dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

In mijn werkkamer hangt een citaat van fantasy-schrijver Daniel José Older: ‘Schrijven begint met vergiffenis.’ De persoon die je moet vergeven, ben je zelf. ‘Dit is wat meer mensen van schrijven weerhoudt dan wat dan ook: schaamte’, stelt Older. ‘Dat zeurende gevoel van ‘zou moeten’, ‘had gemoeten’ en ‘als ik nou maar…’. Schaamte leeft in het lichaam, het verkrampt onze spieren wanneer we achter ons toetsenbord zitten.’ Maar schrijven zou een creatieve reis moeten zijn, vindt hij, geen oefening in zelfkastijding. Dus maakt hij er speciaal tijd voor. ‘Ik vergeef mezelf dat ik niet eerder ben gaan zitten om te schrijven, dat ik gisteren vrij heb genomen, dat ik mijn leven leef. Die schaamte? Ik laat het los.’

De schrijvers die dit loslaten het meest nodig hebben, zijn volgens Older degenen die niet hetero zijn, niet cis, niet zonder beperking of ziekte, geen witte man. Voor ons, betoogt hij, is het schrijfproces doordrongen van schaamte, het idee dat we hier niet horen, dat we het niet verdienen om onze stem te laten horen. ‘Niets zal een schrijver meer hinderen dan dit.’

Ik moest hieraan denken toen ik The Gendered Brain las, een nieuw boek van neurowetenschapper Gina Rippon. Hoewel ze het woord schaamte niet gebruikt, gaat ze uitgebreid in op die onzekerheid, terughoudendheid en verkramping – die niet alleen in je spieren maar ook in je brein blijkt te zitten.

Rippon beschrijft een onderzoek waarin vrouwen in een hersenscanner een ruimtelijk inzichtstest deden. Wanneer ze vooraf te horen kregen dat dit typisch iets is waar vrouwen goed in zijn, gebruikten ze breingebieden die te maken hebben met visueel-ruimtelijke verwerking. Maar wanneer vrouwen was gezegd dat dames hier normaliter slecht in zijn, hadden ze juist veel activiteit in de hersendelen die betrokken zijn bij vooral geen fouten maken. Ze scoorden gemiddeld ook minder goed op de test.

Iets vergelijkbaars zagen wetenschappers bij vrouwen die een wiskunde-opgave maakten. Na neutrale instructies gebruikten ze hun brein zoals gebruikelijk is bij het oplossen van algebraproblemen. Maar vrouwen die aan genderstereotypen waren herinnerd, gebruikten delen die we associëren met sociale en emotionele verwerking.

Ouderwetse stereotypen zijn een extra last voor het vrouwenbrein, concludeert Rippon. Waar je je anders met volle hersenpower kunt storten op weloverwogen logica, verspilt je brein nu denkkracht aan het bezweren van angst en onzekerheid. De hersenen zetten daarmee een rem op zichzelf; ze worden een soort ‘innerlijke begrenzer’, wat zich vaak vertaalt in een neiging tot terugtrekken of zwijgen. Een ervaring die vrouwen delen met mensen die tot een etnische of seksuele minderheid behoren, stelt Rippon.

In een meer literaire interpretatie van dit fenomeen citeert Older de schrijfster Anaïs Nin: ‘Schaamte is de leugen die iemand je over jezelf heeft verteld.’ Om daaraan toe te voegen: ‘Laat een leugen niet kloten met je flow.’ Dat is geen zuiver wetenschappelijke conclusie, maar wel een zeer waardevol advies.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

We zijn niet gulzig genoeg geweest. Dat dacht ik toen ik Thierry Baudets essay las in American Affairs. Daarin keert hij zich tegen abortus, dat hij beschrijft als ‘het vernietigen van nieuw leven (in de baarmoeder) om te voorkomen dat de vrijheid van het individu verstoord wordt’. Dit is een slechte zaak, moeten we begrijpen, want zulk individualisme verzwakt de instituties die ons leven betekenis geven, zoals de familie, en maakt de samenleving week.

Vervolgens verbindt Baudet de bevrijding van de vrouw, via de vaststelling dat Westerse carrièrevrouwen onvoldoende kinderen krijgen, met de ‘demografische neergang van Europa’. In een vlaag van nauwelijks homeopathisch verdund lavendelfascisme voegt hij hieraan toe dat we de keuze hebben tussen óf terugkeren naar vroegere tradities en van daaruit wedergeboren worden als sterke natie, óf vervangen worden.

