dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Soms voel ik me net een ruimtewezen. Dan raak ik een beetje losgezongen van de wereld om me heen. Alsof de maatschappij een natuurfilm is, waarin een grappige maar verder niet aan mij gerelateerde diersoort genaamd homo sapiens de hoofdrol speelt, en ik ben David Attenborough die het geheel beschouwd en van commentaar voorziet. ‘Op de dansvloer probeert het vrouwtje het mannetje te verleiden door haar achterwerk ritmisch tegen zijn onderlichaam te bewegen. Het mannetje raakt zichtbaar opgewonden, en even later zonderen ze zich af van de kudde om langdurig te paren in zijn hol.’ Zoiets.

In deze Attenborough-modus leek de manier waarop we met seks omgaan deze week ineens bijzonder merkwaardig. Natuurfilmig bekeken zou je zeggen: seks is gewoon gedrag, zoals al het andere gedrag. Je kunt als je ‘s avonds thuiskomt van je werk een wijntje drinken, het journaal kijken, masturberen of je postzegelverzameling opnieuw indelen. Net wat je leuk vindt. Je zou zelfs met Rob Trip in de achtergrond al zelfbevlekkend kunnen filateleren, als dat je ding is. (Tegelijkertijd wijn drinken raad ik overigens om praktische redenen af.)

Maar om de een of andere reden is seks niet gewoon één van de dingen die homo sapiens weleens doen. Zo terloops als twee leeuwen een potje vrijen in het hoge gras, zo moeilijk doet onze soort erover. We omgeven seks met allerlei verwarrende en tegenstrijdige emoties als schaamte, liefde, paniek, genot, afkeuring, noodzaak. Het is een van de meest moreel beladen zaken die een mens kan doen op een dag.

Neem bijvoorbeeld het opiniestuk over de treurnis van de raamprostitutie, afgelopen dinsdag in deze krant. De prostituees in kwestie stonden ‘in hun naakte kwetsbaarheid’ in ‘de vleescarrousel’. Er was sprake van vernedering van vrouwen, van minderwaardigheid, van een rauwe werkelijkheid. Woorden die een moreel oordeel impliceren, niet alleen over de onfrisse mensenhandeltechnische kanten van de raamprostitutie, maar ook over het blote vrouwenlijf en de seks die daarmee te hebben is.

Zulke woorden worden zelden gebruikt bij kritiek op andere vormen van dwangarbeid. In het boek ‘Bitter avontuur’ schrijft Renate van der Zee over vrouwen die voor een hongerloon van soms maar enkele tientjes per maand tot wel twaalf uur per dag champignons moesten plukken. En ik dacht: waarom lijkt dat, ondanks alles, toch minder erg? Waarom concludeert niemand dat de champignonkweekbusiness ‘geen Hollands kroonjuweel’ is?

Nog een ruimtewezenvraag: doet een sekswerker die haar vagina helemaal uit eigen keus verhuurt echt iets intrinsiek anders dan, zeg, een huisschilder die zijn kwastvaste hand voor geld ter beschikking stelt aan iemand met een onprettig gekleurde muur? Beiden verkopen een deel van hun lichaam. Waarom is verven voor geld zover normaler dan neuken voor geld?

We Attenboroughen nog even verder. De VVD wil chatten met erotische bedoelingen met kinderen strafbaar stellen. ‘Het is voor een minderjarige vrij onterend om met seksueel getinte berichtjes te worden geconfronteerd’, zei Kamerlid Foort van Oosten. ‘En het is ook gewoon smerig. Ik vind dat we dit niet moeten tolereren.’ De woordkeuze verraad ook hier dat ongewenste seks anders is dan het overige leed waartegen we ons nageslacht willen beschermen. Kindermishandeling, bijvoorbeeld: ook heel erg, maar zelden noemt iemand het onterend of smerig.

Nog zoiets: de rel rondom dokter Corrie. Zo’n 8000 ouders namen er hevig aanstoot aan dat zij in het Schooltv Weekjournaal iets meldt over seks. Deze ouders vonden dat niet de taak van school of publieke omroep, en ze deed het ook nog niet goed. Er waren ook leerkrachten ontevree, want die wilden graag zelf bepalen wanneer ze het over De Seks gingen hebben.

Ik keek een aflevering van het gewraakte Weekjournaal. De orkaan op de Filipijnen kwam aan bod, net als zelfrijdende auto’s, het verschijnen van het eerste balzakhaar, het neppe t-rex-skelet op het station van Leiden. Allemaal onderwerpen waar je het in principe als ouder of leraar al dan niet over kunt willen hebben met kinderen. Maar, Attenboroughde ik, er is geen fundamenteel verschil tussen uitleggen hoe een orkaan werkt en hoe het jongenspiemel verandert in de puberteit. Zoals een meisje op het NOS-journaal zei: ‘Nu zie je dat seks ook gewoon iets normaals is.’

Dat is het precies, dacht ik. Gewoon normaal. Zij heeft het wel begrepen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Is dit nou de grote maatschappelijke misstand waar we het dagen over moeten hebben?’ Dat vroeg Piet Klein, adjunct-hoofdredacteur van RTL Nieuws, zich afgelopen maandag op de radio af. Aanleiding was de slettenspecial van het ons allereigenste Volkskrant Magazine afgelopen zaterdag, dat weer was aangeleid door de verschijning van ‘Sletvrees’, het nieuwe boek en de nieuwe film van Sunny Bergman.

Klein had de special niet gelezen, maar hij was toch slet- en Sunny-moe. Liever las hij over internationale politiek of de effecten van beleid.

