dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Algoritmen die misschien niet perfect zijn, maar wel betere keuzes maken dan ik zelf. Dat was het toekomstbeeld dat geschiedenishoogleraar Yuval Noah Harari zaterdag schetste in Sir Edmund. Een gunstig beeld, vond hij, mits zulke algoritmen mij bedienen, en me niet manipuleren zodat ik onbedoeld naar de snode pijpen van het gluiperige grootkapitaal of een bemoeizuchtige overheid ga dansen.

‘Hoe vaak heb je niet gekeken naar een film die je achteraf slecht vond?’, vroeg Harari zich af. ‘Hoeveel mensen betreuren niet hun studiekeuze? Of de keuze van hun partner? Je trouwt met iemand en na vijf jaar zeg je: het was een verschrikkelijke fout. Het voordeel van algoritmen is dat we betere keuzen kunnen maken.’

Het zette me aan het denken. Harari’s visie stoelt op een impliciete aanname: dat fouten maken slecht is en zoveel mogelijk vermeden moet worden. Ik ben daar niet zeker van.

Vreemd is die aanname natuurlijk niet; het idee dat fouten beter ongemaakt blijven zit stevig in onze cultuur verankerd. Kathryn Schulz, schrijver van het boek Being wrong, laat tijdens een TED-lezing een foto van een nagekeken proefwerk zien, vol rode kruisjes, met een grote omcirkelde 6 erop. ‘Je zit in de klas, je leraar geeft toetsen terug, en een ervan ziet er zo uit’, vertelt ze. ‘Daar zit je, op de basisschool, en je weet precies wat te denken over de jongen die dit proefwerk terugkreeg. Het is de domme jongen, de lastpak, degene die zijn huiswerk nooit maakt.’

Tegen de tijd dat je negen jaar oud bent, stelt Schulz, heb je geleerd dat mensen die dingen verkeerd doen lui en onverantwoordelijk zijn, en dat je, om succesvol te zijn, vooral nooit fouten moet maken. Het is geen wonder dat velen van ons perfectionisten worden die half in paniek raken bij de gedachte dat we een fout zullen maken; bang als we zijn dat, wanneer we het mis hebben, er ook iets mis is met ons.

Het is een verneukeratieve levensles. Fouten maken is namelijk innig verbonden met de manier waarop homo sapiens nadenken. ‘Ons complete cognitieve besturingssysteem is fundamenteel en onvermijdelijk feilbaar’, schrijft Schulz in een artikel in de Boston Globe. We redeneren ons de dag door op basis van inductie: we maken algemene regels van een beperkt aantal waarnemingen. We smeren een broodje pindakaas omdat we broodjes pindakaas tot nu toe steeds hevig waardeerden, we gaan informatica studeren omdat we altijd erg van computers hielden, we nemen aan dat zwanen wit zijn omdat we vooralsnog enkel witte zwanen zagen. Maar het probleem met inductie is dat de conclusies die het oplevert niet noodzakelijkerwijs juist zijn, legt Schulz uit. In plaats daarvan zijn ze hoogstwaarschijnlijk waar – wat betekent dat ze ook altijd mogelijk fout zijn.

Fouten zijn dus onontkoombaar, schrijft Schulz, en daarom is het onterecht om te denken dat iemand die de mist ingaat een fout en slecht mens is, of dat we toekomstige miskleunen kunnen voorkomen door die ene rotte appel uit ons collectieve fruitmandje te kieperen.

Wat niet wil zeggen dat mensen geen verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun fouten, of hun fuck-ups zomaar hupsa-tralala moeten afschudden. Zeker als je anderen kwetst of dupeert, is het terecht dat je pijn voelt. Berouw is een zinvolle emotie; het herinnert ons aan wat we beter kunnen doen. ‘Het punt is niet om te leven zonder spijt’, zegt Schulz in een andere lezing. ‘Het punt is onszelf niet te haten om het hebben van spijt. (…) We moeten leren te houden van de gebrekkige, imperfecte dingen die we creëren en onszelf daarvoor vergeven.’

