dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘U snapt er niks van’, mailt een mevrouw me. ‘Jongens en meisjes verschillen nou eenmaal van elkaar en dat komt door hun biologie en door de evolutie.’ Ze is een beetje chagrijnig. Dat overkomt me vaker. Blijkbaar zijn veel mensen erg gehecht aan het idee van biologische sekseverschillen.

Gelukkig hoef ik hier zelf vrij weinig van te vinden, want er zijn wetenschappers die licht schijnen op zulke zaken. Vorige maand nog; toen keken psychologen van de Universiteit van Sussex naar hoe we gender zien in de jongste ukkies. Daartoe lieten ze een groep volwassenen naar het geluid van huilende baby’s van drie maanden oud luisteren. Eerste vraag: denkt u dat deze baby een jongetje of een meisje is? De meeste volwassenen hadden daar wel een mening over. Van baby’s die hooggevooisd schreien nam men aan dat ze van het vrouwelijk geslacht waren, baby’s die een toontje lager huilen vond men een jongetje.

Dat is al een stereotiepe associatie, stellen de psychologen, want in werkelijkheid is er bij zuigelingen geen sekseverschil in krijsfrequentie. Dus hielpen de onderzoekers hun proefpersonen uit de droom, en vertelden ze hen welk geslacht de baby’s die ze hoorden in werkelijkheid hadden. Maar zelfs met deze nieuwe informatie konden de volwassenen in de studie hun vooroordelen niet loslaten. Want een babyjongetje met een hoog huiltje vonden ze toch wel ‘vrouwelijker’ dan een piepklein jochie dat lager weent. Idem voor meisjesbaby’s, maar dan andersom.

‘Het is intrigerend dat genderstereotypering al bij baby’s van drie maanden jong kan beginnen’, zei één van de betrokken psychologen, David Reby. En er zijn natuurlijk nog veel meer dan dit soort studies die hetzelfde beeld laten zien: kinderen worden hun hele leven bekeken door een stereotiepe bril. Volwassenen doen voortdurend aannames over hoe kinderen zich voelen, wat ze willen en wie ze zijn, en die aannames worden zeer gekleurd door vooroordelen over jongens en meisjes.

Maar wat pas echt bijzonder is, is hoe weinig invloed dat eigenlijk heeft. Een voorbeeld: in 2012 observeerden twee ontwikkelingspsychologen hoe peutertjes zich gedroegen op een kinderdagverblijf. De leidsters aldaar hadden de geijkte verschillen gezien: jongens stouter, meisjes liever. Maar toen de onderzoekers objectief gingen observeren zagen ze weinig sekseverschillen: jongens en meisjes waren even temperamentvol, even lastig, en even coöperatief.

En dat is dan weer een uitkomst die we ook goed kennen uit psychologisch onderzoek bij volwassen: uit grote meta-analyses naar sekseverschillen blijkt dat mannen en vrouwen in bijna alle eigenschappen gelijk of nagenoeg gelijk zijn aan elkaar. Verbale agressie, leiderschapskwaliteiten, assertiviteit, wiskundeknobbels: grote groepsverschillen tussen de seksen zijn er niet.

Laten we deze inzichten eens optellen: aan de ene kant het feit dat beide seksen van baby af aan gestereotypeerd worden, en aan de andere kant het feit dat ze desondanks qua psyche en gedrag nauwelijks van elkaar verschillen. Zou er tussen die twee feiten echt nog ruimte zijn voor een grote, doorslaggevende, verschil-scheppende invloed van evolutie en biologie op de seksen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ewout Klei, volgens zijn twitterbio o.a. een politiek historicus en journalist, schreef voor de immer vermakelijke alsmede leerzame website Jalta.nl een recensie van de feministische bundel ‘Vrouwen schrijven niet met hun tieten’. Die bundel is samengesteld door Wiegertje Postma, en bevat onder andere een kort stukje van yours truly.

