dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Iets meer dan een jaar geleden klommen inwoners van de Indiase stad Jalandhar op de daken van hun huizen en zagen daar voor het eerst in tientallen jaren weer de besneeuwde toppen van de Himalaya. Inmiddels is hun land in de greep van een verwoestende coronagolf, maar destijds konden ze heel even genieten van een van de weinige mooie kanten van de pandemie: een lockdown had voor de schoonste luchten in decennia gezorgd. Een paar weken eerder maakten de inwoners van Venetië verrukt foto’s van heldere kanalen vol vissen. Wat een wonder is dit, zei een Italiaanse, ‘het virus heeft iets prachtigs gebracht.’

Ik had er toen geen oog voor, moet ik bekennen. Mijn opa lag op dat moment eenzaam in een verpleeghuis te sterven aan corona, dor hout was hij genoemd; ik was verdrietig, boos en bang. Dus toen journalisten en economen begonnen te schrijven over hoe ze in die klare kanalen en zuivere luchten het begin van iets moois zagen, een nieuwe kans, een omwenteling, sloeg ik de artikelen op om ze later eens te lezen, als alles minder pijn deed.

De plotselinge stilstand van de lockdown, zo las ik in een van die bewaarde stukken, biedt een kans om te kijken hoe de wereld eruit zou zien als we wereldwijd snel zouden reageren op de klimaatcrisis. In Teen Vogue stelde Kandist Mallett zich een getransformeerde samenleving voor, waarin iedereen krijgt wat die nodig heeft en we in balans leven met de aarde. Dat betekent dat we afscheid moeten nemen van het kapitalisme, een verrot systeem waarbij een hele kleine groep mensen zich al veel te lang tot in het absurde mag verrijken ten koste van de natuur, het klimaat, de toekomst en de talloze gewone mensen die ondanks alle overvloed leven in armoede, met schulden, soms zelfs zonder huis of zonder eten. ‘We moeten erkennen dat covid-19 niet het enige virus is dat vernietigd moet worden’, schreef Mallet. ‘We moeten ook de confrontatie met het kapitalisme aangaan en met de wereld die het in stand houdt.’

De coronacrisis geeft ons een kans om kapitalisme anders te doen, schreef ook economiehoogleraar Mariana Mazzucato rond die tijd in The Guardian. Nu draait het systeem compleet om de wens van bedrijven om zoveel mogelijk winst te maken; alles is daaraan ondergeschikt. De overheid is slechts een soort achtervang voor als de vrije markt iets verprutst of te moeilijk vindt. Dat moet veranderen, zei ze. De overheid moet met haar investeringen bedrijven dwingen om te werken in het algemeen belang.

Want het is al veel te vaak zo geweest, voegde ze er aan toe op de website van het World Economic Forum, dat bedrijven zich gedragen als parasieten. In slechte tijden leggen ze zichzelf volgaarne aan de staatstiet, maar in goede tijden geven ze niets terug: geen deel van hun winst, geen echt duurzame of eerlijke bedrijfsvoering. Ze betalen zelfs zo min mogelijk belasting. Deze keer moet het anders, betoogde Mazzucato. De overheid moet niet langer de sukkel (haar woorden) zijn die gewoon maar sloten geld in bedrijven pompt om de economie op haar hoefjes te houden. Wie gered of geholpen wil worden, moet aan voorwaarden voldoen. Voorwaarden waar gewone mensen en de planeet iets aan hebben. Leve het volk, fuck de winst (mijn woorden).

Ik moet denken aan de dikke zak geld die onze regering aan KLM overhandigde, waar qua klimaat enkel een paar voornemens aan vastzaten die milieuorganisaties omschreven als ‘te mager om serieus te nemen’. En aan de beschamende situatie rondom de vaccins, die zijn ontdekt en ontwikkeld met publiek geld, maar waarvan westerse regeringen weigeren om de fabrikanten te dwingen de patenten vrij te geven zodat ook armere landen genoeg vaccin voor hun burgers kunnen maken. Wat de overheden beschermen? Geen mensenlevens, maar kapitalisme. Pfizer, bijvoorbeeld, verwacht dit jaar 4 miljard dollar pure winst te maken op hun vaccin.

