dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het is niet altijd even gezellig op internet. Reaguurders schelden en intimideren. Elke dag vliegen er 35.000 bedreigingen over twitter. Wat bezielt mensen om zo los te gaan? Asha ten Broeke zocht het uit, en ontmoette één van haar eigen trouwe trollen.

 

‘Hypocriete kut.’

‘Feministisch zwijn *kots*.’

‘Kankerhoer verdwijn van het internet. Niemand wil je hier.’

‘Zou @ashatenbroeke haar kinderen via kunstmatige inseminatie hebben gekregen, of bestaat er echt iemand die hem bij haar omhoog krijgt?’

‘Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf.’

Dit soort gezelligheid zie ik bijna elke dag voorbijkomen, op twitter, in mijn mailbox, in de reacties onder mijn columns en onder de berichtjes die de redacteuren van weblog GeenStijl met enige regelmaat over me tikken. Elke keer als ik schrijf over iets als seksisme in Bart Smit-folders of de racistische kantjes van Zwarte Piet zijn ze er weer: de oprispingen uit het afvoerputje van het internet, waar geestelijk incontinente internethooligans en reaguurders de haat en intimidatie vrijelijk laten lopen.

Ik ben natuurlijk niet de enige in Nederland die hiermee te maken heeft. Maar afgelopen oktober werd voor het eerst in cijfers uitgedrukt hoe groot het probleem eigenlijk is. Nederlandse twitteraars uiten elke dag ongeveer 35.000 bedreigingen (ordinaire scheldpartijen niet meegerekend), waarvan 200 zo ernstig dat de politie op onderzoek uitgaat. Bijna elke dag wordt er iemand voor opgepakt of berispt, vertelde politiechef Martine Visser aan de Volkskrant. ‘Vroeger moest je een envelop kopen, een brief schrijven en hem posten. Nu tik je wat woorden en bedreig je iemand. Dat is erg makkelijk en gebeurt dus ook veel.’

Maar waarom? Wie zijn deze mensen? Wat bezielt hen? Iemand die Anouk iets toewenst als ‘viese rvuil vwende kanker hoer dat je bent hoop dat je binnen kort dood valt het liefs doe ik het zelf tyfus slet’ (sic), alleen omdat zij vindt dat Zwarte Piet niet meer van deze tijd is? Wat beweegt een reaguurder om over Femke Halsema te zeggen: ‘Ik zou Femke Hoersema keihard nemen met een bal in haar bek’? Van waar de aandrang om, nadat ik bij Pauw en Witteman heb genoemd dat ik twee dochters heb, te twitteren: ‘Dat er überhaupt iemand twee keer over die @ashatenbroeke heen is geweest. Da’s pas eng.’

Ik besluit het te vragen aan een paar mensen die met enige regelmaat iets onaardigs over me zeggen. Per twitter en mail verzoek ik ze vriendelijk of ze eens willen vertellen waarom ze nou eigenlijk zo’n hekel aan me hebben. Ze meesten reageren niet, en degenen die wel reageren, zijn weinig introspectief. De hatelijkheden heb ik aan mezelf te danken, vinden zij, want ik ben gewoon een dom vies varken. Net als ik spijt begin te krijgen dat ik erover ben begonnen, krijg ik een iets informatievere reactie: ‘Ik heb niet de schurft aan jou persoonlijk, maar je staat voor de verweking van dit land, het gezeur en de kleinzieligheid.’

Een soort algemene woede, dus, en ik ben half per ongeluk de kop van jut? Ik wil het serieus in overweging nemen, maar mijn brein wil er niet goed aan, na ruim twee jaar aan net-niet-doodsbedreigingen (‘Iemand moet jou eens goed overhoop steken’ – net zo onbeschaafd als een echte maar net wat minder strafbaar), verkrachtingsbeloftes (‘als ik ooit tegenkom zal ik jouw neuken tot je scheurt en bloed’, sic) en een schier eindeloze stroom kritiek op mijn uiterlijk (te dik, te lesbisch, te jongensachtig). Hoe moet ik dit anders opvatten dan persoonlijk?

 

Het haatorkest

Levendige herinneringen heb ik aan de eerste keer dat ik als freelance journalist een haatstorm over me heen kreeg. Het was twee jaar geleden; ik had zojuist in Trouw een dwarse column over Diederik Stapel geschreven. Dat zijn fraude heel erg was, maar ook vooral een vergrotende trap van een vrij ziek wetenschapssysteem waarin resultaten voortdurend fraaier werden voorgesteld dan ze waren omdat de prestatiedruk zo ontzettend hoog was. Inmiddels is dit een bekend verhaal, maar toen was de communis opinio nog dat Stapel een rotte satansappel was in een mandje vol stralende goudrenetten, en was mijn standpunt een tikje afwijkend.

GeenStijl schreef er een vilein stukje over, en daarna ging het los, op de typische manier waarop dit soort dingen gaan. Het begon in de reacties onder het GeenStijl-stukje zelf, daarna zwol het haatorkest aan op twitter en als slotakkoord kwamen er een paar echt vuige berichten via de mail, waarin anonieme hotmailadressen me seksueel geweld en/of een spoedige dood toewensten. Dieptepunt was een mailtje waarin mijn kinderen werden bedreigd: die moesten ‘gered’ worden van een verknipte moeder als ik. Een digitale gifpijl in de achilleshiel van elke ouder – mijn hart miste twee slagen toen ik dat bericht las, want het zal toch maar gebeuren dat zo’n gek de volgende dag bij het schoolplein staat. Maar net als je denkt dat je er niet meer tegen kunt, gaat de storm weer gaan liggen. Het gros van de reaguurders vindt een ander slachtoffer om op los te gaan. Rust.

Ik besluit geen aangifte te doen, omdat ik die rust niet verstoren wil. Dus blijf ik achter met alleen een rauw gevoel, en een handjevol meer vasthoudende types die vanaf dat moment te pas en te onpas hun onvriendelijke mening over mijn persoon kwamen delen. Dat clubje trouwe haters groeit sindsdien met elke nieuwe storm. Deze ‘harde kern’ bestaat uit misschien tweehonderd man (en een enkele vrouw), schat een collega-journalist die al veel langer dan ik voorzien is van zo’n vaste schare ‘fans’. Ze zorgen voor surrealistische situaties. Twitter je een linkje naar een leuke column, komen ze uit het niets ineens met: ‘Hou je bek vuile kuthoer’. Zeg je iets sympathieks over vrouwenemancipatie, wenst iemand je volkomen ongerelateerd toe dat je naar een oorlogsfront gestuurd wordt, alleen en zonder wapens. En ja, dat is een doodswens aan mijn adres, bevestigt dit fuifnummer desgevraagd.

Twee jaar geleden raadden de meeste mensen me aan om niet te reageren op het GeenStijl-bericht en bijbehorende ellende. Als je geschoren wordt, moet je stilzitten. En als je er wel wat van zegt, dan moeten zij daar weer wat mee en begint het hele circus weer van voren af aan.

Ik heb daarover nagedacht. Maar toegeven aan de angst om door GeenStijl en de trollen (zeg maar: de voetbalhooligans van het internet) in hun slipstream door de mangel gehaald te worden zou betekenen dat ik voortaan met angst in mijn hart mijn columns zou moeten schrijven. Dan zou ik me scharen bij alle beleidsmakers, journalisten, opiniemakers en activisten die me de afgelopen twee jaar op borrels en conferenties vertelden dat ze in alle ernst doodsbang zijn voor de potentiële toorn van GeenStijl en daarom sommige dingen maar gewoon helemaal niet zeggen.

Daar was ik niet toe bereid, en dus schreef ik de week na de Stapel-storm, met knikkende knieën en zweethanden, een column over hoe GeenStijl haat op internet aanwakkert. En hoe vrouwen met een mening altijd recht lijken te hebben op wat extra venijn. Want als vrouw ben je niet alleen dom en/of gek, maar komt er een extra dimensie bij die volledig draait om seks. De filosofie van de reaguurders is als volgt: vrouwen die niet ‘neuqbaar’ zijn moeten hun bek houden, want die zijn te lelijk om recht te hebben op een opinie. En vrouwen die wel aantrekkelijk zijn, hoeven niets te vinden, maar alleen mooi te wezen en geneukt te worden. Deze houding wordt meestal afgetopt met een verkrachtingsdreigement.

Voor internethooligans maakt het niet uit wát een vrouw zegt of wat haar politieke kleur is, blijkt uit een artikel uit The Observer waarin een aantal prominente Britse opinievrouwen vertelden over wat hen allemaal aan haat en intimidatie overkomt op het internet. Van een linksige columnist tot een katholieke blogger die zichzelf omschrijft als ‘tamelijk orthodox’: ze vertelden allemaal hetzelfde verhaal. Vooral de verkrachtingsbedreigingen hakken er diep in. Schrijver Susie Orbach zegt het zo: ‘Het dreigen met seksueel geweld is op zichzelf een vorm van geweld.’ Zo kijken de trollen er zelf echter niet tegenaan, blijkt uit een opmerking van New Statesman-redacteur Helen Lewis-Hasteley. ‘Iemand vroeg me of ik me niet realiseerde dat ik niet echt verkracht zou worden.’

