dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Eindelijk weer een gezond BMI!’, juicht een oude studievriendin op Facebook. Ze had een goed voornemen, vertelt ze: de tien kilo kwijtraken die er na drie zwangerschappen waren bijgeslopen. ‘Het gaat me niet om mijn uiterlijk, maar om mijn gezondheid’, schrijft ze erbij. Dat zal zijn waarom ze een foto heeft bijgevoegd van haar ‘nieuwe zelf’ in een legging en sportbeha.

De drie woordjes zetten me aan het denken: een gezond BMI. Wat is dat nou precies? De body mass index reken je uit door je lichaamsgewicht te delen door je lengte in het kwadraat. De maat voor ‘een gezond BMI’ bestaat dus uit kilo’s per vierkante meter. Dat fascineert me mateloos, want welk deel van het menselijk lichaam laat zich nou betekenisvol uitdrukken in vierkante meters? Een lijf is toch geen rol behang?

Toch heeft deze curieuze maat in onze samenleving een aanzienlijke status. Het vertegenwoordigt tegelijkertijd een geneeskundige en een morele waarde: een BMI tussen de 18 en 25 is gezond en goed, maar van boven de 30 is echt ongezond en fout. Het is vooral de morele dimensie die zekerheid biedt. Wie te zwaar is, ontvangt afkeuring, wie een paar kilo afvalt en onder de 25 zakt, krijgt geheid applaus. Zoals de studievriendin: ‘Heel knap, klasse, gefeliciteerd!’

De medische kant is aanzienlijk minder zeker of exact. Om een dwarsstraatje te noemen: tot 1995 gold een BMI van 27,5 nog als gezond. De WHO paste die grens aan na een rapport van een commissie die zich niet zozeer baseerde op voortschrijdend wetenschappelijk inzicht alswel op innige banden met de farmaceutische industrie, die op dat moment dacht dat ze op het punt stond om een afvalmedicijn uit te vinden.

Nog een akkefietje: de body mass index is ooit bedacht als maat voor – het zal ook eens niet – de lichamen van witte jongemannen van gemiddelde bouw. Liggen je genetische wortels in Azië, Afrika of Oceanië, of ben je heel klein, of vrouw, of oud, of Arnold Schwarzenegger, dan zegt BMI minder. Voor zover het überhaupt iets zegt over het individu, natuurlijk, want naast een rekensom van je lengte en je gewicht ben je ook nog een mens, die fit is (of niet), ziek (of niet), en onlangs is aangereden door een Honda Goldwing (of niet).

Wat ‘een gezond BMI’ is? Meer fictie dan werkelijkheid. Een geruststellend verhaaltje voor het slapengaan voor de mensen die er door mazzel aan kunnen voldoen. En een hard moreel oordeel voor de rest.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een bal in je buik. Of, om preciezer te zijn, een maagballon die je al hoestend en kokhalzend doorslikt, waarna je zo misselijk bent dat je meteen moet gaan slapen in een meegebrachte camper. Het is het nieuwste al-dan-niet-wondermiddel in de nimmer aflatende strijd tegen ‘de nog steeds groeiende overgewichtepidemie’, zo meldde de Volkskrant, en speciaal bedoeld voor mensen die te dun zijn voor een maagverkleining. Of het werkt, is onzeker. Gewicht kwijtraken is meer dan een technisch trucje, het is een ‘life event’, stelt een geïnterviewde bariatrisch chirurg in het artikel. Hij lijkt er een hard hoofd in te hebben.

Ik wil zelfs nog wel wat verder gaan. Permanent gewichtsverlies is meer dan het ‘life event’; het is zonder buitensporige zelfkwelling bijna onmogelijk. Als de ervaringen van talloze dikke mensen en stapels wetenschappelijk onderzoek de afgelopen decennia iets duidelijk hebben gemaakt, is het wel dat er achter elk nieuw dieet en wondermiddel een ongemakkelijke waarheid schuilgaat: dikke mensen worden zelden dun. En als het ze wel lukt, betalen ze daar vaak een hele hoge prijs voor.

Psycholoog Traci Mann schrijft in een stuk voor de American Psychological Association dat dikke mensen die serieus lijnen in het begin inderdaad best flink kunnen afvallen, maar dat uit studies blijkt dat vrijwel al deze mensen na een paar jaar weer ruwweg even zwaar zijn als dikke mensen die nooit aan een dieet zijn begonnen. Dit is geen kwestie van karakterzwakte, benadrukt ze. Wanneer je afvalt, heeft je lijf steeds minder energie nodig, mede omdat die op spaarstand gaat. Dus niet alleen moet je een dieet je hele leven volhouden, je moet wanneer je afvalt steeds nóg minder gaan eten. En dat terwijl je hersenen, hormonen en cellen juist schreeuwen om calorieën.

