dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Mag je van een wetenschapper verwachten dat hij wijs is? Dat zat ik me deze week af te vragen. Aanleiding was een stormpje in een glas water, veroorzaakt door neurobioloog Dick Swaab. Zijn boek ‘Wij zijn ons brein’ is vertaald naar het engels, en dus gaf hij een interview aan de Sunday Times. Daarin legde hij een link tussen rokende zwangere vrouwen en de latere homoseksualiteit van hun inmiddels-niet-meer-foetus. ‘Prenatale blootstelling aan zowel nicotine als amfetamine vergroten de kans op een lesbische dochter’, waren zijn exacte woorden.

Vooral de net iets minder verstandige Britse en Amerikaanse media sprongen er bovenop. De Daily Mail roeptoeterde iets over een ‘controversieel boek’. De Mirror presteerde het om elke vorm van relativerende kansberekening volstrekt te negeren door de volgende kop boven hun stuk te zetten: ‘Babies ’turned gay’ if mothers smoke during pregnancy – brain doctor claims’.

Aangezien ik op dit moment bezig ben met een boek over de oorzaken van hetero- en homoseksualiteit, klopten er wat nieuwsgierige mensen bij me aan. Klopt het wat Swaab beweert? Het zou kunnen, zei ik na enig speurwerk. Maar ik denk niet dat zijn uitspraken verstandig zijn.

Ik ben er vrij zeker van dat Swaab zijn uitspraak baseert op een onderzoek uit 2001, genaamd ‘The effects of prenatal stress, and of prenatal alcohol and nicotine exposure, on human sexual orientation’, in het vakblad Physiology & Behavior. Twee wetenschappers beschrijven hoe ze 7500 stuks kroost vroegen naar hun seksuele oriëntatie, en hun moeders vroegen hoeveel ze rookten, dronken en stressten toen ze in blijde verwachting waren. Stress maakte de kans op een homozoon groter maar deed niets bij meisjes, roken zorgde enkel voor wat meer lesbiennes en alcohol had geen invloed. Swaab citeerde dit artikel de afgelopen jaren acht keer.

Nu het onverstandige deel. Voor zover ik kan nagaan is het onderzoek nooit gerepliceerd. Dat maakt de uitkomst onzeker, zeker aangezien de effecten niet verpletterend groot waren. Bovendien is dit soort terugblikonderzoek notoir onbetrouwbaar, bijvoorbeeld omdat mensen die een homoseksueel kind blijken te hebben gaan terugdenken waar dat mogelijk door zou kunnen komen.

Het lijkt me niet zo’n goed idee om zo’n betwijfelbaar onderzoeksresultaat te promoveren tot vaststaand feit. Zeker niet aangezien er vervolgens een homorechtenactivist met Swaabs stelligheid aan de haal ging door te zeggen dat dit ‘een klap is voor religieuze en politieke homofoben. Als homo zijn voor het grootste deel of helemaal wordt bepaald door biologische factoren voor de geboorte, dan is het immoreel om lesbiennes en homomannen te veroordelen of discrimineren.’ Waarmee de homo-emancipatie ineens nauw verbonden is geraakt met een onderzoek van dubieuze zeggingskracht. Niet optimaal.

Met iets meer wijsheid had dit voorkomen kunnen worden. Onderzoekers zouden bijvoorbeeld wat vaker om hun eigen enthousiasme voor een bepaalde uitleg kunnen heenklussen, om te wijzen op de tekortkomingen van hun favoriete studies. Swaab, bijvoorbeeld, had zich meer open kunnen stellen voor andere visies op homoseksualiteit.

Die zijn er namelijk volop. Vanwege dat boek van mij bevind ik mezelf regelmatig in het begeesterde gezelschap van wetenschappers van allerhande pluimage. De historici en genderwetenschappers hebben allemaal een zeker afschuw van het biologisch essentialisme van Swaab en co. Hoezo wordt iemands volledig oriëntatie bepaald door hormonen voor de geboorte, vragen zij. Weten deze neurobiologen niet dat seksualiteit een door en door cultureel bepaald begrip is? Het huidige idee van homoseksualiteit als aangeboren, levenslang stabiele identiteit bestaat pas sinds ongeveer 1700. Daarvoor was het puur iets wat je deed, een handeling voor de ietwat kinky man, net als anale seks, of hoerenbezoek. Laat deze biologieminnaars eens bij ons op bezoek komen, zeggen deze onderzoekers dan, dan zullen wij hen eens iets vertellen over seksuele oriëntatie dat hun oren zal doen klapperen.

Dat is een goed idee. Want hoeveel misvattingen zouden we niet de wereld uit kunnen helpen als elke onderzoeker één dag per jaar met collega’s uit een verwant vakgebied zou meelopen? En niet alleen in de wetenschap. Zoals journalist Aliëtte Jonkers laatst opmerkte op discura.nl zouden ook artsen – en hun patiënten – er baat bij hebben als er in de geneeskunde vaker gebuurt zou worden. ‘Tijd om van die apenrots af te komen’, schrijft ze. Minder brullen, meer luisteren. Minder zeker weten, meer twijfelen en vragen. Want ja, ik geloof dat ik toch wel graag wil dat wetenschappers wijs zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dames en heren, welkom bij deze safari. Vandaag bezoeken we de poes; het prachtige vulvalandschap tussen de benen van de vrouw*. Links en rechts ziet u de twee hoogste heuvels: de buitenste schaamlippen of labia. Ertussen zit een smal ravijntje waar we op een zonnige dag al iets van de binnenste schaamlippen kunnen zien – daarin zullen we zodadelijk afdalen.

Maar eerst de heuvels. De grote schaamlippen zijn een fascinerend onderdeel van de damesanatomie. En van de mannelijke, trouwens. Bij het eerste ontstaan van de geslachtsorganen, in de baarmoeder, hebben alle embryo’s vrouwelijke geslachtsdelen. Pas na een paar weken zorgt een hormonaal seintje ervoor dat bij de jongetjes een penis ontstaat. De labia groeien dan aan elkaar en vormen de balzak. Wie op safari gaat in het mannelijk kruis kan de overblijfselen hiervan terugvinden. Over de balzak loopt een dun naadje: dat is de plek waar de ongeboren schaamlipjes aan elkaar groeiden.

Terug naar de vrouw. De vorm van haar grote labia is aan mode onderhevig. In een land als Nederland is het hip om vrij strakke buitenste en vrij kleine binnenste schaamlippen te hebben. Er zijn zelfs chirurgen die desgewenst de boel corrigeren om aan een tussenbeens schoonheidsideaal te voldoen. In een land als Uganda is de mode anders: daar trekken meisjes van jongs af aan aan hun labia, om ze zo groot mogelijk te maken.

 

Vies schaamhaar?

