dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

We problematiseren te snel, zei staatssecretaris Maarten van Ooijen tijdens een interview. Het ging over de jeugdzorg, waar het al jaren een vreselijke puinhoop is. Zo is er te weinig geld en daardoor te weinig hulp voor kinderen die diep in de shit zitten (denk: depressie, eetstoornis). De oplossing ligt voor hand, zou je denken, maar aangezien Van Ooijen deel uitmaakt van een kabinet-Rutte – dat altijd liever de portemonnee trekt voor grote bedrijven dan voor mensen die het water aan de lippen staat – komt er natuurlijk geen geld bij. Sterker nog: er komen bezuinigingen aan.

Dus probeert de staatssecretaris op een andere manier van zijn budgetissues af te komen: ouders – dat is de ‘we’ die te snel problematiseert – van kroost met ‘lichtere’ problemen moeten zich minder snel tot hulpverleners wenden. Het maakt niet uit dat mensen die in de jeugdzorg werken vaak denken: ‘Waren we er maar eerder bij geweest.’ Volgens Van Ooijen moet ‘niet elk kind dat een keer slecht slaapt in een hulptraject.’ Want: ‘We moeten vaker accepteren dat opgroeien niet zonder tegenslag kan. Je kunt niet leren lopen zonder te vallen. En we moeten onze kinderen af en toe ook de ruimte geven om te vallen.’

‘Niet zonder tegenslag’? ‘Een keer slecht slaapt’? Alsof ouders fragiele aanstellers zijn die bij het eerste hobbeltje in het leven van hun spruit meteen naar een psycholoog marcheren. Wat een bespottelijk idee.

Hoe het wel gaat? Bijvoorbeeld zo. Je kind was nooit helemaal zoals andere kinderen. Of misschien wel, maar is je zoon of dochter veranderd. Misschien keert ze in zichzelf. Misschien heeft hij enorme driftbuien. Misschien kan ze in sommige situaties niet praten, zoals toen ze op een sportclub in een nieuw team kwam en maandenlang geen woord zei.

‘s Avonds, als je kind slaapt, praat je met de andere ouder: maak ik me terecht zorgen? Verbeeld ik het me?

Je verbeeldt het je niet. Maar ach, anders zijn is niet erg. Je houdt van je kind zoals het is. Je rommelt door en past mouwen aan van alles. Jeugdzorg, dat is voor de kinderen die echt vastlopen.

En dan gebeurt er iets. Misschien een scheiding of een nieuwe school, een slepende ruzie binnen de vriendinnengroep, een te grote klas met veel lawaai. Er komt een barst in de breekbare net-niet-balans die je zo zorgvuldig koesterde. Het gaat nu echt niet meer goed op school. Leraren praten met je over dyslexie, concentratie, stemming, gedragsproblemen. Hebben jullie weleens aan autisme gedacht? Dat heb je, maar las je niet ergens dat labels slecht zijn? Een blok aan het been van je kind?

Je vertelt anderen hoe het gaat. Die geven onbehulpzame adviezen: opvoeden is loslaten, iedereen heeft weleens een dipje, ze groeit er vast wel overheen.

Je kind groeit er niet overheen. Er zijn nu meer slechte dagen dan goede. Misschien komt je kind elke dag huilend thuis. Misschien moet je je dochter alweer ophalen van school omdat ze een paniekaanval heeft gehad. Misschien lijkt je zoon nergens meer om te geven.

Als je rijk genoeg bent, koop je particuliere hulp in. Zo niet, dan ga je naar de huisarts. Die hoort de wanhoop in je stem. Nu staat je kind op een wachtlijst.

Inmiddels zou je je linkerarm geven om je kind weer gelukkig te maken. En je rechterarm. Maar het universum ruilt geen armen voor hulp, en bovendien heb je je armen veel te hard nodig om je kind te vast te houden.

