dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het is woensdagavond, koud en donker, en op het plein voor het stadhuis in Deventer staan zo’n dertig Zwarte Pieten. Veel te vroeg, natuurlijk: Sinterklaas is nog niet eens in het land. Maar blijkbaar is de traditie dat er geen Sint en Pieten mogen rondlopen in een stad voordat de intocht is geweest er eentje waar wél aan gemorreld mag worden.

Het is voor de goede zaak, vinden de Zwarte Pieten. Zij, en nog een kleine honderd andere demonstranten, zijn van de actiegroep ‘Zonder Zwarte Piet geen Sinterklaas in Deventer’. Die werd twee weken geleden opgericht nadat de burgemeester en een wethouder aankondigden dat Zwarte Piet diende te verdwijnen. Gefaseerd moesten er roetveegpieten komen, anders zou de commissie die de intocht organiseert haar subsidie verliezen. Die commissie voelde zich overvallen, het landelijke Sint- en Pietengilde stond op haar achterste benen – ‘gemeentes drijven hun zin door met gemeenschapsgeld als chantagemiddel’ – , op facebook protesteerde een luid groepje Deventenaren met veel hoofdletters: ‘ZWARTE PIET BLIJFT ZWART’.

Dat leidde tot een zekere verslapping in de knieregio bij burgemeester en wethouder: die roetveegpieten hoefden toch maar niet. In plaats daarvan komt er een compromispiet, waarvan niet bekend wordt gemaakt hoe die eruit zal zien. Nu is in Deventer – mijn stad – iedereen ontevreden. De voorstanders van Zwarte Piet omdat ze vrezen dat hun geliefde racistische karikatuur gaat verdwijnen, de tegenstanders omdat je over racisme geen compromissen sluit, kom nou; dat de burgemeester het wilde ‘uitfaseren’ was al gênant genoeg.

En zo heeft de strijd voor het einde van Zwarte Piet de provincie bereikt. In het jaar dat het Sinterklaasjournaal, de landelijke intocht en de meeste grote steden eindelijk vrij zullen zijn van blackface, rommelt het in plaatsen als Deventer, Zoetermeer, Hengelo, Veenendaal.

Deventer is een verdeelde stad. In de rijkere buitenwijken stemt men bij verkiezingen hoofdzakelijk VVD, in de binnenstad GroenLinks. Daartussenin liggen de armere buurten, zoals de mijne, waar in 2017 de PVV en in 2019 het Forum voor Democratie de grootste werden. Even verdeeld zijn we over de pietenkwestie. De Stentor Deventer peilde ruim 12.000 stadsgenoten: van hen wil 55 procent dat Zwarte Piet zwart blijft, en 34 procent wil dat juist niet.

Aangezien niets Nederlands ons vreemd is, leidt deze verdeeldheid tot agressie bij sommige fans van Zwarte Piet. Wanneer ik me, als bezorgde burger, online en bij de raadsvergadering uitspreek tegen Zwarte Piet, krijg ik te horen dat ik moet oprotten. ‘Ga terug van waar je vandaan komt en ga geen onrust stoken hier in het traditionele deventer’ (sic). ‘Zei moet heel snel in een puinzak op de boot worden gezet naar de kannibalen dan hebben ze een heerlijke maaltijd’ (ook sic). ‘Die ten Broeke moeten ze ook met pek en veren de stad uit jagen.’

Deze gezelligheid komt van leden van dezelfde actiegroep die demonstreerde voor het stadhuis. Op hun facebookpagina heet het college van B&W ‘de D66-Groenlinkskongsi die Zwarte Piet wil liquideren’. Er is zelfs enige bereidheid om, kinderen-be-damned, het hele Sinterklaasfeest in gijzeling te nemen; het bericht dat de Veenendaalse Sint weigert mee te doen aan een intocht met roetveegpieten wordt enthousiast onthaald. ‘Top dat moet elke Sinterklaas doen.’ ‘Juist! Poot stijf houden!’ Elders: ‘Maak je geen zorgen in Deventer blijft het zwart of helemaal niet.’