‘Een killer virus heeft enorme zwakheden in westerse kapitalistische economieën blootgelegd’, stelt Mazzucato, die we nu moeten fiksen. Dit is het moment waarop we moeten besluiten hoe we uit deze crisis willen komen. Onze leiders staan voor een keuze: gaan ze ons deze shitshow uitmodderen zoals ze ons er ook ingemodderd hebben, of willen ze meer? Kunnen we de crisis gebruiken om de veren van het roofzuchtige kapitalisme af te schudden en een echt groene en rechtvaardige samenleving te bouwen? Kunnen we meer doen dan overleven? Kunnen we verrijzen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De pandemie zet mensen tegen elkaar op’, schreef Daniela Hooghiemstra in haar column. Een intrigerende zin, vond ik, vooral omdat ze de pandemie handelend opvoerde; als iets met een eigen wil, een eigen macht over mensen. Ik proefde er bijna een wetmatigheid in: dat effect heeft deze crisis nou eenmaal op ons.

Natuurlijk zie ik het ook. Op sociale media en in het nieuws staan groepen hard tegenover elkaar. Er is een generatieconflict, waarbij een beetje door maar vooral uit naam van jonge mensen wordt gepleit voor minder coronamaatregelen, want onze kadetjes hebben het psychisch zwaar. Dat vonden ouderen en zieken niet zo’n kek plan, onder het mom van: joe, maar wij willen liever nog niet dood. Waarop weer anderen kwamen mopperen dat veiligheid niet bestaat; wanneer accepteren wij (lees: zij) nou eens dat sterven gewoon bij het leven hoort? Oh, en bijna iedereen was boos op de dikke mensen die dadelijk al het vaccin krijgen: vetzakken die een leven lang friet hebben gevroten en nu worden beloond voor slecht gedrag.

Maar is dit wie we zijn? Is dit wat een pandemie bijna onherroepelijk met ons doet? Ik vraag het me af. Het nieuws is immers geen afspiegeling van de dagelijkse realiteit; het meldt vooral conflict en ophef. En Twitter is van alles, maar ook een open riool waar klapharken voor de lol hun vuigste mening inkakken, en dus niet de echte wereld.

Ik moest denken aan het boek A paradise built in hell van Rebecca Solnit, waarin ze betoogt dat veruit de meeste mensen op een ramp of grote crisis reageren met altruïsme en solidariteit. Ze helpen geliefden, buren, vreemden. Ze vertelt over een grote aardbeving in San Francisco: de stroom viel uit, er waren naschokken, maar mensen kookten op straat hun ontdooiende vriezer leeg, voor zichzelf en wie het nodig had. We hebben geen woord voor het gevoel van dat moment, schrijft ze, waarin ‘het prachtige is gewikkeld in het verschrikkelijke, vreugde in smart, moed in angst.’ Maar het bestaat wel.

Ik herinner me dit van de eerste lockdown. Wie in zelfisolatie moest, kon via #coronahulp iemand vinden die boodschappen ging doen. Naaisters maakten mondmaskers en gaven die gratis weg aan mensen die weinig te makken hadden. En, zoals Solnit opmerkte in een Guardian-essay: thuisblijven is ook een solidaire daad. Het is een vorm van onzelfzuchtige gulheid om je contacten te beperken: je gunt anderen er betere overlevingskansen mee.

De grootste vijand van deze vreemde maar positieve droefblijdschap is misschien wel het neoliberale idee van ‘het nieuwe normaal’. Clarice Gargard schreef erover: ‘We zitten al bijna een jaar in ongekende crisis, maar toch lijken we als vanouds te moeten functioneren.’ Bazen, opdrachtgevers en leraren verwachten dat wij en onze kinderen presteren alsof er weinig meer aan de hand is. Eendracht is ingeruild voor eenzame stress aan je keukentafel.