Ook de begroeiing is een modieuze kwestie. In de jaren zestig en zeventig was de natuurlijke coupe in zwang en tierde het schaamhaar welig. (Opvallend detail, over schaamhaar en natuur: apen, verder toch een stuk behaarder dan mensen, hebben juist vrij kale schaamlippen. Wetenschappers weten niet precies waarom, maar ze vermoeden dat menselijk schaamhaar in de prehistorie een signaal was dat iemand geslachtsrijp aan het worden was).

In de loop van de jaren negentig kreeg schaamhaar een imagoprobleem: het zou vies en onverzorgd zijn om alles zomaar te laten groeien, en kort knippen, afscheren of waxen raakte in de mode. Of schaamhaar echt onhygiënisch is, daarover zijn de meningen verdeeld. De haartjes zijn een geliefde habitat van de schaamluis; in dat licht bent u het beter kwijt dan rijk. Bovendien bleek uit een Belgisch onderzoek dat vrouwen met haarloze labia betere seks hebben – maar wat hier oorzaak is en wat gevolg, is moeilijk te zeggen. Staat tegenover dat ontharen ook nadelen heeft. Ingroeiende haartjes kunnen leiden tot pukkels en steenpuisten. Een Franse studie liet weten dat het wrattenveroorzakende pokkenvirus Molluscum Contagiosum vaker voorkomt op een geschoren flamoes. En uit een Amerikaans onderzoek bleek dat sinds een kale poes in de mode is er jaarlijks tien keer zoveel mensen naar de eerste hulp van het ziekenhuis komen omdat ze zichzelf down under hebben verwond met een scheermesje.

 

Het ravijn in

Tijd om in het ravijn af te dalen. Van boven naar beneden ziet u hier de clit – deze bezoeken we straks –, de opening van de plasbuis en de kleine schaamlippen met in het midden de vagina. Dit deel van de vulva is het huis van een klein ecosysteempje. In en om de vagina wonen meer dan vierhonderd soorten micro-organismen. Het zijn vooral bacteriën, en dan met name uit de familie ‘lactobacillus’. Mocht die naam u vaag bekend voorkomen: dat kan kloppen. Dezelfde soort bacteriën zitten ook in onder meer yoghurt, kaas, salami en zuurdesembrood, en ze zijn het hoofdbestanddeel van Yakult. Lactobacillus maakt melkzuur, wat goed is voor het klimaat in de poes. Wanneer deze zuur blijft, krijgen schimmels en andere ongenode gasten minder kans om zich te nestelen.

De vagina zelf bestaat uit spieren. Het is een flexibel buisje, wat praktisch is, want daardoor kan het vrouwenlichaam alle kanten op buigen. Ook in de breedte is er een hoop speling, zodat er indien noodzakelijk een hele baby door kan. Doorgaans lukt dit zonder kleerscheuren. Op de vaginamond na vinden we in de vagina geen zenuwen – wat wel zo fijn is, bij dat hele bevallingsgebeuren.

Sommige mensen denken dat er toch één plek in de vaginawand is waar zenuwen samenkomen. Die plek zou dan juist bijzonder gevoelig zijn voor aanraking: de g-spot. Deze zou een paar centimeter van de uitgang moeten zitten, aan de bovenkant. De beste manier om het plekje te vinden is volgens de experts door een wijsvinger in de vagina te steken en dan een soort ‘kom eens hier’-beweging te maken richting de bovenkant van de vagina. Voor sommige vrouwen is dit uitermate opwindend, maar het is wetenschappers – ondanks zestig jaar proberen – nog nooit gelukt om anatomisch bewijs te vinden dat de g-spot echt bestaat. De meeste seksonderzoekers denken dan ook dat de g-spot geen zenuwknoop is, maar de plek waar een deel van de clitoris tegen de vaginawand duwt.

 

De clit geeft je vleugels

Dat brengt ons bij één van de meest bijzondere structuren uit de poezensafari: de clit. De meeste mensen denken dat dit orgaan enkel bestaat uit dat kleine knobbeltje dat we bovenaan het ravijn zagen. Maar niets is minder waar. Onderhuids blijkt de clitoris een omvangrijke structuur met maar liefst vier zwellichamen die zich, twee aan twee, als een soort vleugels om de plasbuis en vagina heen vouwen. Om bij de vogelanalogie te blijven: als die zwellichamen de vleugels zijn, is het knobbeltje slechts het puntje van de snavel.

Wanneer een vrouw opgewonden wordt, loopt deze structuur vol bloed. Vrouwen krijgen dus, net als mannen, een flinke erectie. Deze dameserectie werkt als een soort stootkussen, zodat bij een vrijpartij de bekkens van beide minnaars niet pijnlijk tegen elkaar botsen. De ‘snavel’ van de clit richt zich ook op, zodat ze gemakkelijker gestimuleerd kan worden. En aan de onderkant drukt de clitoris dus tegen de vaginawand aan, waardoor ook bij vaginale penetratie de clitoris lekker kan meedoen. In de clitoris zitten meer dan achtduizend zenuwcellen die al deze heerlijke sensaties kunnen doorgeven. Dat is meer dan in welk ander deel van het menselijk lichaam dan ook – inclusief de penis.

 

Natte poes

Nu onze safaripoes opgewonden is, is het interessant om nog even terug te keren naar de vagina. U ziet dat hier een heldere vloeistof is ontstaan: het vaginale vocht. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, komt dit vocht niet uit speciale klieren, maar uit de vaginawand zelf. Wanneer een vrouw erg geil is, neemt de doorbloeding van de vaatjes rondom de vagina zo toe dat er plasma door de wand heen lekt. Het lijkt een beetje op zweten. In dit ‘zweet’ zit naast water ook pyridine, wat een mild vissige geur kan hebben, en wat zuren, zodat vaginavocht ongeveer dezelfde PH-waarde heeft als sinaasappelsap.

In de zeventiende eeuw dachten artsen trouwens dat in dit ‘vrouwennat’ zaad zat, net als in het kwakje van de man. Wanneer een vrouw niet vaak genoeg vochtig werd en dus haar zaad onvoldoende loosde, kon dit naar haar hoofd stijgen en ervoor zorgen dat haar ‘denkvermogen’ werd aangetast. Met dat laatste bedoelden artsen uit die tijd dat de vrouwen ‘vergiftigd raakten met wellustige verlangens’. De oplossing: een dieet zonder gekruid vlees en een huwelijk met een potente jongeman, of een ingreep van een terzake kundige vroedvrouw of arts, die al wrijvend het zaad vrijelijk liet stromen.