Ik hoor dat zelfs op een basisschool de gemoederen hoog oplopen. In groep acht ondervragen de kinderen van fanatieke Zwarte Piet-aanhangers hun klasgenoten: ‘Ben je voor of tegen? Zeg op! Want als je tegen Zwarte Piet bent, kan ik je niet vertrouwen.’

Het is pijnlijk ironisch dat ze juist op deze school alweer een paar jaar Sinterklaas vieren zonder Zwarte Piet – tot ieders tevredenheid. Zelfs een vader die kort daarvoor nog had geroepen dat ‘die buitenlanders met hun gore poten van ons kinderfeest moeten afblijven’, stond lachend te zingen en klappen toen de regenboog- en roetveegpieten de school binnenliepen.

Zo kan het altijd zijn, denk ik. Niets maakt een racistische traditie zo snel betekenisloos als de aanblik van opgetogen kinderen die buiten met rode wangetjes van de kou en de pret naar roetveegpieten zwaaien. Er zullen weer gewoon liedjes zijn, en pepernoten, en cadeautjes in de schoen. Er zal geen blackface zijn, maar een vrolijk feest voor alle kinderen. En ook de provincie zal zien dat het goed is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik moet bekennen dat ik de laatste paar jaar erg teleurgesteld ben in de gematigde witte’, schreef Martin Luther King meer dan vijftig jaar geleden in een brief vanuit de gevangenis in Birmingham.

‘Ik ben bijna tot de betreurenswaardige conclusie gekomen dat het grote struikelblok voor de Negro op zijn weg naar vrijheid niet de (…) Ku Klux Klanner is, maar de gematigde witte, die meer verknocht is aan ‘orde’ dan aan rechtvaardigheid; die liever een negatieve vrede heeft die door de afwezigheid van spanning gevormd wordt dan een positieve vrede die in rechtvaardigheid bestaat’.

Vrijheid, orde, spanning, rechtvaardigheid: ik moest denken aan dit citaat terwijl ik door de nasleep bladerde van Mona Eltahawy’s weigering om te komen spreken in De Balie. Reden van de weigering was een debat in 2017, waarin niet alleen door iemand uit het publiek maar ook door genodigde Paul Cliteur en de discussieleider rustig en serieus was gesproken over de deportatie van moslims.

‘Een ontmenselijking van moslims’, verklaarde Eltahawy op twitter. Ze bracht in herinnering hoe een aanhanger van zulk gedachtegoed de moskee van haar broer in brand had gestoken. ‘Voor mij is dit geen theoretisch debat. Dit gaat over mij, mijn familie en mijn mede-moslims’. Bij de onvolprezen podcast Dipsaus vertelde ze hoe ze is gearresteerd, seksueel misbruikt en bedreigd; en dan verwachten witte mannen die zelf niets te verliezen hebben dat ze met hen over haar menselijkheid komt debatteren? ‘Fuck you.’

Diverse gematigde meningmensen riepen haar tot de orde. ‘Zo gaat dat nou eenmaal in een democratie’, schreef Max Pam in het Parool over die deportatiediscussie. Paul Brill verweet haar in hetzelfde stuk het veroorzaken van spanning: ‘.. ongedwongen meningsvorming verdwijnt in een wolk van identiteitspolitiek.’ Thijs Broer, in Vrij Nederland: ‘Niet alleen schreeuwen, ook zwijgen belemmert het vrije debat.’

Het is een wonderlijk gematigd reflex: je drukker maken over dat alles gezegd mag worden dan over wat er precies wordt gezegd. Het vrije woord moet ten koste van alles en iedereen worden verdedigd, ook als het geen moment in gevaar is. Volgens Balie-baas Yoeri Albrecht houd je zo zelfs de samenleving bij elkaar. ‘Wat ik belangrijk vind, is het helende licht van de rede en fysieke nabijheid. Daarom vind ik dat we vooral bij elkaar moeten komen om met elkaar te praten en elkaar te begrijpen’, zei hij in de Volkskrant.