Baudet heeft de tijdsgeest mee: het recente abortusverbod in Alabama, Siriz die met subsidie ‘neutrale abortuskeuzehulp’ mag blijven geven ondanks banden met de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind, de Europese anti-abortuslobby die steeds professioneler en invloedrijker wordt. Zoals Sheila Sitalsing schreef: je kijkt even de andere kant op, en de vanzelfsprekendheden die er net nog waren zijn plotseling weg.

We zijn niet gulzig genoeg geweest, dacht ik; deze strijd leek gewonnen, en dus hebben we als feministen verzuimd abortus op te eisen als recht voor iedereen met een baarmoeder. Dat is het nu niet: het staat nog steeds in het strafrechtboek, met als uitzondering dat een arts mag besluiten dat het een noodsituatie betreft. Voor baarmoederhebbers is het grondrecht op lichamelijke onaantastbaarheid dus nog steeds voorwaardelijk. Nu de conservatieve wind aantrekt, maakt dit het baas-in-eigen-buik-idee verontrustend kwetsbaar.

We zijn niet gulzig genoeg geweest, en nu wordt er zelfs door voorstanders van abortus over gesproken alsof het een gunst is. Zo noemde Arjen van Veelen het ‘in mijn ogen niets vrolijks, eerder een noodzakelijk kwaad.’ NRC-columnist Rosanne Herzberger schreef: ‘Pijnlijk om vrouwen een rondedansje te zien doen rondom abortussen. Terwijl uiteindelijk abortus toch gewoon falen is. (..) een laatste verdrietige noodgreep.’ Abortus als iets dat des-aller-noods geschonken kan worden, maar waarvoor je wel dient te betalen in berouw, schuld, en schaamte.

Maar waarom? Ik zag vrouwen nooit massaal lichtzinnig doen over abortus. Wel zag ik vrouwen hun mogelijkheid tot zelfbeschikking-in-utero bejubelen. En terecht: baas zijn in eigen buik is een groot goed. We zouden er parades voor moeten houden. Al was het maar omdat de alternatieven verschrikkelijk zijn.

Daar hoor je conservatieven zelden over; zij koesteren de impliciete suggestie dat wanneer je abortus verbiedt, er een toekomst wacht vol blozende baby’s, gelukkige gezinnetjes en sterke natiestaten. In werkelijkheid gebeurt er dit: illegale abortussen, mogelijk met breinaalden in smerige achterkamertjes, of gedwongen baring.

Dat laatste klinkt voor mensen die geloven dat het leven begint bij de bevruchting misschien onproblematisch. Maar het is in onze samenleving zonder precedent. We staan nooit toe dat iemands lichamelijke soevereiniteit geschonden wordt om een mensenleven te redden; de staat mag ons niet dwingen een nier af te staan of bloed te geven. Er zijn welbeschouwd maar twee redenen waarom zulke staatsdwang wel voor zwangeren zou mogen gelden. De eerste: je ziet een baarmoederhebber niet als mens, maar als ding dat je mag reduceren tot broedmachine. De tweede: je ziet gedwongen zwangerschap en baring als een gepaste consequentie (lees: straf) voor het feit dat een vrouw zomaar onbezonnen gesekst heeft. Een abortusverbod is dan niets minder dan een lijfstraf. Dat is onacceptabel en wreed.

Dus moeten we gulzig zijn. In The New Republic betoogt feminist Laurie Penny vlammend dat er geen enkele wettelijke beperking op abortus zou mogen zijn. Net als elke andere medische handeling hoort het een zaak te zijn tussen patiënt en arts. En zo is het.

Het juiste antwoord op conservatieven die hun klauwen in onze baarmoeders proberen te slaan is niet: gun ons alsjeblieft keuzevrijheid. We moeten veel gulziger zijn dan dat. Het antwoord is: weet wat jullie wakker maken. Jullie spelen met vuur. Wij zijn vuur. Nooit zullen we onder dwang baby’s baren. Abortus is ons onvervreemdbare recht, onze lichamelijke onaantastbaarheid is onvoorwaardelijk. Wij zijn de kleinkinderen van de heksen die jullie niet konden verbranden, en als jullie aan onze baarmoeders komen, komen we achter jullie aan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik was het beu: de commentaarcultuur waarin zovelen een mening hebben en zo weinigen echt luisteren, de opinie-epidemie van niet-begrijpen maar wel-oordelen, de sociale media met de zoveelste spijkerharde #ophef. Dus ontvluchtte ik de digitale wereld om te gaan wroeten in mijn tuin. Nu de tegels zijn verwijderd, moet het een natuurlijke toestand worden: diervriendelijk, ecologisch, verwilderd