Allerlei mensen (lees: witte mannen) vonden de recensie van Ewout Klei ontzettend jofel. Wierd Duk vond dat Klei de ‘lichtgewichterige luxefeministen fileert’, het was ook nog raak en een tip, en Theodor Holman vond het ‘heerlijk’. En Klei ging dat in alle bescheidenheid allemaal lekker retweeten, dus iedereen was heel blij met zichzelf en elkaar. (Tekst gaat verder onder de plaatjes)

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.55

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.19Schermafdruk 2016-05-23 18.47.49

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.40

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nou vroeg iemand me op de twitters wat ik (als feminist van dienst, of zoiets) eigenlijk van de recensie van Klei vond. Dus ik die lezen. En zoals ik hem ook al toe-tjilpte: een groot compliment. Niet vaak tref je zo’n lange recensie aan zonder ook maar één inhoudelijk argument. Het is een prestatie op zich.

Om dit punt kracht bij te zetten ga ik nu even de recensie van Ewout Klei closereaden. Gewoon, omdat het kan, en voor de lolz :)

De recensie begint zo:

Het feminisme is dood. Verwende prinsesjes die een jihad tegen witte windmolens voeren hebben het feminisme gedood. Feminisme 4.0 (blijkbaar zitten we nu alweer in de vierde golf) gaat echt helemaal nergens over.

Hier staat eigenlijk: feministen zijn kut.

Klei vervolgt:

Omdat ik graag van een ander wil leren probeer ik boeken zo onbevangen mogelijk te lezen. (…) De bundel ‘Vrouwen schrijven niet met hun tieten. Een nieuwe generatie schrijvers over alledaags seksisme, onnodige ongelijkheid en eicellen met klauwtjes’ kon ik echter niet onbevooroordeeld doorlezen. Mijn weerzin tegen het hedendaagse feminisme, dat intersectioneel (antiracistisch, dus anti-‘wit’) moet zijn, is daarvoor te groot. Ik kon niet anders dan mijn pen dopen in vitriool. De honing was op.

Oftewel: Ik, Klei, ben een Heel Goed Mens, maar feministen zijn zó kut, dat ze me dat wel heel moeilijk maken om Goed te blijven.

Wat ik tegen de nieuwe generatie feministen heb? Heb je even? Het zijn aanstellerige aandachtshoeren, emmerende eierstokken, genderobsessieve Grachtengordelgleuven, hypocriete hipstermeisjes, jengelende juffers, labiele lellebellen, narcistische navelstaarders, politiekcorrecte penishaters, vrijgestelde ongestelden en (speciaal voor Bert Brussen) zeurende zeikhoeren. Deze drammende dames kan en wil ik niet serieus nemen. Nooit.

Feministen zijn echt heel kut.

Valt er überhaupt iets positiefs over het boek te schrijven? Nou. De omslag is mooi. Het boek is goed gebonden, het valt niet uit elkaar als je het gelezen hebt. En er staan gelukkig ook geen taal- en stijlfouten in.

Klei doet een badinerende stijlvorm! Hier zegt hij eigenlijk dat het boek kut is, maar hij gebruikt daarvoor ironie.

De rest is waardeloos. Wat een verschrikkelijk kutboek.

Klei heeft geen zin meer in stijlvormen. Het boek is gewoon kut.

Hierna verzandt Klei in een soort semi-filosofische bespiegeling van de mogelijkheden en onmogelijkheden van schrijven met je tieten. Ik vermoed dat Klei zichzelf geestig vond, maar dat kan ik natuurlijk niet zeker weten, want feministen hebben geen gevoel voor humor. Klei besluit dit stukje met:

De boektitel is dus een behoorlijke miskleun. ‘Achterlijk’, schreef Peeters terecht.

Oftewel: andere mensen (lees: witte mannen) vonden het boek ook kut.

Maar wat hebben de 26 jongedames ons precies vertellen? Niets. Helemaal niets. Ze willen ons natuurlijk wel een heleboel vertellen. Over triviale onderwerpen als alledaags seksisme in Bart Smit-folders; over douchegel en sloopkogels; waarom lactacyd een leugen is; over onvrijwillige seks met witte mannen die uiteraard allemaal potentiële aanranders zijn en waarom het feminisme het patriarchaat schamper lachend de vinger moet geven (dat doen vrouwen dus met hun vinger, naast andere dingen).

Weer even door de Klei-vertaal-machine: feministen zijn kut, want ze vinden dingen kut die ik triviaal vind.