Dat klinkt prachtig, maar is het redelijk om van moslims te verwachten dat ze naar je debatcentrum komen om met mensen te praten die hen willen deporteren? Is het helend om van mensen van kleur te vragen of ze racisten proberen te begrijpen? Is het fair om Eltahawy te verwijten dat ze geen lezing wil geven op een plek waar haar menselijkheid in twijfel is getrokken? Is het aan degenen die geen racisme of moslimhaat hoeven vrezen om vanuit die veilige positie voor nabijheid te pleiten? Hoe ver wil je gaan in je toewijding aan een negatieve vrede?

In zijn Birmingham-brief, die iedereen trouwens helemaal zou moeten lezen, schrijft King: ‘Ik had gehoopt dat de gematigde witte zou begrijpen dat de hedendaagse spanning in het Zuiden een noodzakelijke fase is in de overgang van een schadelijke negatieve vrede, waarin de Negro passief zijn onrechtvaardige situatie aanvaardde, naar een wezenlijke positieve vrede, waarin alle mensen de waardigheid en waarde van de menselijke persoonlijkheid zullen eerbiedigen. Eigenlijk zijn wij (..) niet degenen die de spanning creëren. We brengen alleen maar de al bestaande, verborgen spanning aan de oppervlakte. We leggen haar bloot, waar ze gezien kan worden en waar er wat mee gedaan kan worden.’

Volgens King zal deze geweldloze spanning ‘een samenleving creëren die de mens zal helpen zich te verheffen uit de donkere diepten van vooroordeel en racisme naar de majestueuze hoogten van begrip en broederschap.’ Het was en is een prachtige droom, maar nog geen realiteit.

En laat me daarom nog dit schrijven. Het vrije woord is een groot goed. Mocht het ooit bedreigd worden, dan zal ik het te pen en te zwaard verdedigen. Maar broederschap is zeker even waardevol, en ik vrees dat die waarde momenteel meer gevaar loopt. Niet alleen door fascisten, racisten en ander gespuis, maar ook door het gematigde midden, waar men liever de orde bewaakt en de spanning sust dan dat men streeft naar solidariteit en rechtvaardigheid.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een keurslijf, noemde een collega het laatst: al die politieke correctheid, het geklooi met genderneutrale voornaamwoorden, de toenemende druk om in boeken, films en series te zorgen dat allerlei mensen gerepresenteerd zijn, en dus niet hoofdzakelijk witte mannen en soms een witte vrouw.

Een dwangbuis, vond hij het. Een verhaal waarin een schrijver met opzet zorgt dat de personages niet allemaal wit, meestal-man, hetero, cis, zonder beperking en monogaam zijn, dat kan niet anders dan een geforceerde geschiedenis worden. Een moeizame en kunstmatige vertelling zal het zijn, een knieval van de kunsten voor de morele chantage van een kleine groep gemarginaliseerde mensen, het resultaat onleesbaar of onkijkbaar voor iedereen, behalve voor de meest vastberaden social justice warrior.

Mijn collega is niet de enige die er zo over denkt. Het is hip om je te verzetten tegen de ‘censuur van de gekwetste minderheid’, om filosoof Sebastien Valkenberg te citeren. Zelfs feministisch ex-boegbeeld Fay Weldon deed in een Volkskrant-interview een duit in dat zakje. In een gesprek over trans mensen vertelde ze dat ze de aandacht voor mensen die ‘zeggen dat ze zielig zijn’ om ‘aandacht en begrip’ te krijgen, ziet als een vorm van ‘pure tirannie’. ‘Onze samenleving doet denken aan de oude Sovjet-Unie’, zei ze. ‘Voor een dwarse opinie word je misschien niet naar de goelag gestuurd, maar wel wordt je elke mogelijkheid ontnomen om nog ergens je mening te geven.’ (Als antwoord daarop schreef ze een buitengewoon transfoob boek, dat gewoon wereldwijd werd uitgegeven.)

Weldon stinkt in een valse tegenstelling: die tussen de vrijheid om te zeggen wat je wilt aan de ene kant, en politiek correctheid aan de andere kant. Maar de twee zijn niet elkaars antithese. Meer aandacht voor inclusiviteit en representatie zorgt er niet voor dat een schrijver niets meer mag zeggen, maar juist dat die meer kan vertellen.