De vraag van Klein bleef door mijn hoofd spoken. Want ik hoor hem de laatste tijd vaker, in allerlei variaties. ‘Kun je je niet druk maken over iets écht belangrijks?’ vroegen mensen me toen ik het had over de Bart Smit-folder waarin de meisjes ‘net als mama’ lekker stonden te stofzuigen terwijl jongens door microscopen mochten gluren en dromen van een carrière als piloot. De lustpil voor vrouwen was volgens commentaar vanaf de zijlijn ‘ook al zo’n non-issue’. De oproep om Zwarte Piet te ontdoen van zijn racistische kantjes werd door velen afgedaan als gezeur. De Telegraaf lanceerde er zelfs een peiling over, waarop bijna tienduizend lezers reageerden. Van hen was 96 procent het eens met de stelling dat de pietendiscussie gestopt moet worden.

De discussie stoppen. Noem me een gutmensch met een polderfetisj, maar dat vind ik verontrustend. Want met zo’n oproep staakt elke uitwisseling van argumenten. Door te zeggen dat ergens niet over gepraat hoeft te worden, dat iets te onbelangrijk is om het er zelfs maar even over te hebben, voorkom je bovendien op nogal snaakse wijze dat je inhoudelijk moet reageren. En je plaatst jezelf boven degene die het onderwerp ter tafel bracht: jij hebt wel iets beters te doen dan nadenken over deze ongein. Dus willen alle stoorzenders even hun tet houden, alstublieft, dankuwel?

Niet elk onderwerp maakt evenveel kans op zo’n reactie. Zo is er zelden iemand die zich op deze wijze uitlaat over de uitgebreide eredivisie-verslaggeving in de krant – iets waar de wereld in mijn ogen dan weer probleemloos zonder zou kunnen. Of het Libor-schandaal: het zal mij volstrekt worst wezen, maar ik heb nog niemand horen klagen dat dit op de schaal der stervende kindjes in Afrika van onvoldoende gewicht is en dus onbesproken moet blijven.

Gisteren stond er op pagina twee van deze krant een artikeltje over hoe een aap met zijn brein twee virtuele armen kan besturen. Dat is natuurlijk ontzettend gaaf, en het kan wellicht veel betekenen voor de ontwikkeling van exoskeletten voor verlamde mensen, maar het is nauwelijks een van de Grote Maatschappelijke Issues van deze tijd. Er zijn, om maar eens iets te noemen, veel meer mensen die gebukt gaan onder racisme of onder de angst om een slet gevonden te worden dan mensen die lijden aan een gebrek aan hersenbestuurbare exoskeletten. Toch verwacht ik geen gepikeerde brieven in de krant die dit alleraardigste wetenschapsbericht afzetten tegen een advertentie van het boek van meisjesrechtenactivist Malala en afkeurend opmerken dat dit ‘een te groot contrast’ is. En dat gebeurde met de slettenspecial wel.

Het zijn opvallend vaak de onderwerpen die vooral vrouwen aangaan, of etnische minderheden, waarover gezwegen moet worden. Ik herinner me hoe Trouw dit jaar vlak voor Internationale Vrouwendag in haar zaterdagbijlages een flink aantal artikelen over vrouwenzaken had opgenomen. Er stond bijvoorbeeld een zeer lezenswaardig stuk in over het gegeven dat vrouwen vaak wat flexibeler in hun seksuele oriëntatie zijn dan mannen. Dat had aanleiding kunnen zijn tot allerlei vormen van inhoudelijk debat. Maar in plaats daarvan kwamen er boze brieven in de krant over het teveel aan vrouwen en hoe dat de lust tot lezen ontnam.

En ik dacht: het is al erg genoeg dat zulke ‘vrouwenonderwerpen’ niet elke dag breed uitgemeten in de krant staan – vergelijkbaar met eredivisievoetbal bijvoorbeeld –, maar dat ruime aandacht daarvoor beperkt blijft tot speciale gelegenheden. Laat staan dat het een primaire reactie is om te zeggen: dit was te onbelangrijk om te bespreken. Het heeft iets onbeschaafds om te stellen dat minderheden maar beter kunnen zwijgen. Want als naar minderheden niet geluisterd wordt, is democratie niets anders dan de dictatuur van de meerderheid. En zoals de dichteres Jana Beranová schreef: als niemand luistert naar niemand, vallen er doden in plaats van woorden.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een man die seks heeft met veel vrouwen is een stoere vent, maar een vrouw met dezelfde seksuele eetlust is een slet. Waarom? Een kijkje onder de motorkap van de wetenschappelijke theorie achter deze dubbele moraal.

De bonobovrouwtjes in de Apenheul hebben er zin in. Vandaag krijgen ze walnoten van hun verzorgster; het aapequivalent van aardbeien met versgeklopte slagroom. De aanwezigheid van zulk lekker eten zorgt voor conflicten binnen de groep, bijvoorbeeld wanneer de één meer heeft dan de ander. En omdat het bonobo’s zijn, lossen ze dat conflict op door te seksen. Met groot fanatisme wrijven twee dames hun geslachtsdelen tegen elkaar aan, om nog geen twee minuten later hevig opgewonden op een andere apin te klimmen. De bezoekers kijken het schouwspel met mild ongemak aan. Dan maakt iemand de voor de hand liggende opmerking: ‘Wat een sletten, hè?’

Zo diep zit de dubbele moraal voor vrouwen en mannen, dat hij blijkbaar zelfs voor apen geldt. Een man met een groot libido en veel bedpartners, dat is normaal. Een gezonde vent. Maar een vrouw – zelfs een apin – die een vergelijkbaar seksueel enthousiasme tentoonspreidt, is een slet. Waarom eigenlijk? Waar komt die dubbele standaard vandaan?