De enkeling die dit volhoudt, lukt dit alleen door gedrag te ontwikkelen dat nog het meest aan een eetstoornis doet denken. In de New York Times stond het verhaal van Janice Bridge, die al vijf jaar lang zeventig kilo eraf houdt. Ze is elke minuut van de dag gefocust op eten: ze weegt zichzelf elke ochtend, weegt al haar eten, houdt nauwgezet een eetlogboek bij. Ze sport elke dag twee uur. ‘Het is een worsteling’, zegt ze. ‘Het is een van de moeilijkste dingen die er zijn.’

Het is misschien niet verbazingwekkend dat sommige dikke mensen een maagverkleining willen, wat in feite een manier is om door het amputeren van een gezond orgaan je lichaam tot een dieet te dwingen op straffe van misselijkheid, braken en zogenoemde ‘dumpings’, waarbij je bijna van je ei gaat als je teveel of te snel eet. Naast die gezelligheid loop je kans op onder meer naadlekkages, bloedingen, ontstekingen, uitvallende haren en nagels, chronische buikpijn, maagzweren, vitaminetekorten en darmafsluitingen. Zelfs mensen die zeggen dat ze geen spijt hebben van de operatie gebruiken woorden als ‘ontzettend zwaar’ en ‘keihard knokken voor elke kilo’.

Schrijver Ragen Chastain noemt maagamputaties een ‘crap shoot’. ‘Een paar mensen ervaren geen vreselijke bijwerkingen, sommige mensen zijn er gelukkig mee ondanks de vreselijke bijwerkingen, sommige mensen zijn ongelukkig vanwege de vreselijke bijwerkingen en sommige mensen sterven, en je kunt vooraf niet weten in welke groep je terecht komt.’ Ik moet denken aan de vrouwen die ik ken die hun maag lieten verkleinen: bij twee ging dat redelijk oké, één is altijd uitgeput, één is altijd misselijk en één is doodgebloed.

Mijn hart huilt om de dikke mensen die zoveel pijn lijden om dun te worden. En, misschien meer nog, om het feit dat het zo normaal wordt gevonden dat we zo’n kwelling ondergaan. Dat de samenleving dit eigenlijk van ons verwacht. Dat artsen, die ooit in een eed beloofden aan de patiënt geen schade te doen, deze vaak vruchteloze of verschrikkelijke lijdenswegen herhaaldelijk, soms bijna achteloos, adviseren aan dikke mensen. Buikpijn? Probeer af te vallen. Ontstoken polsgewricht? Val eerst maar eens wat af. Zere heup? Misschien kun je een maagverkleining overwegen.

Chastain schrijft: door verschrikkelijke, levenslange bijwerkingen en zelfs sterven te zien als een volstrekt redelijk resultaat van maagverkleiningen, geven artsen toe dat ze het volkomen oké vinden om onder het mom van ‘gezondheidszorg’ dikke mensen te doden of ernstig kwaad te doen, zolang er maar een kans is dat we er dun van worden.

Dikke mensen hebben geen wondermiddel nodig. Wat we nodig hebben, is dat dit ophoudt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Mijn jongste dochter heeft zich voor het slapengaan in haar dekbed gerold, en lijkt nu meer op een beddengoedburrito met een hoofdje dan op een 8-jarig meisje. Ik wil er net een grapje over maken, als ik zie dat het hoofdje in kwestie niet slaperig lacht, maar fronst. Er zit mijn kuiken iets dwars. Ik ga naast haar zitten, en vraag wat er is. En ze zegt: ‘Ze noemen me dik, mama. Op school. Ze zeggen dat ik dik ben.’

Mijn eerste impuls is om dit te ontkennen. Mijn kadetje is weliswaar stevig gebouwd, een beetje mollig, maar vooral een sportief kind. Haar brede schouders, haar ronde billen, dat zijn toch hoofdzakelijk spieren.

Nog voordat ik die woorden uitspreek, realiseer ik me dat ze tekort schieten. Want wat betekenen spieren en sportiviteit wanneer 8-jarigen elkaar al langs de lat van een slank schoonheidsideaal leggen? En nog belangrijker: als ontkenning mijn eerste reactie is, dan bevestig ik impliciet dat dik zijn slecht is, iets om vooral niet te zijn. Dat is een nare en stigmatiserende boodschap, en ik weiger om er zelfs maar een vleugje van aan mijn dochter mee te geven.