Dus bel je instanties en stuur je lange mails. Het gaat niet meer. Misschien zeg je: ik denk dat mijn zoon zichzelf pijn doet. Of: ik ben bang dat m’n dochter zal breken en ik durf niet na te denken over wat er dan gebeurt.

Ondertussen probeer je de moed erin te houden. Het komt goed, lieverd, zeg je, terwijl je tranen droogt. Het is nu moeilijk, maar als er hulp komt, wordt het beter. We moeten gewoon nog even volhouden. Ik ben er voor je. Ik zie je. Ik houd van je. Geef alsjeblieft niet op.

En dán pas krijgt je kind hulp.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als het aan jonge mensen had gelegen, was de BBB bij de Provinciale Staten-verkiezingen niet de grootste geworden. Van alle kiezers die op deze boeren-eerst-natuur-nooit-partij hebben gestemd, waren veruit de meesten 50-plus. Slechts 3 procent was 18 tot 24 jaar oud. Een smet op de overwinning: geen enkele andere partij deed het zo slecht onder jongeren.

Het zette me aan het denken. Wat als jonge mensen het voor het zeggen hadden? Nou, om iets te noemen: als bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen alleen jongeren tot 24 jaar hadden mogen stemmen, had GroenLinks geen zetels verloren en was niet de VVD maar D66 de grootste partij geworden.

Sowieso stellen jongeren vaak andere prioriteiten. EenVandaag peilde al eens dat een flinke meerderheid van de jongelui zich zorgen maakte over het klimaat, terwijl het merendeel van de ouderen dat niet deed; die zaten vooral in de piepzak over wie alle maatregelen moest gaan betalen. Hetzelfde blijkt uit andere studies: kinderen en jongeren zijn ongeruster over het klimaat dan de gemiddelde boomer, en willen beter beleid. Bovendien, zo schreef VN-jongerenvertegenwoordiger Sarah Oey gisteren in Trouw, laat onderzoek zien dat jonge mensen vaak boos en angstig zijn over het klimaat. Ze voelen zich in de steek gelaten door volwassenen.

Even tussendoor: daarin hebben ze natuurlijk gewoon gelijk. Terwijl de rijken rijker worden, wordt de klimaatcrisis erger. Terwijl multinationals hun miljardenwinsten tellen, gaat het grote uitsterven van planten- en diersoorten gewoon door. Terwijl politici op hun handen zitten, is een eigen huis of vaste baan voor veel jonge mensen een fata morgana. Hoogleraar Ewald Engelen vatte de positie van jongeren zo samen: ‘Ze zijn absolutely fucked, en ze weten het.’

Dit maakt jonge mensen, naast groener dan de grijsaards, ook kritischer op dat andere grote probleem van onze tijd: kapitalisme. Een Britse denktank becijferde dat bijna 80 procent van de jongeren de schuld voor de huizencrisis bij het kapitalisme legt, dat driekwart vindt dat de klimaatcrisis een ‘specifiek kapitalistisch probleem’ is en dat twee derde liever in een socialistisch economisch systeem leeft. Zelfs in de Verenigde Staten, waar kapitalisme de tweede staatsreligie is, verwerpt meer dan de helft van de jonge mensen dit systeem. In Nederland citeerde Het Parool de 16-jarige Sytze Fortuin: ‘Ik hoop dat wij kunnen bijdragen aan de afbraak van het neoliberale kapitalisme.’

Er is een nieuwe protestgeneratie opgestaan, duidde psycholoog Jos Ahlers. ‘Jongeren zien de hele dag hoe overal ter wereld het systeem faalt.’ Dat is frustrerend, zei ook Pippi van Ommen, 26 en actief bij Extinction Rebellion en Milieudefensie. ‘De helft van alle CO2-uitstoot is van na 1990. Ik ben geboren in 1996. Toen waren er al internationale klimaattoppen geweest, maar nog steeds is er niets gebeurd.’ Ze geeft echter niet op. ‘Dit is de defining decade. Nu bepalen we hoe de wereld eruit gaat zien voor ons en alle generaties na ons.’