 

Ontremming

Er komt een nieuwe gedachte bij me op. Wat nou als dat reaguren een soort spel is, waarbij beide kanten volgens andere spelregels spelen? Als het voor de trollen écht niet persoonlijk is, maar dat het gewoon in sommige kringen een soort van verknipt-normaal is geworden om je mening kracht bij te zetten met haat en intimidatie, voor de lol, en met een halve hoop om iemand als bonus de mond te snoeren? Terwijl degenen die aan de ontvangende kant van de haat en intimidatie staan zich wel echt onveilig en persoonlijk bedreigd voelen en daardoor niet altijd meer durven zeggen wat ze willen zeggen?

Ergens is dat trouwens ook wel een geruststellend idee: als trollen roepen dat ik dood moet gaan of verkracht moet worden, menen ze het het blijkbaar niet serieus. Maar die constatering roept wel onmiddellijk weer een andere vraag op: als er achter de hatelijkheden geen echte haat zit, hoe komt iemand er in vredesnaam bij dan toch zo te dreigen en intimideren? Het is niets persoonlijks, meid, maar ik ga toch gezellig even je neukbaarheid onder de loep nemen en als toetje een paar leuke verkrachtingsscenario’s schetsen?

New Statesman-columnist Laurie Penny wijt het in the Observer aan de geneugten van het per computer communiceren: ‘Het internet maakt het gemakkelijker voor jongens in eenzame slaapkamers om pestkoppen te worden.’ En daarin heeft ze waarschijnlijk gelijk. Volgens John Suler, hoogleraar psychologie aan Rider University, gedragen mensen zich op het web zeer anders dan in het echte leven. Hij schreef al in 2004 een zeer invloedrijke wetenschappelijke paper over de vraag: waarom?

Sowieso zijn mensen online meer ontremd dan wanneer ze gewoon met iemand staan te kletsen, stelt Suler vast. Dat hoeft niet per se lelijk af te lopen: er zijn ook mensen die zich meer blootgeven online, eerder iemand te hulp schieten of sneller intiem praten met iemand waar ze veel mee gemeen hebben. Maar Suler gaat ook in op wat hij ‘toxic inhibition’ (giftige ontremming) noemt. In zijn publicatie omschrijft hij het poëtisch als ‘een blinde catharsis, een herhaaldelijke vruchteloze dwang tot onverkwikkelijk gedrag.’

Eén van de eerste oorzaken van deze ontremming, zo schrijft Suler, is de anonimiteit die het internet biedt. Het maakt niet uit hoezeer je je online misdraagt, zolang je je identiteit niet bekendmaakt kun je de volgende dag gewoon naar je werk – niemand die je raar aankijkt. Maar dit gebrek aan consequenties is niet de enige reden waarom anonimiteit ontremt. Het heeft ook een psychologisch effect: mensen zijn geneigd om hun daden op het internet los te koppelen van hun ‘echte’ identiteit. Die onthechting gebruiken ze om zich op te delen in een online-zelf en een offline-zelf. Het gevolg is dat ze, zodra de computer uitstaat, geen echte verantwoordelijkheid voelen voor wat ze getrold en gereaguurd hebben. Zoals iemand die tijdens een potje squashen op het agressieve af bloedfanatiek op de baan staat, en daarna weer overgaat tot zijn eigen zachtmoedige orde van de dag.

Die onthechting wordt een handje geholpen door het feit dat een reaguurders de mensen die ze te pakken nemen niet kunnen zien. Wanneer je offline een gesprek hebt, krijg je voortdurend informatie over wat jouw gedrag met iemand doet. Wanneer je iemand dood wenst of ze uitscheldt, zie je die persoon schrikken en verdrietig of boos worden. Mensen zijn erop gebouwd zich deze emotionele reacties aan te trekken, zeggen wetenschappers, want homo sapiens is een sociale diersoort. Maar online zie en hoor je niets van dit alles. Uit een experiment uit 2012, dat voortborduurt op Sulers werk, blijkt dat vooral het gebrek aan oogcontact zorgt voor meer ‘toxic inhibition’ op internet.

Dankzij dit experiment begrijp ik ineens zangeres Anouk ook beter. Bij Pauw & Witteman vertelde ze dat ze mensen die haar vanwege de zwarte piet-discussie met de dood bedreigden haar adres gaf. ‘Kom het maar in mijn gezicht zeggen, dan hebben we het erover. Er is niemand geweest.’ Dat is misschien helemaal geen gek idee, denk ik. Ik kwam ooit GeenStijl-redacteur Annabel Nanninga tegen in de bus en dat verliep vrij goed: nadat ook zij benadrukte dat ik het allemaal niet persoonlijk moest opnemen, en ik desgevraagd bevestigde dat ik inderdaad een tuinbroek bezit, zijn we in alle vriendelijkheid uit elkaar gegaan.

Misschien zou het wel goed zijn om eens een reaguurder in de ogen te kijken. Als ultieme poging om de innerlijkheden van de trol te doorgronden. En ook gewoon, om te zien wat er gebeurt.

 

In de ogen kijken

Via via achterhaal ik het e-mailadres van een lid van mijn ‘fanclub’ die ik net iets hoger heb zitten dan de rest, omdat hij zijn verbale diarree tenminste onder zijn eigen naam deelt: Robert Engel. Hij is degene die zich afvroeg of ik mijn kinderen via kunstmatige inseminatie had gekregen. Niet erg lief, maar toch nodig ik hem uit voor een kop koffie en een interview. Tot mijn verbazing stemt hij meteen toe.

We spreken af in Den Bosch, in café De Nar. Ik heb de plek gekozen omdat de naam me toepasselijk leek, maar bij aankomst blijkt het een kaarsverlichte bruine kroeg te zijn, meer geschikt voor voetjevrijen met je minnaar dan voor een stevig interviewgesprek met iemand je de afgelopen maanden bij herhaling afzeek en vernederde.

Engel is een kleine kale man van 49, met gympies en een kabouterbaard, die me bij binnenkomst hartelijk de hand schudt en een koffie besteld. Hij weet waar hij over praat als we het over internethaat hebben. Hij blogt al meer dan vijftien jaar, en hield er al ongezouten meningen op na toen ik nog in een studentenhuis woonde. GeenStijl was een voorbeeld voor hem. Mij heeft hij nooit bedreigd, maar onlangs wenste hij een andere twitteraar een dood per messteek toe. Maar de slachtofferkant van het reaguurdersspel kent hij ook. Intiemer dan ik zelfs, want bij hem ging het zelfs zover dat zijn vriendin werd lastiggevallen op haar werk, en dat zijn ouders midden in de nacht werden gebeld met de boodschap dat hun zoon dood was. De dreiging die ervan uit gaat neemt hij serieus, ook al benadrukt hij dat hij niet bang is. ‘Ik hou m’n adres geheim’, vertelt hij. ‘Er zijn mensen die zich al vijf, zes jaar met mij bezighouden. Dan kan het best zijn dat er een keer eentje achter je staat.’

Over wat hij online zelf allemaal zegt is hij laconieker: ‘Ik weet dat ik geen lieverdje ben, maar echt mensen bedreigen, dat doe ik niet. Al was het maar omdat ik dan te pakken ben, haha. Maar nee, dan overschrijd je een grens. Dan kom je bij geweld – dat moet nooit kunnen.’ Als ik hem vraag naar zijn eigen hatelijke en dreigende opmerkingen, wuift hij het weg. ‘Een gebbetje.’

Hij moet mij vooral hebben omdat hij vindt dat mijn feministische standpunten niet meer van deze tijd zijn. ‘En daarom wil ik dat ridiculiseren. Puur voor de lol. Jij – en dit klinkt lullig maar het is niet persoonlijk – bent een gemakkelijk doelwit op zo’n moment.’

Ik vraag hem of hij die dingen ook in mijn gezicht zou zeggen, wanneer we elkaar in de ogen kunnen kijken. ‘Ja, natuurlijk. Waarom niet?’ Dat wil ik testen. Op een papiertje heb ik de tweets geschreven die hij stuurde toen bekend was geworden dat ik bij Pauw & Witteman zou gaan vertellen over de lustpil voor vrouwen. Terwijl ik in de trein naar de studio in Amsterdam zat, ging hij los. Bij het kaarslicht van de kroeg lees ik ze voor:

‘Lijkt mij overigens verstandig als je als kerel op de vlucht slaat als @ashatenbroeke met een doosje lustpillen komt aanzetten.’

‘Ik moet er echt niet aan denken, dat @ashatenbroeke mij schalks aankijkt en met half gesloten ogen haar lustpil verorbert.’

‘Trouwens, nu die @ashatenbroeke op Bob de Rooy lijkt, zou haar man zich dan verkleden als Annie?’

Ik voel me kwetsbaar terwijl ik dit voorlees, maar ik dwing mezelf hem aan te kijken en te vragen waarom hij dit doet. Engel verbreekt het oogcontact. ‘Veel mensen missen het vermogen om te relativeren. Ze zijn niet in staat om een lolletje op het internet te scheiden van echte haat. Het is allemaal zo serieus.’ Daarna: ‘Het is verder niet hatelijk bedoeld.’ Hij zwijgt even. ‘Nee, dat is te makkelijk. Natuurlijk is het hatelijk bedoeld, maar ik heb echt niet voor altijd een hekel aan je. Ik vind het moeilijk om een hekel te hebben aan mensen. Zoals een vriendin van me zei: in het echt is hij best aardig.’ Dan blijkt dat ook Engel een scheiding aanbrengt tussen zijn offline-zelf en online-zelf: ‘Maar op internet ben ik gewoon de grootste klootzak.’