Zo las ik afgelopen december de Broken Earth-trilogie (vertaald als De gebroken aarde) van N.K. Jemisin. De hoofdpersoon is, net als de schrijfster, een vrouw van kleur; de andere vertellers zijn dat eveneens, of zijn genderneutraal. Veel karakters blijken trans, bi, homo, lesbisch of polyamoreus te zijn, of een beperking te hebben. Vaak zijn ze dat terloops, bijna achteloos; gender, beperkingen en seksualiteit zijn geen redenen om tot het in de literatuur zo vaak aanwezige cliché van de ‘innerlijke strijd met het anders-zijn’ te vervallen; er is geen belegen identiteitsworsteling als Leitmotiv. In plaats daarvan krijgt de lezer een weergaloos, intens, gelaagd, maatschappijkritisch en tegelijkertijd bloedstollend verhaal voorgeschoteld over het einde van de wereld.

In de jaren zeventig schreven twee wetenschappers: ‘Representatie in de fictiewereld betekent dat je sociaal bestaat; afwezigheid betekent symbolische vernietiging.’ Het is geen tirannie om te willen bestaan. Het is niet geforceerd om een wereld te scheppen waarin iedereen zich kan herkennen. Inclusiviteit is geen keurslijf. Het is rijkdom.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik trek het niet meer, al die haat, alle narigheid, vertelt een vriendin. Ik hoef het niet meer te weten. Laat het maar aan me voorbijgaan.

De hooligans waren de druppel, zegt ze. Hoe ze tijdens de Sinterklaasintocht in Eindhoven een groepje vreedzame anti-Zwarte-Piet-demonstranten bekogelden met eieren, terwijl ze ‘Zij is de hoer van de zwarten!’ scandeerden. Maar ze verhield zich al langer moeizaam tot de actualiteit. Ze vindt het zwaar om de hele dag geconfronteerd te worden met de duisternis in de wereld. Nu is mijn vriendin een nieuwsmijder.

Een groeiende groep mensen, constateerde de Volkskrant vorig jaar, die zo gestresst raakt van alle kommer en kwel dat ze het nieuws voortaan negeren. ‘Ik werd moe, misselijk en gedeprimeerd en voelde mij machteloos’, zei een 48-jarige man. ‘Ik kan al die problemen niet oplossen. Wat heeft het dan voor zin er veel over te lezen en mij er druk om te maken?’ Nu schrijft hij gedichten ‘over de kleine, mooie, overzichtelijke kant van het leven. Over vlinders en mieren.’

Ergens kan ik hem geen ongelijk geven. Vlinders en mieren zijn veel leuker dan racisme. Maar aan de andere kant: is nieuwsmijden niet zoiets als je ogen dichtdoen wanneer je een leeuw tegenkomt? ‘Leeuw? Leeuw? Ik zie geen leeuw. Niets aan het handje.’

Toch heeft dat terugtrekken in je eigen wereld voordelen. Je zou het kunnen zien als goed voor jezelf zorgen. Schokkend nieuws overprikkelt het angstcentrum in de hersenen, legde een psycholoog uit in het NRC. Dit doet me denken aan een Guardian-artikel, waarin een Amerikaanse professor vertelt hoe hij alle actualiteit schuwde vanaf het moment dat duidelijk werd dat Trump president zou worden. Zijn nieuwe onwetendheid bevrijdt hem. Een voortdurend gevoel van onrustige woede en vage paniek maakt plaats voor kalmte en geduld. Hij heeft tijd voor luisterboeken.

Maar de leeuw gaat niet weg omdat een professor nu vredig naar boeken luistert.

Ik lees een stuk van Aisha Harris over een ander soort zelfzorg. Op Slate schrijft ze hoe met de opkomst van de vrouwen- en de burgerrechtenbeweging zelfzorg een politieke daad werd; een manier om jezelf te redden in een witte, patriarchale maatschappij die niet zoveel boodschap heeft aan jouw welzijn. Harris vertelt over mensen uit gemarginaliseerde groepen, die zich soms ook terugtrekken. Alleen doen zij dat niet om gedichten over mieren te schrijven, maar om op krachten te komen, zodat ze daarna juist weer de energie hebben om door te gaan, en zelfs te vechten voor een betere wereld. Ze citeert Audre Lorde: ‘Zorgen voor mezelf is geen genotzucht, het is zelfbehoud, en dat is een daad van politieke oorlogsvoering.’