Ook zij heeft groot gelijk. De vraag is alleen: wie mag dat precies bepalen? De laatste verkiezingsuitslag laat zien hoe in een vergrijsd land de stemmen van jonge mensen kunnen verzuipen in die van de na-ons-de-zondvloed-generatie. Minderjarigen hebben rode-potlood-technisch al helemaal niets in de melk te brokkelen. Waarmee we zijn aangekomen bij een groot onrecht in het hart van onze democratie: degenen die het langst met de consequenties van beleid moeten leven, hebben er het minst over te zeggen.

Dit is geen natuurwet. Het onrecht komt voort uit keuzes, lang geleden gemaakt – door volwassenen. Bijvoorbeeld de beslissing om in het stemrecht een scheve vorm van discriminatie in te bouwen: wel een minimumleeftijd, maar geen maximumleeftijd. Of om kinderen om allerlei redenen het stemrecht te ontzeggen – ze zijn onervaren, het gaat ze boven de pet, ze zijn beïnvloedbaar – terwijl we dit bij volwassenen geen geldige gronden vinden om ze de toegang tot het stemhokje af te nemen. Als onze kinderen, de aarde en de toekomst ons lief zijn, dan is het nu tijd om die keuzes te heroverwegen. Verstandige jonge mensen staan klaar om de wereld te veranderen. Geef ze die kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Overijssel is van ons’, zei Carla Evers, lijsttrekker van de BBB in Overijssel, voor de verkiezingen. Woensdag kreeg ze gelijk. In onze provincie werd haar partij verpletterend de grootste, met 17 zetels, ruim vier keer zoveel als de nummer twee, het CDA, en meer dan alle groene en linkse partijen samen.

Evers is naast lijsttrekker ook pluimveeboer. Haar bedrijf ligt vlakbij een Natura 2000-gebied, maar ze weigert te vertrekken. Daarmee vertegenwoordigt ze niet alleen in woord maar ook in daad het beleid van de BBB. Kort samengevat: de partij wil wel innoveren op kosten van de overheid, maar verder wil ze eigenlijk niets. Niet de natuur beschermen, geen reductie van de veestapel, niet biologisch boeren, en uiteraard niet de stikstofuitstoot van boerenbedrijven terugdringen. Ze willen niet eens proberen minder gif te gebruiken. ‘Ook planten hebben recht op een medicijnkast met gewasbeschermingsmiddelen’, heet dat in hun verkiezingsprogramma.

In het waterschap Drents Overijsselse Delta is het van hetzelfde politieke laken een pak: geen investeringen in duurzaamheid of in het beschermen van planten en dieren. Bij droogte krijgen boeren altijd voorrang op natuurgebieden. Die laatste heb je ook helemaal niet nodig, lees ik in het provinciale programma, want: ‘Boerennatuur is ook natuur.’ Aha.

Aangezien ik vorige week de BBBui al zag hangen, belde ik even met Ine Nijveld, boswachter op de Sallandse heuvelrug. Een Natura2000-gebied, uiteraard, en een van de mooiste plekken van ons land: met slenken en stuwwallen, heide, bos, prachtige uitzichten. De heuvels zijn tevens bijna volledig omringd door boerenbedrijven, die al dat moois zodanig onder druk zetten dat er recent een nieuw wandelpad is geopend: de route van verloren soorten. Onder andere het gentiaanblauwtje en de kamsalamander zijn we al kwijt, vertelde een ecoloog aan RTV Oost.

Omdat boswachters voor de staat werken en dus geen politieke uitspraken doen, kon ik Nijveld niet vragen wat een verpletterende winst van de BBB zou betekenen voor onze heuvels. Maar ze kon me wel allerlei andere dingen uitleggen. Bijvoorbeeld hoe, als droogtes erger worden, een kwelwatergebied droog komt te vallen, de kikkervisjes die normaalgesproken in dat water leven het niet redden en de weidevogels er dus geen voedsel meer kunnen vinden.