In het Brabantse café is hij dat echt niet. Als ik mijn opschrijfboekje heb opgeborgen, drinken we nog een kop koffie. Hij vertelt over Willem, de poes waar hij zich over ontfermde toen ze nog een zwaargewond zwerfkatje van vier weken oud was. Hoe hij vier keer per dag drupjes in haar oogjes deed, en zes keer per dag een pilletje gaf, en haar overal mee naartoe nam in de binnenzak van zijn jas. Hoe ze niet wist hoe ze zichzelf moest wassen, waarop de dierenarts zei dat hij haar dat moest leren door met zijn kin over haar vacht te strijken. Zijn ogen glimmen als hij zegt: ‘Dus ik deed dat. En verrek, het werkte.’

Ik kan het niet helpen, maar dat ontroert me. Twee uur in een gezellig café en de man waarvan ik dacht dat hij hatende internethooligan was blijkt een sympathieke vent. En dat gevoel lijkt wederzijds. Want wanneer ik hem vraag of hij nu eens in mijn gezicht wil zeggen wat hij van me vindt, zegt hij: ‘Ik vind je een aardige meid.’
Naschrift:

Ik heb GeenStijl gevraagd of ze wilden vertellen waarom ze eigenlijk doen wat ze doen, en of ze zich verantwoordelijk voelen voor de haat en agressie die ze met hun stukjes uitlokken. Ze wilden niet reageren. Wel plaatsten ze mijn verzoek om wederhoor integraal op hun website. Dat leverde geen nieuwe informatie op, maar wel verheffende reaguursels als: ‘Daar moet een piemel in, daar moet een piemel in, daar moet een piemel in’ en ‘Alle Asha’s zijn vieze kuthoeren’.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn goede vrouwen en slechte vrouwen. De goede zijn kieskeurig, gaan niet zomaar met iedereen naar bed en verdienen respect. De slechte zetten de bloemetjes buiten, vrijen met jan en alleman en noemen we slet. Waarom die tweedeling? En wat zijn de gevolgen? Documentairemaakster Sunny Bergman zocht het uit voor haar film en boek Sletvrees.

‘I am the world’s greatest lover. I have made love to over a thousand women.’ Dat zegt Johnny Depp, wanneer hij de grote verleider Don Juan de Marco speelt in de gelijknamige film. Vervolgens verleidt hij een vrouw door haar te vertellen wat hij daarvan allemaal heeft geleerd. Ervaring leert dat op dit punt in de film bijna alle heterovrouwen wensten dat zij ook eens naar bed konden met Johnny/Don Juan.

Er zijn geen speelfilms waarin vrouwen worden bewonderd en bemind omdat ze de liefde bedreven met meer dan duizend mannen. Een vrouw die met zoveel heren het bed deelde is niet de beste minnares ter wereld. Ze is een slet.

Seksueel actieve vrouwen roepen een soort angst in mensen op, denkt Sunny Bergman. Vandaar ook dat haar boek en film de titel ‘Sletvrees’ kregen. ‘Een vrouw die net zoveel lust heeft als een man, die zich gedraagt als een man, dat vinden we negatief. Dat hoort niet, want dat past niet bij het idee dat vrouwen kieskeuriger zijn in het kiezen van een sekspartner dan mannen’, zegt Bergman.

Dat idee van de kieskeurige vrouw komt uit de evolutiepsychologie. De theorie stelt dat mannen zijn gebouwd om te willen vrijen met zoveel mogelijk vrouwen. Zo verwekken ze lekker veel kinderen. En hoe meer DNA je doorgeeft aan de volgende generatie, hoe meer evolutionair succes je hebt. Maar voor vrouwen ligt dat anders. Zij kijken juist wel link uit met wie ze de grot induiken, want zij lopen het risico na een vrijpartij te zitten met nogal arbeidsintensieve klusjes als zwanger zijn, baren en borstvoeding geven. Al die moeite wil je niet doen met het DNA van zomaar de eerste de beste lul de behanger. Dus zijn vrouwen op seksgebied juist kieskeurig en preuts.

Hoewel maar weinig mensen precies van de evolutiepsychologische hoed en rand weten, is deze theorie eigenlijk bij iedereen bekend. Onder andere dankzij Mannen van Mars, vrouwen van Venus-goeroe John Gray, die zijn boeken er (uitermate losjes) op baseert. In Bergmans film zegt hij dan ook dat het voor mannen wel maar voor vrouwen niet natuurlijk is om elke dag seks te willen hebben. Eén van de vrienden van Bergmans twintig jaar jongere zusje verwijst in Sletvrees bijna achteloos naar dit gedachtegoed, terwijl ze zich met zijn allen klaarmaken om uit te gaan: dat mannen natuurlijk ook een soort oerseksdrift hebben die bij vrouwen ontbreekt.

=

In de loop van de jaren is er nogal wat kritiek geweest op deze evolutiepsychologische theorie. Onderzoekers vragen zich bijvoorbeeld af hoe het dan toch kan dat tegenwoordig die preutse vrouwen bijna even vaak vreemd gaan als mannen. Of waarom mannen zo tot over hun oren verliefd worden op een enkele vrouw, dat ze helemaal geen zin meer hebben om hun zaad ook te verspreiden onder andere dames.

Bergman wil er dan ook wel vanaf. Want niet alleen is de theorie wetenschappelijk twijfelachtig, hij doet vrouwen ook geen goed. ‘Het denken in zulke verschillen kan een soort gevangenschap opleveren. Dat vrouwen bang zijn om seksueel vrij te zijn, en zich daar schuldig over voelen omdat ze denken dat het niet hoort’, vreest ze.

Dat gevoel kent ze van dichtbij. Ze vertelt hoe ze op reis in Kenia een jongen oppikte in een bar. ‘Ik schoof hem een briefje toe met mijn hotelkamernummer. Best brutaal eigenlijk. En daar ging ik met hem naar bed, en toen brak het condoom. Dit was in een gebied waar heel veel aids was. En toen dacht ik: dat is mijn straf, omdat ik zo’n sloerie ben.

=

Maar zo hoeft het niet te zijn, vertelt Bergman. Ze vertelt hoe het eraan toegaat in Ugunda, een cultuur zonder evolutiemythes over preutse vrouwen en sletvrees. Daar gebruiken mannen een techniek, kachabali (zie kader), die ervoor moet zorgen dat vrouwen altijd spuitend klaarkomen. ‘De vrouwen zijn ook heel trots, dat ze zo goed kunnen klaarkomen. Dat is nogal een contrast met wat nog steeds in Nederland gedacht wordt: dat de meisjes grensbewakers zijn, die de seksboel moeten afremmen omdat jongens altijd willen.’

Het idee dat vrouwen de rem zijn op het enorme libido van de man werkt vrouwen in bed soms flink tegen, denkt seksuoloog en psycholoog Ellen Laan. Sowieso wil zij het begrip libido het liefst in de prullenbak gooien. Volgens haar wordt iemands zin in seks vooral bepaald door goede of slechte ervaringen in het verleden. Wie altijd reuzefijne seks heeft, met daverende orgasmes, zal meer in zijn voor een lekker potje vrijen dan iemand die een tijdlang tegen heug en meug heeft gewipt.

Voor mannen is seks-zonder-zin veel moeilijker dan voor vrouwen. Als zij immers niet opgewonden zijn, krijgen ze geen erectie en gaat het feest niet door. Een vrouw kan daarentegen prima geilloos vrijen. ‘Ach, hij wil het zo graag en ik houd van hem, ik doe gewoon even alsof ik dit lekker vind, dan kan ik des te sneller weer verder met mijn boek.’ Dikke kans dat ze de volgende keer minder warm loopt voor een vrijpartij, terwijl hij de fijne ervaring snel weer wil herhalen. En ja, dan lijkt het algauw of mannen ‘van nature’ meer goede zin hebben dan vrouwen.

=

Het idee van de man als seksbeluste hengst en de vrouw als relatiegerichte rem wordt al jong aangeleerd. Bergman praat in haar film en boek met de Australische neuropsycholoog Cordelia Fine over de stereotiepe boodschap dat speelgoed tegenwoordig aan kinderen meegeeft. Voor meisjes gaat speelgoed vooral over relaties – poppenmoeder zijn, met vriendinnen dingen doen, prinsessen die passief wachten op de prins op het witte paars – en uiterlijke schoonheid. Voor jongens is het stoerder en avontuurlijker, met ridders en piraten.

Fine stelt dat deze verschillen maar weinig te maken hebben met verschillen in het brein van jongens en meisjes. In haar goed onderbouwde boek Waarom we allemaal van Mars komen laat ze overtuigend zien dat de hersenen van beide seksen ongeveer hetzelfde doen en kunnen. ‘Het mannenbrein lijkt op niets in de wereld zo erg als op een vrouwenbrein. Neurowetenschappers kunnen ze op individueel niveau niet eens uit elkaar houden.’ De suggestie dat vrouwenbreinen heel anders zouden zijn dan de mannenbreinen noemt ze ‘neuroseksisme’. Bergman: ‘Maar de bijbehorende stereotypen in de speelgoedwinkel vertalen zich wel direct naar de slaapkamer: mannen veroveren, en vrouwen zijn passief en willen vooral liefde.’

=

Dat idee, dat het zo hoort dat jongens altijd seks willen veroveren, en dat vrouwen liefdezoekende grensbewakers zijn leidt tot allerlei narigheid. Bijvoorbeeld: als je als vrouw niet aan dit stereotype voldoet, bent je dus een slet.