Wat rest is de spanning; smart zonder vreugde. Het duurt lang. Het is zwaar. Je kinderen lachen minder. Zelfisolatie is inmiddels bijna ondraaglijk. Iedereen heeft een soort vooruitgeworpen heimwee naar het einde van pandemie.

Maar tegelijkertijd zijn we dezelfde mensen als tijdens de eerste lockdown. De meeste initiatieven van toen bestaan nog. Mensen doen nog steeds boodschappen voor kwetsbaren. Helpen gezinnen die nieuw zijn in Nederland met thuisonderwijs. Doen buiten bewegingsoefeningen met ouderen. Zijn een maatje voor wie teveel alleen is.

Een van de akeliger gevolgen van leven in een neoliberale maatschappij is dat collectieve problemen tot individueel issue worden gemaakt; eigen verantwoordelijkheid, iets dat je zelf moet oplossen, ook al is dat helemaal niet mogelijk. Dit gebeurt ook nu: veel mensen worstelen zich solo de pandemie door, en als dat logischerwijs niet superpuik gaat en de frustratie oploopt, nemen ze anderen de maat. Maar we moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen. Jong of oud, ziek of gezond, we hebben een gedeeld belang bij beter beleid: meer testen, grondiger indammen, sneller de kwetsbaren vaccineren.

Beliefs matter, schrijft Solnit. En dit is wat ik geloof: er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Er zijn meer helpers dan relschoppers, er is meer hoop dan conflict. We zijn goede mensen. We zijn taai en gul en we geven om elkaar. En op een dag, snel al, zullen we tegen elkaar zeggen: het is voorbij. Het was moeilijk, maar we zijn er nog. En dat hebben we samen gedaan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De laatste tijd denk ik vaak aan de kikker van Al Gore. In de film An inconvenient truth, vijftien jaar oud alweer, vertelt hij dat een kikker die onverhoopt een pan kokend water inhupst, er onmiddellijk weer uit springt, omdat hij weet dat hij in gevaar is. Maar wanneer precies dezelfde kikker in een pan terechtkomt met lauw water dat langzaam aan de kook wordt gebracht, blijft hij zitten, zelfs als de temperatuur hoog oploopt. Het is natuurlijk een metafoor: wij zijn de kikker, de pan is de aarde. Wat Gore wil zeggen, is dat er iets schort aan hoe we nadenken over klimaatverandering. We reageren niet of nauwelijks, omdat het proces te langzaam gaat.

Het zijn de kikkers die Gore met deze metafoor tekort doet. Die blijken namelijk wel degelijk uit de pan te springen wanneer het water oncomfortabel heet wordt. Of mensen zo snugger zijn, valt nog te bezien. Een populaire theorie schrijft ons gebrek aan actie in de klimaatcrisis toe aan een onwillig oerbrein, dat geëvolueerd is om vooral op onmiddellijke onraad te reageren, niet op zaken die hachelijk zijn voor anderen, elders, in de toekomst.

Inmiddels moge duidelijk zijn dat deze theorie een probleempje heeft: de klimaatcrisis is niet langer iets van elders en ooit; het is hier en nu. IJskappen smelten in recordtempo. Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. In een artikel over het werk van fotograaf Kadir van Lohuizen is te zien hoe er op Kiribati niet meer is tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij: langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren.

En wat doen we aan deze nijpende kwestie? Wat doen onze leiders? Ze hikken tegen toch al niet hemelbestormende klimaatdoelen aan, eikelen wat in de marge met een subsidietje hier en daar, en organiseren een internationale top, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om het tij alsnog te keren, maar over adaptatie; over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

‘Je vraagt je af: hoe werkt ons brein?’, zegt Van Lohuizen. Maar is dat de juiste vraag? Hoogleraar psychologie Michael Schmitt en zijn collega’s denken van niet. Het is te beperkt, stellen ze, om het gebrek aan klimaatactie enkel te wijten aan een onbehulpzame psyche. Zo verdonkeremaan je andere belangrijke factoren; sociale en economische structuren, de machtskwestie. Om iets te noemen: er zijn talloze mensen – klimaatactivisten, inheemse actievoerders – wier hersenen heel prima in staat zijn om klimaatgevaar te zien en in verzet te komen. Maar zij hebben in een kapitalistische wereld weinig macht; minder dan, zeg, bedrijven die superrijk worden van de verwoesting van de planeet en dus belang hebben bij de status quo.