Klei hekelt vervolgens het feit dat alleen ‘jonge’ feministen in de bundel staan:

Wie van voor 1980 is mag niet meedoen. De jonge feministen doen wel aan leeftijdsdiscriminatie. SUNNY BERGMAN, LINDA DUITS EN SYLVANA SIMONS ZIJN DUS TE OUD!!! (Wat vind ik het toch ontzettend heerlijk om dit te roepen.)

Klei zegt: Sunny Bergman, Linda Duits en Sylvana Simons zijn niet alleen kut maar ook oud, moowahahaha.

De schrijfsters zijn behalve (relatief) jong ook heel erg links. Met links bedoel ik uiteraard niet dat de jongedames begaan zijn met de noden van de vrouwen van het volk. Daar kijken ze intens op neer. Het magazine Vrouw van De Telegraaf vindt Wiegertje Postma maar achterlijk. Linkse vrouwen zijn alleen solidair met minderheden die in de progressieve mode zijn: lesbo’s, moslima’s, transgenders, vluchtelingen en de zwarte zusters. Minderheden die niet in deze mode zijn – zoals bijstandsmoeders, afvallige moslima’s en christelijke vrouwen – kunnen de vinger krijgen, ook al wordt dit niet hardop gezegd natuurlijk.

Feministen zijn kut om dingen die ze niet gezegd hebben (maar die toch kut zijn)

De intersectionele solidariteit gaat zo ver dat de aanrandingen in Keulen worden gebagatelliseerd door te stellen dat alle mannen potentiële aanranders zijn en je het daarom niet over de Noord-Afrikaanse achtergrond van de daders mag hebben (Simone van Saarloos), dat witte feministen mogen worden uitgescholden door zwarte feministen (Sarah Sluimer) en dat kritiek op de islam eigenlijk niet mag omdat je daarmee extreemrechts in de kaart speelt (Hasna el Maroudi).

Als ik drie feministen tendentieus citeer, lijken ze nog kutter! Wat zijn feministen toch ontzettend kut!

De auteurs hebben bijna allemaal dat irritante betweterige, luyendijkiaanse toontje van De Correspondent, goede mensen die het zo veel beter weten dan wij gewone stervelingen.

Feministen zijn ook nog kut omdat hun toon kut is.

Hoewel de jonge feministen zich te goed voelen voor De Telegraaf is het intellectuele niveau van hun stukjes niet om over naar huis te schrijven. Ze schrijven oppervlakkig over oppervlakkige onderwerpen, hebben 0,0% zelfreflectie, praten elkaar allemaal na (zo werkt de linkse consensus nu eenmaal, wen er maar aan), zien twitterberichten van anonieme gekkies als hét bewijs van hun grote gelijk en gooien af en toe een moeilijke naam of een duur begrip in hun epistels om erudiet te lijken.

Kutfeministen zeggen kutdingen.

Zo beroept Asha ten Broeke zich op de dichteres Jana Beranová, die schreef: ‘Als niemand luistert naar niemand, vallen er doden in plaats van woorden.’ Met dit citaat eindigt ze haar essay abrupt en slaat ze tevens de discussie dood, want als wij (mannen en niet-feministische vrouwen, allen wit en cisgender uiteraard) niet luisteren naar de beroepszeikerds, pardon minderheden en slachtoffers, hebben wij doden op ons geweten.

Asha ten Broeke is een kutfeminist die iets kuts schreef in die kutbundel.

Pedant en tegelijkertijd pathetisch is Wiegertje Postma in haar inleiding, waar ze feminisme definieert als het radicale idee dat vrouwen mensen zijn: ‘Feminism is the radical notion that women are people’ (in 1986 bedacht door Marie Shear in haar recensie van A Feminist Dictionary van Cheris Kramarae en Paula Treichler). Nee, om u uit de utopische droom te helpen, feminisme is dat helemaal niet.

Wiegertje Postma is ook erg kut. En haar definitie van feminisme is ook kut.

Maar gelukkig weet Klei het beter!