Maar terug naar onze safari, want we willen natuurlijk het hoogtepunt van onze rondleiding niet missen. Nu de poes vochtig is van opwinding en de clitoris ferm en erect, is het moment bijna daar dat de vrouw gaat klaarkomen. Bij een orgasme trekken de spieren van de vaginawand ritmisch samen. Wanneer het gevoel wegebt, houdt ook de vagina op met ‘zweten’ en neemt de clitoris weer zijn gebruikelijke vorm aan. Omdat vrouwen niet echt zaadhoudend vocht hoeven maken, kan het hele proces indien gewenst vrijwel meteen weer herhaald worden. Maar dat laten we over aan de volgende bezoekers van de poes.

 

*) er zijn ook vrouwen die van onderen een ander landschap hebben, bijvoorbeeld omdat ze trans zijn, of interseks. Ook dit zijn uiteraard gewoon vrouwen, maar dan met een andere safari.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dames en heren, welkom bij onze nieuwste safari. Vandaag bezoeken we het zaakje: u weet wel, wat er bij de man* zoal tussen de benen bungelt en zichzelf opheft. Ten noorden van u ziet u het meest in het oog springende deel van onze reis: de penis, die we straks zullen beklimmen. Ten zuiden van ons bevinden zich de ballen of testikels. Daar zal de rondleiding vandaag beginnen.

De testikels van de man zitten gezellig samen in een zakje. Dat zakje hebben ze omdat ze idealiter iets minder warm zijn dan het lijf van hun gelukkige eigenaar – een graad of 34 is voor de gemiddelde bal ideaal. Aan de balzak zit een spiertje dat zich ontspant als de testikels te heet dreigen te worden. Worden de noten te koud, dan trekt de spier zich samen en nestelt het hele gebeuren zich wat dichter tegen de mannelijke onderkant aan. Reden voor dit testikelgewiebel is de spermaproductie, die in de bal plaatsvindt. Zonder die ideale temperatuur van 34 graden voelen de zaadcellen zich minder oké en dat zou ervoor kunnen zorgen dat ze, wanneer het tijd is voor actie, minder fanatiek van A naar eicel zwemmen.

Overigens: de afstand die zo’n zaadcel aflegt voordat hij überhaupt bij de uitgang is, is veel langer dan u zou denken als u zo naar het mannelijk kruis kijkt. Ballen en penis liggen immers op het oog vrij dicht bij elkaar, wat een nogal compact en recht-door-zee transportsysteem doet vermoeden. Maar niets is minder waar. Voordat de soldaatjes op de plaats van bestemming zijn, leggen ze maar liefst een afstand van 80 centimeter door het mannenlichaam af. De eerste 60 centimeter daarvan reizen ze door de zaadleider. Die voert hen onder meer langs de prostaat, die aan de zwemmers de bekende witte plakkerige spermavloeistof toevoegt. Daarna is het nog zo’n 20 centimeter tot de uitgang via de plasbuis wordt bereikt.

Gelukkig voor de zaadcellen hoeven ze dit hele eind niet zelf te zwemmen – de bulbospongiosus-spier regelt dit voor hen. In 10 tot 15 samentrekkingen stuwt hij het sperma richting de plek van bestemming, waar het met een snelheid van zo’n 45 kilometer per uur de schwans verlaat (ook wel bekend als: het orgasme). Bij veel mannen gaat dat gulpend, maar er zijn ook mannen die 30 tot 60 centimeter ver sproeien. Het onofficiële wereldrecord vliegende kwakjes is van een onbekende man die onder toeziend oog van seksuoloog Alfred Kinsey bijna 2,5 meter ver ejaculeerde. ‘Twee lakens waren neergelegd om de Perzische tapijten te beschermen’, merkte Kinsey nog op in het bijbehorende rapport.

 

Lekker zwellen

We zetten onze safari voort in noordelijke richting. Hier treffen we de penis aan. Aan de onderkant zit de jongeheer met een stukje vel – het scrotumweb – vast aan de testikels. Iets daarboven ziet u, als de piemel opgewekt genoeg is, een soort groef lopen. Die groef ontstaat doordat aan weerszijden van het lid zwellichamen zitten: de corpora cavernosa. Zodra een man opgewonden raakt, lopen deze sponsachtige structuren vol bloed.

Dat gaat zo. Wanneer een man iets geils ziet of voelt, zorgt het brein ervoor dat er stikstofmonoxide richting de bloedvaten in de penis gaat. Dat doet twee dingen. Het maakt de bloedvaten wijder, en er gaat een tweede stofje naar de spieren in de zwellichamen met de boodschap: jongens, jullie mogen je nu ontspannen. Samen zorgen deze twee dingen dat de zwellichamen vrij vlug vol bloed lopen. Ze raken zo vol dat ze zelfs de bloedvaten die vanuit de sergeant-majoor weer terug het lichaam in lopen enigszins dichtdrukken. Zo blijft het bloed grotendeels waar het is, en blijft de erectie in stand, totdat de spieren zich na het orgasme weer ontspannen.

De corpora cavernosa zijn trouwens niet de enige zwellichamen. Mannen hebben er nog eentje, die om de plasbuis heen zit. Daar fungeert hij als een soort beschermheer van de plasbuis; doordat ook hij vol met bloed loopt zorgt hij ervoor dat de andere twee zwellichamen deze buis niet dichtdrukken. Dat zou voor het aanstormende sperma immers onhandig zijn.

 

Size does matter?

Veruit de meeste penissen zijn enthousiaste toestand tussen de 10 en 19 centimeter groot. Slap is hij gemiddeld zo’n 7 en 10 centimeter. (Ter vergelijk: een blauwe vinvis heeft een zwengel van 2 tot 3 meter lang, en testikels van 70 kilo. Maar hij is natuurlijk ook veel groter. Onze kerels hoeven zich niet te schamen; afgezet tegen hun lichaamsgewicht hebben ze bovengemiddeld grote benedenbuurmannen.)

Het maakt trouwens ook uit in welk continent u zich bevindt. Gaat u op piemelsafari in Zuidoost-Azië, dan zit de doorsnee opgeheven tampeloeres rond de 12, 13 centimeter; in Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse landen rond de evenaar is de typische lulhannes wat langer. In Nederland zijn we gezegend met hele gemiddelde erecties van gemiddeld een ruime 14 centimeter lang.

Hierbij moeten we wel aantekenen dat de variatie aanzienlijk is. Het eeuwenoude seksstudieboek Kamasutra hanteert daarom drie veelzeggende categorieën voor het mannelijk geslacht: de haas (dit zijn de kleinste pielemuisjes), de stier en de hengst (de flinkste knuppels). Vagina’s komen in corresponderende categorieën, respectievelijk het hert, de merrie en de olifant. Hertjes die hun hart hebben verloren aan een hengst, of hazen die willen wippen met een olifant, hoeven overigens niet te wanhopen. De Kamasutra geeft – zeer hands-on – tips voor alle mogelijke combinaties.