Het probleem is niet dat wij kikkers zijn; het is dat we kikkers zijn in een kapitalistische samenleving, waar geld te verdienen valt aan het opwarmen van de pan.

In dat licht is het bijna cynisch dat premier Rutte de wereldleiders op de adaptatietop voorhield dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen kan opleveren, spiegelde hij voor. Dit zit me dwars. Natuurlijk is aanpassing ook nodig; we hebben zelfs de morele plicht zulks voor armere landen te betalen, want zij hebben dit probleem niet veroorzaakt.

Maar wat als iemand straks roept dat álle aandacht naar adaptatie moet gaan, en de focus zodanig verschuift dat onze leiders de lust en moed verliezen om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen? Wat als ze ontdekken dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Jammer voor de mensen in Bangladesh of Mozambique, maar goed voor BV Nederland? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist niet te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

Theoretisch gezien is het natuurlijk mogelijk dat Rutte ons eens niet teleurstelt. Of dat groene idealen het groots en meeslepend winnen van de kapitalistische belangen van rijke mensen en machtige bedrijven. Mocht het echter anders lopen, onthoud dan: wij zijn misschien de kikkers – maar het is verdorie ónze pan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er is een gezegde: we hebben de aarde niet geërfd van onze ouders, maar te leen van onze kinderen. Ik geloof dat dit waar is. En dat je, op wat je te leen hebt, zo goed mogelijk moet passen.

Dus: hoe gaat het nu met onze aarde? Niet zo best. Het KNMI waarschuwde anderhalve week geleden dat we de kritieke grens van 1,5 graad opwarming al in 2030 zouden kunnen bereiken. Uit een pasverschenen VN-rapport bleek dat er elk jaar wereldwijd negen miljoen mensen sterven door milieuvervuiling. Een op de acht plant- en diersoorten dreigt uit te sterven.

Dit is niet langer een probleem van de toekomst: de klimaatcrisis is hier en het is nu. Het ijs op Groenland smelt in recordtempo. De Noordpool zoals wij die kennen is aan het verdwijnen. Op sommige plekken is het daar vier graden warmer. Het ijs smelt vroeger in de lente en begint later in de herfst met aangroeien. Het Antarctische zee-ijs blijkt sinds 2014 veel sneller te smelten dan verwacht.

Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. Op kleine eilandjes in de Stille Zuidzee, zoals Kiribati, is er vaak niets méér tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij kennen we langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren. Wie, zoals ik, graag wandelt, kan in het Deventer buitengebied de sporen van de droogte en het stikstofbeleid zien: gestorven bomen, bossen waar tussen de hazelaars en berken nauwelijks meer iets anders groeit dan brandnetels en bramen. Afgelopen zomer was het zo warm dat ik van allerlei mensen hoorde dat hun konijnen waren gestorven aan oververhitting.

We hebben koyaanisqatsi bereikt. Koyaanisqatsi is een woord uit het Hopi. Het betekent: leven uit balans. Een gecorrumpeerd, chaotisch bestaan. Een manier van leven die vraagt om een nieuwe manier van leven. Die schreeuwt om een nieuwe manier van leven.

