Het gaat niet helemaal lekker met de jongens. Ze doen het minder goed op school, hebben meer gedragsproblemen, en overtreden vaker de wet. Het woord ‘jongenscrisis’ valt. De dominante verklaring is dat jongens het lastig hebben in de gefeminiseerde samenleving. Vooral in hun jonge jaren moeten ze regelmatig verduren dat vrouwen de toon zetten: in de kinderopvang, op school. Deze vrouwen, zo is het idee, snappen die jongens niet zo best. Ze zien de kinderen onder hun hoede het liefst zo meisjesachtig mogelijk: lief, gehoorzaam, leergierig, sociaal.
Maar jongens zijn geen meisjes. Ze moeten juist de vrijheid hebben om actieve, baldadige rouwdouwers te zijn. Boys will be boys – iets waar in die gefeminiseerde cultuur bijna geen plek meer voor is. De jongen krijgt nauwelijks meer de kans om zich te ontwikkelen tot wat hij van nature is: een Echte Man. Een stoere, onafhankelijke, competitieve vent die niet te beroerd is om iemand op zijn bakkes te slaan als de situatie daarom vraagt. Handig met auto’s en gereedschap, maar niet emotioneel, niet kwetsbaar en beslist niet vrouwelijk. Hakt desgewenst ook hout. Vroeger rookte hij Marlboro.
Tot zover de modieuze gedachte. Want klopt het wel dat onze samenleving van jongens verwacht dat ze zich net als meisjes gedragen? Een bezoekje aan de speelgoedwinkel -geeft een ander beeld: daar is de kloof tussen de seksen nog even groot als altijd, zo niet groter. Idem in kinderfilms en -boeken, waar het gros van de helden en avonturiers nog immer stoere jongens of mannen zijn. En heeft dat idee van de Echte Man, niet verdacht veel weg van een jaren vijftig-stereotype? Was het niet juist eerder beperkend dan bevrijdend om van jongens al Marlboro-gedrag te verwachten?
De echte jongenscrisis?
De Amerikaanse journalist Soraya Chemaly, die zich specialiseert in gender, denkt dat de problemen van de jongens niet komen doordat hun mannelijke natuur geen plek vindt in de gefeminiseerde samenleving, maar juist dat die ongetwijfeld goedbedoelde nadruk op de mannelijke natuur weer allerlei ouderwetse genderstereotypen reanimeert die we beter hadden kunnen laten rusten.
De ‘echte jongenscrisis’, zo schrijft Chemaly op salon.com, is dat zelfs vandaag de dag jongens steeds weer impliciet of expliciet te horen krijgen dat ze zich niet als meisje moeten gedragen. Dat ‘meisje’ voor jongens een scheldwoord is, en dat ze daarmee leren om alles wat riekt naar de andere sekse te verwerpen omdat ze anders onvoldoende stoer zijn. Haar vrees is dat jongens daarmee ook waardevolle eigenschappen kwijtraken. Empathie, bijvoorbeeld. ‘Jongens dwingen om alle vrouwelijke kanten van zichzelf te verwerpen vermindert hun kansen op geluk.’ Ze concludeert: ‘Mannelijkheid ontmenselijkt jongens.’
Een boude stelling, die tegen het zere been zal zijn van Angela Crott, historica en schrijfster van het veelbesproken boek ‘Jongens zijn ‘t: van Pietje Bell tot probleemgeval’ . Zij is juist zo’n denker die bang is dat de maatschappij zo vervrouwelijkt dat voor jongens helemaal geen plaats meer is. In deze krant riep ze van de zomer op tot een eerste masculinistische golf, die moet leiden tot een hernieuwde waardering voor het mannelijke. Jongens ‘halen nu eenmaal streken uit, kloppen zich de borst, zijn liever lui dan moe als ze iets niet interessant vinden en hebben weinig behoefte hun emoties op tafel te leggen’, schrijft ze. ‘Maar ze bezitten wel kracht, moed en doorzettingsvermogen en de durf om te concurreren en initiatieven te nemen.