En dat, zo legt Sunny Bergmans zusje uit, is slecht nieuws. Zo’n reputatie wil je niet, want je wilt ook ooit nog trouwen en kinderen krijgen. En mannen trouwen niet met hoeren. Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat vrouwen met een flinke seksuele eetlust niet alleen sletteriger worden gevonden, maar ook minder intelligent, minder competent en zelfs geestelijk minder gezond.

Bovendien kunnen vrouwen zich nogal wat woede op de hals halen als ze, in de ogen van anderen, hun kuise grensbewakersrol niet met voldoende verve uitoefenen. Afgelopen augustus werd een tienermeisje op twitter en facebook door tienduizenden mensen uitgescholden voor vieze slet, omdat er een foto rondging waarop te zien was hoe ze tijdens een Eminem-concert een jongen pijpte. De jongen, overigens, werd door niemand uitgemaakt voor wat dan ook. Hij kreeg hier en daar zelfs een compliment omdat hij het zo goed voor elkaar had.

‘Het is meteen: met dat meisje is iets mis’, zegt Sunny Bergman. ‘De dunne grens tussen een goed meisje en een slecht meisje is altijd aanwezig, als een onverbiddelijke markering.’ En om het nog ingewikkelder te maken: teveel seksualiteit zorgt ervoor dat je aan de verkeerde kant van die grens belandt, maar te weinig ook. ‘We leven in een cultuur waarin sexy zijn heel erg gestimuleerd wordt. Rolmodellen presenteren zich zo, en het is ook een manier om succesvol te zijn. Je erotisch kapitaal gebruiken, noemen ze dat dan.

=

In haar boek en film laat Bergman zien dit sexy ideaal veel meer invloed heeft op vrouwen dan je zou denken. Zo interviewt ze de invloedrijke Amerikaanse seksuologe Marta Meana, die op basis van haar onderzoek concludeert dat zelfs de manier waarop vrouwen geil worden erdoor verandert. Volgens Meana raken vooral vrouwen opgewonden van sexy zijn, van begeerd worden, van het idee dat ze bij een man oproepen. Dat zie je ook terug in ons taalgebruik. Een geile man is een man die zin heeft in seks. Maar heb je het over een geile vrouw, dan betekent ‘geil’ ineens iets anders: zij is iemand waar mannen hitsig van worden.

Dat vrouwen hun eigen seksuele verlangen door de ogen van een man bekijken, is volgens Sunny wel te begrijpen. ‘Het mannelijk perspectief is in onze samenleving toch dominant’, zegt ze. ‘En vrouwen maken zich dat perspectief eigen. Ze leren om van buitenaf naar zichzelf te kijken, alsof ze een soort object zijn dat beoordeeld moet worden.’

Ze geeft een treffend voorbeeld. ‘Ik was op vakantie in Griekenland aan het klimmen op de rotsen. Mijn zoon was een liedje aan het zingen, ik rook verse kruiden, ik was helemaal in het moment. En toen, als een soort flits, zag ik mezelf door de ogen van een ander. Ineens dacht ik: ik heb m’n bikinilijn niet gedaan, er piept misschien wel iets langs m’n broekje, m’n benen zijn niet geschoren, ik heb rare sandalen aan. Ik zie er niet uit.’

Dat roept de vraag op: hoe veranderen we dat? Hoe worden we meer dan een sexy object voor anderen? Seksueel bevrijd maar geen ‘slechte vrouw’? Een pasklaar antwoord heeft Bergman niet. ‘Ik kan vooral mensen aan het denken zetten.’ Maar misschien ligt het antwoord hem in het verschuiven van het perspectief. Van sexy voor anderen, naar wat je zelf voelt. Van denken dat lust vooral voor mannen is, naar kijken waar je zelf opgewonden van wordt. En misschien af en toe een lekker potje kachabali.

=====

Kader: Kachabali

Kachabali is een Ugandese techniek die bedoeld is om vrouwen spuitend klaar te laten komen. De truc is dat de man ervoor moet zorgen dat zijn lief ontzettend opgewonden raakt. Wanneer de vrouw enigszins nat wordt, laat hij zijn vochtige penis ritmisch langs haar binnenste schaamlippen en clitoris glijden, op en neer, zigzaggend of in cirkelbewegingen, net zo lang tot ze bijna gek is van opwinding. Daarna komt ze klaar – fontein incluis. ‘Het voelt als totale explosies in haar lichaam’, vertelt een beoefenaar in Sletvrees.

 

Kader: vulkaanvrouwen

Het idee dat vrouwen kuis zijn en mannen niet is tamelijk nieuw, schrijft wetenschapsjournalist Daniel Bergner in zijn boek What do women want? Gedurende het grootste deel van de geschiedenis werden juist de vrouwen gezien als vurige vulkanen, die elk moment in wellust konden uitbarsten. Mannen, aan de andere kant, waren veel te verstandig en rationeel om zich zomaar over te geven aan allerlei geiligheid. Dat betekende overigens niet dat je als vrouw je vulkaan mocht delen met heren anders dan je wettige echtgenoot. Dat was ook toen fout. Maar wel fout om een tegenovergestelde reden: niet omdat een sletterige vrouw ingaat tegen haar preutse natuur, maar juist omdat ze haar opgewonden natuur niet had weten te onderdrukken.

 

Over het boek Sletvrees:

Het boek Sletvrees verscheen 29 oktober bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Het boek gaat trouwens niet alleen over sletten, maar ook over de vorige films die Sunny Bergman maakte: Beperkt houdbaar en Sunny side of sex. 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een man die seks heeft met veel vrouwen is een stoere vent, maar een vrouw met dezelfde seksuele eetlust is een slet. Waarom? Een kijkje onder de motorkap van de wetenschappelijke theorie achter deze dubbele moraal.

De bonobovrouwtjes in de Apenheul hebben er zin in. Vandaag krijgen ze walnoten van hun verzorgster; het aapequivalent van aardbeien met versgeklopte slagroom. De aanwezigheid van zulk lekker eten zorgt voor conflicten binnen de groep, bijvoorbeeld wanneer de één meer heeft dan de ander. En omdat het bonobo’s zijn, lossen ze dat conflict op door te seksen. Met groot fanatisme wrijven twee dames hun geslachtsdelen tegen elkaar aan, om nog geen twee minuten later hevig opgewonden op een andere apin te klimmen. De bezoekers kijken het schouwspel met mild ongemak aan. Dan maakt iemand de voor de hand liggende opmerking: ‘Wat een sletten, hè?’

Zo diep zit de dubbele moraal voor vrouwen en mannen, dat hij blijkbaar zelfs voor apen geldt. Een man met een groot libido en veel bedpartners, dat is normaal. Een gezonde vent. Maar een vrouw – zelfs een apin – die een vergelijkbaar seksueel enthousiasme tentoonspreidt, is een slet. Waarom eigenlijk? Waar komt die dubbele standaard vandaan?

Voor een heel belangrijk deel danken we die aan evolutiebioloog Robert Trivers. Hij was nog maar net gepromoveerd aan Harvard University toen hij in 1972 een artikel schreef dat enorme invloed zou hebben op ons denken over seks (m/v). In dat artikel zette hij de parental investment theorie uiteen. Deze theorie stelt dat er een fundamenteel verschil is tussen de meeste mannetjes- en vrouwtjesdieren (mensen incluis). Namelijk: als ze samen kindjes maken is háár minimale investering veel groter dan de zijne. Waar een man om zijn genen door te geven aan de volgende generatie niet veel meer hoeft te leveren dan een kwakje, zit een vrouw sowieso vast aan een energieverslindende zwangerschap, een riskante bevalling en het geven van borstvoeding.

Die ongelijkheid, zo stelt Trivers, vormt het gedrag van mannen en vrouwen tot op de dag van vandaag. Want omdat een potje vrijen voor een vrouw mogelijk tot een fikse investering leidt, zal zij niet de grot induiken met zomaar elke lul de behanger. Ze houdt haar knieën bij elkaar, totdat ze zich ervan heeft verzekerd dat een vent genetisch pluis is en haar niet na één wip zal verlaten maar zal helpen en beschermen. Alzo zijn vrouwen van nature kieskeurig en preuts.

Mannen zijn volgens Trivers juist het tegenovergestelde. Zij hebben er vooral belang bij om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen. Zelfs als ze zich aan een enkele dame binden voor het door haar gewenste huisje-boompje-beestje-bestaan, zullen ze daarnaast zoveel mogelijk vreemdgaan. Want een setje zaadcellen is goedkoop gemaakt, en als er van een overspelig vluggertje toevallig een kind komt is dat evolutionair gezien pure winst. En daarom zijn mannen van nature weinig selectieve geilhazen, grotendeels gericht op een strategie van verwekken en wegwezen.

 

Wetenschappelijke superhit

Het was ontegenzeggelijk een sterk staaltje denkwerk van Trivers. Zijn theorie verklaarde een aantal observaties die Charles Darwin al had gedaan: dat in het dierenrijk vrouwtjes vaak kuis en zedig zijn, en de seksboot afhouden terwijl de mannetjes zich met grote geestdrift uitsloven en andere mannetjes in elkaar slaan om maar in de smaak te vallen. Het verklaarde ook een invloedrijke observatie van een paar jaar eerder. In 1948 had geneticus Angus John Bateman ontdekt dat bij de fruitvliegjes in zijn lab de mannetjes het meeste voortplantingssucces hadden als ze heel veel seks hadden – veelal ten koste van andere mannetjes, die niet aan de bak kwamen –, terwijl het aantal genoten vrijpartijen voor de damesvliegen nakomelingstechnisch weinig uitmaakte.