Maar al gauw stond ik tijdens het zaaien en snoeien toch weer te peinzen over die commentaarcultuur. Sommige planten zijn net trollen, dacht ik, terwijl ik naar het welig woekerende zevenblad keek; ze proberen altijd de rest te overschreeuwen. Ook in de tuin ben ik echter een weekhartig Gutmensch. Ik zie schoonheid in bijna elk onkruid, dus zelfs het zevenblad mag blijven. Want het mag dan schorem wezen, het bloeit met aardige witte bloemen, en het blad is eetbaar.

Tuinieren, mijmerde ik, is zo een vrij linkse bezigheid. Diversiteit is een doel op zich, kwetsbare planten worden ondersteund met een bamboestok, er is een subsidiestelsel dat bestaat uit handjes mest, en de grootste groeiers moeten het meeste snoeiafval bijdragen aan de composthoop. Met natuur heeft dit uiteraard weinig meer te maken; het is een kunstmatig opgelegd harmonieus samenzijn, liefdevol bedisseld door de zachte hand van de tuinvrouw. Kumbaya.

Ik vermeerderde een smeerwortel, en vroeg me af: zou je ook rechts kunnen tuinieren? Hoe zou dat er uitzien? Ik moest denken aan de filosoof George Lakoff, over wiens werk ik las in The Guardian. Volgens hem zijn er twee morele politieke denkwijzen, die beide het idee van de overheid als familie centraal stellen. De eerste is het linkse, progressieve model van de zorgzame ouder (of toegenegen tuinvrouw, zo je wilt). Dit model legt de nadruk op waarden als empathie, samenwerking, wederzijdse afhankelijkheid. De andere is het rechtse, conservatieve model van de strikte vader, die zijn kinderen beschermt door ze discipline bij te brengen, zodat ze zich op eigen kracht kunnen redden. ‘Als ze de kost niet kunnen verdienen, zijn ze niet gedisciplineerd, en kunnen ze dus niet moreel zijn en verdienen ze hun armoede’, stelt Lakoff.

Lakoff vindt het belangrijk dat linkserds begrijpen dat conservatieven dus niet boosaardig of onintelligent zijn, maar een ander moreel wereldbeeld hebben, waarin welvaart geldt als de natuurlijke beloning van deugdzame mensen. Evenmin, voegt video-essayist Ian Danskin hieraan toe in zijn filmpje There’s always a bigger fish, zijn rechtse conservatieven diep van binnen mensen die eigenlijk liever progressief zouden zijn, maar bij wie dat door misinformatie of gebrek aan inzicht vooralsnog is mislukt. (Een wat neerbuigende gedachte die, moet ik bekennen, meer dan eens bij mij is opgekomen. Enig niet-begrijpen is mij ook niet vreemd.)

Danskin legt het verschil tussen links en rechts zo uit: we leven in een kapitalistische democratie, maar als puntje bij paaltje komt, hebben rechtse mensen meer de neiging om kapitalistisch te denken, en linkse mensen democratisch. Links streeft naar gelijkheid voor iedereen, waar nodig met hulp, terwijl rechts de samenleving ziet als een markt waarin ongelijkheid een natuurlijke toestand is. Elk persoon moet in die markt een kans(je) op succes krijgen, maar niet iedereen kan ook daadwerkelijk succesvol zijn: er zal altijd een maatschappelijke voedselketen ontstaan met een paar haaien aan de top en een onderklasse van miljoenen kleine visjes.

Volgens rechtse conservatieven is het je taak als individu om in het zweet des aanschijns in deze natuurlijke orde te stijgen of dalen. Je dient niet het systeem te veranderen. Wat rechtse mensen de linkse kwalijk nemen, is dat zij rommelen met de hiërarchie: met hun uitkeringen, minimumlonen, bamboestokjes en handjes mest proberen ze mensen, ook ongedisciplineerden, op de verkeerde plaats in de orde te zetten, mogelijk ten koste van hardwerkende rechtse mensen.

Een kanttekening: conservatieven kunnen die orde wel natuurlijk noemen, maar net als bij mijn ‘natuurlijke’ tuin maakt dat etiket het nog niet waar. Die rechtse hiërarchie is immers, net als de linkse gelijkheid, een moreel wereldbeeld; geen kwestie van natuurwetten dus, maar van keuzes die mensen maken.