Ik zal een echte, ontmythologiseerde definitie van feminisme geven: Feminisme is haat tegen witte mannen. Het is een cultureel-marxistische rancuneleer van elitaire, voornamelijk witte vrouwen, die zich moreel ver verheven voelen boven hun minder bevoorrechte soortgenoten, maar zich tegelijkertijd verschrikkelijk onzeker voelen en daarom steeds weer op zoek zijn naar zelfbevestiging. Feministen kunnen zelf helemaal niets. Ze parasiteren op het werk van anderen. Maar gebrek aan succes en kritiek op hun prestaties is altijd de schuld van de ander, nooit kijken ze eens kritisch naar zichzelf. Feministen zijn niet voor vrijheid en gelijkheid, maar voor de omverwerping van de Verlichtingsidealen. Feminisme is niet het radicale idee dat vrouwen mensen zijn, maar het radicale idee dat de blanke (witte) man de oorzaak is van al het kwaad op deze wereld. Met vrouwenrechten heeft feminisme dan ook helemaal niets te maken.

Feministen zijn echt HEEL ERG ONTZETTEND KUT!!1!!12!!!!!1111

 

Foto: Freeimages.com/Renee Russell

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Zimbabwe vecht tegen een extreme droogte. Een grote hongersnood dreigt. Thomas (23) van StukTV weet nu hoe enorm zwaar dat is.’ Ik las het deze week per toeval op 7days.nl. Context: StukTV is een YouTube-kanaal met meer dan een miljoen abonnees waarop drie jongemannen – waaronder Thomas van der Vlugt – malle opdrachten van kijkers uitvoeren, zichzelf vrij grappig vinden, en dat filmen.

Belangrijker context: in Zimbabwe, maar ook bijvoorbeeld in Ethiopië en Malawi, is de oogst grotendeels mislukt en is er een groot tekort aan schoon drinkwater; vanwege onder meer El Niño heeft het al een paar jaar nauwelijks geregend. Het Rode Kruis vreest dat in het oosten en het zuiden van het continent misschien wel zeventig miljoen mensen getroffen gaan worden door de droogte. Er is in de Nederlandse media betrekkelijk weinig aandacht voor hun naderende rampspoed, en daarom leek het datzelfde Rode Kruis een goed idee om Thomas vier hele dagen lang, mét camera, in een Zimbabwaans dorpje onder te brengen, waar hij net zo leefde als de plaatselijke bevolking, en dus net zo weinig te eten had.

Thomas vervulde de rol van Goed Mens in Afrika met verve. Een breed scala aan goede bedoelingen droop van mijn scherm en vormde een plasje onder m’n tv. In interviews assorti benadrukte Thomas, zoals dit culturele script vereist, de uitzichtloosheid (‘hier hebben mensen gewoon honger, daar is niets aan te doen’), de urgentie (‘we moeten er wel nu iets aan doen, want het wordt alleen nog maar erger’), zijn eigen bittere afzien (‘ik dacht: ik moet wat eten, anders gaat het gewoon niet goed’) en hoe hij innerlijk bewogen was door zijn reis (‘een unieke levenservaring’ / ‘ik ben echt een beetje verliefd geworden op Afrika’ / ‘nu kan ik het leven hier echt ervaren, en dat is tof’). Er was zelfs sprake van enige persoonlijke groei bij de YouTuber, want de lokale armoede bleek naast ‘zwaar, jonge’ ook reuze inspirerend: ‘Wij maken ons heel druk om kleine dingen als een kapotte auto of fiets, maar eigenlijk gaat dat nergens over. Het totale gebrek aan materialisme hier, daar mogen we best meer waardering voor hebben.’

En ik dacht: is dit nou wat de wereld nodig heeft? Witte mensen die een paar dagen hongersnoodje spelen? Die dan komen uitleggen hoe erg het allemaal is in Afrika, en dat we de mensen daar dus onmiddellijk moeten gaan redden?

Uit eerdere discussies over vergelijkbare akkefietjes maak ik op dat het antwoord ‘nee’ is. Zo schreef journalist Bim Adewunmi eind 2014 in the Guardian over Band Aid 30 (die groep voornamelijk witte zangers die met een gerecyclede kersthit Afrika van ebola wilden redden). Een ‘paternalistische manier van denken over Afrika’, schreef ze; een populair narratief dat ons in het wester afschildert als ‘benevolent elders’ en hullie in het ellendige continent Afrika als immer arm en hulpbehoevend.