Voor een heel belangrijk deel danken we die aan evolutiebioloog Robert Trivers. Hij was nog maar net gepromoveerd aan Harvard University toen hij in 1972 een artikel schreef dat enorme invloed zou hebben op ons denken over seks (m/v). In dat artikel zette hij de parental investment theorie uiteen. Deze theorie stelt dat er een fundamenteel verschil is tussen de meeste mannetjes- en vrouwtjesdieren (mensen incluis). Namelijk: als ze samen kindjes maken is háár minimale investering veel groter dan de zijne. Waar een man om zijn genen door te geven aan de volgende generatie niet veel meer hoeft te leveren dan een kwakje, zit een vrouw sowieso vast aan een energieverslindende zwangerschap, een riskante bevalling en het geven van borstvoeding.

Die ongelijkheid, zo stelt Trivers, vormt het gedrag van mannen en vrouwen tot op de dag van vandaag. Want omdat een potje vrijen voor een vrouw mogelijk tot een fikse investering leidt, zal zij niet de grot induiken met zomaar elke lul de behanger. Ze houdt haar knieën bij elkaar, totdat ze zich ervan heeft verzekerd dat een vent genetisch pluis is en haar niet na één wip zal verlaten maar zal helpen en beschermen. Alzo zijn vrouwen van nature kieskeurig en preuts.

Mannen zijn volgens Trivers juist het tegenovergestelde. Zij hebben er vooral belang bij om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen. Zelfs als ze zich aan een enkele dame binden voor het door haar gewenste huisje-boompje-beestje-bestaan, zullen ze daarnaast zoveel mogelijk vreemdgaan. Want een setje zaadcellen is goedkoop gemaakt, en als er van een overspelig vluggertje toevallig een kind komt is dat evolutionair gezien pure winst. En daarom zijn mannen van nature weinig selectieve geilhazen, grotendeels gericht op een strategie van verwekken en wegwezen.

 

Wetenschappelijke superhit

Het was ontegenzeggelijk een sterk staaltje denkwerk van Trivers. Zijn theorie verklaarde een aantal observaties die Charles Darwin al had gedaan: dat in het dierenrijk vrouwtjes vaak kuis en zedig zijn, en de seksboot afhouden terwijl de mannetjes zich met grote geestdrift uitsloven en andere mannetjes in elkaar slaan om maar in de smaak te vallen. Het verklaarde ook een invloedrijke observatie van een paar jaar eerder. In 1948 had geneticus Angus John Bateman ontdekt dat bij de fruitvliegjes in zijn lab de mannetjes het meeste voortplantingssucces hadden als ze heel veel seks hadden – veelal ten koste van andere mannetjes, die niet aan de bak kwamen –, terwijl het aantal genoten vrijpartijen voor de damesvliegen nakomelingstechnisch weinig uitmaakte.

Bovendien paste Trivers idee goed in de tijdsgeest. In de jaren zestig en begin jaren zeventig draaide het onderzoek naar de menselijke evolutie voor het leeuwendeel om de man. Hij was de noeste jager, altijd op zoek naar mogelijkheden om zijn speer in een stuk mals wild te steken (of zijn andere speer in een lekker wijf). Prehistorische vrouwen kwamen in het wetenschappelijk debat nagenoeg niet voor, behalve in hun rol als moeders, al dan niet in spé. Dat Trivers een hoofdrol inruimde voor de oervrouwelijke keuze was eigenlijk al best geëmancipeerd. Een nog ruimdenkender zienswijze, waarin vrouwen seksuele wezens waren met allerlei eigen lusten en verlangens, was toen in de evolutiebiologie vrijwel ongehoord. Een taboe dat op zijn beurt ook weer goed paste in de joods-christelijke traditie, waar men toch al nooit zo’n fan was geweest van seksbeluste vrouwen. Dat Trivers theorie slettengedrag tot iets tegennatuurlijks maakte sloot uitstekend aan bij de gedachte dat de hoer uithangen immoreel was.

Het is dan ook niet zo vreemd dat de parental investment theorie in de jaren na Trivers publicatie een echte wetenschappelijke superhit werd. Dat kwam niet in de laatste plaats door het werk van evolutiepsycholoog David Buss, die zich uitgebreid door Trivers liet inspireren. Zo voerde hij in 1989 een invloedrijke studie uit onder meer dan tienduizend proefpersonen in 33 landen, waarvan de conclusies naadloos bij Trivers theorie passen. Vrouwen blijken graag een man te willen die later goed voor haar en het nageslacht kan zorgen: een ambitieuze, hardwerkende vent met een goed inkomen. En de mannen wilden, volgens verwachting, vooral dat hun sperma in een gespreid bedje terecht kwam, dus zij zochten jonge, vruchtbare vrouwen. In 1993 bevestigde Buss bovendien het idee dat mannen graag veel korte-termijnseks willen met veel verschillende dames, en vrouwen juist liever niet. Desgevraagd gaven de heren aan de komende twee jaar gemiddeld graag met wel acht vrouwen het bed in te willen duiken. Dames gaven een lager ideaal aantal sekspartners op: één.