Dat roept de vraag op: wat voor tuin heb je het liefst? Eentje waar de gehaaide Japanse duizendknoop de helft en meer van je hof opslokt, ten koste van de kleine en mooie maar minder groeikrachtige bloemen? En als je dat niet voor je tuin zou willen, waarom dan wel voor de maatschappij?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik moet bekennen dat ik de laatste paar jaar erg teleurgesteld ben in de gematigde witte’, schreef Martin Luther King meer dan vijftig jaar geleden in een brief vanuit de gevangenis in Birmingham.

‘Ik ben bijna tot de betreurenswaardige conclusie gekomen dat het grote struikelblok voor de Negro op zijn weg naar vrijheid niet de (…) Ku Klux Klanner is, maar de gematigde witte, die meer verknocht is aan ‘orde’ dan aan rechtvaardigheid; die liever een negatieve vrede heeft die door de afwezigheid van spanning gevormd wordt dan een positieve vrede die in rechtvaardigheid bestaat’.

Vrijheid, orde, spanning, rechtvaardigheid: ik moest denken aan dit citaat terwijl ik door de nasleep bladerde van Mona Eltahawy’s weigering om te komen spreken in De Balie. Reden van de weigering was een debat in 2017, waarin niet alleen door iemand uit het publiek maar ook door genodigde Paul Cliteur en de discussieleider rustig en serieus was gesproken over de deportatie van moslims.

‘Een ontmenselijking van moslims’, verklaarde Eltahawy op twitter. Ze bracht in herinnering hoe een aanhanger van zulk gedachtegoed de moskee van haar broer in brand had gestoken. ‘Voor mij is dit geen theoretisch debat. Dit gaat over mij, mijn familie en mijn mede-moslims’. Bij de onvolprezen podcast Dipsaus vertelde ze hoe ze is gearresteerd, seksueel misbruikt en bedreigd; en dan verwachten witte mannen die zelf niets te verliezen hebben dat ze met hen over haar menselijkheid komt debatteren? ‘Fuck you.’

Diverse gematigde meningmensen riepen haar tot de orde. ‘Zo gaat dat nou eenmaal in een democratie’, schreef Max Pam in het Parool over die deportatiediscussie. Paul Brill verweet haar in hetzelfde stuk het veroorzaken van spanning: ‘.. ongedwongen meningsvorming verdwijnt in een wolk van identiteitspolitiek.’ Thijs Broer, in Vrij Nederland: ‘Niet alleen schreeuwen, ook zwijgen belemmert het vrije debat.’

Het is een wonderlijk gematigd reflex: je drukker maken over dat alles gezegd mag worden dan over wat er precies wordt gezegd. Het vrije woord moet ten koste van alles en iedereen worden verdedigd, ook als het geen moment in gevaar is. Volgens Balie-baas Yoeri Albrecht houd je zo zelfs de samenleving bij elkaar. ‘Wat ik belangrijk vind, is het helende licht van de rede en fysieke nabijheid. Daarom vind ik dat we vooral bij elkaar moeten komen om met elkaar te praten en elkaar te begrijpen’, zei hij in de Volkskrant.

Dat klinkt prachtig, maar is het redelijk om van moslims te verwachten dat ze naar je debatcentrum komen om met mensen te praten die hen willen deporteren? Is het helend om van mensen van kleur te vragen of ze racisten proberen te begrijpen? Is het fair om Eltahawy te verwijten dat ze geen lezing wil geven op een plek waar haar menselijkheid in twijfel is getrokken? Is het aan degenen die geen racisme of moslimhaat hoeven vrezen om vanuit die veilige positie voor nabijheid te pleiten? Hoe ver wil je gaan in je toewijding aan een negatieve vrede?

In zijn Birmingham-brief, die iedereen trouwens helemaal zou moeten lezen, schrijft King: ‘Ik had gehoopt dat de gematigde witte zou begrijpen dat de hedendaagse spanning in het Zuiden een noodzakelijke fase is in de overgang van een schadelijke negatieve vrede, waarin de Negro passief zijn onrechtvaardige situatie aanvaardde, naar een wezenlijke positieve vrede, waarin alle mensen de waardigheid en waarde van de menselijke persoonlijkheid zullen eerbiedigen. Eigenlijk zijn wij (..) niet degenen die de spanning creëren. We brengen alleen maar de al bestaande, verborgen spanning aan de oppervlakte. We leggen haar bloot, waar ze gezien kan worden en waar er wat mee gedaan kan worden.’