Het probleem met algoritmen die je leven verbeteren door je voor foute keuzes te behoeden, is dat niet alleen de nare ervaring verloren gaat, maar ook de mogelijkheid om te leren van je vergissingen. Het algoritme heeft je misschien verdriet, verveling of berouw bespaard, maar je bent niet wijzer geworden en ook heb je jezelf niet beter leren kennen. Je innerlijke staat van perfectionistische halfpaniek is wellicht gesust, maar het algoritme heeft je de kans ontzegd om te ontdekken dat je vreselijk op je bek kunt gaan en nog steeds een waardevol en geliefd mens kunt zijn. En dat lijkt me een ontoelaatbare verschraling van wat het betekent om goed te leven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Pokkeprinsessen, noem ik ze altijd: die wezenloze Disney-schepsels die niets doen dan lieflijk en mooi zijn, tot op een dag hun ledige bestaan wordt verstoord door een oudere vrouw die wél macht heeft en niet bang is het te gebruiken, en dus vanzelfsprekend kwaadaardig is. De pokkeprinses wordt vervloekt, heeft hier niet van terug, en slachtoffert wat aan, totdat er een prins langshuppelt om haar te verlossen. Dan kan iedereen nog lang en gelukkig leven, behalve uiteraard de machtige tovenares, die moet sterven zodat alle vrouwen in het sprookjesrijk weer netjes tam en ondergeschikt zijn.

Het is een volkomen impotent format, waar Disney desalniettemin stinkend rijk van is geworden, omdat het bedrijf op een zeker moment besloot plaatjes van die pokkeprinsessen op voorwerpen van goedkoop roze plastic te drukken. Dat leverde een miljardenomzet op, maar geen feministische kudos.

Dat laatste zal ze misschien toch dwars hebben gezeten, want sinds een paar jaar brengt Disney, in samenwerking met Pixar, ook andere films uit. Films waarin de prinsessen stoer en zelfredzaam zijn, en het plot draait om solidariteit tussen vrouwen (Brave, Frozen), of waarin de hoofdpersoon zelfs helemaal geen prinses is, maar wel een halfgod in het rond commandeert terwijl ze eigenhandig een stokje steekt voor de naderende apocalyps (Vaiana).

Deze keuzes leidden bij verschijning onvermijdelijk tot ophef; de meeste feministen waren blij, de meeste boze mannen waren zuur, en op twitter en facebook loeide het dat het een lieve lust was. Maar bij de nieuwste feministisch-verantwoorde film van Disney-Pixar, Incredibles 2, bleven digitale volksopstootjes goeddeels uit. Er was slechts in de marge wat online gepruttel van levende macho-fossielen, en een paar krantenrecensies die met kalme tevredenheid opmerkten dat het toch heel aardig was dat er nu ook een feministische animatiefilm over superhelden was. En daar bleef het bij.

En dat terwijl de film van voor tot achter draait om vrouwen. Voor niet-ingewijden: de Incredibles zijn een familie – man, vrouw, tienerdochter, zoon en baby – met superkrachten. In de eerste film was de hoofdrol voor papa Incredible, maar de nieuwe film draait om de moeder, Elastigirl. Zij kan zichzelf op allerlei manieren uitrekken, en redt zo mensen in ontsporende treinen en op hol geslagen schepen. De schurk is ook een vrouw, en bovendien zeer technisch begaafd. En als Elastigirl in de penarie zit, is het haar dochter die het voortouw neemt. Tussen de bedrijven door is er ook nog een vergadering van honderd wereldleiders, aangevoerd door, jawel, een vrouw.

En al is Elastigirl soms een beetje cliché-ongerust omdat haar man in zijn eentje voor kinderen en huishouden zorgt terwijl zij haar heldendaden verricht, alle vrouwen in de film zijn onbeschaamd machtig, moedig, taai, onafhankelijk en initiatiefrijk. De mannen zijn hun sidekicks. Dit alles wordt gebracht als volkomen normaal en vanzelfsprekend. Er is geen pokkeprinses te zien, geen vrouw wordt getemd. Ik vind het geweldig.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het was een wat lullige maar veelzeggende tweet van de New York Daily News. ‘De 19-jarige Kylie Jenner is 900 miljoen dollar waard en op weg om de jongste self-made miljardair ooit te worden. Wat doe jij met jouw leven?’ Aanleiding was het augustusnummer van het Amerikaanse tijdschrift Forbes, met Jenner op de cover als een van de zestig rijkste self-made (is dat woord weer) vrouwelijke entrepreneurs.

Wat doe jij met jouw leven? Die vraag zegt iets over onze cultuur. Er ligt een notie in besloten van wat je hoort te doen met je bestaan, van wat succes is: geld verdienen, rijk worden. Het woord ‘self-made’ is ook belangrijk, want het bekrachtigt de Amerikaanse Droom: het idee dat mensen zoveel vrijheid en gelijkheid kennen dat succes bereikt kan worden door iedereen die er maar hard genoeg voor wil werken. Van krantenjongen tot miljonair. In Nederland kennen we deze neoliberale droom meestal als: ‘Je kunt alles bereiken wat je wilt, als je maar in jezelf gelooft’. ‘Alles’ is ook hier doorgaans rijkdom, of roem, of allebei.