Het is vechten tegen de bierkaai, natuurlijk, want precies deze boodschap is in onze samenleving alomtegenwoordig. In de kleuterklas leerden mijn dochters al een liedje voor bij het middageten: ‘Hap hap hap, slik slik slik, eet je niet te veel, want dan word je veel te dik’. Vorige week nog uitte psycholoog Anthony Papathomas zijn frustratie over een prentenboek over Ogden de Oger. Ogden krijgt te horen dat hij overgewicht heeft en moet gaan sporten. Maar als hij dat probeert, roepen mensen dat hij moet stoppen, want de onhandige dikke oger vernielt van alles tijdens het bewegen. Ook yoga helpt hem niet om ‘thin as a wafer’ (dun als een rietje) te worden, en de oger is verdrietig. Totdat hij bedenkt dat hij slank wordt als hij op dieet gaat; dan zijn alle mensen verheugd. ‘En kinderen’, zo schrijft Papathomas, ‘laat dit een les voor jullie zijn: hoor je er niet bij, honger jezelf dan uit tot je er wel bij hoort.’

De schrijver van het prentenboek reageerde verbaasd: hij had het heus niet akelig bedoeld. En dat maakte het eigenlijk nog erger, want dat liet zien hoe volkomen normaal het in onze cultuur is om zo tegen kinderen te praten. Om sociale uitsluiting te normaliseren als een logisch gevolg voor wie niet dun is en niet lijnt. Om een dik lijf zo te demoniseren.

Ik zit op de bedrand bij mijn dochter, en realiseer me waar ik naar op zoek ben: naar woorden om haar hier tegen te wapenen. Want terwijl ik de haren uit haar ogen strijk, overweeg ik dat niet overgewicht, maar deze cultuur het grootste maatschappelijke probleem is. Ik ben niet bang dat mijn kind dik word, besef ik, maar ik ben als de dood dat mijn kind op een dag haar lichaam zal haten, en gaat hongeren voor acceptatie. Dat ze op een dag dolgraag – allesverblindend, zelfvernietigend – dun wil worden.

Ik moet denken aan het hartverscheurende verhaal van Koos Neuvel, die zijn dochter verloor aan anorexia. En aan de column van Marloes Leezer in OneWorld, die een eetstoornis ontwikkelde en vertelt hoe de dieetcultuur haar leven moeilijker maakte: ‘Dun zijn was mijn diepste wens en ik had er alles voor over. Echt alles. Want dun zijn, had ik geleerd, was altijd beter. Pas als ik dun was, kon ik echt gaan leven.’

Mijn dochter kijkt me vanuit haar dekbedburrito vol verwachting aan, en dit is wat ik zeg: het is niet belangrijk of je dik bent, of dun. Wat belangrijk is, is dat je weet dat je fantastisch en prachtig bent. Wat belangrijk is, is het plezier dat je aan je lichaam beleeft. Wat telt is niet wat anderen zeggen of wat ze zien, maar wat jij voelt als je rent, zingt, zwemt, speelt, eet. Vier wat je lijf allemaal kan: rol je spierballen, drink warme chocolademelk, dans alsof er niemand kijkt. Laat niemand ooit een wig drijven tussen jou en die vreugde. Ga jezelf alsjeblieft nooit bekijken door andermans ogen. Je bent niemand iets verschuldigd: geen dunheid, geen schoonheid, zelfs geen gezondheid. Je hebt een onvoorwaardelijk recht om te genieten van je lichaam en je leven. Je bent alles waard. En vergeet nooit dat ik innig van je houd, tot het einde van het universum en terug, precies zoals je bent.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Was het altijd maar zo simpel om een lichaam te hebben, denk ik, terwijl ik een heuvel afloop. Ik houd van afdalen: het ritme van mijn passen, landen op mijn voorvoet, knieën gebogen om de gewrichten te ontzien.

Ik weet dat ik dit maar een uur kan volhouden voor ik moet rusten. Maar nu doet mijn lichaam voor de verandering waar het voor gemaakt is, wat lichamen al doen sinds onze oermoeders rechtop gingen lopen. Even ben ik geen zieke, geen vrouw, geen dikkerd, maar gewoon een mens op een heuvel.