Het was in deze periode in de jaren negentig dat Trivers populariteit zijn hoogtepunt bereikte. De planken in de boekwinkels stonden vol met werk dat – meestal nogal losjes, maar toch – op Trivers theorie en het onderzoek van Buss en consorten was gebaseerd. In Nederland ging bijvoorbeeld Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen van Barbara en Allan Pease als warm broodje over de toonbank. En je had John Gray’s Mannen van Mars, vrouwen van Venus, het boek dat in zijn eentje goed was voor meer dan vijftig miljoen verkochte exemplaren en 121 weken in de Amerikaanse beststellerlijsten. Gray is daarmee één van de meeste effectieve verspreiders van het idee dat mannen en vrouwen van nature iets heel anders willen in het leven. En in bed: in Sletvrees, de nieuwste documentaire van Sunny Bergman, vertelt hij dat het onnatuurlijk is voor een vrouw om elke dag seks te willen. Voor mannen geldt dat uiteraard niet. Integendeel.

 

Zagen aan Trivers stoelpoten

Maar naarmate de 21ste eeuw dichterbij kwam, begonnen links en rechts kritische wetenschappers aan de stoelpoten van Trivers theorie te zagen. Eerst op basis van gezond verstand, zoals: maar als vrouwen van nature zo preuts zijn, hoe kan het dan dat er in zoveel tijden en culturen zoveel energie (boerka’s, kuishuidsgordels, et cetera) is gestoken in het intomen van de vrouwelijke seksualiteit?

Vervolgens deden gedragsbiologen hun mond open. Onderzoekers als Sarah Blaffer Hrdy, die met regelmaat in de bosjes lagen om apen in het wild te bestuderen, toonden aan dat apinnen allesbehalve preuts zijn. En niet alleen de bonobo’s, maar ook de chimpansees, bavianen en vele andere soorten waren niet bepaald zedig. Dat dachten we vroeger, zei Hrdy, omdat wij biologen ons zo richtten op de seksuele escapades van de alfamannetjes. Maar als je beter naar de vrouwtjes kijkt, blijkt dat die er achter de rug van die alfamannetjes wel pap van lusten met lagergeplaatste apen of zelfs apen van een andere groep. Ze zijn hitsig als de pest, die dames.

En ook voor mensenmannen bleek de parental investment theorie slecht te passen. In veruit de meeste culturen in de wereld zorgen vaders intensief voor hun kinderen, bleek uit antropologisch onderzoek. Waarschijnlijk omdat onze kinderen zo hulpeloos ter wereld komen. Waar een aapje een paar uur na de geboorte zelf kan zitten, kan een mensenbaby de eerste drie maanden zijn hoofd niet eens zelf overeind houden. Het is niet moeilijk voor te stellen hoe zo’n zwak wezentje baat heeft bij een betrokken vader (en niet eentje die om de haverklap ligt te rollebollen met de buurvrouw). En dat zou dan weer betekenen dat mannen en vrouwen in de oertijd qua ouderschap een veel gelijkwaardiger rol hadden dan Trivers voor ze had bedacht.

Ook sociaal psychologen begonnen aan Trivers theorie te twijfelen. Een elegant experiment zette vraagtekens bij het idee dat vrouwen kieskeurig zijn en mannen niet. Eli Finkel en Paul Eastwick van Northwestern University organiseerden voor 350 proefpersonen een speeddatesessie. Normaal gesproken is het zo dat de vrouw dan blijft zitten terwijl de mannen van tafeltje wisselen. De heren benaderen dus de dames. Maar, dachten Finkel en Eastwick, wat nou als we de rollen eens omdraaien en de vrouwen heel ontraditioneel naar de man toe laten komen? En jawel: door deze simpele ingreep verdween het sekseverschil in kieskeurigheid.

Er waren meer van zulke experimenten. Niets om Trivers theorie in één klap mee weg te vagen: daarvoor waren ze niet groots genoeg opgezet of perfect genoeg uitgevoerd. Maar het waren interessante speldenprikjes. Want wat zegt het als gedragspatronen die naar al vele miljoenen jaren oud behoren te zijn zo eenvoudig verstoord kunnen worden?

 

 Uitgespeeld

Bovendien staan de biologen en psychologen niet alleen in hun stoelpootzagerij. Amerikaanse genetici probeerden het fruitvliegexperiment van Bateman te herhalen, en meldden in 2012 dat dit niet was gelukt. Waarschijnlijk had Bateman een paar rekenfouten gemaakt. Statistici analyseerden in 2010 de data van bijna anderhalf miljoen mensen uit 87 landen, en stelden vast dat mannen en vrouwen ongeveer evenveel zin in seks hebben en even vaak vreemdgaan.

Ook de conclusies van de zo door Trivers geïnspireerde evolutiepsycholoog David Buss kwamen op losse schroeven te staan. Neem zijn idee dat mannen wereldwijd van nature graag een jonge vrouw willen (voor hun zaadjes) terwijl vrouwen idealiter een rijke man blieven (voor hun bescherming). Vorig jaar ontdekten onderzoekers dat dit ‘oeroude’ verschil in partnervoorkeur kleiner en kleiner wordt naarmate de emancipatie in een land voortschrijdt. Een andere studie toonde aan dat de doorsnee man helemaal geen acht sekspartners in twee jaar wil. Het gemiddelde dat Buss had berekend was uit het lood geraakt door een handjevol superhengsten die het met ontzettend veel vrouwen wilden doen. Veruit de meeste mannen wilden hetzelfde als de vrouwen: vrijen met één persoon.