Het simpelweg sluiten van je ogen is alleen een optie als je weet dat deze leeuw jou niet zal opvreten. Voor wie mogelijk op het menu staat, is de leeuw niet slechts een metafoor. Wil je overleven, dan moeten je ogen open zijn.

Seada Nourhussen vertelde in een OneWorld-stuk over haar vertrek als Trouw-columnist dat het nooit gemakkelijk is om over racisme te schrijven. Liever zou ze zich verwonderen over millenials die als het stervenskoud is nog steeds met blote enkels rondlopen. ‘Maar als je eenmaal het structurele karakter van ongelijkheid ziet, is dat niet echt een optie’.

Het is belangrijk dat iedereen ziet. Wie zou niet helpen als iemand die kwetsbaarder is dan jij met een leeuw worstelt?

Machteloosheid is maar een gevoel. Dit jaar hebben mensen zich succesvol verzet tegen de afschaffing van de dividendbelasting, de uitzetting van twee Armeense tieners, het voorstel om mensen met een beperking minder dan minimumloon te betalen. Piet is steeds vaker niet zwart. Waarom zou je denken dat je niets kunt doen? Zoals Alice Walker zei: ‘De meest voorkomende manier waarop mensen hun macht opgeven is door te denken dat ze die niet hebben.’

Dit is niet het moment voor terugtrekken of overgave. Juist in duistere tijden moeten we aan het werk, schreef Toni Morrison in een essay in The Nation. ‘Er is geen tijd voor wanhoop, geen plaats voor zelfmedelijden, geen behoefte aan stilte, geen ruimte voor angst. We spreken, we schrijven, we doen taal. Dat is hoe beschavingen helen.’

De beste manier om met leeuwen te vechten, is samen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Welbeschouwd ben ik een inheemse Nederlander, opgegroeid bij de lokale bevolking in de omgeving van Winschoten, waarna ik mijn leefgebied en stam heb verlaten om me als Groning-vrouw te mengen onder de etnische Overijsselaars. Mocht u dit een merkwaardige zin vinden, dan ben ik dat met u eens. Het staat namelijk vol met woorden die we normaal gesproken niet gebruiken voor lieden als ik. Het tijdschrift OneWorld kondigde daarom vorige week aan om te stoppen met zulke termen: begrippen die we wel gebruiken voor mensen en zaken die vallen in de categorie ‘hen’, maar niet voor ‘ons’.

‘Onze taal is doorspekt met kolonialisme, neerbuigendheid en vooral: het witte, westerse perspectief’, legde hoofdredacteur Seada Nourhussen uit. Het gedachteloze gebruik van woorden als inheems of stam bevestigt dat bepaalde machtsverhoudingen en verschillen nog steeds vanzelfsprekend zijn. Een waardevol inzicht, vond ik, dat schrijvers en journalisten beslist tot nadenken zou moeten stemmen, want voor hen is het zorgvuldig kiezen van woorden deel van hun ambacht.

Niet iedereen vond dat een pluis plan. Romancier Jamal Ouariachi liet op twitter weten dat hij moest kotsen van dit ‘misselijkmakende staaltje morele zelfgenoegzaamheid’, en vreesde dat ‘zodra er communis opinio ontstaat over welke woorden eigenlijk niet deugen, degene die ze wél gebruikt, meteen een boeman [is]. Daarmee snoer je dus mensen de mond.’ Een interessantere reactie kwam van een anonieme twitteraar met een pompeblêd-avatar die zich ‘Friespeuk’ noemt: ‘Ga 1984 van Orwell eens lezen en daarna je diep schamen’.

Dat was natuurlijk een prima idee; althans, het lezen. George Orwells 1984 is een boeiend boek: een anti-utopie uit 1949, geschreven als waarschuwing voor totalitaire regimes à la Sovjet-Unie, maar soms bijna griezelig hedendaags. Nadat Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen won, onderstreepte ik bijvoorbeeld deze passage: ‘Macht is geen middel, macht is een doel. Men vestigt geen dictatuur om een revolutie veilig te stellen; men maakt revolutie om de dictatuur te vestigen.’