En wat doet onze regering? Veel te weinig. Milieudefensie kwam met een rapport over het klimaat- en milieubeleid van 10 jaar Rutte. Onze natuur staat er slecht voor en onze CO2-uitstoot daalt te traag. De energievoorziening bestaat nog steeds voor zo’n 90 procent uit kolen, aardgas en aardolie – net als tien jaar geleden. Slechts 3 procent van de belastingen wordt gehaald bij vervuilers – net als tien jaar geleden. De staat geeft grote bedrijven jaarlijks minstens 3 tot 5 miljard euro subsidie op fossiel brandstofgebruik – net als tien jaar geleden.

Er is een oppervlakte van drie keer Nederland nodig voor al onze consumptie – net als tien jaar geleden. Onze stikstofuitstoot is superhoog, onder meer door ammoniak, want dat spul zit in mest en we hebben per hectare de grootste kakkende veestapel ter wereld – net als tien jaar geleden. Het aantal boerenlandvogels en vlinders is aan het dalen – net als… Afijn.

Wat het kabinet wel deed: een internationale top organiseren, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om onze CO2-uitstoot terug te dringen, maar over adaptatie – over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

Op die top spiegelde Rutte de wereldleiders voor dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen opleveren. Maar is dat wat de wereld, de aarde van onze kinderen, nodig heeft? Meer kapitalisme? En wat als BV Nederland dan straks ontdekt dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist NIET te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

We hebben koyaanisqatsi bereikt. Een manier van leven die schreeuwt om een nieuwe manier van leven.

En gelukkig staan de verkiezingen voor de deur. Het moment dat we een stem krijgen en de mensen in Den Haag geen andere keus hebben dan naar ons te luisteren. Dit is het moment dat we kunnen stemmen voor de aarde van onze kinderen. Voor minder vee en meer bos. Minder koeien en meer bloemen. Minder gebouwen en meer beekjes. Minder vervuilen en meer bloeien.

Want de wereld is niet van Mark Rutte. De wereld is niet van de VVD. De wereld is niet van de KLM. De wereld is niet van Shell. De wereld is van onze kinderen. De wereld is van ons.

Deze korte toespraak gaf ik op zondag 14 maart 2021 tijdens de klimaatdemonstratie in Deventer. Delen van deze toespraak verschenen eerder als column in de Volkskrant.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is tijd om Amerika te helen, zei Joe Biden in zijn overwinningsspeech. Laten we elkaar een kans geven. Weer naar elkaar luisteren. Het was een sentiment dat breed gedeeld werd. In de kranten, op tv, op twitter: bijna overal was men het erover eens dat Biden eerst en vooral de polarisatie moet tegengaan, een oplossing moet vinden voor de verdeeldheid in zijn land en moet zorgen voor eenheid.

Het ligt vast aan mij, maar als iedereen het zo vanzelfsprekend en gloeiend met elkaar eens is, word ik een beetje ibbelig. Ik krijg er zin van om vervelende vragen te stellen. Zoals: hoe ga je die polarisatie dan precies tegen? En is het wel echt een goed idee om dat tot prioriteit te verheffen?

Het is niet dat ik niet snap waar de eenheidswensers heen willen. Ik denk dat ze een prettiger wereld voor zich zien; een wereld waarin we rustig onze meningsverschillen bespreken en onze uiteenlopende morele afwegingen delen, waarin we zorgvuldig iedereen aanhoren en vervolgens samen op zoek gaan naar een compromis waar zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk mee kunnen leven. En daarna gaan we gezellig samen picknicken in een veld vol madeliefjes, op een roodblauw-geruit kleedje, met rijstwafels en bekertjes houdbare halfvolle melk.

Maar, vraag ik me af: hoe kom je daar? Hoe moet een president als Biden dat in de praktijk voor elkaar boksen?

Het antwoord is nu vaak: laat links wat opschuiven naar rechts, in de hoop dat rechts wat naar links beweegt en iedereen uiteindelijk knusjes samenkomt in het redelijke rijstwafelmidden. Dat is ook het plan voor Biden, begreep ik: hij moet de Republikeinen overhalen tot samenwerking met een zeer gematigde agenda, terwijl hij de Democratische linkervleugel tot geduld maant. Geen progressief gedoe met klimaat, gezondheidszorg en belastingen tot de groeiende polarisatie is beëindigd. En al helemaal niets dat ruikt naar socialisme; een woord dat ze bij CNN uitspreken alsof ze ‘kakkerlakkenkots’ zeggen.