Nu we hier toch zijn, op safari in het mannelijk kruis, met ons meetlint in de hand, is het misschien een goed moment om ons af te vragen of de Kamasutra daar gelijk in heeft: doet grootte er echt niet toe? Nou, volgens vrouwen niet. Uit een Brits onderzoek blijkt dat 85 procent van de bevraagde dames prima tevreden is met de afmetingen van het lid van haar lief. Uit een andere studie blijkt dat ze het bovendien niet zo vreselijk belangrijk vonden. Slechts een kleine minderheid kon het iets schelen, en daarbij bleek de omtrek der snikkel belangrijker dan de lengte. Mannen denken daar overigens zelf anders over. Zij hechten juist wel waarde aan een voldoende lange snoeshaan, en waren ook veel kritischer dan de dames: in die Britse studie vond 45 procent hun apparatsjik te klein.

 

Topje van de ijsberg

En daarmee komen we aan het bij het laatste deel van deze rondleiding: de eikel, of glans. Dit vaak wat rozige deel van de piemel vormt het hoofd van de kleine secretaris-generaal. Van nature is hij bedekt door de voorhuid. De voorhuid beschermt de eikel tegen wrijving – niet die van de goede soort, maar van onderbroeken en dergelijke – en zorgt dat het topje van de ijsberg een beetje vochtig en slijmerig blijft. Het is tevens al sinds de Oud-Testamentische koning Saul zijn aanstaande schoonzoon David vroeg om 100 Filistijnse exemplaren één van de meest besproken stukjes vel ter wereld. Dat komt vooral doordat sommige religies en culturen voorschrijven dat dit velletje op jeugdige leeftijd te verwijderen.

Of besnijden medisch gezien nou voordelig is of niet, is al jaren onderwerp van fel debat tussen artsen. In Nederland is het officiële standpunt van de artsenfederatie KNMG dat hij meestal beter gewoon kan blijven zitten, omdat besneden mannen vaker last hebben van problemen bij het plassen (omdat er eelt rond de plasbuis komt) en vaker moeite hebben bij het klaarkomen (omdat hun eikel minder gevoelig is).

Maar terug naar vrolijker eikelzaken. Nergens in het mannenlichaam zitten zoveel zenuwen als in de kop van zijn genotsknots. Vooral het frenulum – het kleine velletje waarmee de voorhuid vastzit aan de rest van de penis – staat bekend als dikke bingo. Wanneer deze plek gedurende gemiddeld zo’n vijf tot zeven minuten door een terzake kundig persoon gestimuleerd wordt, leidt dat in veruit de meeste gevallen tot een reflex van het ruggengraat, die de schaamzenuw op uitermate prettige wijze doorgeeft aan het hele kruis.

En vlak voordat dit orgasme in al haar ejaculerende glorie losbarst, ronden wij onze safari af. Mocht u toch nog naar het vuurwerk willen kijken, dan raden wij u aan voor de zekerheid tenminste 2,5 meter afstand te bewaren en eventuele Perzische tapijten af te dekken.

 

 

*) er zijn ook mannen die van onderen een ander landschap hebben, bijvoorbeeld omdat ze trans zijn, of interseks. Ook dit zijn uiteraard gewoon mannen, maar dan met een andere safari.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn goede vrouwen en slechte vrouwen. De goede zijn kieskeurig, gaan niet zomaar met iedereen naar bed en verdienen respect. De slechte zetten de bloemetjes buiten, vrijen met jan en alleman en noemen we slet. Waarom die tweedeling? En wat zijn de gevolgen? Documentairemaakster Sunny Bergman zocht het uit voor haar film en boek Sletvrees.

‘I am the world’s greatest lover. I have made love to over a thousand women.’ Dat zegt Johnny Depp, wanneer hij de grote verleider Don Juan de Marco speelt in de gelijknamige film. Vervolgens verleidt hij een vrouw door haar te vertellen wat hij daarvan allemaal heeft geleerd. Ervaring leert dat op dit punt in de film bijna alle heterovrouwen wensten dat zij ook eens naar bed konden met Johnny/Don Juan.

Er zijn geen speelfilms waarin vrouwen worden bewonderd en bemind omdat ze de liefde bedreven met meer dan duizend mannen. Een vrouw die met zoveel heren het bed deelde is niet de beste minnares ter wereld. Ze is een slet.

Seksueel actieve vrouwen roepen een soort angst in mensen op, denkt Sunny Bergman. Vandaar ook dat haar boek en film de titel ‘Sletvrees’ kregen. ‘Een vrouw die net zoveel lust heeft als een man, die zich gedraagt als een man, dat vinden we negatief. Dat hoort niet, want dat past niet bij het idee dat vrouwen kieskeuriger zijn in het kiezen van een sekspartner dan mannen’, zegt Bergman.

Dat idee van de kieskeurige vrouw komt uit de evolutiepsychologie. De theorie stelt dat mannen zijn gebouwd om te willen vrijen met zoveel mogelijk vrouwen. Zo verwekken ze lekker veel kinderen. En hoe meer DNA je doorgeeft aan de volgende generatie, hoe meer evolutionair succes je hebt. Maar voor vrouwen ligt dat anders. Zij kijken juist wel link uit met wie ze de grot induiken, want zij lopen het risico na een vrijpartij te zitten met nogal arbeidsintensieve klusjes als zwanger zijn, baren en borstvoeding geven. Al die moeite wil je niet doen met het DNA van zomaar de eerste de beste lul de behanger. Dus zijn vrouwen op seksgebied juist kieskeurig en preuts.

Hoewel maar weinig mensen precies van de evolutiepsychologische hoed en rand weten, is deze theorie eigenlijk bij iedereen bekend. Onder andere dankzij Mannen van Mars, vrouwen van Venus-goeroe John Gray, die zijn boeken er (uitermate losjes) op baseert. In Bergmans film zegt hij dan ook dat het voor mannen wel maar voor vrouwen niet natuurlijk is om elke dag seks te willen hebben. Eén van de vrienden van Bergmans twintig jaar jongere zusje verwijst in Sletvrees bijna achteloos naar dit gedachtegoed, terwijl ze zich met zijn allen klaarmaken om uit te gaan: dat mannen natuurlijk ook een soort oerseksdrift hebben die bij vrouwen ontbreekt.

=

In de loop van de jaren is er nogal wat kritiek geweest op deze evolutiepsychologische theorie. Onderzoekers vragen zich bijvoorbeeld af hoe het dan toch kan dat tegenwoordig die preutse vrouwen bijna even vaak vreemd gaan als mannen. Of waarom mannen zo tot over hun oren verliefd worden op een enkele vrouw, dat ze helemaal geen zin meer hebben om hun zaad ook te verspreiden onder andere dames.