Volgens Crott zijn het vooral biologische impulsen – met name testosteron – die jongens zo maken als ze zijn. Nu weet ook zij wel dat de ene jongen de ander niet is. En in de psychologie laat onderzoek na onderzoek zien dat jongens qua gedrag onderling veel meer van elkaar verschillen dan de gemiddelde jongen van het gemiddelde meisje. Bijna elke jongen heeft bovendien op zijn minst wel een paar vrouwelijke kanten.
‘Maar een jongen wil toch een echte man worden, geen meisje’, zegt Crott desgevraagd. ‘Zelfs meisjesachtige jongens willen dat. Als jongens teveel richting het vrouwelijke worden geduwd, worden ze boos.’ Dat jongens hun vrouwelijke kanten gaan omarmen, zoals Chemaly graag zou willen, zit er dus gewoon per biologisch decreet niet in. En met pogingen daartoe zijn de jongens niet geholpen. Boys will be boys.
Geboren of gemaakt
Maar worden jongens echt als initiatiefrijke strekenmakers geboren, of worden ze ook zo gemaakt? Op kinderdagverblijven zijn tweejarige jongetjes even gehoorzaam als meisjes wanneer leidsters iets vragen. Ze zijn even temperamentvol en spelen even lief met de andere kinderen, zagen psychologen Abby Winer van de Universiteit van Californië in Davis en Deborah Phillips van de Universiteit Georgetown. Dat is niet vreemd: dat twee-jarigen nog niet of nauwelijks verschillen in hun gedrag is de wetenschappelijke consensus.
Wél opmerkelijk: de jongens werden door de leidsters heel anders behandeld. De jongens kregen vaker straf, werden vaker boos toegesproken, en kregen minder liefde, knuffels en positieve aandacht. De leidsters vonden ze meer ontremd en vaker problematisch. Het oordeel van de leidster reflecteerde bijna nergens het daadwerkelijke gedrag van de kinderen. Volgens Winer en Phillips zaten onbewuste vooroordelen over jongensgedrag de leidsters in de weg. ‘Hoewel het moeilijk is om te geloven dat de verzorgers van twee-jarigen genderstereotypen hebben ontwikkeld die jongens benadelen, is dit precies wat onze bevindingen impliceren’, schrijven ze.
Op het eerste gezicht lijkt deze studie precies te passen bij de zorgen over de gefeminiseerde samenleving. De leidster waren immers allemaal vrouwen, en zij deden de jongens zoals voorspeld heel pijnlijk tekort. Maar het was dus niet zo dat de leidsters te weinig ruimte lieten aan echt jongensgedrag. In plaats daarvan zagen ze stereotiep jongensgedrag dat er helemaal niet was en werden extra streng. Het laat zich raden dat dat laatste z’n effect op jongens niet mist.
We weten helaas niet of mannelijke leiders het anders hadden gedaan, want daar zijn er te weinig van om te bestuderen. Maar onderzoek op basisscholen is er wel en dat doet vermoeden van niet. Uit een studie van het Nijmeegse onderzoeksinstituut ITS onder 60.000 leerlingen bleek dat het geslacht van de leerkracht geen invloed had op de prestaties, houding of gedrag van de leerlingen. En dit onderzoek van het Nederlands Tweelingenregister van de Vrije Universiteit uit 2011 stelt vast: ‘Het beeld dat juffen het gedrag van jongens als problematischer ervaren dan meesters, is onjuist’ en ‘de gesuggereerde negatieve gevolgen voor jongens door de feminisering van het onderwijs zijn niet aantoonbaar.’
Geen feminiseringsprobleem, dus. Wat wel? De afgelopen jaren bleek onder meer dat basisschoolleraren de taal- en wiskundeprestaties van meisjes systematisch overschatten, terwijl ze die van jongens onderschatten. Jongens krijgen in de klas meer negatieve kritiek, en ook vaker het advies om bijles te volgen, zelfs als ze gemiddeld dezelfde cijfers halen. En hoewel jongens in hun Cito-score niet voor de meisjes onderdoen, krijgen ze van hun juf of meester toch vaker een lager schooladvies.
