Het was een interessant stukje interviewgebeuren, in de New Scientist NL. Neurobioloog Dick Swaab vertelde over zijn nieuwe boek, Ons creatieve brein, dat draait om de interactie tussen onze culture omgeving en de ontwikkeling van onze hersenen. Daarmee stapt hij wat af van zijn gebruikelijke alles-is-aangeboren-en-daar-doe-je-verder-geen-schnurd-aan-Evangelie. Maar voordat u en ik samen een feministische happy dance doen omdat onze nationale knuffelhersenwetenschapper eindelijk het nature-nurture-licht gezien heeft: die invloed van de culturele omgeving, die geldt volgens Swaab voor van alles, maar niet op gendergebied.
In het vraaggesprek met New Scientist zegt hij bijvoorbeeld: ‘In het AMC, het academisch ziekenhuis in Amsterdam waar ik werk, zijn verplegers voornamelijk vrouwen. (..) Maar je ziet bijvoorbeeld weinig vrouwelijke dirigenten, om maar wat te noemen.’ En in zijn boek schrijft hij: ‘Asha ten Broek trekt dapper ten strijde tegen de reclame-industrie, die volgens haar de jongens-meisjesstereotypen zou versterken en zo een blijvende invloed zou hebben op de beroepskeuze van kinderen. Ik zie het bewijs niet (..).’
Vermoedelijk zou ik me gevleid moeten voelen door dat woord ‘dapper’, maar mijn behoefte aan koekjes van Swaab blijkt vrijwel nul te zijn. Veel interessanter vind ik dat zinnetje: ‘Ik zie het bewijs niet’. Wat zeggen andere wetenschappers eigenlijk over de vraag of beroepskeuze aangeboren is?
Het Handbook of gender research in psychology bevat een heel hoofdstuk over gender en beroepskeuze; dat treft. Ja, inderdaad doen de seksen vaak ander werk, zegt onderwijspsycholoog Helen Watt daarin, maar vergeet de culturele variatie niet: in India en voormalig Sovjet-staten doen bijvoorbeeld veel meer dames aan bèta-wetenschap dan in westerse landen.
Het onderzoeksoverzicht dat Watt geeft, laat zien dat beroepskeuze wel degelijk met stereotypen te maken heeft. Zo schrijft ze dat (westerse) ouders al vanaf jonge leeftijd andere carrièreverwachtingen overbrengen aan hun spruiten (m/v). Tegen jongens benadrukken ze het belang van een productief leven. Meisjes krijgen vaker te horen dat ze vooral werk moeten vinden waarmee ze gelukkig zijn. En in de media beheerst het stereotype van de vrouwelijke professional die worstelt met werk en zorg het beeld.
Slechts éénmaal verwijst Watt naar vakliteratuur waaruit zou blijken dat aangeboren hersenbiologie iets met beroepskeuze te maken heeft. Twee psychologen opperen dat de hoeveelheid testosteron in de baarmoeder er wellicht mee te maken heeft. Maar zelfs zij schrijven: ‘We benadrukken dat biologie geen lotsbestemming is, dat sociale factoren ook invloed hebben op psychologische sekseverschillen (..) en dat het vinden van hormonale invloeden (..) geen rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen.’
Lijkt me helder, professor Swaab.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.