Bovendien paste Trivers idee goed in de tijdsgeest. In de jaren zestig en begin jaren zeventig draaide het onderzoek naar de menselijke evolutie voor het leeuwendeel om de man. Hij was de noeste jager, altijd op zoek naar mogelijkheden om zijn speer in een stuk mals wild te steken (of zijn andere speer in een lekker wijf). Prehistorische vrouwen kwamen in het wetenschappelijk debat nagenoeg niet voor, behalve in hun rol als moeders, al dan niet in spé. Dat Trivers een hoofdrol inruimde voor de oervrouwelijke keuze was eigenlijk al best geëmancipeerd. Een nog ruimdenkender zienswijze, waarin vrouwen seksuele wezens waren met allerlei eigen lusten en verlangens, was toen in de evolutiebiologie vrijwel ongehoord. Een taboe dat op zijn beurt ook weer goed paste in de joods-christelijke traditie, waar men toch al nooit zo’n fan was geweest van seksbeluste vrouwen. Dat Trivers theorie slettengedrag tot iets tegennatuurlijks maakte sloot uitstekend aan bij de gedachte dat de hoer uithangen immoreel was.

Het is dan ook niet zo vreemd dat de parental investment theorie in de jaren na Trivers publicatie een echte wetenschappelijke superhit werd. Dat kwam niet in de laatste plaats door het werk van evolutiepsycholoog David Buss, die zich uitgebreid door Trivers liet inspireren. Zo voerde hij in 1989 een invloedrijke studie uit onder meer dan tienduizend proefpersonen in 33 landen, waarvan de conclusies naadloos bij Trivers theorie passen. Vrouwen blijken graag een man te willen die later goed voor haar en het nageslacht kan zorgen: een ambitieuze, hardwerkende vent met een goed inkomen. En de mannen wilden, volgens verwachting, vooral dat hun sperma in een gespreid bedje terecht kwam, dus zij zochten jonge, vruchtbare vrouwen. In 1993 bevestigde Buss bovendien het idee dat mannen graag veel korte-termijnseks willen met veel verschillende dames, en vrouwen juist liever niet. Desgevraagd gaven de heren aan de komende twee jaar gemiddeld graag met wel acht vrouwen het bed in te willen duiken. Dames gaven een lager ideaal aantal sekspartners op: één.

Het was in deze periode in de jaren negentig dat Trivers populariteit zijn hoogtepunt bereikte. De planken in de boekwinkels stonden vol met werk dat – meestal nogal losjes, maar toch – op Trivers theorie en het onderzoek van Buss en consorten was gebaseerd. In Nederland ging bijvoorbeeld Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen van Barbara en Allan Pease als warm broodje over de toonbank. En je had John Gray’s Mannen van Mars, vrouwen van Venus, het boek dat in zijn eentje goed was voor meer dan vijftig miljoen verkochte exemplaren en 121 weken in de Amerikaanse beststellerlijsten. Gray is daarmee één van de meeste effectieve verspreiders van het idee dat mannen en vrouwen van nature iets heel anders willen in het leven. En in bed: in Sletvrees, de nieuwste documentaire van Sunny Bergman, vertelt hij dat het onnatuurlijk is voor een vrouw om elke dag seks te willen. Voor mannen geldt dat uiteraard niet. Integendeel.

 

Zagen aan Trivers stoelpoten

Maar naarmate de 21ste eeuw dichterbij kwam, begonnen links en rechts kritische wetenschappers aan de stoelpoten van Trivers theorie te zagen. Eerst op basis van gezond verstand, zoals: maar als vrouwen van nature zo preuts zijn, hoe kan het dan dat er in zoveel tijden en culturen zoveel energie (boerka’s, kuishuidsgordels, et cetera) is gestoken in het intomen van de vrouwelijke seksualiteit?

Vervolgens deden gedragsbiologen hun mond open. Onderzoekers als Sarah Blaffer Hrdy, die met regelmaat in de bosjes lagen om apen in het wild te bestuderen, toonden aan dat apinnen allesbehalve preuts zijn. En niet alleen de bonobo’s, maar ook de chimpansees, bavianen en vele andere soorten waren niet bepaald zedig. Dat dachten we vroeger, zei Hrdy, omdat wij biologen ons zo richtten op de seksuele escapades van de alfamannetjes. Maar als je beter naar de vrouwtjes kijkt, blijkt dat die er achter de rug van die alfamannetjes wel pap van lusten met lagergeplaatste apen of zelfs apen van een andere groep. Ze zijn hitsig als de pest, die dames.

En ook voor mensenmannen bleek de parental investment theorie slecht te passen. In veruit de meeste culturen in de wereld zorgen vaders intensief voor hun kinderen, bleek uit antropologisch onderzoek. Waarschijnlijk omdat onze kinderen zo hulpeloos ter wereld komen. Waar een aapje een paar uur na de geboorte zelf kan zitten, kan een mensenbaby de eerste drie maanden zijn hoofd niet eens zelf overeind houden. Het is niet moeilijk voor te stellen hoe zo’n zwak wezentje baat heeft bij een betrokken vader (en niet eentje die om de haverklap ligt te rollebollen met de buurvrouw). En dat zou dan weer betekenen dat mannen en vrouwen in de oertijd qua ouderschap een veel gelijkwaardiger rol hadden dan Trivers voor ze had bedacht.

Ook sociaal psychologen begonnen aan Trivers theorie te twijfelen. Een elegant experiment zette vraagtekens bij het idee dat vrouwen kieskeurig zijn en mannen niet. Eli Finkel en Paul Eastwick van Northwestern University organiseerden voor 350 proefpersonen een speeddatesessie. Normaal gesproken is het zo dat de vrouw dan blijft zitten terwijl de mannen van tafeltje wisselen. De heren benaderen dus de dames. Maar, dachten Finkel en Eastwick, wat nou als we de rollen eens omdraaien en de vrouwen heel ontraditioneel naar de man toe laten komen? En jawel: door deze simpele ingreep verdween het sekseverschil in kieskeurigheid.

Er waren meer van zulke experimenten. Niets om Trivers theorie in één klap mee weg te vagen: daarvoor waren ze niet groots genoeg opgezet of perfect genoeg uitgevoerd. Maar het waren interessante speldenprikjes. Want wat zegt het als gedragspatronen die naar al vele miljoenen jaren oud behoren te zijn zo eenvoudig verstoord kunnen worden?

 

 Uitgespeeld

Bovendien staan de biologen en psychologen niet alleen in hun stoelpootzagerij. Amerikaanse genetici probeerden het fruitvliegexperiment van Bateman te herhalen, en meldden in 2012 dat dit niet was gelukt. Waarschijnlijk had Bateman een paar rekenfouten gemaakt. Statistici analyseerden in 2010 de data van bijna anderhalf miljoen mensen uit 87 landen, en stelden vast dat mannen en vrouwen ongeveer evenveel zin in seks hebben en even vaak vreemdgaan.

Ook de conclusies van de zo door Trivers geïnspireerde evolutiepsycholoog David Buss kwamen op losse schroeven te staan. Neem zijn idee dat mannen wereldwijd van nature graag een jonge vrouw willen (voor hun zaadjes) terwijl vrouwen idealiter een rijke man blieven (voor hun bescherming). Vorig jaar ontdekten onderzoekers dat dit ‘oeroude’ verschil in partnervoorkeur kleiner en kleiner wordt naarmate de emancipatie in een land voortschrijdt. Een andere studie toonde aan dat de doorsnee man helemaal geen acht sekspartners in twee jaar wil. Het gemiddelde dat Buss had berekend was uit het lood geraakt door een handjevol superhengsten die het met ontzettend veel vrouwen wilden doen. Veruit de meeste mannen wilden hetzelfde als de vrouwen: vrijen met één persoon.

Meer dan veertig jaar na dato begint Trivers theorie langzaam uitgespeeld te raken. Niet helemaal natuurlijk, want het heeft vast enige invloed, dat vrouwen zwanger kunnen worden en mannen niet. Maar niet zoveel dat we daar wetenschappelijk verantwoord een hele dubbele moraal van hij-stoer-maar-zij-slet aan vast kunnen knopen. Want wat onderzoek vooral laat zien is dit: dat mannen ook gewoon vooral liefde zoeken, en vrouwen best wel heel erg van seks houden. En daar is niets tegennatuurlijks aan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De Britse komiek Stephen Fry vergeleek de situatie in Rusland met die in Duitsland, 1936. Mensen die de straat op durven gaan om te demonstreren voor homorechten worden door toegesnelde mannen in elkaar geslagen. De politie kijkt toe, maar pakt de geweldplegers niet op. Sterker nog: ooggetuigen melden dat de geweldplegers ongehinderd politiebusjes in- en uitklimmen. Ondertussen verschijnen op internet filmpjes van neonazi’s die homojongens verkrachten en martelen. Ze zijn volkomen herkenbaar in beeld, want ze maken zich volstrekt geen zorgen over vervolging. Het geeft de indruk van een gezellig onderonsje tussen potenrammers en de sterke arm der wet.