Kylie Jenner was natuurlijk geen krantenjongen. Ze is de dochter van voormalig olympisch atleet Caitlyn Jenner en de halfzus van Kim Kardashian; niet zozeer ‘self-made’ als wel popcultuuradel, wat de tweet van de New York Daily News een vrij hoog Marie Antoinette-gehalte geeft: ‘Zeg, twittervolk, waarom eten jullie geen cake?’

Ook zo’n vraag hoort bij de Amerikaanse Droom. Ze ontspruit aan de neoliberale cirkelredenering: door hard te werken word je succesvol en rijk, dus zullen de rijken en succesvollen wel hard hebben gewerkt. Voorrecht en afkomst blijven buiten beschouwing, net als pech en achterstelling. Wat volgt is de aanname dat de armen en verlorenen, de mensen die hun geld tellen in tientjes in plaats van in miljoenen, wel ergens zullen hebben gefaald, en dus ter verantwoording mogen worden geroepen.

Wat doe jij met jouw leven? Shawn Decker gaf antwoord. ‘Ik werd gediagnosticeerd met hiv toen ik 11 jaar was, in 1987’, twitterde hij. ‘Mijn ouders werd verteld dat ik zes maanden tot twee jaar te leven had. Maandag word ik 43 en ik heb de laatste twee decennia van mijn leven gebruikt om mensen voor te lichten over hiv door te schrijven, te spreken en te lachen.’

Er is meer in het leven dan het najagen van succes volgens de maatstaven van vreugdeloos neoliberaal kapitalisme. Zoals de rockband Live zong: ‘Warm bodies are not machines that can only make money.’ Succes uitdrukken in geld is een teken van armoede.

Wat doe jij met jouw leven? Tonie Mudde schreef een mooi Volkskrant-artikel over Leon Emmen, een man die zich liet opnaaien door de succesverhalen van vrienden en kennissen, en zich regelmatig afvroeg of hij niet sneller moest klimmen op de carrièreladder. Tot hij zijn beide onderbenen verloor. ‘Mijn nieuwe situatie dwong me kritisch naar mijn eigen wensen en gedrag te kijken. Werd ik gelukkig van die ratrace? Nee, dus dat doe ik nu anders.’

Wat doe jij met jouw leven? Op Medium.com las ik een stuk van predikant Lydia Sohn. Ze interviewde 90-plussers over hun leven. ‘Hun vreugde en spijt heeft niets te maken met hun carrières, maar met hun ouders, kinderen, echtgenoten en vrienden’, schrijft ze. ‘Toen ik iemand vroeg “Zou je willen dat je meer bereikt had?”, antwoordde hij: “Nee, ik wilde dat ik meer had liefgehad”.’

De neoliberale droom is een leugen. Niet alleen omdat hij onwaar is – niet elke hardwerkende krantenjongen kan miljonair worden – maar omdat hij ons een vals beeld van een goed leven voorspiegelt. Hij liegt dat we vervulling zullen vinden in het winnen van de ratrace. Dat ons leven geslaagd is als we 900 miljoen waard zijn. Dat niet liefde maar geld de maat van succes is. Dat onze waarde als mens te maken heeft met hoeveel roem en rijkdom we verwerven.

Wat doe jij met jouw leven? Een paar jaar geleden interviewde ik een vrouw die veel had meegemaakt. Ze was chronisch depressief en wijs. ‘Pas nu leer ik dat ik er mag zijn’, vertelde ze me. ‘Niet omdat ik iets goed kan, of iets nuttigs doe, of een leuke baan heb, maar gewoon, omdat ik leef. Omdat ik er ben. Soms is het al oké om gewoon de hele dag geademd te hebben.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk was ik niet van plan om over onze nieuwste minister van Ongepaste Loslippigheid, Stef Blok, te schrijven. De rel rondom zijn uitspraken over hoe mensen van verschillende culturen niet vreedzaam kunnen samenleven, verveelt me. Niet omdat ik Bloks woorden niet verwerpelijk vind; dat zijn ze zeker. Maar ze waren ook voorspelbaar. Vreemdelingenhaat en racisme maken al heel lang nauw verholen deel uit van de VVD-partijlijn. Inhoudelijk is er dus niets nieuws onthuld; Blok heeft slechts het masker even laten glippen. Dat zou je verhelderend kunnen noemen, maar om daar nou dagen over na te praten, nee.