En hoe stikstof de bodem verzuurt, waardoor allerlei bloemetjes die tussen de heide groeien verdwijnen, terwijl het mos en gras juist welig tiert. Insecten die afhankelijk zijn van deze bloemen of van het zand tussen de heidepollen – zandbijen en graafwespen maken daar hun holletjes – sterven. En daarmee komen ook de dieren die deze insecten eten in de problemen. Zoals de leeuwerik. Of het korhoen. Nijveld: ‘Als de kuikens uit het ei komen en er zijn geen insecten, wat nu aan de orde is, dan hebben ze niets te eten en dan gaan ze dood.’

Er lijkt in mijn provincie geen gebrek aan mensen die denken: wat kan mij die verdraaide zandbij schelen? Maar het is precies dat soort denken waar boswachter Nijveld me indringend voor waarschuwt. ‘Alles hangt aan elkaar in de natuur, en haal je er een schakeltje tussenuit, dan zakt alles in elkaar.’ Dit raakt ons allemaal: ‘Mensen denken in hokjes: ja, als het korhoen uitsterft, dan kunnen wij nog gewoon fietsen. Maar alles is verbonden.’ Ze laat er geen misverstand over bestaan: ‘Als het systeem instort, zijn wij uiteindelijk zelf aan de beurt.’

Het is een besef dat totaal ontbreekt bij onze nieuwe allergrootste partij. De BBB speelt met vuur en met de toekomst. Toch bijten sommige provinciegenoten me toe dat ik hier niet over moet miepen: de boeren hebben gewonnen, de natuur heeft verloren, accepteer het en houd verder je waffel.

Tegen hen wil ik zeggen: ho even. Democratie betekende nooit: de partij met de meeste stemmen gaat haar nieuwverworven macht gebruiken om over de kwetsbaarste wezens onder haar invloed heen te walsen, terwijl de rest zwijgend toekijkt. De BBB kan wel claimen dat Overijssel nu van haar is, maar onze provincie is ook nog steeds van het korhoen en de graafwesp. Het verschil is dat zij niets te kiezen hebben; tenzij iemand voor ze opkomt, kunnen ze alleen maar stilletjes sterven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘In het noorden van Syrië zijn zeker tien mensen omgekomen bij bombardementen door Syrische regeringstroepen op vluchtelingenkampen en andere doelen in de provincie Idlib.’ Het was een kort berichtje, een paar weken geleden. Een aanval met clustermunitie, meldde de NOS. ‘Hulpverleners zeggen dat veel kinderen het slachtoffer werden.’

Ik schrok daarvan, om alle voor de hand liggende redenen, maar ook omdat ik tot mijn schaamte moest toegeven dat ik al maanden niet aan de oorlog in Syrië had gedacht. Ergens tussen m’n dochter helpen met haar economiehuiswerk en zorgen over het klimaat waren de mensen in Idlib bij mij uit beeld geraakt. En dat zette me aan het denken. Over wat ik nog meer was vergeten. Over de rampen die geen liveblog meer hebben. Het geweld dat het journaal niet meer haalt. Het leed dat eerst verdwijnt uit het nieuws, dan uit de publieke belangstelling, en tenslotte uit ons hart.

Er verdrinken nog steeds vluchtelingen in Middellandse zee. In september kwamen er tenminste 70 Syriërs, Libanezen en Palestijnen om. Hulp kwam te laat voor Loujin, een Syrisch meisje van 4. Drie jonge landgenoten, 1, 2 en 12 jaar oud, stierven van de dorst terwijl ze wachtten op redding. Het dodental voor 2022 staat nu op ruim 1200 mensen.

In Haiti zijn delen van het land bezet door gewapende bendes, het vuilnis is al maanden niet opgehaald en de riolen overstromen. Het aantal cholera-gevallen neemt schrikbarend toe. Bijna de helft van de bevolking lijdt honger.