Dit is wat mensenrechtenactivisten ‘de Russische oorlog tegen homo’s’ noemen. Een oorlog die een dieptepunt bereikte toen Poetin op 30 juni zijn handtekening zette onder een kersverse anti-homowet. Technisch gezien rept de wet met geen woord over seksuele oriëntatie. Wel zegt het dat het verboden is om minderjarigen informatie te geven die ervoor kan zorgen dat zij interesse in non-traditionele relaties krijgen, of positief over gaan denken over zulks. Wat met ‘non-traditionele relaties’ wordt bedoeld, is niet lastig te raden. Dat de wet gebruikt zal worden om homo’s en lesbiennes het leven zuur te maken evenmin.

Waarom doet Poetin dit? Hoe kan het dat in het jubeljaar van het homohuwelijk – het werd in 2013 legaal in Frankrijk, Nieuw-Zeeland, Brazilië en Uruguay, en in de Verenigde Staten kan het na een uitspraak van het hooggerechtshof op nationale erkenning rekenen – de Russen op oriëntatiegebied achteruit emanciperen?

=

Volgens Miriam Elder, voormalig correspondent in Moskou voor de Britse krant The Guardian, is het antwoord: omdat het Poetin goed uitkomt. In een artikel op de Amerikaanse website Buzzfeed schrijft ze: ‘Poetin regeerde in de eerste twee termijnen van zijn presidentschap, van 2000 tot 2008, zonder ideologie.’ Dat was een bewuste beslissing, vertelde één van zijn campagneleiders haar, want de mensen waren doctrines beu. Dus verlegden Poetin en zijn medewerkers de focus van de politiek naar de man. ‘Poetin en zijn ontblote bovenlijf. Poetin die van dieren houdt. Poetin die met zijn blote handen kleuterscholen en ziekenhuizen bouwt. Poetin Poetin Poetin.’

Maar wat ze volgens Elder niet hadden voorzien, was dat Poetin het volk na een tijdje danig de keel uit zou gaan hangen. ‘Dat gebeurde vorig jaar, toen Poetin aankondigde dat hij na vier jaar premierschap weer wilde terugkomen als president.’ Tienduizenden Russen gingen de straat op om te demonstreren. De Russische regering reageerde met het arresteren van leiders van de protesten, en het verbieden van verdere oproer. Maar hij begon, zo analyseert Elder, ook een campagne om de banden met de traditionele Russen buiten de grote steden weer aan te halen. En hoe kan dat beter dan via een gemeenschappelijke vijand? Elder: ‘Door homo’s te demoniseren zegt Poetin: ik zal jou en je traditionele familie beschermen. Jullie zijn het echte Rusland.’

Hans Oversloot, politicoloog en Rusland-deskundige aan de Universiteit Leiden, twijfelt. ‘Niet alles wat in Rusland gebeurt gaat over Poetin. Deze wet was niet zijn initiatief, maar dat van een links-nationalistisch Doema-lid, Yelena Mizulina. En zij vertegenwoordigt daarmee de mening van de overgrote meerderheid van de Russen, niet alleen de aanhangers van de president.’

‘Homoseksualiteit is in Rusland helemaal niet geaccepteerd. Het wordt gezien als een soort ontaarding, als westerse decadentie’, zegt Oversloot. ‘De Russen met wie ik veel contact heb zijn bepaald geen Poetin-vrienden. Maar als we het bijvoorbeeld over het homohuwelijk hebben, reageren ze vrijwel allemaal afwijzend. Waarom dan niet ook het incestverbod opheffen, of het huwelijk tussen broer en zus toestaan? Er wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen pedofilie en homoseksualiteit.’ Dat verklaart ook de overweldigende meerderheid waarmee de anti-homowet in de Doema werd aangenomen: 436 van de 450 parlementsleden stemden voor. Niemand stemde tegen.

=

Die geestdriftige instemming komt ook doordat de wet wordt gepresenteerd als oplossing van een uitermate nijpend nationaal probleem, vertelt Oversloot. Namelijk: ‘Er worden te weinig Russische kinderen geboren. De bevolking krimpt heel erg hard. In 1992 had Rusland nog 150 miljoen inwoners, nu minder dan 142 miljoen. Het is de snelste bevolkingskrimp in vredestijd ooit. En dat ondanks de instroom van grote groepen migranten uit voormalige Sovjet-staten als Kazachstan of Kirgizië.’

Deze krimp geeft geen pas in het trotse Rusland, grootste land ter wereld, en tot voor kort een gevreesd imperium om u tegen te zeggen. De staat neemt dan ook tal van maatregelen om het inwonertal op te krikken. Sommige van die maatregelen hebben iets vrolijks. Zo krijgen stelletjes in de regio Ulyanovsk elk jaar op 12 september een dag vrij, zodat ze samen aan het dalende geboortecijfer kunnen ‘werken’. Wie inderdaad precies negen maanden later, op Ruslands nationale feestdag 12 juni, een kind krijgt, maakt kans op een nieuwe auto of koelkast.

Bovendien staat er een behoorlijke premie op het krijgen van een derde kind, zegt Oversloot, die ook heeft gehoord dat het parlement van plan is middels een nieuwe wet echtscheiding te gaan beboeten. Gescheiden mensen maken immers maar zelden baby’s. Mensen in een ‘non-traditionele relatie’ evenmin. Mannen en vrouwen in een heterohuwelijk, zo is de gedachte, zijn aanzienlijk beter voor de geboortecijfers. De anti-homowet moet daaraan bijdragen.

=

Deze denkstap komt op de gemiddelde Nederlander wellicht wat vreemd over. In ons land denken de meeste mensen immers niet dat we homoseksualiteit kunnen voorkomen door een informatie over seksuele diversiteit uit de bannen. We denken ook niet collectief dat heterojongeren homo gemaakt kunnen worden met regenboogpropaganda – toch belangrijke uitgangspunten van de Russische wet.

Hoe kan het dat Russen zulke andere aannames doen over homoseksualiteit dan mensen in het westen. Dat heeft historische redenen, denkt socioloog Lauri Esseg van Middlebury College. In artikelen en in haar boek Queer in Russia vertelt ze hierover. In de loop van de achttiende eeuw ontstonden in Europa twee ideeën over homoseksualiteit. Het eerste was dat het een natuurlijke, aangeboren toestand is, waarbij op de een of andere manier een vrouwelijke ‘seksuele ziel’ in een man terecht was gekomen. De andere, minder sympathieke lezing was dat homoseksualiteit een psychiatrische ziekte is, waarvan men moet proberen te genezen.

Deze verklaringen hebben iets belangrijks gemeen: beide gaan ze ervan uit dat iets is iemand simpelweg overkomt. Er is geen sprake van vrije keuze, en geen schuld. En dat is een radicaal verschil met de manier waarop de Russen ertegenaan kijken, schrijft Esseg. Die hebben namelijk altijd over homoseksualiteit gedacht als een misdrijf, een overtreding waarvoor je al dan niet kon kiezen. In de tijd van de tsaren, en opnieuw in de Sovjetunie onder Stalin en zijn opvolgers, was een homoman een crimineel, net als een bankovervaller of een vandalist.

Om dat te onderstrepen werd in 1933 in de hele Sovjetunie artikel 121 van kracht. De eerste paragraaf van deze wet verbood seks tussen twee mannen, op straffe van vijf jaar in een werkkamp. De tweede paragraaf verbood homoseks met minderjarigen; in de praktijk werd er tussen beide vergrijpen nauwelijks onderscheid gemaakt. Lesbiennes werden overigens niet naar een werkkamp gestuurd voor hun oriëntatie, vertelt Esseg, maar werden behandeld. Dat kwam omdat vrouwen een beetje gezien werden als kinderen: die straf je niet als ze de fout in gaan, die corrigeer je. De correctiemethoden varieerden van therapie tot – meer tegen het eind van de Sovjet-tijd – het voorschrijven van een operatie om van geslacht te veranderen. Als je als vrouw hardnekkig van andere vrouwen bleef houden, moest je immers wel eigenlijk een man zijn.

Door deze dwangmaatregelen ging homoseksualiteit in de Sovjet-Unie bijna volkomen ondergronds. Het was alsof het simpelweg niet bestond. Dat veranderde nauwelijks toen de eerste democratisch gekozen president Boris Jeltsin in 1993 de oude Sovjet-wet afschafte. Hoewel in grote steden als Moskou en Sint-Petersburg voorzichtig wat homogemeenschappen ontstonden, bleef het in het overgrote deel van Rusland een enorm taboe. Veruit de meeste Russen bleven homoseksualiteit zien als een verkeerde beslissing, een stap op het verkeerde pad. En eentje waar je kinderen maar het beste per wet tegen kunt beschermen.

=

Het is niet duidelijk wat de gevolgen van de nieuwe Russische anti-homowet zullen zijn, zegt Hans Oversloot. Dat komt vooral door de vage formulering van de wet. Die maakt het moeilijk te voorzien welk gedrag precies strafbaar is. Op een school voorlichting geven over seksuele diversiteit: sowieso. Met een regenboogvlag zwaaien terwijl er kinderen kijken: hoogstwaarschijnlijk ook. Hand in hand door het park lopen: zou goed kunnen. ‘Je zou je zelfs kunnen voorstellen dat wanneer een bekende Rus die erg populair is onder de jeugd, een ijshockeyer bijvoorbeeld, uit de kast komt, dit onder de nieuwe wet als verboden propaganda gezien zal worden’, denkt Oversloot. ‘De tijd moet het leren.’