De Nigeriaanse mensenrechtenactivist Chitra Nagarajan beschreef het liedjesproject in een Al Jazeera-artikel als een klassiek voorbeeld van ‘white Western saviourism’. Het neemt de mensen die in Afrikaanse landen wonen hun agency af, constateerde ze, en ‘bestendigt het stereotype dat conflict, armoede en ziekte het enige verhaal van het continent is.’ De Keniaanse analist Abdullahi Halakhe voegde er nog aan toe: ‘Tevens is het idee dat Afrika in 2014 gered moet worden door een washed up groepje C-artiesten een pervers voorbeeld van een messias-complex.’

Natuurlijk: als ergens droogte en nood is, dan moet je soms graan en water brengen. En als er ergens een vreselijke besmettelijke ziekte uitbreekt, dan bied je hulp aan. Dat hoort gewoon bij goed internationaal nabuurschap. Maar wat deze kritiek zo treffend adresseert, is dat er ook een machtsongelijkheid is, die inherent is aan dit hele Europees-Afrikaanse-reddingsgebeuren: wij, rijke westerlingen, gunnen de mensen onder de evenaar geld en goed (en YouTube-sterren), uit de goedheid van onze collectieve harten, en mits de nood hoog en mediageniek genoeg is. Maar de redenen dat die ongelijkheid tussen deze continenten überhaupt bestaat, en de systemen die haar in stand houden, daarover praten we hier maar zelden – net als over het inzicht dat de stereotiepe verhalen over een (voor ons) prachtig en innerlijk-verrijkend maar tegelijkertijd (voor hen) ziek, zwak en zielig werelddeel meer kwaad dan goed doen.

Als we werkelijk willen helpen, dan doen we iets aan die ongelijkheid, in plaats van het sturen van Goede Mensen, en het verschepen van nog eens honderdduizend doekjes voor het bloeden.

===

PS Lees ook dit verhelderende artikel uit The Atlantic: The white-savior industrial complex, van Teju Cole. Hieronder een treffend citaat uit dat stuk:

Schermafdruk 2016-05-20 10.01.41

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik vind het zo leuk om in hun huisjes te kijken. Het zijn toch ook huisjes? Volgens mij noemen de mensen het zelf ook zo, het zijn hun huisjes geworden.’ (Premier Rutte op bezoek in een vluchtelingenkamp in Libanon, geciteerd in de Volkskrant, 3 mei 2016)

‘Kijk toch zelf, wat een ellende.’ ‘De wereld is ons vergeten’. (De vluchtelingen in datzelfde kamp)

‘Ik vind het voor de hand liggend om als er oorlog is en mensen moeten vluchten, die op te vangen in de landen daaromheen.’ (Rutte weer)

‘Joden die het zich konden veroorloven, probeerden overzee te vluchten.’ (De Groene Amsterdammer in een artikel uit 2009 over de vooravond van de Tweede Wereldoorlog)

‘Ze worden per kerende veerboot teruggestuurd.’ (PvdA-fractievoorzitter Samsom over zijn plan om vluchtelingen naar Turkije uit te zetten, in een interview in de Volkskrant, 26 januari 2016)

‘Het is nu zoo ver gekomen, dat van het asylrecht voor politieke vluchtelingen heden in ons land geen spoor meer bestaat.’ (Henriëtte Roland Holst in een brochure van de Internationale Rode Hulp, 1934)

‘We moeten toe naar een systeem waarin de overtocht zinloos wordt.’ (Samsom weer, nu over de bootvluchtelingen die om Europa te bereiken hun leven wagen op de Middellandse Zee)

‘Turkije hoopt dat het [plan van Samsom] een afschrikwekkende werking heeft en dat het nieuws zich snel zal verspreiden. Dan komen er waarschijnlijk minder vluchtelingen uit andere landen naar Turkije.’ (RTL Nieuws, 28 januari 2016)

‘Illegale joden werden vooral ook als afschrikking voor kandidaat-vluchtelingen naar Duitsland gerepatrieerd.’ (De Groene Amsterdammer, uit hetzelfde artikel)