Volgens King zal deze geweldloze spanning ‘een samenleving creëren die de mens zal helpen zich te verheffen uit de donkere diepten van vooroordeel en racisme naar de majestueuze hoogten van begrip en broederschap.’ Het was en is een prachtige droom, maar nog geen realiteit.

En laat me daarom nog dit schrijven. Het vrije woord is een groot goed. Mocht het ooit bedreigd worden, dan zal ik het te pen en te zwaard verdedigen. Maar broederschap is zeker even waardevol, en ik vrees dat die waarde momenteel meer gevaar loopt. Niet alleen door fascisten, racisten en ander gespuis, maar ook door het gematigde midden, waar men liever de orde bewaakt en de spanning sust dan dat men streeft naar solidariteit en rechtvaardigheid.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik wil weg, ik wil weg, ik wil weg. Nee, blijf zitten, blijf zitten, blijf zitten. Deze weinig verheffende interne dialoog voer ik nu al tien minuten, hier in de wachtkamer van de fysiotherapeut. Die therapeut is het issue niet; dat is een vrolijke man die me goed helpt met mijn zieke lijf. Het probleem is de wachtkamer. Om precies te zijn: dat er muziek aanstaat, en er ook nog een televisie is waarop voorlichtingsfilmpjes afspelen – met geluid.

Tegenover me leest een vrouw in een tijdschrift over de schoonheid van imperfectie. “Kun je leren van de barstjes in jouw bestaan?” vraagt de cover zich af. Op mijn beurt vraag ik me af of het feit dat ik door die dubbele, interfererende wachtkamergeluiden zo overprikkeld ben dat ik mezelf het liefst in foetushouding om een tafelpoot zou krullen met mijn vingers in mijn oren ook telt als een leerzaam barstje. Of die vrouw dan zou denken: “Wat een prachtig imperfect mens is dat.”

Waarschijnlijk niet.

Na de afspraak met de fysiotherapeut stuif ik net-niet-rennend naar buiten; ik spring op mijn fiets en stop pas als ik op een plek ben waar ik alleen het ruisen van de wind hoor. Hier weet mijn brein weer wat gedachten te vormen.

Over imperfectie, bijvoorbeeld. Veel mensen met autisme delen mijn overgevoeligheid voor geluid. Voor neurotypische mensen, zo begrijp ik, is een achtergronddeuntje vaak “gewoon gezellig” en anders wel te negeren. Voor mensen zoals ik is muzikaal behang een alomtegenwoordige vorm van prikkelterreur die de openbare ruimte moeilijk toegankelijk maakt. Maar wiens barstje is dat eigenlijk? Ben ik imperfect, of de ruimte?

Ik moet denken aan een stuk van de Britse anti-validisme-activist Lisa Egan. Er is een verschil, schrijft ze, tussen “impairment” en “disability”. Een “impairment” is iemands aandoening: wat je niet kan omdat je lichaam of brein op deze of gene manier werkt. Een “disability” is iemands beperking: wat je niet kan omdat de samenleving barrières opwerpt voor mensen die niet gezond, neurotypisch, fit, et cetera zijn. Zelf gebruikt Egan een rolstoel vanwege een “mobility impairment”. Maar, zo stelt ze, het zijn vooral die barrières die zorgen dat ze niet ten volle van al haar mogelijkheden gebruik kan maken. Dit is waarom ze zichzelf liever een “beperkt persoon” noemt dan een “persoon met een beperking”.

Als je het zo bekijkt, is een beperking niet zozeer een eigenschap van een individu, maar een kenmerk van de omgeving en de maatschappij. Mijn barstjes zijn dan niet alleen van mij. Ik ben overgevoelig voor geluid; dat is mijn aandoening. Maar dat zou geen beperking zijn, als de wereld wat stiller was.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De belangrijkste vraag is hoe we ons gaan verzetten tegen fascisme.’ Met die zin sloot ik twee weken geleden mijn column over de verkiezingswinst van Forum voor Democratie af. Waarop diverse lezers me vroegen: ‘Oké, maar hoe dan precies?’ Dus stak ik mijn licht op bij activisten, wetenschappers en schrijvers, op zoek naar vormen van democratisch en vreedzaam, vastberaden en hoopvol verzet.