Bergman wil er dan ook wel vanaf. Want niet alleen is de theorie wetenschappelijk twijfelachtig, hij doet vrouwen ook geen goed. ‘Het denken in zulke verschillen kan een soort gevangenschap opleveren. Dat vrouwen bang zijn om seksueel vrij te zijn, en zich daar schuldig over voelen omdat ze denken dat het niet hoort’, vreest ze.

Dat gevoel kent ze van dichtbij. Ze vertelt hoe ze op reis in Kenia een jongen oppikte in een bar. ‘Ik schoof hem een briefje toe met mijn hotelkamernummer. Best brutaal eigenlijk. En daar ging ik met hem naar bed, en toen brak het condoom. Dit was in een gebied waar heel veel aids was. En toen dacht ik: dat is mijn straf, omdat ik zo’n sloerie ben.

=

Maar zo hoeft het niet te zijn, vertelt Bergman. Ze vertelt hoe het eraan toegaat in Ugunda, een cultuur zonder evolutiemythes over preutse vrouwen en sletvrees. Daar gebruiken mannen een techniek, kachabali (zie kader), die ervoor moet zorgen dat vrouwen altijd spuitend klaarkomen. ‘De vrouwen zijn ook heel trots, dat ze zo goed kunnen klaarkomen. Dat is nogal een contrast met wat nog steeds in Nederland gedacht wordt: dat de meisjes grensbewakers zijn, die de seksboel moeten afremmen omdat jongens altijd willen.’

Het idee dat vrouwen de rem zijn op het enorme libido van de man werkt vrouwen in bed soms flink tegen, denkt seksuoloog en psycholoog Ellen Laan. Sowieso wil zij het begrip libido het liefst in de prullenbak gooien. Volgens haar wordt iemands zin in seks vooral bepaald door goede of slechte ervaringen in het verleden. Wie altijd reuzefijne seks heeft, met daverende orgasmes, zal meer in zijn voor een lekker potje vrijen dan iemand die een tijdlang tegen heug en meug heeft gewipt.

Voor mannen is seks-zonder-zin veel moeilijker dan voor vrouwen. Als zij immers niet opgewonden zijn, krijgen ze geen erectie en gaat het feest niet door. Een vrouw kan daarentegen prima geilloos vrijen. ‘Ach, hij wil het zo graag en ik houd van hem, ik doe gewoon even alsof ik dit lekker vind, dan kan ik des te sneller weer verder met mijn boek.’ Dikke kans dat ze de volgende keer minder warm loopt voor een vrijpartij, terwijl hij de fijne ervaring snel weer wil herhalen. En ja, dan lijkt het algauw of mannen ‘van nature’ meer goede zin hebben dan vrouwen.

=

Het idee van de man als seksbeluste hengst en de vrouw als relatiegerichte rem wordt al jong aangeleerd. Bergman praat in haar film en boek met de Australische neuropsycholoog Cordelia Fine over de stereotiepe boodschap dat speelgoed tegenwoordig aan kinderen meegeeft. Voor meisjes gaat speelgoed vooral over relaties – poppenmoeder zijn, met vriendinnen dingen doen, prinsessen die passief wachten op de prins op het witte paars – en uiterlijke schoonheid. Voor jongens is het stoerder en avontuurlijker, met ridders en piraten.

Fine stelt dat deze verschillen maar weinig te maken hebben met verschillen in het brein van jongens en meisjes. In haar goed onderbouwde boek Waarom we allemaal van Mars komen laat ze overtuigend zien dat de hersenen van beide seksen ongeveer hetzelfde doen en kunnen. ‘Het mannenbrein lijkt op niets in de wereld zo erg als op een vrouwenbrein. Neurowetenschappers kunnen ze op individueel niveau niet eens uit elkaar houden.’ De suggestie dat vrouwenbreinen heel anders zouden zijn dan de mannenbreinen noemt ze ‘neuroseksisme’. Bergman: ‘Maar de bijbehorende stereotypen in de speelgoedwinkel vertalen zich wel direct naar de slaapkamer: mannen veroveren, en vrouwen zijn passief en willen vooral liefde.’

=

Dat idee, dat het zo hoort dat jongens altijd seks willen veroveren, en dat vrouwen liefdezoekende grensbewakers zijn leidt tot allerlei narigheid. Bijvoorbeeld: als je als vrouw niet aan dit stereotype voldoet, bent je dus een slet.

En dat, zo legt Sunny Bergmans zusje uit, is slecht nieuws. Zo’n reputatie wil je niet, want je wilt ook ooit nog trouwen en kinderen krijgen. En mannen trouwen niet met hoeren. Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat vrouwen met een flinke seksuele eetlust niet alleen sletteriger worden gevonden, maar ook minder intelligent, minder competent en zelfs geestelijk minder gezond.

Bovendien kunnen vrouwen zich nogal wat woede op de hals halen als ze, in de ogen van anderen, hun kuise grensbewakersrol niet met voldoende verve uitoefenen. Afgelopen augustus werd een tienermeisje op twitter en facebook door tienduizenden mensen uitgescholden voor vieze slet, omdat er een foto rondging waarop te zien was hoe ze tijdens een Eminem-concert een jongen pijpte. De jongen, overigens, werd door niemand uitgemaakt voor wat dan ook. Hij kreeg hier en daar zelfs een compliment omdat hij het zo goed voor elkaar had.

‘Het is meteen: met dat meisje is iets mis’, zegt Sunny Bergman. ‘De dunne grens tussen een goed meisje en een slecht meisje is altijd aanwezig, als een onverbiddelijke markering.’ En om het nog ingewikkelder te maken: teveel seksualiteit zorgt ervoor dat je aan de verkeerde kant van die grens belandt, maar te weinig ook. ‘We leven in een cultuur waarin sexy zijn heel erg gestimuleerd wordt. Rolmodellen presenteren zich zo, en het is ook een manier om succesvol te zijn. Je erotisch kapitaal gebruiken, noemen ze dat dan.

=

In haar boek en film laat Bergman zien dit sexy ideaal veel meer invloed heeft op vrouwen dan je zou denken. Zo interviewt ze de invloedrijke Amerikaanse seksuologe Marta Meana, die op basis van haar onderzoek concludeert dat zelfs de manier waarop vrouwen geil worden erdoor verandert. Volgens Meana raken vooral vrouwen opgewonden van sexy zijn, van begeerd worden, van het idee dat ze bij een man oproepen. Dat zie je ook terug in ons taalgebruik. Een geile man is een man die zin heeft in seks. Maar heb je het over een geile vrouw, dan betekent ‘geil’ ineens iets anders: zij is iemand waar mannen hitsig van worden.

Dat vrouwen hun eigen seksuele verlangen door de ogen van een man bekijken, is volgens Sunny wel te begrijpen. ‘Het mannelijk perspectief is in onze samenleving toch dominant’, zegt ze. ‘En vrouwen maken zich dat perspectief eigen. Ze leren om van buitenaf naar zichzelf te kijken, alsof ze een soort object zijn dat beoordeeld moet worden.’