‘VVD-fractieleider Halbe Zijlstra stelde dat de versobering [van de vluchtelingenopvang] nodig is, omdat de instroom toeneemt en het draagvlak onder de bevolking afneemt. Bovendien zal de opvang een afschrikwekkende werking hebben op doorreizende vluchtelingen.’ (Nu.nl, 14 oktober 2015)

‘Grenzen dicht. En voor immigranten uit islamitische landen die hier al zijn, starten we het proces van de-islamisering. Minder islam en nul asielzoekers erbij. Alleen op die manier kan Nederland zijn eigen identiteit terugkrijgen.’ (Geert Wilders in een interview met de Playboy, 4 februari 2016)

‘Vluchtelingen mogen de eerste weken geen contact met de buitenwereld hebben. Men, en meer in het bijzonder het hoofd van de vreemdelingenpolitie Heinrich Rothmund, was bang voor een Verjudung van Zwitserland, reden waarom niet lang na aankomst van dit groepje vluchtelingen de Zwitserse grens gesloten werd voor réfugiés.’ (NRC Handelsblad vertelde vorige week het verhaal van Dorry Aarts-Dreese, die in 1942 als joods kind met hulp van smokkelaars naar Zwitserland vluchtte)

‘Hongarije gaat de grens met Kroatië sluiten om de instroom van vluchtelingen en migranten een halt toe te roepen.’ (Volkskrant, 16 oktober 2015)

‘Zweden doet de deur dicht voor asielzoekers.’ (Trouw, 7 november 2015)

‘De stroom vluchtelingen naar Midden-Europa is voorbij, via welke route dan ook. De grenzen moeten gesloten blijven.’ (Oostenrijkse minister in Bild am Sontag, 13 maart 2015)

‘Eerste teruggestuurde vluchtelingen aangekomen in Turkije.’ (Nu.nl, 4 april 2016)

‘Sinds half januari zet Turkije vrijwel dagelijks illegaal zo’n honderd mannen, vrouwen en kinderen de grens met Syrië over. (…) De afgelopen maanden heeft Turkije (…) zijn landsgrens met Syrië gesloten voor iedereen behalve degenen die acuut medische hulp nodig hebben, en geschoten op sommigen die probeerden de grens op irreguliere wijze over te steken.’’ (Amnesty International, 1 april 2016)

‘Er is niet genoeg eten voor veel vluchtelingen die vastzitten op Lesbos. (…) “We horen berichten over lange rijen en gevechten om voedsel”.’ (De NOS las de notulen van UNHCR-hulpverleners ter plekke, 6 april 2016)

‘Traangas en rubberkogels tegen vluchtelingen bij grenshek Macedonië.’ (NOS, 10 april 2016)

‘Vanmiddag ontsnapten minderjarige kinderen uit een aparte ruimte in het kamp, waarna de bewakers enkele kinderen sloegen.’ (NOS-correspondent Lex Runderkamp nabij kamp Moria op Lesbos, 26 april 2016)

‘De wanhoop maakte zich van de ongelukkigen meester. Er waren er, die zich op de knieën wierpen en baden en smeekten om toch toegelaten te worden. De mensen bezwoeren bij hoog en bij laag dat onmiddellijke overbrenging naar concentratiekampen zou volgen. Zij die uit de kampen ontsnapt waren, deden wanhopige pogingen om de ambtenaren ervan te overtuigen dat zij groot gevaar liepen doodgeschoten te worden. Maar niets mocht baten.’ (Nieuwsblad van het Noorden over de uitzetting van een groep joodse vluchtelingen naar Duitsland, 24 november 1938)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De anticonceptiepil voor mannen komt er nu echt aan’, kopte Vice.com vorige maand. Onderzoekers van de Universiteit van Minnesota hadden op een congres een ‘veelbelovende doorbraak’ wereldkundig gemaakt. Bij mannetjesdieren blijkt één bepaald uniek eiwit betrokken te zijn bij de spermaproductie; zet dat eiwit met een pil buitenspel, en het heerschap is steriel. ‘Alles wijst erop dat we op de goede weg zitten met deze nieuwe aanpak’, vertelde betrokken wetenschapper Gunda Georg er vrolijk bij.