Al moet ik toegeven dat er ook lichtpuntjes waren, zoals de satirische stukjesschrijvers van De Speld, die zich prima vermaakten met Bloks oeps-ik-laat-mijn-ware-gezicht-zien-en-Zembla-heeft-me-betrapt-momentje. Zij schreven een geestig artikel over de vraag of het niet eens tijd wordt voor een vrouw die bespottelijke dingen zegt op Buitenlandse Zaken. ‘Het is duidelijk dat Sigrid Kaag te veel capaciteiten heeft om die rol te vervullen’, gaven ze toe, om vervolgens oud-vicepremier Annemarie Jorritsma te ‘citeren’: ‘Ik denk niet dat een vrouwelijke minister van Buitenlandse Zaken per se nog dommere dingen zegt dan een mannelijke minister, ik denk vooral dat de diversiteit in het feitenvrije geouwehoer erg belangrijk is.’

Meer vrouwen, daar ben ik als okselharige tuinbroekfeminist natuurlijk voor. Bovendien raakt De Speld hier zijdelings aan een aardige kwestie, waar ik graag onder het genot van een koud biertje over mag fantasifilosoferen: zou de wereld beter af zijn als vrouwen de macht overnamen?

Er is wel iets te zeggen voor een ‘ja’. Zo zou je eerst terloops kunnen wijzen op de zooitjes assorti die zijn gemaakt terwijl mannen aan het roer stonden – klimaatverandering, atoombommen, wereldoorlogen, kolonialisme, neoliberaal kapitalisme, noem maar op – om vervolgens te claimen dat vrouwen met macht het allemaal heel anders zouden doen. Vrouwen, zo stellen sommige feministen, zijn immers empathischer en minder agressief dan mannen, communicatiever ook, meer geneigd tot verbinding zoeken, en ze hebben een beter ontwikkelde intuïtie. Deze zachtheid zou hen tot geschiktere leiders maken; mannelijke hardheid leidt maar tot conflict, vernietiging van natuurschoon en internationaal gênante uitspraken over Suriname en de eerste bewoners van Australië.

Ik heb een zwak voor deze gedachtegang, niet in de laatste plaats omdat ze een belangrijke rol speelt in een van mijn lievelingsboeken, Kinderen van moeder aarde. Thea Beckman schetst daarin een post-apocalyptische wereld, waarin diverse naties opbloeien na een serie verwoestende atoom- en natuurrampen. Een van die landen is Thule, liefdevol bestuurd door wijze vrouwen. Men leeft er in harmonie met de natuur, bezit wordt gedeeld, en iedereen zorgt als vanzelfsprekend voor elkaar en de omgeving. Vaders voeden tot ieders genoegen de kinderen op. Sportwedstrijden draaien niet om winnen, maar om het plezier van een kameraadschappelijke krachtmeting. De stoommachine hebben de Thulenen wel opnieuw uitgevonden, maar ze gebruiken het apparaat niet, omdat het stinkt en vervuilt. Het is een verrukkelijke utopie; ik verlang naar zo’n land. Ik wil dus ontzettend graag geloven in het idee dat de geitenwollensokkenheilstaat dra zou aanbreken wanneer vrouwen alle macht krijgen.

En toch kan ik dat niet, want ik heb last van een akkefietje: de feiten liggen anders. Uit wetenschappelijk onderzoek is de afgelopen jaren steeds gebleken dat mannen en vrouwen wat betreft hun psychologische kenmerken nauwelijks verschillen. Beide seksen zijn gemiddeld ruwweg even invoelend, daadkrachtig, sluw, strijdlustig en emotioneel. En, ook niet onbelangrijk: er is geen enkel bewijs dat macht vrouwen minder corrumpeert dan mannen. Dit alles is tegelijkertijd goed en slecht nieuws. Vrouwen zijn niet, zoals het traditionele vooroordeel wil, intrinsiek minder geschikt voor machtsposities dan mannen – maar ze zijn ook niet beter.