Ze geeft een treffend voorbeeld. ‘Ik was op vakantie in Griekenland aan het klimmen op de rotsen. Mijn zoon was een liedje aan het zingen, ik rook verse kruiden, ik was helemaal in het moment. En toen, als een soort flits, zag ik mezelf door de ogen van een ander. Ineens dacht ik: ik heb m’n bikinilijn niet gedaan, er piept misschien wel iets langs m’n broekje, m’n benen zijn niet geschoren, ik heb rare sandalen aan. Ik zie er niet uit.’

Dat roept de vraag op: hoe veranderen we dat? Hoe worden we meer dan een sexy object voor anderen? Seksueel bevrijd maar geen ‘slechte vrouw’? Een pasklaar antwoord heeft Bergman niet. ‘Ik kan vooral mensen aan het denken zetten.’ Maar misschien ligt het antwoord hem in het verschuiven van het perspectief. Van sexy voor anderen, naar wat je zelf voelt. Van denken dat lust vooral voor mannen is, naar kijken waar je zelf opgewonden van wordt. En misschien af en toe een lekker potje kachabali.

=====

Kader: Kachabali

Kachabali is een Ugandese techniek die bedoeld is om vrouwen spuitend klaar te laten komen. De truc is dat de man ervoor moet zorgen dat zijn lief ontzettend opgewonden raakt. Wanneer de vrouw enigszins nat wordt, laat hij zijn vochtige penis ritmisch langs haar binnenste schaamlippen en clitoris glijden, op en neer, zigzaggend of in cirkelbewegingen, net zo lang tot ze bijna gek is van opwinding. Daarna komt ze klaar – fontein incluis. ‘Het voelt als totale explosies in haar lichaam’, vertelt een beoefenaar in Sletvrees.

 

Kader: vulkaanvrouwen

Het idee dat vrouwen kuis zijn en mannen niet is tamelijk nieuw, schrijft wetenschapsjournalist Daniel Bergner in zijn boek What do women want? Gedurende het grootste deel van de geschiedenis werden juist de vrouwen gezien als vurige vulkanen, die elk moment in wellust konden uitbarsten. Mannen, aan de andere kant, waren veel te verstandig en rationeel om zich zomaar over te geven aan allerlei geiligheid. Dat betekende overigens niet dat je als vrouw je vulkaan mocht delen met heren anders dan je wettige echtgenoot. Dat was ook toen fout. Maar wel fout om een tegenovergestelde reden: niet omdat een sletterige vrouw ingaat tegen haar preutse natuur, maar juist omdat ze haar opgewonden natuur niet had weten te onderdrukken.

 

Over het boek Sletvrees:

Het boek Sletvrees verscheen 29 oktober bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Het boek gaat trouwens niet alleen over sletten, maar ook over de vorige films die Sunny Bergman maakte: Beperkt houdbaar en Sunny side of sex. 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Soms voel ik me net een ruimtewezen. Dan raak ik een beetje losgezongen van de wereld om me heen. Alsof de maatschappij een natuurfilm is, waarin een grappige maar verder niet aan mij gerelateerde diersoort genaamd homo sapiens de hoofdrol speelt, en ik ben David Attenborough die het geheel beschouwd en van commentaar voorziet. ‘Op de dansvloer probeert het vrouwtje het mannetje te verleiden door haar achterwerk ritmisch tegen zijn onderlichaam te bewegen. Het mannetje raakt zichtbaar opgewonden, en even later zonderen ze zich af van de kudde om langdurig te paren in zijn hol.’ Zoiets.

In deze Attenborough-modus leek de manier waarop we met seks omgaan deze week ineens bijzonder merkwaardig. Natuurfilmig bekeken zou je zeggen: seks is gewoon gedrag, zoals al het andere gedrag. Je kunt als je ‘s avonds thuiskomt van je werk een wijntje drinken, het journaal kijken, masturberen of je postzegelverzameling opnieuw indelen. Net wat je leuk vindt. Je zou zelfs met Rob Trip in de achtergrond al zelfbevlekkend kunnen filateleren, als dat je ding is. (Tegelijkertijd wijn drinken raad ik overigens om praktische redenen af.)

Maar om de een of andere reden is seks niet gewoon één van de dingen die homo sapiens weleens doen. Zo terloops als twee leeuwen een potje vrijen in het hoge gras, zo moeilijk doet onze soort erover. We omgeven seks met allerlei verwarrende en tegenstrijdige emoties als schaamte, liefde, paniek, genot, afkeuring, noodzaak. Het is een van de meest moreel beladen zaken die een mens kan doen op een dag.

Neem bijvoorbeeld het opiniestuk over de treurnis van de raamprostitutie, afgelopen dinsdag in deze krant. De prostituees in kwestie stonden ‘in hun naakte kwetsbaarheid’ in ‘de vleescarrousel’. Er was sprake van vernedering van vrouwen, van minderwaardigheid, van een rauwe werkelijkheid. Woorden die een moreel oordeel impliceren, niet alleen over de onfrisse mensenhandeltechnische kanten van de raamprostitutie, maar ook over het blote vrouwenlijf en de seks die daarmee te hebben is.

Zulke woorden worden zelden gebruikt bij kritiek op andere vormen van dwangarbeid. In het boek ‘Bitter avontuur’ schrijft Renate van der Zee over vrouwen die voor een hongerloon van soms maar enkele tientjes per maand tot wel twaalf uur per dag champignons moesten plukken. En ik dacht: waarom lijkt dat, ondanks alles, toch minder erg? Waarom concludeert niemand dat de champignonkweekbusiness ‘geen Hollands kroonjuweel’ is?

Nog een ruimtewezenvraag: doet een sekswerker die haar vagina helemaal uit eigen keus verhuurt echt iets intrinsiek anders dan, zeg, een huisschilder die zijn kwastvaste hand voor geld ter beschikking stelt aan iemand met een onprettig gekleurde muur? Beiden verkopen een deel van hun lichaam. Waarom is verven voor geld zover normaler dan neuken voor geld?

We Attenboroughen nog even verder. De VVD wil chatten met erotische bedoelingen met kinderen strafbaar stellen. ‘Het is voor een minderjarige vrij onterend om met seksueel getinte berichtjes te worden geconfronteerd’, zei Kamerlid Foort van Oosten. ‘En het is ook gewoon smerig. Ik vind dat we dit niet moeten tolereren.’ De woordkeuze verraad ook hier dat ongewenste seks anders is dan het overige leed waartegen we ons nageslacht willen beschermen. Kindermishandeling, bijvoorbeeld: ook heel erg, maar zelden noemt iemand het onterend of smerig.