En daarmee zijn we terug bij die andere verklaring: dat het probleem hem zit in het stereotype van de lastige, drukke, stoere, Echte-Man-in-wording jongen. Een experiment (pdf) van de universiteiten van Basel en Bochum lijkt dit te bevestigen. Vijfhonderd psychiaters (vrouwen én mannen) kregen rapporten over een kind dat misschien ADHD had. Van elk rapport waren twee versies, één met een meisjesnaam, één met een jongensnaam, verder exact gelijk. Jongens kregen maar liefst twee keer zo vaak ónterecht de diagnose ADHD als meisjes.
Rauw stereotype
Ineen veelbekeken lezing tijdens het sprekersevenement TedWomen vertelt de Amerikaanse activist Tony Porter de hij hoe hij als zwarte jongen in de Bronx tot Echte Man werd gemaakt: ‘Toen ik jong was leerden ze ons dat mannen hard en sterk moesten zijn, moedig, dominant, geen pijn, geen emoties, hoogstens woede – maar zeker geen angst.’ Hij leerde óók dat mannen sterk zijn en vrouwen zwak, en dat vrouwen seksuele objecten zijn, minder waard dan mannen. ‘Ik kwam er later achter dat dit de collectieve socialisatie van mannen heet, beter bekend als de man box.’
Kern van deze man box is dat mannen absoluut niet vrouwelijk mogen zijn, en dit voortdurend moeten bewijzen. Mannelijkheid is, in tegenstelling tot vrouwelijkheid, iets dat je zomaar verliezen kunt. Elke keer als je iets doet wat een Echte Man niet zou doen, breng je je man box in gevaar en loop je als jongen het risico om ‘een meisje’ genoemd te worden. En dat is verschrikkelijk, vertelt Porter. Hij sprak met een 12-jarige football-speler, en vroeg hem: ‘Hoe zou je je voelen als de coach je waar alle spelers bij waren zou zeggen dat je speelde als een meisje?’ Porter had gedacht dat je jongen er misschien verdrietig om zou worden, of boos. Maar de jongen zei: ‘Het zou me kapotmaken.’ En Porter zegt: ‘God, als het hem kapot zou maken om een meisje te worden genoemd, wat leren we hem dan over meisjes?’
Het antwoord op die vraag geeft hoogleraar psychologie Chris Kilmartin: ‘Wanneer het ergste dat we tegen een jongen kunnen zeggen is dat hij gooit ‘als een meisje’, dan leren we jongens om vrouwen niet te respecteren. Het is de culturele onderstroom van verkrachting’, zei hij in de New York Times.
Kilmartin raakt hiermee aan de rauwste kant van de Echte Mannelijkheid. Er heerst een soort hypermannelijkheidscult die jongens vertelt dat agressie natuurlijk is en seksuele verovering benijdenswaardig, en waarin vrouwen worden weggezet als volgzaam of inferieur. Met biologie heeft dit niets te maken. Het is niet DNA waar we tegenop moeten boksen, zegt hij, het zijn films en gebruiken die verschillende rollen en waardes toeschrijven aan mannen en vrouwen.
Neem de Disney-film Planes, in de herfst van 2013 in de bioscoop. In een van de scènes racet een jongensvliegtuig met twee andere mannelijke vliegtuigen. En net als hij ze aan het inhalen is, roept hij naar hen: ‘Hallo dames! Klaar om te verliezen?’ Volgens Chris Kilmartin zijn dit niet zomaar grapjes; dit zijn uitingen van een cultuur waarin vrouwelijkheid zo minderwaardig is dat je een man kunt vernederen enkel en alleen door hem ‘dame’ te noemen.
Onveranderlijke mannelijkheid?
In plaats van te waarschuwen voor de suboptimale invloeden van al die juffen en kinderopvangleidsters kunnen we beter oppassen voor stereotypering. Omdat er niet zoiets is als dé jongen die van nature graag streken uithaalt, zichzelf op de borst klopt, liever lui dan moe is en liever niet zijn emoties op tafel legt.
Maar dat is niet wat er gebeurt, schrijft genderwetenschapper Juliet Williams van de Universiteit van Californië in Los Angeles. In een recente analyse van het debat over de jongenscrisis concludeert ze dat het idee van boys will be boys en het biologisch essentialisme dat hierbij hoort nog steeds met een opmars bezig zijn. Over de invloed van stereotypen wordt nauwelijks gesproken. In plaats daarvan gaat het debat maar steeds over die onveranderlijke actieve, stoere, competitieve natuur van de jongens – waarmee ondanks alle goede bedoelingen het stereotype van de drukke, lastige jongen telkens weer bevestigd wordt.