Het gevaar van deze strategie is dat er een dikke kans is dat de Republikeinen niet lief zullen meespelen, maar rustig zullen afwachten terwijl Biden hun kant op keutelt, zodat de picknick uiteindelijk niet in het midden plaatsvindt, maar op rechts. Dit is mijn vrees: een Biden die onder het mom van eenheid zijn oren zozeer laat hangen naar de Trump-aanhangers dat het in de praktijk eigenlijk niet meer uitmaakt dat er een Democraat tot president is gekozen.

En dan? Als Biden een ruk naar rechts heeft gemaakt en zijn eigen kiezers, zeker die uit de progressieve hoek, in de steek heeft gelaten, is de polarisatie dan verdwenen? Ik betwijfel het.

Misschien moet er eerst iets wezenlijks veranderen voordat er een einde kan komen aan de verdeeldheid. Daags na de verkiezingen schreef Yanis Varoufakis in The Guardian dat Biden weliswaar beter is dan Trump, maar geen lot uit de loterij. Om iets te noemen: Biden is een neoliberale kapitalist die deel was van een regering die na de financiële crisis van 2008 met belastinggeld wel gewetenloze bankiers uit de brand hielp, maar niet de gewone mensen die uit hun huis werden gezet. Veel worstelende Amerikanen horen Bidens gelikte praatjes over eenheid, stelt Varoufakis, en denken: ik hoef niet zo nodig samen te komen met mensen die rijk of machtig zijn geworden door mij in een gat te duwen.

En denk ook aan de mensen van kleur in Amerika: hoe moeten zij een eenheid vormen met de vele burgers en politici die precies wisten wie Trump was – een racistische, fascistische leugenaar die kinderen in kooien stopte en de National Guard inzette tegen vreedzame Black Lives Matter-demonstranten – en hem toch enthousiast bleven steunen? Kun je dat wel van mensen vragen? Hoe heel je zoiets?

We zouden verdeeldheid ook kunnen zien als redelijke reactie op zo’n situatie. En polarisatie is wellicht een teken dat er echt iets op het spel staat. Veel Amerikanen staat het water aan de lippen; het is een land van immense ongelijkheid, onderdrukking en armoede, van slecht onderwijs en ontoegankelijke gezondheidszorg. Hebben de mensen die hier het meest onder lijden baat bij harmonie – of bij vooruitgang? Wie profiteert er van eenheid als de prijs die gewone mensen ervoor moeten betalen is dat alles bij het oude blijft? Wat heb je aan een picknick als je land eigenlijk een revolutie nodig heeft?

Misschien is het niet tijd om te helen, maar tijd om ergens voor te vechten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Onder de beelden van plastic flessen die op het water drijven, is zachte pianomuziek gezet. Een kinderstem zegt: ‘Dit is de wereld die we zien. Waar we lachen. Waar we vallen.’ Ongetwijfeld hoopvol bedoelde cello’s zwellen aan. Een andere kinderstem: ‘Maar de wereld die we zien, is niet de wereld die we kennen. De wereld die we kennen, vindt een manier om te overwinnen.’ Er worden mensen getoond die plasticafval opruimen, gevolgd door mensen in een laboratorium. ‘De wereld die we kennen is gevuld met pioniers … Innovators die ons zullen helpen om de wereld te beschermen voor de generaties na ons.’ Er komt een waterval in beeld, een ongerepte rivier, een walvis met een jong. ‘Laat ons degenen zijn die samenkomen om de wereld te veranderen.’