Meer dan veertig jaar na dato begint Trivers theorie langzaam uitgespeeld te raken. Niet helemaal natuurlijk, want het heeft vast enige invloed, dat vrouwen zwanger kunnen worden en mannen niet. Maar niet zoveel dat we daar wetenschappelijk verantwoord een hele dubbele moraal van hij-stoer-maar-zij-slet aan vast kunnen knopen. Want wat onderzoek vooral laat zien is dit: dat mannen ook gewoon vooral liefde zoeken, en vrouwen best wel heel erg van seks houden. En daar is niets tegennatuurlijks aan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De Britse komiek Stephen Fry vergeleek de situatie in Rusland met die in Duitsland, 1936. Mensen die de straat op durven gaan om te demonstreren voor homorechten worden door toegesnelde mannen in elkaar geslagen. De politie kijkt toe, maar pakt de geweldplegers niet op. Sterker nog: ooggetuigen melden dat de geweldplegers ongehinderd politiebusjes in- en uitklimmen. Ondertussen verschijnen op internet filmpjes van neonazi’s die homojongens verkrachten en martelen. Ze zijn volkomen herkenbaar in beeld, want ze maken zich volstrekt geen zorgen over vervolging. Het geeft de indruk van een gezellig onderonsje tussen potenrammers en de sterke arm der wet.

Dit is wat mensenrechtenactivisten ‘de Russische oorlog tegen homo’s’ noemen. Een oorlog die een dieptepunt bereikte toen Poetin op 30 juni zijn handtekening zette onder een kersverse anti-homowet. Technisch gezien rept de wet met geen woord over seksuele oriëntatie. Wel zegt het dat het verboden is om minderjarigen informatie te geven die ervoor kan zorgen dat zij interesse in non-traditionele relaties krijgen, of positief over gaan denken over zulks. Wat met ‘non-traditionele relaties’ wordt bedoeld, is niet lastig te raden. Dat de wet gebruikt zal worden om homo’s en lesbiennes het leven zuur te maken evenmin.

Waarom doet Poetin dit? Hoe kan het dat in het jubeljaar van het homohuwelijk – het werd in 2013 legaal in Frankrijk, Nieuw-Zeeland, Brazilië en Uruguay, en in de Verenigde Staten kan het na een uitspraak van het hooggerechtshof op nationale erkenning rekenen – de Russen op oriëntatiegebied achteruit emanciperen?

=

Volgens Miriam Elder, voormalig correspondent in Moskou voor de Britse krant The Guardian, is het antwoord: omdat het Poetin goed uitkomt. In een artikel op de Amerikaanse website Buzzfeed schrijft ze: ‘Poetin regeerde in de eerste twee termijnen van zijn presidentschap, van 2000 tot 2008, zonder ideologie.’ Dat was een bewuste beslissing, vertelde één van zijn campagneleiders haar, want de mensen waren doctrines beu. Dus verlegden Poetin en zijn medewerkers de focus van de politiek naar de man. ‘Poetin en zijn ontblote bovenlijf. Poetin die van dieren houdt. Poetin die met zijn blote handen kleuterscholen en ziekenhuizen bouwt. Poetin Poetin Poetin.’

Maar wat ze volgens Elder niet hadden voorzien, was dat Poetin het volk na een tijdje danig de keel uit zou gaan hangen. ‘Dat gebeurde vorig jaar, toen Poetin aankondigde dat hij na vier jaar premierschap weer wilde terugkomen als president.’ Tienduizenden Russen gingen de straat op om te demonstreren. De Russische regering reageerde met het arresteren van leiders van de protesten, en het verbieden van verdere oproer. Maar hij begon, zo analyseert Elder, ook een campagne om de banden met de traditionele Russen buiten de grote steden weer aan te halen. En hoe kan dat beter dan via een gemeenschappelijke vijand? Elder: ‘Door homo’s te demoniseren zegt Poetin: ik zal jou en je traditionele familie beschermen. Jullie zijn het echte Rusland.’

Hans Oversloot, politicoloog en Rusland-deskundige aan de Universiteit Leiden, twijfelt. ‘Niet alles wat in Rusland gebeurt gaat over Poetin. Deze wet was niet zijn initiatief, maar dat van een links-nationalistisch Doema-lid, Yelena Mizulina. En zij vertegenwoordigt daarmee de mening van de overgrote meerderheid van de Russen, niet alleen de aanhangers van de president.’

‘Homoseksualiteit is in Rusland helemaal niet geaccepteerd. Het wordt gezien als een soort ontaarding, als westerse decadentie’, zegt Oversloot. ‘De Russen met wie ik veel contact heb zijn bepaald geen Poetin-vrienden. Maar als we het bijvoorbeeld over het homohuwelijk hebben, reageren ze vrijwel allemaal afwijzend. Waarom dan niet ook het incestverbod opheffen, of het huwelijk tussen broer en zus toestaan? Er wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen pedofilie en homoseksualiteit.’ Dat verklaart ook de overweldigende meerderheid waarmee de anti-homowet in de Doema werd aangenomen: 436 van de 450 parlementsleden stemden voor. Niemand stemde tegen.

=

Die geestdriftige instemming komt ook doordat de wet wordt gepresenteerd als oplossing van een uitermate nijpend nationaal probleem, vertelt Oversloot. Namelijk: ‘Er worden te weinig Russische kinderen geboren. De bevolking krimpt heel erg hard. In 1992 had Rusland nog 150 miljoen inwoners, nu minder dan 142 miljoen. Het is de snelste bevolkingskrimp in vredestijd ooit. En dat ondanks de instroom van grote groepen migranten uit voormalige Sovjet-staten als Kazachstan of Kirgizië.’

Deze krimp geeft geen pas in het trotse Rusland, grootste land ter wereld, en tot voor kort een gevreesd imperium om u tegen te zeggen. De staat neemt dan ook tal van maatregelen om het inwonertal op te krikken. Sommige van die maatregelen hebben iets vrolijks. Zo krijgen stelletjes in de regio Ulyanovsk elk jaar op 12 september een dag vrij, zodat ze samen aan het dalende geboortecijfer kunnen ‘werken’. Wie inderdaad precies negen maanden later, op Ruslands nationale feestdag 12 juni, een kind krijgt, maakt kans op een nieuwe auto of koelkast.