China is niet gestopt met de genocide op de Oeigoeren. Er was en is hoogstwaarschijnlijk ook nu nog sprake van massale opsluiting, marteling, dwangarbeid, verkrachtingen, en gedwongen sterilisatie en abortus. De VN spreken over misdaden tegen de menselijkheid.

De meeste Rohingya zijn na de genocide door het leger van Myanmar gevlucht naar Bangladesh. Ze zitten in kampen waar geen zorg of onderwijs is. Geweld en ontvoeringen zijn aan de orde van de dag.

In Jemen zijn na een staakt-het-vuren de gevechten weer begonnen. Er zijn 3,3 miljoen mensen op de vlucht en 19 miljoen mensen hebben niet genoeg te eten. Dat er zowel extreme droogtes als verwoestende overstromingen zijn geweest, maakt alles nog erger.

Twee derde van de Afghanen heeft honger. Criminaliteit en terrorisme tieren welig. Meisjes kunnen meestal niet naar school.

In Madagascar is de situatie iets beter dan vorig jaar, maar voor meer dan een miljoen mensen is het onzeker of er genoeg te eten is, en bijna 25.000 kinderen moesten worden opgenomen omdat ze ondervoed waren.

Toeristen merken er weinig van, maar op Sint-Maarten zijn ruim vijf jaar na orkaan Irma nog steeds niet alle huizen gerepareerd.

In Pakistan zijn er enorme gebieden die nog steeds onder water staan; zo’n 4300 vierkante kilometer land in totaal. Veel mensen die gevlucht waren, keren terug naar huis, maar er is een groot tekort aan onderdak en zorg. De voedselprijzen zijn torenhoog en de winter staat voor de deur.

Niet alleen Nigeria maar ook landen als Tsjaad, Niger en Kameroen kampen nog steeds met de gevolgen van zware regenval en overstromingen. Twintig landen zijn getroffen, bijna 2 miljoen mensen zijn ontheemd en bijna een half miljoen huizen zijn verwoest.

En dan was er Iran. Inmiddels weer in het nieuws, nu het tirannieke regime bloedige moordpartijen aanricht in Koerdische steden. Maar daarvoor ook even nauwelijks, terwijl mensen na de moord op Jani (Mahsa) Amini toch keer op keer de straat opgingen. Misschien was ik deze revolutie zelf ook half vergeten, als twitteraars zoals de Nederlands-Koerdisch-Iraanse filmmaker Beri Shalmashi niet steeds opnieuw met hoopvolle en ijzingwekkende beelden aandacht had gevraagd voor deze strijd. ‘Ik moet het delen’, zei ze. ‘Ik hoop dat jullie blijven kijken.’

Blijven kijken. Blijven delen. Proberen zoveel mogelijk mensen in je hart te houden. Dat kan ik doen. Dat kunnen wij doen. Omdat solidariteit niet dood is. Omdat leed zoveel erger is als de hele wereld onverschillig lijkt. Omdat ergens om geven altijd beter is dan vergeten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik heb zeven jaar lang mijn verwarming niet aangezet, omdat ik schulden afbetaalde en geld wilde besparen om kleding te kunnen kopen voor mijn kind’, schreef columnist Emine Uğur vorig jaar in Trouw. Ik moest eraan denken tijdens de Algemene Beschouwingen. De regering sprak van een energie- en koopkrachtcrisis, wees naar Oekraïne en grondstofprijzen, en kwam met het energieprijsplafond, een tijdelijke maatregel om ons even door het zuurste van de appel heen te helpen.

Maar, vroeg ik me af: er waren toch altijd al mensen die de boodschappen niet konden betalen? Mensen zonder geld voor een warm huis? Zijn we in 2022 werkelijk overvallen door een unieke samenloop van onfortuinlijke omstandigheden, of gebeurt er dit jaar iets dat altijd al gebeurde, maar nu op grotere schaal? Is het verschil niet vooral dat de huidige ellende ook mensen uit de middenklasse treft die zichzelf eerder comfortabel immuun achtten voor de venijniger krochten der economisch onheil?