Nog zoiets: de rel rondom dokter Corrie. Zo’n 8000 ouders namen er hevig aanstoot aan dat zij in het Schooltv Weekjournaal iets meldt over seks. Deze ouders vonden dat niet de taak van school of publieke omroep, en ze deed het ook nog niet goed. Er waren ook leerkrachten ontevree, want die wilden graag zelf bepalen wanneer ze het over De Seks gingen hebben.

Ik keek een aflevering van het gewraakte Weekjournaal. De orkaan op de Filipijnen kwam aan bod, net als zelfrijdende auto’s, het verschijnen van het eerste balzakhaar, het neppe t-rex-skelet op het station van Leiden. Allemaal onderwerpen waar je het in principe als ouder of leraar al dan niet over kunt willen hebben met kinderen. Maar, Attenboroughde ik, er is geen fundamenteel verschil tussen uitleggen hoe een orkaan werkt en hoe het jongenspiemel verandert in de puberteit. Zoals een meisje op het NOS-journaal zei: ‘Nu zie je dat seks ook gewoon iets normaals is.’

Dat is het precies, dacht ik. Gewoon normaal. Zij heeft het wel begrepen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een man die seks heeft met veel vrouwen is een stoere vent, maar een vrouw met dezelfde seksuele eetlust is een slet. Waarom? Een kijkje onder de motorkap van de wetenschappelijke theorie achter deze dubbele moraal.

De bonobovrouwtjes in de Apenheul hebben er zin in. Vandaag krijgen ze walnoten van hun verzorgster; het aapequivalent van aardbeien met versgeklopte slagroom. De aanwezigheid van zulk lekker eten zorgt voor conflicten binnen de groep, bijvoorbeeld wanneer de één meer heeft dan de ander. En omdat het bonobo’s zijn, lossen ze dat conflict op door te seksen. Met groot fanatisme wrijven twee dames hun geslachtsdelen tegen elkaar aan, om nog geen twee minuten later hevig opgewonden op een andere apin te klimmen. De bezoekers kijken het schouwspel met mild ongemak aan. Dan maakt iemand de voor de hand liggende opmerking: ‘Wat een sletten, hè?’

Zo diep zit de dubbele moraal voor vrouwen en mannen, dat hij blijkbaar zelfs voor apen geldt. Een man met een groot libido en veel bedpartners, dat is normaal. Een gezonde vent. Maar een vrouw – zelfs een apin – die een vergelijkbaar seksueel enthousiasme tentoonspreidt, is een slet. Waarom eigenlijk? Waar komt die dubbele standaard vandaan?

Voor een heel belangrijk deel danken we die aan evolutiebioloog Robert Trivers. Hij was nog maar net gepromoveerd aan Harvard University toen hij in 1972 een artikel schreef dat enorme invloed zou hebben op ons denken over seks (m/v). In dat artikel zette hij de parental investment theorie uiteen. Deze theorie stelt dat er een fundamenteel verschil is tussen de meeste mannetjes- en vrouwtjesdieren (mensen incluis). Namelijk: als ze samen kindjes maken is háár minimale investering veel groter dan de zijne. Waar een man om zijn genen door te geven aan de volgende generatie niet veel meer hoeft te leveren dan een kwakje, zit een vrouw sowieso vast aan een energieverslindende zwangerschap, een riskante bevalling en het geven van borstvoeding.

Die ongelijkheid, zo stelt Trivers, vormt het gedrag van mannen en vrouwen tot op de dag van vandaag. Want omdat een potje vrijen voor een vrouw mogelijk tot een fikse investering leidt, zal zij niet de grot induiken met zomaar elke lul de behanger. Ze houdt haar knieën bij elkaar, totdat ze zich ervan heeft verzekerd dat een vent genetisch pluis is en haar niet na één wip zal verlaten maar zal helpen en beschermen. Alzo zijn vrouwen van nature kieskeurig en preuts.

Mannen zijn volgens Trivers juist het tegenovergestelde. Zij hebben er vooral belang bij om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen. Zelfs als ze zich aan een enkele dame binden voor het door haar gewenste huisje-boompje-beestje-bestaan, zullen ze daarnaast zoveel mogelijk vreemdgaan. Want een setje zaadcellen is goedkoop gemaakt, en als er van een overspelig vluggertje toevallig een kind komt is dat evolutionair gezien pure winst. En daarom zijn mannen van nature weinig selectieve geilhazen, grotendeels gericht op een strategie van verwekken en wegwezen.

 

Wetenschappelijke superhit

Het was ontegenzeggelijk een sterk staaltje denkwerk van Trivers. Zijn theorie verklaarde een aantal observaties die Charles Darwin al had gedaan: dat in het dierenrijk vrouwtjes vaak kuis en zedig zijn, en de seksboot afhouden terwijl de mannetjes zich met grote geestdrift uitsloven en andere mannetjes in elkaar slaan om maar in de smaak te vallen. Het verklaarde ook een invloedrijke observatie van een paar jaar eerder. In 1948 had geneticus Angus John Bateman ontdekt dat bij de fruitvliegjes in zijn lab de mannetjes het meeste voortplantingssucces hadden als ze heel veel seks hadden – veelal ten koste van andere mannetjes, die niet aan de bak kwamen –, terwijl het aantal genoten vrijpartijen voor de damesvliegen nakomelingstechnisch weinig uitmaakte.

Bovendien paste Trivers idee goed in de tijdsgeest. In de jaren zestig en begin jaren zeventig draaide het onderzoek naar de menselijke evolutie voor het leeuwendeel om de man. Hij was de noeste jager, altijd op zoek naar mogelijkheden om zijn speer in een stuk mals wild te steken (of zijn andere speer in een lekker wijf). Prehistorische vrouwen kwamen in het wetenschappelijk debat nagenoeg niet voor, behalve in hun rol als moeders, al dan niet in spé. Dat Trivers een hoofdrol inruimde voor de oervrouwelijke keuze was eigenlijk al best geëmancipeerd. Een nog ruimdenkender zienswijze, waarin vrouwen seksuele wezens waren met allerlei eigen lusten en verlangens, was toen in de evolutiebiologie vrijwel ongehoord. Een taboe dat op zijn beurt ook weer goed paste in de joods-christelijke traditie, waar men toch al nooit zo’n fan was geweest van seksbeluste vrouwen. Dat Trivers theorie slettengedrag tot iets tegennatuurlijks maakte sloot uitstekend aan bij de gedachte dat de hoer uithangen immoreel was.