Ik bewonder haar optimisme. Want dat de mannenpil er nu voorwaar echt binnenkort heus werkelijk aan komt, dat hoorden we al eerder. ‘Mannenpil op komst’, meldde het Parool in 1994. Een wekelijkse injectie met testosteron moest de zaadcelproductie stoppen. Twee jaar later in de Volkskrant: goed en slecht nieuws. De prik bleek bij 98,6 procent van de heren te werken, maar moest wel wekelijks in de bil gezet worden. Dat deed gemeen pijn, en daar bleken mannen gek genoeg niet zo voor te porren. In 1997 berichtte de Volkskrant echter over ‘nieuw optimisme over de mannenpil’. Een dagelijks tabletje van het hormoon desogestrel kon hetzelfde doen als die injecties, maar dan zonder zere bibs. ‘Als alles goed gaat, is ie er over een jaar of vijf’, vertelde farmaceut-van-dienst Organon erbij.

In 2000 ging dat nog goed. ‘Eerste proeven met mannenpil succesvol’, stond er boven een ANP-bericht. Geen van de pilslikkers maakte nog sperma aan – champagne! Maar in 2003 was men bij Organon alsnog afgestapt van het idee van een pil, en ging het in Trouw weer over injecties met met hormonen assorti. Dat weerhield de krant er niet van om opgewekt te koppen: ‘Mannenpil komt er binnen vijf jaar’. Helaas, in september 2006 viel het doek alsnog: ‘Mannenpil Organon mislukt’, meldde onder andere de Stentor.

Een ruime maand later waren er echter alweer hoopvolle tijdingen: ‘De pil voor mannen lijkt eraan te komen’, zette de Volkskrant boven een artikel over adjudine. Bij ratten bleek dat in staat de ‘organisatie in de zaadballen’ te ontregelen. Daarvoor was wel een prik ‘in de buurt van de testis’ nodig. Van adjudine hebben we verrassend genoeg sindsdien weinig meer gehoord.

Nog iets nieuws dan. In 2012 meldde het NRC: ‘Pil voor mannen komt een stapje dichterbij’. Bij muizen had een stof genaamd JQ1 de werking van eiwitten die de zaadproductie regelen in de war geschopt. De Volkskrant geloofde er alleen niets van: ‘Ik durf er vergif op in te nemen dat dit hem niet gaat worden’, zei een hoogleraar in die krant. JQ1 laat namelijk – oeps, sorry – ook de testikels krimpen.

In oktober vorig jaar durfde het NRC het nog één keer aan, met een rooskleurig ‘Mannenpil maakt onvruchtbaar door stijve zaadcelstaart’. Iets verderop in het bericht voegden ze daar wel aan toe: ‘Om de paar jaar staat in de krant dat de mannenpil er binnen een paar jaar is.’ Met andere woorden: eigenlijk geloven zelfs de optimisten er niet meer in. Nou ja, behalve Gunda Georg dan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Waarschuwing: er is een acuut geval van sletvrees geconstateerd op basisschool De Paradijsvogel in Den Haag. Hemdjes met spaghettibandjes zijn er niet meer toegestaan, want te sexy, en ook hotpants en korte topjes zijn tegen de regels. Directeur Nienke Opstal-Klint wil leerlingen zo tegen zichzelf en tegen haar personeel in bescherming nemen: ‘Meisjes hebben in groep 5, 6 soms al vrouwelijke vormen zonder dat zij door hebben dat ze daarmee gevoelens bij sommige mannen kunnen losmaken. Ik wil niet in de situatie komen dat een meester de hele dag uitkijkt op meisjes zonder bh in strakke hemdjes.’ Het Algemeen Dagblad concludeerde afgelopen woensdag: ‘Vroegrijpe leerlingen die graag met hun blote navel of beginnende borsten willen pronken, doen dat maar op het strand of in de kinderdisco, maar niet op haar school.’ (Let op: het AD dus, niet De Speld.)