De lesbische activist en journalist Masha Gessen wacht die tijd niet af. In een artikel in The Observer schrijft ze hoe ze met haar vriendin en geadopteerde zoon van Rusland naar New York gaat verhuizen. Er was teveel gebeurd. Dat ze zich alleen nog maar een persoon met een roze driehoek voelde, en geen echt mens meer. Dat ze in elkaar geslagen werd op de stoep van het parlement. Hoe Yelena Mizulina had gezegd dat parlementariërs een manier gingen vinden om geadopteerde kinderen weg te halen uit gezinnen met twee moeders of twee vaders – een dreigement dat zich in september vertaalde in een voorstel voor een wet die alle homoseksuele stellen uit de ouderlijke macht ontzet. ‘Ik moet Rusland ontvluchten of mijn kinderen kwijtraken’, schrijft ze. Poetin zal er vermoedelijk niet wakker van liggen.

 

Bronnen:

Slate, Russian police arrests protesters for violating ‘gay propaganda’ law

Tom Balmforth: In Russia, violent video’s show a startling new form of gay bullying | The Atlantic (2 augustus 2013)

Buzzfeed, Why Russia turned against the gays

Interview met politicoloog dr. Hans Oversloot (Universiteit Leiden)

Lauri Esseg: Queer in Russia | Duke University Press (1999)

Washington Post, How Russia’s science of sex threatens gays

Igor Kon: The sexual revolution in Russia | Free Press (1995)

Gert Hekma: Homoseksualiteit in Nederland van 1730 tot de moderne tijd | Meulenhoff (2004)

Masha Gessen: As a gay parent I must flee Russia or lose my children | The Observer (11 augustus 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Luizenmoeders, moederfietsen, vaders die wordt gevraagd of ze vaker ‘op de kinderen passen’. Papa’s blijven een soort tweederangs ouders. Onterecht – maar waarom komen ze niet in opstand? Waar blijft de eerste vaderistische golf?

‘Nee, dit moet de moeder eigenlijk doen’, zegt de kraamhulp tegen mijn man. Met haar elleboog voelt ze of het badwater voor onze pasgeboren tweede dochter de juiste temperatuur heeft. Mijn man sputtert tegen: ‘Maar ik ben hier meestal degene die de kinderen in bad doet. En mijn vrouw heeft vier dagen geleden een keizersnee gehad.’ Hij stroopt demonstratief zijn mouwen op. De kraamhulp kijkt zuinig. ‘Ja, als je erop staat kan ik je niet tegenhouden. Maar dit is normaal gesproken echt de taak van de moeder, hoor! Vaders hebben dat verzorgende toch wat minder, hè.’

Onze kraamhulp was er één van de oude stempel. Meestal is ‘papaseksisme’ subtieler. Zoals de boeken voor aanstaande ouders, die steevast in de tweede persoon enkelvoud zijn geschreven – en de ‘jij’ is zelden of nooit de vader. Of de arts op het consultatiebureau die alleen de moeder aankijkt wanneer ze vraagt hoeveel de baby eet, drinkt, slaapt, plast en poept. De fietsenboer die geen vaderfietsen verkoopt, en begint te gniffelen als papa dan maar een moederfiets wil uitproberen. De restaurants waar de enige plek om de baby te verschonen op het damestoilet is. De voorbijganger die aan een vader in de speeltuin vraagt: ‘Dus jij past vandaag op de kinderen?’ De school die een briefje meegeeft: ‘Luizenmoeders gezocht.’ Het zit hem zelfs in de overdreven lof die de zeldzame fulltime huisvaders oogsten: ‘Wat een held, dat hij dat doet’ – alsof hun zorg extreem speciaal is, en niet iets dat een man gewoon zomaar kan.

De boodschap is telkens hetzelfde: als vader ben je een tweederangs ouder. Het maakt niet uit hoeveel luiers je verschoont, hoeveel neusjes je snuit en hoeveel kusjes je erop doet: het verzorgen van het nageslacht is nooit vanzelfsprekend jouw domein.

 

Tradities

Nu was dat natuurlijk ook eeuwenlang niet het geval. Vaders werkten buitenshuis en bemoeiden zich nauwelijks met de kinderen. Die traditionele rolverdeling zien we anno 2013 bijvoorbeeld terug in de uiterst karige vaderschapsverlofregeling in Nederland. Papa’s mogen twee dagen betaald vrijaf: één om de bevalling bij te wonen, en één om aangifte te doen van de pasgeboren telg in kwestie. Daarna kan vader, in ieder geval wat onze overheid betreft, weer gewoon aan het werk.

Veel vaders zijn hier niet gelukkig mee, blijkt als ik rondvraag onder bekenden en op twitter. Ze vinden twee dagen allemaal te kort, en zijn het er in meerderheid mee eens dat ook vaders van overheidswege vrij moeten krijgen om na de geboorte een paar weken met hun kind door te brengen. Maar de mannen zijn ook pragmatisch: liever dan actie te voeren voor een betere verlofregeling nemen ze  na de bevalling vakantiedagen op om het gebrek aan verlof te compenseren. Een eerste vaderistische golf, waarin papa’s met spandoeken naar het Malieveld tuigen om gelijke zorgrechten op de eisen, lijkt nog allesbehalve aanstaande.

En ook op het meer alledaagse papaseksisme wordt door veel mannen niet met irritatie maar met schouderophalen gereageerd. ‘Ja, het gebeurde wel, maar ik had er niet echt last van, dus ik heb het maar genegeerd’, zegt een kennis, vader van twee schoolgaande kinderen. Zijn vrouw zit het meer dwars: ‘Ik vind het afschuwelijk als iemand me tijdens een avondje uit vraagt of papa op de kinderen past.’

Op twitter zijn het dan ook vooral de moeders die met voorbeelden van vaderseksisme komen. ‘Op het consultatiebureau vroegen ze m’n echtgenoot waarom moeder er niet bij was’, vertelt een mama van drie zoons. Een verpleegkundige over haar partner: ‘Op verjaardagen vinden ze het schattig als hij een luier verschoont.’ Het lijkt erop dat zelfs de ongelijke behandeling van vaders voor een belangrijk deel een vrouwenaangelegenheid is.

 

De afwezige vader

Dat is misschien ook niet zo verwonderlijk. Want wat doen vaders als ze een paar weken thuis zijn gebleven bij de kersverse baby? Dan gaan ze gewoon weer keihard en lang aan het werk. Ondanks dat de media periodiek melden dat de papadag-vader nu echt in opmars is, is de zorg voor de kinderen in Nederland namelijk allesbehalve gelijk verdeeld over de seksen. ‘Mannen passen hun arbeidspatroon nauwelijks aan wanneer ze vader worden’, meldt de Emancipatiemonitor 2012. Maar liefst 95 procent werkt na de geboorte van een kind evenveel of zelfs meer. Het gevolg: van alle mannen werken de vaders gemiddeld de meeste uren: 40,6 per week. Voor elke vader met een papadag is er ook één die alleen op zondag het vlees komt snijden.

En zelfs als ze wel thuis zijn, zorgen vaders door de bank genomen minder voor de kinderen dan moeders, zo blijkt uit internationaal onderzoek. Ook in het weekend brengt papa bijvoorbeeld minder uur met zijn kinderen door dan mama. En de uren die wel aan het nageslacht worden besteed, worden door vaders aanzienlijk anders ingevuld. Dat concludeert socioloog Lyn Craig van de Universiteit van New South Wales nadat ze met haar collega’s ouders in Denemarken, Italië, Frankrijk en Australië ondervroeg over hun opvoedgewoonten. Het patroon is in alle landen hetzelfde: moeders doen het leeuwendeel van de fysieke zorg. Zij geven de kinderen eten, doen ze in bad, kleden ze aan, brengen ze naar de opvang of naar school. Vaders nemen vooral de minder zorggerichte taken voor hun rekening, zoals spelen, ravotten, voorlezen en dingen uitleggen. Die traditionele rolverdeling is een taai ding.

En zo hoort het ook, is het eeuwige argument tegen meer papa-emancipatie. Irene Zwaan, schrijver van het boek De afwezige vader bestaat niet, bepleitte vorige week in deze krant zelfs dat vaders onmisbaar zijn, juist omdat ze heel anders met hun kinderen omgaan dan moeders. Van mama krijg je als kind veiligheid en troost, maar van papa ‘leer je om met lef en onbevangen de samenleving in te stappen, avonturen aan te gaan en grenzen op te zoeken.’ Zonder deze invloed krijg je bange kinderen, schrijft ze.

Volgens Zwaan is er steeds meer onderzoek beschikbaar dat deze verschillende invloed van vaders en moeders op hun kinderen onderstreept. Wanneer ik de wetenschappelijke literatuur induik blijkt dat tegen te vallen. Het beste beschikbare onderzoek is een invloedrijk overzichtsartikel uit 2010, van de Amerikaanse sociologen Timothy Biblarz en Judith Stacey. Zij maken gehakt van de stelling van Zwaan. ‘Het onderzoek tot nu toe steunt de claim dat kinderen zowel een moeder als een vader nodig hebben niet’, concluderen ze, na het bestuderen van alle studies die sinds 1990 op dit vlak zijn gedaan. Studies gedaan sinds 2010 laten trouwens hetzelfde beeld zien.