Het spannen en ontspannen van mijn bovenbeenspieren doet me denken aan hoe ik vroeger uren buitenspeelde met geen andere lijfelijke zorgen dan of ik mijn lichaam zonder natte voeten naar de overkant van de sloot zou krijgen. Mijn lichaam was de som van wat het kon, wat het deed, en hoe dat voelde.

Sindsdien ben ik van die zorgeloosheid verwijderd geraakt. Als jonge tiener leerde ik veel te snel dat mijn lichaam niet alleen voor mijn plezier bestond, maar dat het ook een etalage was,

waarin ik geacht werd mijn fysieke handelswaar uit te stallen: mijn vrouwelijkheid, mijn neukbaarheid, mijn identiteit. De beste en maatschappelijk meest acceptabele kanten mooi belicht, de imperfecties verdoezeld. Kijk naar jezelf alsof je bekeken wordt, want wat je ook doet, je bent altijd ook een object. Wat je lijf kan, is ondergeschikt aan hoe het oogt.

Anderen waren bovendien nooit tevreden met hoe mijn lichaam oogde, want ik was dik. Ik leerde naar mezelf kijken met de afkeuring van een samenleving die meent dat in elke dikkerd een dun persoon zit die erop wacht om bevrijd te worden. Pas dan zal je echte leven beginnen. Genoegen scheppen in wat je lichaam kan, dat komt nadat je bent afgevallen: dan pas mag je weer onbekommerd springen, dansen, vrijen.

Ik zat nog steeds half op die bevrijding te wachten toen mijn lichaam begon te haperen. Nu was mijn lijf, naast een etalage en een gevangenis voor mijn dunne zelf, ook een kwelgeest. Een verrader bleek het, met een immuunsysteem dat zich tegen me keerde, en mijn mooie toekomstdromen smoorde in pijn en vermoeidheid. Er was duidelijk een vreselijke misdaad begaan, en mijn lichaam was de dader.

De kloof tussen mij en mijn lijf groeide. Op slechte dagen is mijn lichaam een vreemde, die ik liever niet wil kennen maar die ook niet weg kan gaan. Maar soms, op goede dagen, is het me gegund om een poosje heuvelaf te gaan. Even ben ik weer een meisje: één met mijn lichaam, genietend van wat het toch nog kan. Een zorgeloze afdaler. Een vrij mens.

Ziek worden is niet alleen maar verliezen, wil ik maar zeggen. Soms vind je ook onverwachts iets terug.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vlak na nieuwjaarsdag loop ik door de gangen van een groot academisch ziekenhuis. Het zijn die weken waarin goede voornemens nog welig tieren. Nooit is het geloof in individuele maakbaarheid zo groot als nu. Wat je probleem ook is, de oplossing ben je zelf. Vergeet pech en achterstelling, maar hervorm je lichaam en geest. ‘New year, new you’, meldt een tijdschriftcover. En: ‘Fitspiratie: zo begin je 2019 vol energie.’ ‘Makkelijk gezond en slank in 2019.’ ‘Word de beste versie van jezelf die je kunt zijn.’

Meestal vind ik goede voornemens onlogisch. Als je een kek idee hebt waar je leven van opknapt, waarom dan wachten tot 1 januari? Begin gewoon meteen.

Maar dit jaar is anders. Ik heb optimistische plannen, en daarom heb ik een afspraak met een nieuwe arts die veel weet van mijn vervelendste klachten. De pijnlijke zwelling in mijn handen die me van het schrijven houdt. De borstbeenontstekingen die soms zo zeer doen dat ik nauwelijks kan zitten. De extreme eczeem die ik krijg na het zwemmen. Ik mag dan chronisch ziek zijn, maar ik wil nog van alles. Dus wandel ik naar de poli reumatologie, op zoek naar hulp om zoveel mogelijk goeds uit mijn ontredderde leven te halen.

De arts oogt jong, fit en mild afkeurend. Ik vertel hem wat ik wil, praat verlangend over hiken in de bergen, boeken die ik nog wil schrijven. Hij zegt: ‘Eerst eens kijken of je echt iets mankeert.’ Ik reageer onthutst: de diagnose – Sjögren met een snufje Lupus – is al gesteld en bevestigd door tests. We beginnen een ongemakkelijke dialoog waarin ik vertel over mijn symptomen en hij die wegredeneert: haaruitval kan ook stress zijn, die nierproblemen waren vast toeval.