‘De crisis wordt nog steeds gezien als een kortetermijnprobleem dat zichzelf mettertijd zal oplossen’, schrijven economiehoogleraar Kevin Albertson en socioloog Stevienna de Saille op The Conversation. ‘Dit is een misdiagnose.’ We geven oorlog en pandemie de schuld, stellen ze, maar eigenlijk zitten we in een crisis in slow motion, die al decennia in de maak is en ook nog een poos zal voortduren.

In een eerder artikel merkte Albertson op dat de globale economie al heel lang op te grote voet leeft. ‘Wat we de laatste vier decennia aan ‘groei’ hebben meegemaakt, komt niet door toegenomen voorspoed, maar doordat we hebben geleend met de toekomst als onderpand.’ Voor elke euro wereldwijde economische groei nam de globale schuld met twee euro toe, legt Albertson uit. Ooit zal iemand dat moeten terugbetalen. Onze ecologische schuld is zeker even groot: veel groei was en is alleen mogelijk doordat we structureel meer van de planeet namen en verwoestten dan de aarde kon aanvullen en herstellen. Al die tijd hebben onze leiders zichzelf gefeliciteerd met een toenemende welvaart die eigenlijk een soort piramidespel was. Maar ooit komt boontje om zijn loontje.

Misschien is 2022 niet een rampjaar waarin alles uitzonderlijk tegenzit, maar het jaar waarin de piramide begint in te storten. En zijn de huidige crises niet zozeer crises, alswel het dramatische maar logische gevolg van eerder gemaakte economische keuzes. Natuurlijk zorgen oorlog en corona voor penarie. Maar het grootste probleem is kapitalisme.

Een voorbeeld. Op Prinsjesdag liet de regering de koning zeggen dat het ‘tegenstrijdig is dat bestaanszekerheden onder druk staan en armoede toeneemt in een periode van economische groei en lage werkloosheid.’ Maar dat is niet tegenstrijdig, dat is hoe kapitalisme werkt. Het valt nu alleen extra op. Mirjam de Rijk schreef in de Groene Amsterdammer dat, gecorrigeerd voor inflatie, de cao-lonen met zo’n 7 procent daalden terwijl de economie met 5 procent groeide. We worden niet, zoals minister Kaag zei, ‘collectief een stukje armer’: mensen worden armer, en bedrijven en hun bonsbazen worden rijker. Zo maakte Shell in een half jaar 20 miljard euro winst.

En dat is dus, nogmaals, geen toeval. Want kapitalistische regeringen streven niet in de eerste plaats naar blije (of warme) burgers. Ze streven naar economische groei, schrijft Jason Hickel in Minder is meer. Het idee is wel dat als er genoeg winst en groei is, het leven van die burgers vanzelf beter wordt. Maar nu zoveel mensen niet genoeg geld hebben voor eten of energie, en de aarde kreunt en steunt, terwijl ze zich bij Shell & co de ballen uit de broek lachen, is het duidelijker dan ooit dat dit niet zo werkt.

Wat we nodig hebben, is een regering die meer biedt dan doekjes voor het bloeden. Een regering die durft te kiezen voor welzijn in plaats van groei en winst. Een regering die de belangen van het grootkapitaal weer ondergeschikt maakt aan de levens van mensen. Het liefst vandaag nog. Want we hebben het koud.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er kwam zoveel verdrietig en verontrustend nieuws uit Oekraïne, dat ik het bijna was vergeten: over anderhalve week zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Het lijkt misschien futiel, vergeleken met oorlog. Maar aan de andere kant: de mensen die in Oekraïne vechten voor hun land en democratie hebben er geen sikkepit aan als wij hier onze democratie een beetje gaan lopen verwaarlozen.