Overigens merkt Williams scherp op dat dit idee van een onveranderlijk soort natuurlijke mannelijkheid alleen voor witte jongens geldt. Jongens die behoren tot etnische minderheden vinden we over het algemeen juist wel een product van hun cultuur, religie en omstandigheden. Je zult zelden iemand over problemen met bijvoorbeeld Marokkaanse jongens horen zeggen dat boys will be boys, of dat leraren en bestuurders maar gewoon wat meer rekening met hun gedrag moeten houden omdat die jongens nu eenmaal van nature een niet te onderdrukken drang tot Echte Mannelijkheid hebben. Niemand die namens hen voor een masculinistische golf pleit, of hen ziet als belichaming van stoere, ruige Marlboro-mannelijkheid.
Ander debat
Het is tijd om het debat op een andere manier te voeren en op een andere manier naar jongens te kijken. Williams haalt in haar analyse de socioloog Michael Kimmel aan: ‘Als we echt de jongens willen redden, jongens willen beschermen en voor gunstige jongensjaren willen zorgen, dan is het onze taak om de mannelijkheidsideologie te ontmaskeren en uit te dagen, om de goedkope en gemakkelijke mal van boys will be boys te verstoren.’
Wanneer we het stereotype van boys will be boys nuanceren, hoeven jongens niet meer te lijden onder het vooroordeel dat ze lastig en druk zijn. En wanneer we jongens niet langer onder het mom van biologische verschillen in de mal van de Echte Man dwingen, hoeven ze niet meer bang te zijn om bespot te worden om hun vrouwelijke kanten. Dan kunnen ze een compleet mens worden.
Met dank aan Jens van Tricht, jongenscoach en coördinator van de collegereeks ‘Jongens, wat is er aan de hand?’ aan de Universiteit van Amsterdam.
KADER: Testosteron
Hoe zorgt testosteron ervoor dat jongens moediger en krachtiger zijn, en meer geneigd zijn tot streken? Dit is de theorie: jongenshersenen worden al in de baarmoeder gemarineerd in dit hormoon, wat de structuur van hun brein voorgoed verandert. Vervolgens is er volgens Angela Crott een testosteronpiek wanneer jongens vier zijn, die snel weer wegzakt. De volgende piek luidt het begin van de puberteit in.
Deze theorie is niet onomstreden. Sinds we weten dat de hersenen een heel mensenleven lang uiterst veranderlijk blijven, twijfelen steeds meer onderzoekers aan het idee dat prenatale testosteronmarinade de hoofdverklaring is al het jongensgedrag. En de testosteronpiek bij kleuterjongens is simpelweg een mythe, schrijft hoogleraar kindergeneeskunde Kate Steinbeck van de Universiteit van Sydney. De kindertijd is bij zowel jongens als meisjes hormoontechnisch een saaie boel. Pas vanaf het achtste jaar gebeurt er weer iets: dan ligt het testosteronniveau bij meisjes tijdelijk iets hoger dan bij jongens, ter voorbereiding van de puberteit die bij hen wat eerder begint. Dit alles maakt wel onwaarschijnlijk dat jongens het in de klas moeilijk hebben omdat ze zo onder invloed van testosteron staan.
KADER: Verschillen
Jongens verschillen qua gedrag onderling veel meer van elkaar dan de gemiddelde jongen van het gemiddelde meisje. Wat betekent dat eigenlijk? Een voorbeeld. Uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat mannen gemiddeld elke dag 15,669 woorden spreken. Dat is zo’n 500 minder dan de gemiddelde vrouw – wat klopt met het stereotype dat dames de kletskousen zijn. Maar de variatie tussen mannen onderling is enorm: de man die het meest sprak gebruikte 47.000 woorden, de meest zwijgzame man nog geen 600 per dag. Waaruit blijkt dat ondanks het gemiddelde man-vrouwverschil een stereotype maar weinig zegt over iemands individuele (praat)gedrag, omdat de variatie zo groot is.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.