Het is dan ook niet zo vreemd dat de parental investment theorie in de jaren na Trivers publicatie een echte wetenschappelijke superhit werd. Dat kwam niet in de laatste plaats door het werk van evolutiepsycholoog David Buss, die zich uitgebreid door Trivers liet inspireren. Zo voerde hij in 1989 een invloedrijke studie uit onder meer dan tienduizend proefpersonen in 33 landen, waarvan de conclusies naadloos bij Trivers theorie passen. Vrouwen blijken graag een man te willen die later goed voor haar en het nageslacht kan zorgen: een ambitieuze, hardwerkende vent met een goed inkomen. En de mannen wilden, volgens verwachting, vooral dat hun sperma in een gespreid bedje terecht kwam, dus zij zochten jonge, vruchtbare vrouwen. In 1993 bevestigde Buss bovendien het idee dat mannen graag veel korte-termijnseks willen met veel verschillende dames, en vrouwen juist liever niet. Desgevraagd gaven de heren aan de komende twee jaar gemiddeld graag met wel acht vrouwen het bed in te willen duiken. Dames gaven een lager ideaal aantal sekspartners op: één.

Het was in deze periode in de jaren negentig dat Trivers populariteit zijn hoogtepunt bereikte. De planken in de boekwinkels stonden vol met werk dat – meestal nogal losjes, maar toch – op Trivers theorie en het onderzoek van Buss en consorten was gebaseerd. In Nederland ging bijvoorbeeld Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen van Barbara en Allan Pease als warm broodje over de toonbank. En je had John Gray’s Mannen van Mars, vrouwen van Venus, het boek dat in zijn eentje goed was voor meer dan vijftig miljoen verkochte exemplaren en 121 weken in de Amerikaanse beststellerlijsten. Gray is daarmee één van de meeste effectieve verspreiders van het idee dat mannen en vrouwen van nature iets heel anders willen in het leven. En in bed: in Sletvrees, de nieuwste documentaire van Sunny Bergman, vertelt hij dat het onnatuurlijk is voor een vrouw om elke dag seks te willen. Voor mannen geldt dat uiteraard niet. Integendeel.

 

Zagen aan Trivers stoelpoten

Maar naarmate de 21ste eeuw dichterbij kwam, begonnen links en rechts kritische wetenschappers aan de stoelpoten van Trivers theorie te zagen. Eerst op basis van gezond verstand, zoals: maar als vrouwen van nature zo preuts zijn, hoe kan het dan dat er in zoveel tijden en culturen zoveel energie (boerka’s, kuishuidsgordels, et cetera) is gestoken in het intomen van de vrouwelijke seksualiteit?

Vervolgens deden gedragsbiologen hun mond open. Onderzoekers als Sarah Blaffer Hrdy, die met regelmaat in de bosjes lagen om apen in het wild te bestuderen, toonden aan dat apinnen allesbehalve preuts zijn. En niet alleen de bonobo’s, maar ook de chimpansees, bavianen en vele andere soorten waren niet bepaald zedig. Dat dachten we vroeger, zei Hrdy, omdat wij biologen ons zo richtten op de seksuele escapades van de alfamannetjes. Maar als je beter naar de vrouwtjes kijkt, blijkt dat die er achter de rug van die alfamannetjes wel pap van lusten met lagergeplaatste apen of zelfs apen van een andere groep. Ze zijn hitsig als de pest, die dames.

En ook voor mensenmannen bleek de parental investment theorie slecht te passen. In veruit de meeste culturen in de wereld zorgen vaders intensief voor hun kinderen, bleek uit antropologisch onderzoek. Waarschijnlijk omdat onze kinderen zo hulpeloos ter wereld komen. Waar een aapje een paar uur na de geboorte zelf kan zitten, kan een mensenbaby de eerste drie maanden zijn hoofd niet eens zelf overeind houden. Het is niet moeilijk voor te stellen hoe zo’n zwak wezentje baat heeft bij een betrokken vader (en niet eentje die om de haverklap ligt te rollebollen met de buurvrouw). En dat zou dan weer betekenen dat mannen en vrouwen in de oertijd qua ouderschap een veel gelijkwaardiger rol hadden dan Trivers voor ze had bedacht.

Ook sociaal psychologen begonnen aan Trivers theorie te twijfelen. Een elegant experiment zette vraagtekens bij het idee dat vrouwen kieskeurig zijn en mannen niet. Eli Finkel en Paul Eastwick van Northwestern University organiseerden voor 350 proefpersonen een speeddatesessie. Normaal gesproken is het zo dat de vrouw dan blijft zitten terwijl de mannen van tafeltje wisselen. De heren benaderen dus de dames. Maar, dachten Finkel en Eastwick, wat nou als we de rollen eens omdraaien en de vrouwen heel ontraditioneel naar de man toe laten komen? En jawel: door deze simpele ingreep verdween het sekseverschil in kieskeurigheid.

Er waren meer van zulke experimenten. Niets om Trivers theorie in één klap mee weg te vagen: daarvoor waren ze niet groots genoeg opgezet of perfect genoeg uitgevoerd. Maar het waren interessante speldenprikjes. Want wat zegt het als gedragspatronen die naar al vele miljoenen jaren oud behoren te zijn zo eenvoudig verstoord kunnen worden?

 

 Uitgespeeld

Bovendien staan de biologen en psychologen niet alleen in hun stoelpootzagerij. Amerikaanse genetici probeerden het fruitvliegexperiment van Bateman te herhalen, en meldden in 2012 dat dit niet was gelukt. Waarschijnlijk had Bateman een paar rekenfouten gemaakt. Statistici analyseerden in 2010 de data van bijna anderhalf miljoen mensen uit 87 landen, en stelden vast dat mannen en vrouwen ongeveer evenveel zin in seks hebben en even vaak vreemdgaan.

Ook de conclusies van de zo door Trivers geïnspireerde evolutiepsycholoog David Buss kwamen op losse schroeven te staan. Neem zijn idee dat mannen wereldwijd van nature graag een jonge vrouw willen (voor hun zaadjes) terwijl vrouwen idealiter een rijke man blieven (voor hun bescherming). Vorig jaar ontdekten onderzoekers dat dit ‘oeroude’ verschil in partnervoorkeur kleiner en kleiner wordt naarmate de emancipatie in een land voortschrijdt. Een andere studie toonde aan dat de doorsnee man helemaal geen acht sekspartners in twee jaar wil. Het gemiddelde dat Buss had berekend was uit het lood geraakt door een handjevol superhengsten die het met ontzettend veel vrouwen wilden doen. Veruit de meeste mannen wilden hetzelfde als de vrouwen: vrijen met één persoon.

Meer dan veertig jaar na dato begint Trivers theorie langzaam uitgespeeld te raken. Niet helemaal natuurlijk, want het heeft vast enige invloed, dat vrouwen zwanger kunnen worden en mannen niet. Maar niet zoveel dat we daar wetenschappelijk verantwoord een hele dubbele moraal van hij-stoer-maar-zij-slet aan vast kunnen knopen. Want wat onderzoek vooral laat zien is dit: dat mannen ook gewoon vooral liefde zoeken, en vrouwen best wel heel erg van seks houden. En daar is niets tegennatuurlijks aan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.