Bij het lichamelijk onderzoek komt de aap uit de mouw. Daar zit ik, in beha en onderbroek, terwijl hij steeds verzucht hoe moeilijk ik voor hem ben. ‘Je overgewicht maakt dit lastig’, moppert hij, duwend in mijn wiebelbuik. ‘Je gewrichten bewegen zwaar maar dat ben je zelf natuurlijk ook.’

Hulp bij een beter leven krijg ik niet. ‘Plan A, B en C is gewichtsverlies, desnoods met een operatie’, zegt hij. ‘En verder?’, vraag ik, omdat ik denk dat je van dik zijn toch geen haaruitval of gezwollen handen krijgt. ‘Verder niets. Ik ga je nu verder niet helpen. Eerst afvallen.’

Ik word de spreekkamer uitgeleid voordat ik weet hoe ik zonder te huilen moet zeggen dat dikke mensen ook recht hebben op goede zorg. Dat hij ooit zwoor dat hij geen schade zal doen. Dat uit talloze onderzoeken blijkt dat dikke lichamen niet zomaar maakbaar zijn. Dat er meer moet zijn dan: kom maar terug als je de beste versie van een patiënt bent die je kunt zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Sinds kort weet ik dat Patty Brard een maagverkleinende operatie heeft ondergaan. Dit was geen kennis waar ik per se enorm op zat te wachten; ik ben geen fan. Want hoewel ik vrienden heb die erg tevreden zijn met hun maagverkleining, kan ik me er niet overheen zetten dat het ook een vorm van verminking is.

Een chirurg haalt een gezond orgaan grotendeels weg, om het maagstompje verderop aan je darmen te fabrieken. Nu kun je alleen nog muizenbeetjes eten, zodat je lichaam vervalt tot een soort post-operatieve hongersnood. Een ernstige ingreep, die toch niet zelden wordt omgeven door een lichtvaardigheid die me de kriebels geeft. Zo meldt een patiëntenfolder van het Franciscus Gasthuis: ‘Op termijn voelt u zich herboren, zoals de meeste mensen die u zijn voorgegaan.’ Alsof het gaat om een weekendje naar zee.

Brard is er evenwel zeer gelukkig mee, las ik in de Volkskrant Magazine. ‘Ik heb de ervaring van een 63-jarige in een lichaam dat ik jonger heb getoverd.’ Gevraagd naar de reden van haar bariatrische besluit noemt ze gezondheidsissues, maar de druppel was het moment dat ze bij een diner geen mooie kleren had om aan te doen. Ook was ze uitgemaakt voor zeekoe, en had een SBS-mevrouw haar als presentatrice afgeserveerd met de woorden: ‘Je bent niet fris & fruitig meer.’ Brard: ‘Wat ze eigenlijk zei: “Je bent te dik”.’

Het deed me denken aan het verhaal van de mede-maagverkleinende Sonja Silva. Voorheen was ze dik en, aldus een stuk in Vrouw, een ‘voormalig presentatrice’. Ze walgde van zichzelf, maar na de operatie is haar zelfvertrouwen terug en is ze gelukkig met haar spiegelbeeld. ‘Hier had ik jaren van gedroomd!’ Inmiddels is ze weer presentatrice, zonder het ‘voormalig’.

Iets hieraan zit me niet lekker. Dat zou natuurlijk aan mijn weerzin tegen die operatie kunnen liggen. Of het is dat ik me niet kan herinneren wanneer ik voor het laatst een zwaarlijvige presentatrice op tv zag. Of dat ik weet dat dikke vrouwen aanzienlijk minder verdienen dan hun slanke collega’s, terwijl dikke mannen geen salaris inleveren. Of dat sociologen dit verklaren vanuit het feit dat vrouwen veel meer op hun uiterlijk worden beoordeeld dan mannen, en dat de seksistische maatschappelijke norm bovendien voorschrijft dat ze klein zijn en weinig ruimte innemen. Of wellicht is het dat er ongeveer evenveel obese mannen als vrouwen zijn, maar dat uit diverse onderzoeken blijkt dat van alle mensen die een maagverkleinende operatie ondergaan er zo’n 80 procent vrouw is.

Ik krijg hier de behoefte van om ongemakkelijke vragen te stellen. Zoals: is een maagverkleining niet, veel meer dan artsen en patiënten willen toegeven, een cosmetische ingreep, waarbij gezondheid op zijn best bijvangst is, of misschien zelfs een smoes? En wat zegt het over onze samenleving als vrouwen bereid zijn om in hun organen te laten snijden, alleen of vooral om te voldoen aan een schoonheidsideaal?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.