In de woordkeuze alleen al – ‘pronken’, ‘gevoelens losmaken’ – klinkt een tamelijk verknipt wereldbeeld door. Alsof pre-adolescente meisjes van acht, negen, tien jaar oud zelfbewuste verleidsters zijn die je met kuisende kledingvoorschriften in toom dient te houden. Alsof het zien van een naveltje of de contouren van een ontluikend tietje de meester onmiddellijk in lustige geiligheid doet ontsteken. Alsof dat, mocht zulks onverhoopt wel gebeuren, iets is dat aan het meisje ligt. En alsof je meisjes kunt leren dat verkrachting nooit komt door een kort rokje als je ze tegelijkertijd leert dat spaghettibandjes ‘gevoelens kunnen losmaken’.

Zo’n uitbraak van schoolse sletvrees is natuurlijk niet nieuw, al raken normaliter vooral middelbare scholen besmet. Zo kwam het Stanislascollege in Delft eerder deze week in het nieuws omdat het in een brief aan de ouders meldde dat naakte meisjesnavels vanaf nu niet meer de school in mogen. De reden: de leerkrachten waren van al dat zichtbare vel en vlees danig van hun theewater geraakt. In 2013 speelde er iets vergelijkbaars: toen stuurden scholen meisjes naar huis omdat hun shorts zo kort waren dat soms de bibs onder de zoom uitpiepte. Een soort herhaling van de ophef ruwweg tien jaar eerder, toen – net als nu – korte topjes in de mode waren, en scholen over elkaar heen buitelden om blote buikjes uit de klaslokalen assorti te weren.

Communicatiewetenschapper Linda Duits deed onderzoek naar aanleiding van dat eerste navel-akkefietje, en toen in 2013 de kont-commotie losbarstte schreef ze erover op The Post Online. Ze betoogde dat de school voor kinderen een veilige plek moet zijn, waar ze dingen kunnen uitproberen om zo te achterhalen wat gepast gedrag is. Als schoolbesturen en onderwijzers daar als een soort fatsoenshelikopters boven gaan hangen en allerlei kledingkeuzes gaan verbieden om het te sexy zou zijn, dan leren kinderen daar niks van. Of althans, ze leren volgens Duits wel een les, maar de verkeerde: ‘Wanneer leraren meisjes van school sturen omdat zij vinden dat hun kleding te ver gaat, geven scholen een signaal af dat de seksuele invulling van deze leraren de voorrang heeft boven wat meisjes zelf vinden.’

Bovendien zijn leerkrachten daarmee zélf degenen die meisjes seksualiseren. Want bloot hoeft voor de meisjes in kwestie helemaal niet per se over seks te gaan, ontdekte Duits toen ze tijdens haar studie met de meiden ging praten. De keuze voor blote kleding hing vooral sterk samen met schokkende zaken als het weer en de mode. Duits: ‘Niet al hun bloot was sexy bedoeld – en wat zij onder sexy verstonden leek in weinig op wat volwassenen daar van maakten. De connotaties die volwassenen hadden bij buiktruitjes en zichtbare strings vonden de meisjes bespottelijk.’

En dat bleek ook toen het AD een Stanislas-scholier aan het woord liet. Tessa van 14 vertelde dat ze zelf alleen naveltruitjes naar school draagt met een vest erover. ‘Mijn ouders willen het ook niet hebben en ik begrijp dat wel. Je trekt wel heel erg de aandacht. Ik draag ze dan ook alleen zonder vestje op vakantie. Dan voel ik me vrijer.’ Vrijer, dus. Niet sexy’er. Ook hier spreekt de woordkeuze boekdelen.

Dat vrije gevoel, dat is kostbaar, juist voor meisjes. Zij komen al veel te snel terecht in een wereld waarin een gevoel van lichamelijke vrijheid schaars is. Het is niet aan scholen om daar vroegtijdig aan te morrelen door in onschuldig of experimenteel bloot meteen volwassen seks te zien. Laat staan dat we van basisschoolmeisjes mogen verwachten dat ze zich al bewust zijn van het effect dat hun lijfje kan hebben op mannen, nog voordat ze de kans hebben gekregen om hun eigen veranderende lichaam te leren kennen.

 

Foto: FreeImages.com/Ollie Zee/Stockphoto, posed by model, illustrative purpose only

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.