Bovendien zijn deze verkiezingen belangrijk. Het is de gemeente die straks gaat bepalen hoe huizen precies van het gas moeten, de gemeente waar je aanklopt als je leven in de soep loopt en de gemeente die zorgt dat je kind in psychische nood snel goede hulp kan krijgen – of niet. Daarnaast heeft gemeentepolitiek ook een heerlijk kneuterige kant, wat in bange tijden goed is voor de ziel. In mijn thuisstad Deventer zijn er issues met het groenonderhoud (kut met peren) en de staat van de fietspaden (op sommige kun je je alleen begeven met een speciaal soort doodsverachting – Deventer Sociaal krijgt bonuspunten voor de term ‘hotseknotsenbegonia fietspaden’).

Het leukst is het verkiezingsprogramma van onze lokale PvdA, dat leest alsof er per ongeluk een positief-denken-scheurkalender op de pagina’s gekotst heeft: ‘Problemen zijn de kansen voor verbetering’, ‘Wantrouwen en chagrijn krijgen geen vat op ons, maar sporen ons aan om beter ons best te doen.’ De andere programma’s zijn helaas minder amusant; de vertrouwde combinatie van zelf-felicitatie, beleidstalige saaiheid en verhullende woordkeuzes.

Vooral dat laatste vereist wat creatief lezen, zoals je dat ook doet op Funda, waar je weet dat een ‘knusse woonkamer’ staat voor een kippenhok waarin je je de kont niet kunt keren en een ‘levendige buurt’ voor de garantie dat pokkeherrie regelmatig onaangenaam in botsing zal komen met je behoefte aan slaap.

Zo betekent een ‘efficiëntere aanpak’ in gemeentepolitiek-speak eigenlijk: we hopen er voor hetzelfde geld nog wat meer uit te persen. ‘Aandacht voor lokale initiatieven’: de gemeente is een feestje, maar de burger moet zelf de slingers ophangen. ‘Inzetten op innovatie’: we hopen dat iemand anders op een gegeven moment met de oplossing komt. En ‘eigen verantwoordelijkheid’: u zoekt het zelf maar uit.

Dat laatste is een rechtse hobby. Waar linkse partijen het hebben over ‘begrip en ondersteuning’ (PvdA) of ‘een samenleving waarin je kunt rekenen op hulp’ en waar ‘vertrouwen de basis is’ (GroenLinks), spreekt het CDA over ‘een eerste verantwoordelijkheid bij inwoners zelf’. De VVD vindt ‘vrije mensen zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven’ en zegt erbij dat wie geen geld of werk heeft steun kan krijgen ‘mits mensen van goede wil zijn.’

Het is niet de enige links-rechtskloof. Zo heeft D66 en rechtser niet zo’n haast met het klimaatneutraal maken van Deventer, terwijl linkse partijen dat in 2030 voor de bakker willen hebben. Ze hebben daarvoor allerlei plannen; de VVD vindt vooral dat het ‘grote kansen voor innovatie biedt.’ Links wil de woningmarkt vlot trekken met zelfbewoningsplichten en een verbod op speculatie, rechts wil ‘projectontwikkelaars stimuleren’ (CDA). Links wil fors investeren in de jeugd-GGZ, rechts (wederom inclusief D66) denkt er te komen met ‘betere afspraken’ en meer ‘efficiëntie’.

Dit zijn geen details. Wanneer je als burger op je allerkwetsbaarst bent – je kunt niet meer rondkomen, je kind heeft anorexia, je komt bijna op straat te staan – heb je vrijwel altijd de gemeente nodig. Wanneer alles je voor de wind gaat en je je onoverwinnelijk waant, lijkt het misschien aantrekkelijk om te stemmen voor een partij die de lasten lekker laag houdt door alleen mensen van ‘goede wil’ te helpen. Maar ieders leven kan ontrafelen. En de belangrijkste vraag voor in het stemhokje is waarschijnlijk: in welke gemeente woon je dan liever? Die van een partij die gaat voor innovatie, efficiëntie en eigen verantwoordelijkheid? Of die van een partij die wil zorgen dat er gewoon altijd hulp is als het water je aan de lippen staat?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.