Bovendien staat er een behoorlijke premie op het krijgen van een derde kind, zegt Oversloot, die ook heeft gehoord dat het parlement van plan is middels een nieuwe wet echtscheiding te gaan beboeten. Gescheiden mensen maken immers maar zelden baby’s. Mensen in een ‘non-traditionele relatie’ evenmin. Mannen en vrouwen in een heterohuwelijk, zo is de gedachte, zijn aanzienlijk beter voor de geboortecijfers. De anti-homowet moet daaraan bijdragen.

=

Deze denkstap komt op de gemiddelde Nederlander wellicht wat vreemd over. In ons land denken de meeste mensen immers niet dat we homoseksualiteit kunnen voorkomen door een informatie over seksuele diversiteit uit de bannen. We denken ook niet collectief dat heterojongeren homo gemaakt kunnen worden met regenboogpropaganda – toch belangrijke uitgangspunten van de Russische wet.

Hoe kan het dat Russen zulke andere aannames doen over homoseksualiteit dan mensen in het westen. Dat heeft historische redenen, denkt socioloog Lauri Esseg van Middlebury College. In artikelen en in haar boek Queer in Russia vertelt ze hierover. In de loop van de achttiende eeuw ontstonden in Europa twee ideeën over homoseksualiteit. Het eerste was dat het een natuurlijke, aangeboren toestand is, waarbij op de een of andere manier een vrouwelijke ‘seksuele ziel’ in een man terecht was gekomen. De andere, minder sympathieke lezing was dat homoseksualiteit een psychiatrische ziekte is, waarvan men moet proberen te genezen.

Deze verklaringen hebben iets belangrijks gemeen: beide gaan ze ervan uit dat iets is iemand simpelweg overkomt. Er is geen sprake van vrije keuze, en geen schuld. En dat is een radicaal verschil met de manier waarop de Russen ertegenaan kijken, schrijft Esseg. Die hebben namelijk altijd over homoseksualiteit gedacht als een misdrijf, een overtreding waarvoor je al dan niet kon kiezen. In de tijd van de tsaren, en opnieuw in de Sovjetunie onder Stalin en zijn opvolgers, was een homoman een crimineel, net als een bankovervaller of een vandalist.

Om dat te onderstrepen werd in 1933 in de hele Sovjetunie artikel 121 van kracht. De eerste paragraaf van deze wet verbood seks tussen twee mannen, op straffe van vijf jaar in een werkkamp. De tweede paragraaf verbood homoseks met minderjarigen; in de praktijk werd er tussen beide vergrijpen nauwelijks onderscheid gemaakt. Lesbiennes werden overigens niet naar een werkkamp gestuurd voor hun oriëntatie, vertelt Esseg, maar werden behandeld. Dat kwam omdat vrouwen een beetje gezien werden als kinderen: die straf je niet als ze de fout in gaan, die corrigeer je. De correctiemethoden varieerden van therapie tot – meer tegen het eind van de Sovjet-tijd – het voorschrijven van een operatie om van geslacht te veranderen. Als je als vrouw hardnekkig van andere vrouwen bleef houden, moest je immers wel eigenlijk een man zijn.

Door deze dwangmaatregelen ging homoseksualiteit in de Sovjet-Unie bijna volkomen ondergronds. Het was alsof het simpelweg niet bestond. Dat veranderde nauwelijks toen de eerste democratisch gekozen president Boris Jeltsin in 1993 de oude Sovjet-wet afschafte. Hoewel in grote steden als Moskou en Sint-Petersburg voorzichtig wat homogemeenschappen ontstonden, bleef het in het overgrote deel van Rusland een enorm taboe. Veruit de meeste Russen bleven homoseksualiteit zien als een verkeerde beslissing, een stap op het verkeerde pad. En eentje waar je kinderen maar het beste per wet tegen kunt beschermen.

=

Het is niet duidelijk wat de gevolgen van de nieuwe Russische anti-homowet zullen zijn, zegt Hans Oversloot. Dat komt vooral door de vage formulering van de wet. Die maakt het moeilijk te voorzien welk gedrag precies strafbaar is. Op een school voorlichting geven over seksuele diversiteit: sowieso. Met een regenboogvlag zwaaien terwijl er kinderen kijken: hoogstwaarschijnlijk ook. Hand in hand door het park lopen: zou goed kunnen. ‘Je zou je zelfs kunnen voorstellen dat wanneer een bekende Rus die erg populair is onder de jeugd, een ijshockeyer bijvoorbeeld, uit de kast komt, dit onder de nieuwe wet als verboden propaganda gezien zal worden’, denkt Oversloot. ‘De tijd moet het leren.’

De lesbische activist en journalist Masha Gessen wacht die tijd niet af. In een artikel in The Observer schrijft ze hoe ze met haar vriendin en geadopteerde zoon van Rusland naar New York gaat verhuizen. Er was teveel gebeurd. Dat ze zich alleen nog maar een persoon met een roze driehoek voelde, en geen echt mens meer. Dat ze in elkaar geslagen werd op de stoep van het parlement. Hoe Yelena Mizulina had gezegd dat parlementariërs een manier gingen vinden om geadopteerde kinderen weg te halen uit gezinnen met twee moeders of twee vaders – een dreigement dat zich in september vertaalde in een voorstel voor een wet die alle homoseksuele stellen uit de ouderlijke macht ontzet. ‘Ik moet Rusland ontvluchten of mijn kinderen kwijtraken’, schrijft ze. Poetin zal er vermoedelijk niet wakker van liggen.