Zo gaat een reclamefilmpje van de Alliance to end plastic waste, een samenwerking van multinationals in onder meer de olie en chemie. Het is ‘hun ambitie’ om ‘miljoenen tonnen plasticafval om te leiden’ en ‘bij te dragen aan een circulaire economie’, melden ze. Shell, een ‘leading member’, heeft een eigen filmpje over hoe het hun ‘wereldwijde ambitie’ is om een miljoen ton plasticafval om te zetten in nuttige chemicaliën. Gebruikt plastic is geen rotzooi, wil Shell maar zeggen: het is een grondstof vol mogelijkheden.

Dat is een populair idee. Wij, brave burgers, scheiden netjes ons afval, de gemeentes laten het plastic sorteren en iemand maakt daar weer nieuwe spullen van. De koning noemde het nog in de troonrede, ‘de circulaire economie, waarin afval weer grondstof wordt’. De notie is zo ingeburgerd dat zelfs de Donald Duck er deze week een stripje over had, waarin een nichtje van Katrien zegt: ‘Zo, dit flesje gaat in de plasticbak, dan kan er weer iets nuttigs van gemaakt worden!’

Er is alleen één probleempje met dit idee: het is grotendeels bullshit. Het gros van het plastic dat we inzamelen wordt helemaal niet gerecycled. Veel materiaal is niet puur genoeg voor hergebruik. Slechts 25 procent van het Nederlandse verpakkingsmateriaal krijgt een nieuw leven. Wereldwijd recyclen we maximaal 20 procent van het plastic; de schatting van milieuorganisaties is nog lager, 9 procent. De rest wordt gestort, verbrand of krijgt zwemles tussen schildpadden en dolfijnen. Bovendien kan men plastic maar een of twee keer recyclen. Daarna is de kwaliteit te slecht en is het alsnog vuilnis.

De hoeveelheid gerecycled plastic valt bovendien in het niet bij de nieuwe productie. Bij Shell steekt men veren in eigen derrière omdat ze een miljoen ton plastic willen recyclen, maar wat ze er niet bij zeggen is dat er jaarlijks 350 miljoen ton nieuw plastic wordt geproduceerd. Onder andere door henzelf: terwijl ze gelikte filmpjes maakten, investeerden ze ook ruim 6 miljard in een gloednieuwe plasticfabriek in Pennsylvania.

Deze tegenstrijdigheid is geen toeval, zo ontdekten NPR en PBS Frontline. Al in de jaren 70 wist de plasticindustrie dat het spul slecht recyclebaar was. Maar toen plastic in de jaren 80 een imagoprobleem kreeg – de afvalberg groeide, nare wetten dreigden – begonnen ze toch een misinformatiecampagne die nog steeds gaande is. Mensen die voorheen hoge functies bekleedden in de plasticindustrie beamen dat dit de opzet is: als het publiek denkt dat recycling werkt, maken ze zich niet zo druk over de productie van nieuw plastic. Als burgers en bestuurders geloven dat gebruikt plastic geen milieuverpestende meuk is, maar een waardevolle grondstof, dan komen ze niet op het effectieve idee om wetten en quota’s te maken die de productie aan banden leggen, en blijven de plasticmiljarden binnenrollen.

En het heeft gewerkt. Veel beleid richt zich niet op de plasticbakkers, maar op individuele burgers: die moeten zorgen voor minder en beter gescheiden afval. Afspraken met de industrie zijn vrijblijvend. Zo is er een Plastic pact, waarin partijen ‘de ambitie’ uitspreken om ‘gezamenlijk de plasticketen te vereenvoudigen en te sluiten.’ Maar ambities zijn losse flodders: het klinkt alsof je heel wat van plan bent, maar als het niet lukt, hoeft er niets te worden afgerekend.

Dus komt de plasticindustrie weg met mooie praatjes en filmpjes met babywalvissen. Maar vergis je niet: deze industrie wil de wereld niet beschermen; ze wil ons de illusie van een groene toekomst verkopen, zodat ze de aarde kan blijven vervuilen. Ze wil de wereld niet veranderen; ze wil alleen maar dat wij dat denken, zodat de wereld precies hetzelfde kan blijven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.