Maar ik dwaal af; het ging Friespeuk vast niet om machtskritiek. Ik vermoed dat hij wil aanstippen dat er inzake OneWorld sprake is van censuur die doet denken aan Orwells ‘newspeak’ (nieuwspraak). Daarmee is hij een van velen. Altijd wanneer iemand oppert dat een bepaald koloniaal, racistisch of seksistisch woord beter in onbruik kan geraken, komt er wel een koortje lieden ‘1984’ roepen.

Even wat context. In 1984 heeft Partijleider Big Brother de absolute macht in de fictieve natie Oceanië. Hij, en daarmee de Partij, is overal, alziend, en eist complete onderwerping aan de partij-orthodoxie Ingsoc. Het is voor de Partij niet voldoende om volledig greep te hebben op het gedrag van de Partijleden, ook hun denken moet onder totale controle staan. Daarom voert de Partij newspeak in, een extreem vereenvoudigde versie van het Engels, om het gedachtegoed van Ingsoc uit te drukken. Maar ook, zo schrijft Orwell in de appendix bij 1984, ‘om alle andere manieren van denken onmogelijk te maken’. Newspeak is gezuiverd van ketterse woorden als ‘gelijkheid’ of ‘rechtvaardigheid’; zulke termen vallen nu onder de newspeak-begrippen ‘crimethink’ (misdenk) of ‘oldthink’ (ouddenk). Newspeak-termen als deze zijn opzettelijk simpel en eenduidig, zodat je er niet mee kunt redeneren. Onorthodoxe ideeën kunnen in newspeak niet bestaan, omdat er simpelweg geen taal of grammaticale structuur voor bestaat.

Nu zou ik hier kunnen grinniken dat ik er moeite mee heb om Seada Nourhussen als Big Brother te zien, maar dat zou gemakzuchtig zijn, en bovendien zijn er belangrijker verschillen tussen newspeak-achtige censuur en OneWorld-achtige taaltechnische voornemens. Zo gaat Orwells boek over een dictatuur, wat toch qua macht en onderdrukkingsmogelijkheden nipt verschilt van een zelfreflecterend tijdschrift. En trouwens ook van die dekselse communis opinio die Ouariachi zo vreest, al ben ik het met hem eens dat als een meerderheidsmening ooit evenveel macht zou krijgen als een totalitaire staat, dat reden zou zijn tot zorg.

Bovendien is er geen Partij, en eist niemand gehoorzaamheid aan een orthodoxie; OneWorld besloot om zelf een aantal woorden niet meer te gebruiken, en zo te kiezen voor een breder perspectief op de wereld. Natuurlijk hoopt het blad dat deze overweging besmettelijk is. Zoals Nourhussen gisteren in Trouw schreef: ‘Bewust taalgebruik dwingt tot nadenken over vanzelfsprekendheden en normen.’ Maar dwingen tot nadenken is volstrekt iets anders dan dwingen tot niet-nadenken. Om een newspeak-woord te lenen: meer nadenken is altijd dubbelplusgoed.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Laat me beginnen met een bekentenis: ik weet niet wat identiteitspolitiek precies is. Een vermoeden heb ik wel, natuurlijk, maar steeds wanneer ik probeer mijn vinger er op te leggen, ontglipt het me.

Zo is me verteld dat mensen die zich verzetten tegen Zwarte Piet aan identiteitspolitiek doen. Maar de invoering van het boerkaverbod, zo begrijp ik, valt er niet onder. Het heet ook geen identiteitspolitiek als het CPNB twee mannen en nul vrouwen uitnodigt om te publiceren over het Boekenweekthema ‘de moeder de vrouw’. Maar als schrijvers vervolgens in een open brief aangeven dat ze deze keuze zaad-met-spruitjeslucht vinden, dan is dat wel een vorm van ‘identiteitsdenken’, stelde Elma Drayer vorige week vast.