1. Onthoud waar u voor staat. Na Trumps verkiezingswinst gaf journalist Sarah Kendzior dit advies: schrijf op wat uw waarden en toekomstdromen zijn. Maak een lijst van dingen die u onacceptabel vindt, die u nooit zou geloven of doen. Als u merkt dat onaanvaardbare zaken normaal gaan lijken, of als die alarmerende stem in uw hoofd stiller wordt, lees dan terug wat u hebt geschreven, en blijf trouw aan uzelf.

2. Wees getuige. Gevaarlijke ideeën floreren niet alleen door steun van aanhangers, maar ook door afstomping van de massa, schrijft psycholoog Melanie Joy. Mensen die niet toegeven aan gewenning zijn een bedreiging voor fascisme. Wat er ook gaat gebeuren, waarschijnlijk zal het langzaam gaan. Laat het niet onopgemerkt passeren. Blijf verschillig; zie, wijs, schrijf en spreek over wat zich voltrekt.

3. Laat u niet gaslighten. De afgelopen weken claimden Forum-aanhangers dat Baudet nooit over zuiveringen of een ‘blank Europa’ heeft gesproken. Men zei dat we hem niet op zijn woorden moesten beoordelen, maar enkel op zijn partijprogramma. Zonder bruingehemde knokploegen kon het geen fascisme zijn. Mensen die toch over fascisme spraken werden herhaaldelijk in één adem genoemd met doodsbedreigers, alsof benoemen hetzelfde is als oproepen tot geweld. Trap er niet in.

4. Correspondeer met politici. ‘Mijn grootste angst is niet dat Thierry Baudet premier van Nederland wordt. Mijn grootste angst is dat zijn gedachtegoed zo normaal is geworden dat het niet meer uitmaakt wie onze minister-president is’, schreef Jelle de Graaf van Bij1. Ziet u uw partij naar rechts schuiven of het onaanvaardbare normaliseren? Verzet men zich onvoldoende? Deel uw zorgen met uw volksvertegenwoordiger. U bent volk, tenslotte.

5. Ga niet factchecken. Zaterdag betoogde Peter Giesen dat critici Baudet geen fascist moeten noemen, maar zijn ideeën zo exact mogelijk moeten weerleggen. Maar wie abjecte, gevaarlijke, feitenvrije uitspraken zit te factchecken, is zich niet aan het organiseren.

6. Organiseer. Word lid van een politieke partij, sluit u aan bij een groep activisten, of pleeg online of lokaal verzet met gelijkgestemden. Wees schaamteloos links, feministisch, anti-racistisch of groen. Collectieve actie is niet alleen effectief, het is ook goed voor de ziel om samen met anderen te werken aan een betere wereld. Ga, als u kunt, demonstreren. U ziet dat u niet alleen bent, en u mag schreeuwen zonder dat mensen bedenkelijk fronsen.

7. Negeer trollen, maar praat met Forum-vrienden. Iemand zei dat online discussiëren met Forum-trollen is als schaken met een duif; hij gooit de stukken om, schijt op het bord en loopt daarna rond alsof hij gewonnen heeft. Doe liever iets leuks. Maar als u kans ziet om serieus te spreken met een Forum-aanhanger, bijvoorbeeld omdat die om u geeft of omdat u gevangen zit in dezelfde verjaardagskring, grijp die dan. Het is misschien ongezellig, maar het helpt mensen die niet passen in Baudets idee van een dominant wit en van linkse smetten vrij Europa.

8. Sta achter en, als het nodig is, voor iemand anders. Steun collega’s waarover geklikt is met petities en sit-ins. Heeft uw werknemer zich online extreem uitgelaten en lijkt de ‘publieke opinie’ te vereisen dat u hem straft? Bescherm liever een mens dan uw imago. En ziet u dat er op straat iemand wordt lastiggevallen, ga om het slachtoffer heen staan en vraag of u mee kunt lopen naar een veilige plek.

9. Zorg goed voor uzelf. Verzet is een kwestie van lange adem; trek u soms terug en ontspan.

10. Blijf hoopvol. Historica Rebecca Solnit schrijft dat hoop voortkomt uit onzekerheid: we weten niet wat er gaat gebeuren, en dat biedt ruimte om iets te doen. De geschiedenis leert dat wanneer mensen samen standvastig, geduldig en moedig voor hun idealen strijden, verandering niet alleen mogelijk maar waarschijnlijk is. En voelt u zich toch pessimistisch, luister dan naar generaal Leia: ‘Hoop is als de zon. Als je er alleen in gelooft wanneer je haar kunt zien, kom je nooit de nacht door.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.