Het deel van mij dat verlangt naar Thule vindt dat bijzonder spijtig. Toch lijkt het me in de echte wereld geen probleem. Er zijn immers genoeg andere redenen om meer vrouwen macht of, zeg, een ministerspost te geven. Zo is het, wanneer gelijke geschiktheid een gegeven is, een kwestie van rechtvaardigheid om evenveel vrouwen als mannen aan te stellen. Bovendien wint iedereen, want minder vooroordelen betekent meer ruimte voor bekwame vrouwen. En elke ministerspost die wordt bezet door een uitmuntende vrouw is er een die onze premier niet in een vlaag van politieke benoemingsarmoede aan een zeer middelmatige man als Stef Blok hoeft te gunnen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Welbeschouwd ben ik een inheemse Nederlander, opgegroeid bij de lokale bevolking in de omgeving van Winschoten, waarna ik mijn leefgebied en stam heb verlaten om me als Groning-vrouw te mengen onder de etnische Overijsselaars. Mocht u dit een merkwaardige zin vinden, dan ben ik dat met u eens. Het staat namelijk vol met woorden die we normaal gesproken niet gebruiken voor lieden als ik. Het tijdschrift OneWorld kondigde daarom vorige week aan om te stoppen met zulke termen: begrippen die we wel gebruiken voor mensen en zaken die vallen in de categorie ‘hen’, maar niet voor ‘ons’.

‘Onze taal is doorspekt met kolonialisme, neerbuigendheid en vooral: het witte, westerse perspectief’, legde hoofdredacteur Seada Nourhussen uit. Het gedachteloze gebruik van woorden als inheems of stam bevestigt dat bepaalde machtsverhoudingen en verschillen nog steeds vanzelfsprekend zijn. Een waardevol inzicht, vond ik, dat schrijvers en journalisten beslist tot nadenken zou moeten stemmen, want voor hen is het zorgvuldig kiezen van woorden deel van hun ambacht.

Niet iedereen vond dat een pluis plan. Romancier Jamal Ouariachi liet op twitter weten dat hij moest kotsen van dit ‘misselijkmakende staaltje morele zelfgenoegzaamheid’, en vreesde dat ‘zodra er communis opinio ontstaat over welke woorden eigenlijk niet deugen, degene die ze wél gebruikt, meteen een boeman [is]. Daarmee snoer je dus mensen de mond.’ Een interessantere reactie kwam van een anonieme twitteraar met een pompeblêd-avatar die zich ‘Friespeuk’ noemt: ‘Ga 1984 van Orwell eens lezen en daarna je diep schamen’.

Dat was natuurlijk een prima idee; althans, het lezen. George Orwells 1984 is een boeiend boek: een anti-utopie uit 1949, geschreven als waarschuwing voor totalitaire regimes à la Sovjet-Unie, maar soms bijna griezelig hedendaags. Nadat Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen won, onderstreepte ik bijvoorbeeld deze passage: ‘Macht is geen middel, macht is een doel. Men vestigt geen dictatuur om een revolutie veilig te stellen; men maakt revolutie om de dictatuur te vestigen.’

Maar ik dwaal af; het ging Friespeuk vast niet om machtskritiek. Ik vermoed dat hij wil aanstippen dat er inzake OneWorld sprake is van censuur die doet denken aan Orwells ‘newspeak’ (nieuwspraak). Daarmee is hij een van velen. Altijd wanneer iemand oppert dat een bepaald koloniaal, racistisch of seksistisch woord beter in onbruik kan geraken, komt er wel een koortje lieden ‘1984’ roepen.

Even wat context. In 1984 heeft Partijleider Big Brother de absolute macht in de fictieve natie Oceanië. Hij, en daarmee de Partij, is overal, alziend, en eist complete onderwerping aan de partij-orthodoxie Ingsoc. Het is voor de Partij niet voldoende om volledig greep te hebben op het gedrag van de Partijleden, ook hun denken moet onder totale controle staan. Daarom voert de Partij newspeak in, een extreem vereenvoudigde versie van het Engels, om het gedachtegoed van Ingsoc uit te drukken. Maar ook, zo schrijft Orwell in de appendix bij 1984, ‘om alle andere manieren van denken onmogelijk te maken’. Newspeak is gezuiverd van ketterse woorden als ‘gelijkheid’ of ‘rechtvaardigheid’; zulke termen vallen nu onder de newspeak-begrippen ‘crimethink’ (misdenk) of ‘oldthink’ (ouddenk). Newspeak-termen als deze zijn opzettelijk simpel en eenduidig, zodat je er niet mee kunt redeneren. Onorthodoxe ideeën kunnen in newspeak niet bestaan, omdat er simpelweg geen taal of grammaticale structuur voor bestaat.