Mijn verwarring blijft, maar een ding is me inmiddels wel duidelijk geworden: identiteitspolitiek is een woord dat afkeuring uitwasemt. Het wordt bijna altijd gebruikt voor iets dat vermeden moet worden, of waar teveel van is. Het is een grief, een verwijt. Iemand die eraan doet is de samenleving een excuus schuldig.

Een ‘giffabriekje’, noemde Drayer identiteitspolitiek eerder, in een column over Anousha Nzumes boek Hallo witte mensen. Dat boek gaat over racisme, met nadruk op de rol van witte mensen. Drayer, over die identiteitspolitiek: ‘Als gehoorzaam aanhanger van dit ideeëngoed probeert ook Nzume ons wijs te maken dat etniciteit allesbepalend is voor ons aller identiteit.’ Ontevreden constateert ze: ‘Wie wit is, kan per definitie niet deugen.’

‘Pijnlijk misverstand: identiteitsjournalistiek’ stond er boven een NRC-column van Tom-Jan Meeus. Aanleiding was dat hoofdredacteurs assorti hadden gezegd dat ze graag meer journalisten van kleur in dienst wilden nemen, omdat het geen pas meer geeft om alleen met witte, westerse ogen naar het nieuws te kijken. Meeus vindt diversiteit ‘prima’, ‘maar het is een pijnlijk misverstand dat mensen beter over een bepaalde groep kunnen rapporteren als ze er deel van zijn (geweest).’

Volgens Ewald Engelen is ‘de terreur van de identiteitspolitiek’ zelfs ‘de belangrijkste reden voor de teloorgang van links’. Het gaat te weinig over ongelijkheid en klimaatverandering, en teveel over het ‘narcisme van de kleine verschillen’, stelde hij in De Groene Amsterdammer. ‘Er zijn belangrijkere zaken dan het genderneutrale rompertje van de Hema.’

Gif, pijn, terreur – je zou bijna geloven dat we hier echt te maken hebben met een arglistige maatschappelijke beweging die ons allen spoedig moreel zal ruïneren. Maar verbolgen taal in een krant is nog geen waarheid, en met wat nuchterheid kun je er ook anders naar kijken.

Bijvoorbeeld zo: Nzume betoogt in haar boek dat racistische systemen niet kunnen bestaan zonder de bewuste of onbewuste medewerking van witte mensen, wat zo logisch en redelijk is dat het een open deur zou moeten zijn. De hoofdredacteurs geven blijk van voortschrijdend inzicht: iedereen kan overal verslag van doen, maar de witte man geldt niet meer automatisch en onbenoemd als de alfa en omega van objectiviteit, terwijl de rest van de mensen ‘personen met een perspectief’ zijn. En die genderneutrale rompertjes staan voor een liefdevol ideaal: dat we alle kinderen ruimte en geborgenheid gunnen, en kinderen die niet conformeren aan traditionele jongens-meisjesrollen dus niet uit- maar insluiten.

Zijn dit onbillijke uitingen van een schadelijk gedachtegoed? Ik herken er vooral waarden in waarvan ik hoop dat ze nog altijd breed gedeeld worden: wijsheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit. Hoe dit onder de vlag ‘identiteitspolitiek’ tot verwijt vervormd raakt, is moeilijk te vatten – al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit vaak gebeurt wanneer minderheden aanspraak maken op deze waarden, en het voor die aanspraak nodig is dat groepen die tot voor kort als de norm golden een privilege of vanzelfsprekendheid opgeven. Misschien is het afkeuren van identiteitspolitiek een manier om niet te hoeven zeggen dat je de emancipatie van anderen soms maar moeilijk en rot vindt voor jezelf.

Maar als we die waarden echt diep willen koesteren, voor iedereen, hebben we juist meer identiteitspolitiek nodig, niet minder. En niemand zou zich moeten hoeven verexcuseren voor die strijd. Zoals de Amerikaanse schrijver Ijeoma Oluo zegt: ‘Ik zal me geen moment schuldig voelen omdat ik op de rem trap om er zeker van te zijn dat iedereen aan boord is en we op de juiste weg zijn. Ik zal met trots toegeven dat ik shit moeilijk maak voor jullie.’ Precies. Lang leve identiteitspolitiek.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.