Hoe is het idee van de onmisbare vader dan zo populair geworden? Volgens de sociologen komt dat doordat veel onderzoek een oneigenlijke vergelijking maakt tussen intacte heterogezinnen aan de ene kant, en alleenstaande moeders aan de andere kant. Het verschil in kinderwelzijn wordt volledig toegeschreven aan de vader. Maar dat is natuurlijk niet fair, want eenoudergezinnen hebben het vaak op allerlei vlakken lastiger. Het is eerlijker om alleenstaande moeders af te zetten tegen alleenstaande vaders, of heterostellen tegen lesbische moeders en homovaders. En wanneer je dat doet, blijkt dat het geslacht van de ouder bijzonder weinig uitmaakt voor het psychologisch reilen en zeilen van een kind.

Sterker nog: volgens Biblarz en Stacey zijn het juist vaders in een heterorelatie die het minst florissant uit de bus komen. Want van alle papa’s in hun artikel zijn zij gemiddeld het minst betrokken bij hun kind – hoewel de onderzoekers er met nadruk op wijzen dat deze mannen, wanneer ze er alleen voor komen te staan, alles in huis hebben om fantastische ouders te zijn. Het punt is dus niet dat vaders unieke talenten hebben op ouderschapsvlak, of de juiste vaardigheden missen om te ‘moederen’. Het punt is dat ze het gewoon niet dóén als er ook een mama in de buurt is.

 

Poep is niet leuk 

Maar waarom? Daar komen seksisme en traditionele rolpatronen weer om de hoek kijken. Publicist Dylan van Rijsbergen, schrijver van het boek Het onbehagen van de man en vader van een peuterdochter, denkt dat de nadruk die in onze cultuur op de unieke rol van de moeder wordt gelegd, vaders gemakkelijk op een afstand zet. ‘Zij zijn volgens het stereotype op zijn best een soort stoere kluns’, zegt hij. Een herkenbaar beeld, blijkt ook als ik rondvraag. Een Nijmeegse onderzoekster vertelt op twitter: ‘Mijn man ergert zich aan de denigrerende toon in vrouwenbladen: “Dit kan papa zelfs”.’

Met zo’n hulpeloze-kneus-stereotype aan je broek bedenk je je als man wel twee keer voordat je je op het traditionele terrein van de vrouw gaan begeven, en je opgeeft als luizenmoeder, of een moederfiets gaat kopen. Temeer omdat er een bepaald type vrouw is dat de macht in ‘haar’ territorium liever niet wil delen. Van Rijsbergen: ‘Heb je de baby aangekleed, neemt zij hem onmiddellijk weer mee naar boven omdat er van de outfit niets klopt.’ Het zijn ook deze vrouwen die naast mijn man gingen staan als hij in het damestoilet één van onze dochters verluierde, en liefjes maar ook een beetje passief-agressief vroegen: ‘Lukt je dat wel? Moet ik even helpen?’

Maar koudwatervrees is niet de enige reden dat vaders, denkt Van Rijsbergen. Hij vermoed dat veel vaders aan cherrypicking doen. Voorlezen of stoeien, dat willen ze best, maar door de supermarkt lopen met een krijsende peuter in het wagentje, dat is gewoon lang zo leuk niet, en aan het knippen van teennagels is geen eer te behalen.

De werkelijkheid van het zorgende ouderschap is namelijk niet zo fraai als het beeld dat in media en advertenties vaak van de papadag-vader wordt geschetst: een knappe, modieus ongeschoren man, die gelukzalig glimlachend in een onwaarschijnlijk wit t-shirt langs de branding rent, terwijl hij een knappe baby in zijn sterke armen op en neer laat deinen. In het echt had papa een braakselvlek op zijn rechterschouder gehad, en een veel te zware luiertas over zijn linker, en renden ze zo hard omdat de babydiarree elk moment uit de luier en over de broeksboord van de kleine dreigde te borrelen. Van Rijsbergen: ‘Dus als je dat met dank aan traditionele rolpatronen aan je voorbij kunt laten gaan, dan is dat best een aantrekkelijk idee.’

Maar tegelijkertijd is dat ook zonde. Want niet alleen helpt actief vaderschap de vrouwenemancipatie een handje, een minder betrokken vader die alleen de leuke opvoeddingetjes doet mist ook iets wezenlijks in de relatie met zijn kind. Van Rijsbergen spreekt uit ervaring: ‘Toen mijn partner tijdelijk werkloos was, merkte ik dat we vrij snel in een andere taakverdeling schoten. Ik zorgde minder voor mijn dochter, en daarmee verloor ik iets in de speciale band die ik met haar had.’

Wat dat ‘iets’ precies is, is niet eenvoudig onder woorden te brengen. Maar het is ongeveer dit: dat je na een avond onglorieus gehannes met thermometers, paracetamolzetpillen en emmertjes kots de bezwete haartjes van het voorhoofd van je kind veegt, en dat je kind dan een klein handje in de jouwe legt en zegt: ‘Alsjeblieft niet weggaan. Ik voel me minder naar als jij bij me bent.’

Papa’s, dat is de moeite waard om harder voor te vechten. Laat vaderseksisme, stereotypen en tradities de kolere krijgen. Jullie kunnen het.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

bart smit stofzuigt‘Zo goed zijn als mama, dat wil je ook!’ Het staat er echt, op een roze bladzijde vol schattige kleutermeisjes met speelgoedstofzuigertjes en plastic schoonmaaktrolleys, in het nieuwe Dikke Cadeauboek van Bart Smit. Op de pagina met poppen – wederom roze en met enkel meisjes – staat: ‘Verzorg jouw baby als een echte mama’.

Jongens zijn er ook, in het speelgoedboek. Zij bemannen de pagina met de tekst ‘voor jonge wetenschappers’, gluren door een microscoop, boksen en worden piloot. Alsof de tweede feministische golf van pure roze-blauwe speelgoedschrik in rook is opgegaan en het geen 2013 is, maar 1955.

Het cadeauboek van Bart Smit staat daarom in mijn online seksismemuseum. Sinds maart 2013 verzamel ik op een blog voorbeelden van stereotype bevestigend huis-, tuin- en keukenseksisme. Ik krijg hulp van tientallen bezoekers die gewapend met mobiele telefooncamera’s seksisme vastleggen. Jongens gereduceerd tot competitieve kostwinners-in-spé, meisjes al piepjong in de rol van huismoeder geduwd. Mannen weggezet als slechte vaders, vrouwen als immer zorgzame moeders. Hij stoer, zij lief. Hij actief, zij passief. Hij sportief, zij mooi. Hij geil, zij sexy. Hij een astronaut, zij een prinses.

In ruim zeven maanden groeide de collectie tot meer dan 300 voorbeelden. Dat is meer dan één nieuwe seksistische toevoeging voor elke dag dat het museum bestaat.

Wat maakt dat nou allemaal uit, vragen museumbezoekers me soms. Het is maar een Dik Cadeauboek, of een reclame, of een sleutelhanger. Heb je niets nuttigers om je druk over te maken? Genocide in Sudan of zo?

Goed punt. Wie het niet erg vindt dat wetenschap, sport en techniek alleen voor jongens lijkt te zijn, en dat meiden zich vanaf hun kleutertijd voorbereid weten op een bestaan als sexy huisvrouw, moet zich hier vooral niet over opwinden. Dat is maar slecht voor de bloeddruk.

Maar als je kinderen wat meer keuzevrijheid gunt, dan is wat milde irritatie misschien niet zo’n gek idee. Want hoewel er natuurlijk jongens zijn die van nature precies in het blauwe hokje passen, en meiden die nooit iets anders hebben willen worden dan mooi en/of moeder – en ik de laatste zal zijn om deze kinderen of hun ouders ook maar een strobreed in de weg te leggen; ik ben geen feministische dictator – zijn er ook een heleboel jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens die dat niet doen.

De niet aflatende stroom stereotiepe voorbeelden in mijn seksismemuseum laten zien dat er voor zulke kinderen eigenlijk geen plek is. Dag in, dag uit krijgen kinderen en volwassen micro-aanwijzingen over wat de ‘natuurlijke’ rol is van de man en van de vrouw. Het zijn altijd dezelfde stereotypen; zelden of nooit worden ze uitgedaagd door de bedrijven die de stroom rolbevestigende roze-blauwe producten in de schappen leggen. Dat getuigt niet van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, want diversiteit is er zo niet of nauwelijks, en dat gaat uiteindelijk ten koste van de keuzevrijheid van mannen en vrouwen en van onze zoons en dochters. Een meisje dat astronaut wil worden staat daardoor op voorhand al met 1-0 achter, want zij is ‘anders’ en ‘raar’, want ‘dat is voor jongens’.

Bovendien laat wetenschappelijk onderzoek* zien dat speelgoedvoorkeur zich helemaal niet zo netjes naar sekse schikt. Een veelzeggende Zweedse studie liet meiden van twee tot tien jaar met allerlei speelgoed spelen, van een speelgoedbus tot een theeservies en van poppen tot X-men. Onderzoekers hielden nauwgezet bij hoeveel tijd er met elk type speelgoedje werd doorgebracht. De absolute winnaar: niet de barbies, niet de poppen, maar de blokken. Op plek twee: de mini-autogarage.

Echte jongens en meisjes komen niet in de smaakjes blauw of roze. En zolang Bart Smit en co denken dat ze het beter weten dan kinderen zelf, blijft het seksismemuseum geopend voor publiek.

 

*) Bron: Rebacca Jordan-Young, Brainstorm (2010, Harvard University Press)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.