Nu zou ik hier kunnen grinniken dat ik er moeite mee heb om Seada Nourhussen als Big Brother te zien, maar dat zou gemakzuchtig zijn, en bovendien zijn er belangrijker verschillen tussen newspeak-achtige censuur en OneWorld-achtige taaltechnische voornemens. Zo gaat Orwells boek over een dictatuur, wat toch qua macht en onderdrukkingsmogelijkheden nipt verschilt van een zelfreflecterend tijdschrift. En trouwens ook van die dekselse communis opinio die Ouariachi zo vreest, al ben ik het met hem eens dat als een meerderheidsmening ooit evenveel macht zou krijgen als een totalitaire staat, dat reden zou zijn tot zorg.

Bovendien is er geen Partij, en eist niemand gehoorzaamheid aan een orthodoxie; OneWorld besloot om zelf een aantal woorden niet meer te gebruiken, en zo te kiezen voor een breder perspectief op de wereld. Natuurlijk hoopt het blad dat deze overweging besmettelijk is. Zoals Nourhussen gisteren in Trouw schreef: ‘Bewust taalgebruik dwingt tot nadenken over vanzelfsprekendheden en normen.’ Maar dwingen tot nadenken is volstrekt iets anders dan dwingen tot niet-nadenken. Om een newspeak-woord te lenen: meer nadenken is altijd dubbelplusgoed.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik had het vooraf niet zo gepland, maar het toeval wil dat ik op de maandagochtend die ik heb ingeruimd voor het schrijven van deze column uitgebreid zit na te denken over het schaamhaar van Anne Fleur Dekker.

Aanleiding was een interview met haar in de Volkskrant Magazine. Daarin werd een eerdere uitspraak van haar aangehaald. ‘Unpopular opinion’, had ze getwitterd, ‘als ik mezelf vrouwelijk kleed, make up gebruik, me overal scheer en graag onderdanig ben in bed maakt me dat GEEN slechte feminist.’ In het interview voegde Dekker daaraan toe: ‘Toen ik mijn haar platinablond verfde, kreeg ik ook negatieve reacties uit linkse hoek. “Waarom wil je op een barbie lijken? Je houdt het schoonheidsideaal in stand!” Ik word gewoon niet gelukkig van een kaalgeknipt hoofd. Ik houd ook van winkelen en kleding. In die kringen ben je dan oppervlakkig en ijdel. Maar als een vrouw haar oksels niet scheert, wordt er geapplaudisseerd: wat goed dat je dat durft!’

Die uitspraken vind ik interessant. Ik denk dat ze gelijk heeft dat er in sommige kringen bewondering bestaat voor vrouwen die maling hebben aan mooi zijn. Om voor mezelf te spreken: ik heb veel respect voor alle vrouwen die zich verzetten tegen patriarchale verwachtingen, waaronder die van gladgeschoren, oncomfortabele, feminiene schoonheid.

Maar zulke achting is niet algemeen. Als iemand die al haar hele leven niet wil of kan voldoen aan de heersende standaarden – ik ben te dik, te harig, te chronisch ziek, te queer – weet ik wat de prijs is van uiterlijke ongehoorzaamheid: wildvreemden die zich met je lichaam komen bemoeien, openlijke afkeuring of zelfs agressie, geliefden die wel met je willen vrijen maar niet met je gezien willen worden, misgelopen carrièrekansen, discriminatie. Natuurlijk is het ook vervelend als je geen applaus krijgt of als mensen je een oppervlakkige feminist vinden, maar vergeef me, dat is niet helemaal hetzelfde.

Laat me duidelijk zijn: dit alles schept natuurlijk geen enkele plicht voor Dekker en andere vrouwen om zich ook lijfelijk te verzetten tegen schoonheidsidealen. Elke vrouw is baas over haar eigen lichaam, en het staat haar vrij om die agency te gebruiken om lippenstift te dragen, een jurkje te kopen en haar schaamlippen & co Braziliaans te laten waxen. Niemand heeft de taak om de strijd van anderen op haar lichaam te schrijven. Het leven is al ingewikkeld genoeg. En je gelukkig voelen in je eigen vel is ontzettend belangrijk. Als overal scheren daarbij helpt, dan is dat vast fijn.

Maar het is niet per se een rebelse daad. Er is geen bijzondere moed voor nodig om een vrijheid op te eisen die je al hebt, of om genoegen te scheppen in handelingen waarmee je je conformeert aan een heersende maatschappelijke norm. Dit maakt je geen slechte feminist, lijkt me, en ook geen goede, omdat het niet zozeer een standpunt of een daad is, als wel het ontbreken daarvan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.