 

Bronnen:

Slate, Russian police arrests protesters for violating ‘gay propaganda’ law

Tom Balmforth: In Russia, violent video’s show a startling new form of gay bullying | The Atlantic (2 augustus 2013)

Buzzfeed, Why Russia turned against the gays

Interview met politicoloog dr. Hans Oversloot (Universiteit Leiden)

Lauri Esseg: Queer in Russia | Duke University Press (1999)

Washington Post, How Russia’s science of sex threatens gays

Igor Kon: The sexual revolution in Russia | Free Press (1995)

Gert Hekma: Homoseksualiteit in Nederland van 1730 tot de moderne tijd | Meulenhoff (2004)

Masha Gessen: As a gay parent I must flee Russia or lose my children | The Observer (11 augustus 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik dacht dat het een eitje zou zijn. Aan tafel bij Pauw & Witteman zou ik even haarfijn uitleggen waarom de nieuwe speelgoedcatalogus van Bart Smit een slecht idee was. In die folder waren meisjes achter roze stofzuigertjes en schoonmaaktrolly’s gezet met de tekst: ‘Zo goed zijn als mama, dat wil je ook!’ Jongens waren in geen velden of wegen te bekennen. Die stonden enkele tientallen bladzijden verderop door microscopen te kijken of zich voor te bereiden op een leven als piloot.

Het is gedragswetenschappelijke basiskennis dat zulke stereotypering invloed heeft op de keuzes die we (m/v) maken in onze levens. Een meisje dat altijd hoort dat zorgen en poetsen bij haar sekse past begint lastiger een carrière als technisch natuurkundige. Maar tot mijn verrassing werd deze gedachtegang aan tafel bij Pauw & Witteman maar belachelijk gevonden. Neurobioloog Dick Swaab deed het voorkomen alsof enkel mentaal uitgedaagde jaren ‘70-tuinbroekfeministen nog denken dat iets anders dan prenatale geslachtshormonen en de daarin gemarineerde hersenen ons gedrag bepalen.

Op weg naar huis zat ik hier over na te denken. Hoe kon het nou, dat ik zojuist de psychologische communis opinio had weergegeven, en dat deze werd weggewuifd ten faveure van een ‘100 procent aangeboren’-gedachte die op het gebied van sekseverschillen zo vaak weerlegd is dat slechts een handjevol koppigerds er nog in geloven? Hoe kan het dat het nature-verhaal voor zovelen nog steeds geloofwaardiger is dan het nurture-verhaal? Waarom wordt de ene wetenschappelijk verklaring eigenlijk zoveel gemakkelijker collectief omarmd dan de andere?

Ik dacht aan Kuhn, en zijn ideeën over wetenschapsrevoluties. Dat wetenschap sprongsgewijs vooruit gaat. Echte vooruitgang komt pas op het moment dat de huidige paradigma’s en het daaraan verbonden diepgewortelde wereldbeeld onhoudbaar blijken. Dat gaat niet zonder een strijd van felle voor- en tegenstanders, waarbij er veel verzet is tegen het bewijs dat de revolutionairen aandragen. Men geloofde Copernicus ook niet zomaar op zijn mooie bruine ogen toen hij zei dat de aarde om de zon draaide in plaats van andersom.

Sinds Copernicus hebben we nog vier zulke revoluties meegemaakt, zegt de invloedrijke psycholoog Vilayanur Ramachandran. Darwin bracht het idee dat mensen geen goddelijke creatie zijn maar de uitkomst van honderden miljoenen jaren evolutie. Freud introduceerde het idee van het onbewuste: niet alles wat we doen is bedacht. De ontdekking van DNA. En tot slot noemt Ramachandran de neurorevolutie: dat we niet meer zijn dan een pak neuronen, en dat we door deze te bestuderen eindelijk de essentie van de denkende mens zullen ontdekken.

Dit is de huidige revolutie. Het is bovendien de derde die qua wereldbeeld het natuurlijke in de mens benadrukt in plaats van het sociale. Evolutie, genen, hersenen: de maatschappij is eraan gewend geraakt van de wetenschap te horen dat biologie bepaalt wie we zijn.

Veel feministen nuanceren dit, hoewel ze het biologische in de mens niet ontkennen. Mensen blijven dieren, voor een belangrijk deel gedreven door oerdriften – seks, eten, niet alleen zijn, nog meer seks. Maar zoals elk dier zorgen ook wij dat we ons aanpassen aan onze omgeving. En de omgeving van het rijke, tot in de overlevingstechnische puntjes verzorgde westen wordt nu eenmaal niet in eerste plaats gedomineerd door natuurlijke omstandigheden als voedseltekorten, kou, hitte, droogte en nattigheid, maar door sociale omstandigheden. Speelgoedwinkels die voortdurend benadrukken dat jongens stoer zijn en meisjes mooi, huiselijk en zorgzaam, bijvoorbeeld.

Maar dat Bart Smit en co dat benadrukken maakt het nog geen natuurwet. In andere culturen gelden voor man en vrouw andere stereotypen, regels en verwachtingen. Bijvoorbeeld: onlangs vonden archeologen twee Etruskische skeletten, waarvan één met speer en de ander met juwelen. Onmiddellijk repte men over een krijgsprins en zijn vrouw. Totdat DNA-onderzoek uitwees dat deze speerdragende prins eigenlijk een prinses was. En het skelet met de juwelen was een man. Oeps.

