgt: ‘Maar juist dan moet je als maatschappij heel helder zeggen: als je hier wil leven, dan moet je je aan onze waarden gaan houden.’ Wil je dat niet, dan ga je maar gezellig naar Saoedi-Arabië. (Ik verzin dit niet; hij zei dat echt.)

Salafisten moeten volgens Zijlstra helemaal hun mond houden. ‘In die salafistische kringen worden dingen geroepen en gezegd die echt ondermijnend zijn voor onze democratische rechtsstaat’, stelt hij. Het gaat hem niet enkel om dwaallichten die oproepen tot haat en geweld – dat is immers al verboden – maar ook om huis-, tuin- en keukenorthodoxen. ‘Die zijn niet gewelddadig in daad, maar in woord wordt onze maatschappij totaal verworpen.’ Vervolgens praat Zijlstra wat over hoe zij dan niet op de goede plek op de aardbol zitten, over het corrigeren van immigranten, het bestrijden van mensen met onaangepaste denkbeelden, het eisen van aanpassing aan ‘onze’ maatschappij, en zegt hij: ‘Daar waar wettelijk dingen nodig zijn, zullen we dat regelen.’

Naar aanleiding van deze interviewuitspraken voel ik me genoodzaakt om iets op te biechten. Beste meneer Zijlstra: ik wil u graag laten weten dat ook ik onze huidige samenleving verwerp. Ik verwerp regeringspartijen die met de bovenlip het liberalisme belijden, en met de onderlip (of -buik) onwelgevallig verklaarde minderheden hun vrijheden wil ontnemen. Ik verwerp politici die denken dat je kleingeestige ideeën moet bestrijden met een verbod in plaats van met betere ideeën. En ik verwerp een samenleving dat zo’n diepgewortelde afkeer kent voor ‘de ander’ dat bij voorstellen als die van Zijlstra niet alle jaren-dertig-alarmbellen afgaan.

Vanwege dat verwerpen streef ik naar de oprichting van een links-feministische heilstaat – laten we het ‘het falifaat’ noemen. In het falifaat doen we alles om Zijlstra’s interpretatie van de democratische rechtstaat te ondermijnen. In het falifaat maken we wetten die emancipatie bevorderen in plaats van minderheidsmeningen onderdrukken, is gelijkheid tussen man en vrouw of homo en hetero veel meer dan alleen een stok om een moslim mee te slaan, zijn oorlogsvluchtelingen onvoorwaardelijk welkom simpelweg omdat we ooit in Genève bij het kruisje tekenden voor hun mensenrechten, en eten politici liever hun blauwe zijden stropdas op dan sommige waarden of religies ondergeschikt te maken aan andere.

Het hypocriete neoliberale patriarchaat roep ik uit tot vijand van het falifaat, omdat het jokt: het beweert er te zijn voor alle burgers, maar probeert ondertussen een de facto dictatuur van de vermogende en/of mondige meerderheid te stichten.

Een waarschuwing: mijn plannen voor de verwerping van de samenleving moet niet worden weggewuifd alleen omdat ik een ongelovige witte jonge vrouw ben met een ruime voorraad Nederlandse voorouders. Ik ben al lange tijd ernstig aan het radicaliseren; als u mijn laptop zou onderzoeken, dan zou u daar concreet bewijs aantreffen van plannen om uit te reizen naar een land dat beter bij mijn ideologie past, zoals IJsland, of misschien Canada.

Dus ik vraag het u, meneer Zijlstra: is het u echt menens, met wat u in het interview zei? Want dan nodig ik u bij deze uit om ook mij te komen verbieden.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.