Zulk nieuws relativeert. Ons DNA mag dan misschien onmiskenbaar mannelijk of vrouwelijk zijn, ons gedrag wordt minstens evenzeer door onze sociale omgeving bepaald. Momenteel is die omgeving vrij strikt: roze versus blauw. Dat vinden feministen – terecht – reden voor een revolutie. Maar de belangrijker revolutie is misschien wel een wetenschappelijke: dat we eindelijk het idee loslaten dat je mensen kunt begrijpen door enkel hun brein, evolutie en genen te bekijken, zonder de omgeving in acht te nemen. Dat we meer zijn dan onze biologie. Dat we door en door sociale dieren zijn.

 

Foto: FreeImages.com/Mikael Conhamn

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is niet hip om te zeggen, maar ik ben heel blij met de felle Zwarte Pieten-discussie. En ook met die Pietitie op Facebook, waar een slordige twee miljoen mensen hebben laten weten dat ze Zwarte Piet leuk vinden en dat hij moet blijven.

Onder die twee miljoen zitten dierbaren van me. Mannen en vrouwen voor wie ik, indien noodzakelijk, een brandend huis in zou rennen, en zij – zo hoop je dan – ook voor mij. Aardige, warme, nette mensen. Geen Wilders-stemmers. Fijne buren, lief voor dieren. Vrijwilligerswerkers. Goed volk.

Ik ben blij met deze mensen en met het debat omdat het me iets leert over het Nederland van nu. Zo is het belangrijk om te weten dat deze twee miljoen zichzelf geen racist vinden. Ook niet als ze zeggen dat eenieder die Zwarte Piet wil moderniseren ‘maar moet oppleuren’. En ook niet als ze vernemen dat er achter blackface een inherente hatelijkheid zit, of historici horen opperen dat Piet is afgeleid van Afrikaanse kindslaven. Dit alles glijdt van hen af als een gebakken ei van teflon. Het heeft namelijk niets met hén te maken. Zíj maken geen onderscheid tussen mensen met een witte en een donkere huid. Nooit gedaan ook. Wij zijn kleurenblind, dus laat ons kinderfeest met rust.

Op de website van De Correspondent gaf Rob Wijnberg een wat doordachtere versie van deze denkwijze ten beste. Hij vertelt dat hij als ‘raciaal scepticus’ niet in ras gelooft. Volgens hem is ras een culture misvatting, gebaseerd op het ouderwetse idee dat je de menselijke soort zou kunnen opdelen in aparte, uiterlijk verschillende clubjes. Het woord ‘ras’ verwijst volgens Wijnberg niet naar iets dat werkelijk bestaat.

Vervolgens redeneert Wijnberg dat veel Nederlanders, conform deze wijsheid, geen onderscheid naar ras maken en dus geheel en al uit kleurenblindheid in Zwarte Piet geen negerkarikatuur of denigrerende verwijzing naar het slavernijverleden zien. Met dat niet-zien zou VN-inspecteur Verene Shephard volgens hem juist verguld moeten zijn. We zijn de rassen en daarmee het racisme ontstegen.

Puur biologisch bekeken heeft Wijnberg gelijk. Wetenschappers vonden in de loop der jaren vrijwel geen bewijs dat homo sapiens is op te delen in gedragsmatige of genetische ‘subsoorten’ – en geloof me, dat is niet omdat ze het niet hebben geprobeerd. Maar sociologisch gezien is ras wel degelijk een factor van belang. Zoals een kennis-of-color zei: ‘Vertel me niet dat ras niet bestaat zolang ik in een maatschappij leef waar ik elke dag beoordeeld word op de kleur van mijn huid.’ Kleurenblind zijn is vooralsnog een wit privilege.

Psycholoog Monnica Williams van de Universiteit van Louisville gaat zelfs nog een stapje verder en stelt dat kleurenblindheid zelfs racisme in de hand werkt. Door geen ras en huidskleur te willen zien, zo schrijft ze in een artikel op de website van Psychology Today, creëer je een samenleving die ook blind is voor de discriminatie en ongelijkheid, en voor het culturele erfgoed en het unieke perspectief van zwarte mensen. Kleurenblindheid maakt ras niet onzichtbaar, maar taboe.

Dit taboe kennen we ook in Nederland. Over ras spreken we normaliter niet. Groot is ons ongemak als kinderen een opmerking maken over de relatieve bruinheid van iemands huid. Dat hoor je immers niet te zien. Veel ouders denken dat als ze het maar nooit over ras hebben, hun kinderen automatisch kleurenblind opgroeien. Niets in minder waar. Kinderen maken uit zichzelf voortdurend onderscheid op basis van uiterlijk. In psychologische experimenten was het voldoende om zonder verder commentaar de ene helft van een klas rode t-shirts te geven, en de andere helft blauwe. Binnen een paar dagen was het shirtisme niet van de lucht. ‘Rood is gewoon beter en blauwen zijn stom!’, dat soort werk. Kinderen hebben nog niet geleerd dat je dit soort sentimenten onder het mom van kleurenblindheid moet verstoppen.

Tijdens het Zwarte Pieten-debat hielden ook volwassenen even op met het verstoppen van raciale ongenoegens assorti. Allerlei gevoelens die voorheen werden bedekt met de mantels der liefde en goed fatsoen staan er nu open en bloot bij. Zoals ik zei: ik vind dat goed. Liever dat het misnoegen en de intolerantie op straat ligt, waar we het kunnen bekijken en een schop kunnen geven, dan dat het verstopt zit in de harten van allemaal lieve, nette mensen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.