dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘De man is ingehaald door de vrouw’, constateert Sander Schimmelpenninck in zijn column. Volgens hem voelen mannen zich overbodig, achtergesteld en rancuneus. Het is een probleem dat we niet meer mogen negeren.

Hij baseert zich op het werk van Richard Reeves, die zich zorgen maakt over de man op ongeveer dezelfde manier als eerdere mannelijkheidsdenkers zich zorgen maakten over de man: neem een reëel probleem, vergroot het uit tot maatschappelijke crisis, kleed dit aan met dubieuze hersenwetenschap om een en ander van een biologisch en daarmee onontkoombaar sausje te voorzien, en zoek de oplossing in het herwaarderen van ouderwetse mannelijkheidsidealen.

Reeves wijst onder andere naar het feit dat in veel landen de jongens in het onderwijs achterblijven bij de meisjes. Dit komt volgens hem doordat het jongensbrein zich langzamer ontwikkelt – iets waar Leidse wetenschappers overigens geen bewijs voor vonden; zij noemen dit een ‘neurologische mythe’. Dit weerhoudt Reeves er evenwel niet van om grootse en meeslepende uitspraken te doen. In een praatje voor Big Think beweert hij dat ‘volgens bijna elke maatstaf, op vrijwel elke leeftijd, in vrijwel elke ontwikkelde economie ter wereld, de meisjes de jongens ver achter zich laten, en de vrouwen de mannen.’ Het is een nieuwe wereld, verzucht hij.

‘Ver achter zich’? ‘Volgens bijna elke maatstaf’? Zou het? De laatste keer dat ik keek, hadden mannen in deze wereld meer vermogen, meer land en meer macht. Ons parlement, bijvoorbeeld, bestaat voor twee derde uit mannen. Ik spiek voor de zekerheid nog even bij de cijfers van het CBS: vrouwen hebben vaker te maken met seksueel en huiselijk geweld. Ze zijn vaker werkloos. Hoewel er meer mannen een einde aan hun leven maken – oprecht een tragedie – zijn er meer vrouwen met psychische klachten. En hoewel er wat meer meisjes dan jongens op de havo en het vwo zitten, ontlopen de slagingspercentages elkaar nauwelijks en blijkt uit ander onderzoek dat meisjes aanzienlijk meer emotionele problemen hebben dan jongens.

Zowel in Nederland als in Reeves’ thuisland, de Verenigde Staten, verdienen mannen bovendien gemiddeld meer dan vrouwen, op elk opleidingsniveau. ‘Vrouwen werken vaker in laagbetaalde banen met minder benefits’, stelt de U.S. Department of Labor vast.

Dat is niet onbelangrijk, want waar Reeves en in zijn kielzog Schimmelpenninck zich enigszins onderscheiden van eerdere mannelijkheidsdenkers is in hun aandacht voor jongens en mannen die het qua inkomen of opleiding minder getroffen hebben. ‘Wie naar de feiten kijkt, ziet wie werkelijk het meest onder druk staat in onze maatschappij: jongens uit sociaal-economisch zwakke gezinnen, vaak met een afwezige vader’, schrijft Schimmelpenninck.

Zou het? Het is niet dat ik de positie van deze jongens en mannen wil bagatelliseren. Maar: er waren altijd al jongens die in armoede opgroeiden. Er waren altijd al mannen die tegen een laag loon zwaar en gevaarlijk werk deden. Zij verdienen onze solidariteit en een beter leven – net als de meisjes en vrouwen in dezelfde omstandigheden. Dit is echter geen nieuw probleem, geen teken van een ‘nieuwe wereld’. En een mannenkwestie is het ook al niet; het is een klassekwestie. ‘Progressievelingen hebben geen plan voor de man’, beweert Schimmelpenninck. Maar als hij zich vooral zorgen maakt over de ‘sociaal-economisch zwakkeren’ is dat natuurlijk niet waar. Dat plan bestaat al meer dan 150 jaar. Het heet socialisme.

Dat is echter niet de afslag die beide heren nemen in hun denken. In plaats van de omverwerping van het grootkapitaal stelt Reeves, net als de mannelijkheidsdenkers die hem voorgingen, voor om traditionele mannenwaarden opnieuw op een voetstuk te heisen: risico’s nemen, moedig zijn. Mannen willen zich dapper en nuttig voelen, betoogt hij; ze willen nodig zijn. Schimmelpenninck praat over ‘eergevoelens’ en ziet wel iets in MacGyver als rolmodel. Maar dat is ook geen plan. Dat is gewoon heimwee naar vroeger.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De politiecellen in Apeldoorn blijken een onverwacht goede akoestiek te hebben, ontdekte ik een paar weken geleden. Eerder die dag had ik samen met andere klimaatactivisten van Extinction Rebellion de lobby van het plaatselijke ING-kantoor bezet. Agenten hadden gevraagd of we wilden weggaan. ‘Natuurlijk’, zeiden wij, ‘zodra de CEO aankondigt dat de bank meteen stopt met het financieren van de fossiele industrie.’ Dat vonden ze niet goed, dus moesten we mee naar het bureau, waar ik in de spirit van Johan Cruijff – elk nadeel heb zijn voordeel – een liedje van de Dixie Chicks zong, over hoe we een voorbeeld zijn voor onze kinderen.

‘And I hope’, zong ik, ‘for more love, more joy and laughter / I hope, you’ll have more than you’ll ever need / I hope, you’ll have more happy ever afters / I hope, you can live more fearlessly / And you can lose all your pain and misery / I hope, I hope’. Ik hoop dat mijn kinderen een leven zullen hebben vol liefde en plezier, zonder angst en pijn.

Er zijn momenten dat die kans klein lijkt. Klimaatrampen en -ellende waren ooit zelden nieuws, toen af en toe, en inmiddels elke dag; bosbranden, droogtes, overstromingen, orkanen, honger, dood. Maar wanneer vrienden of lezers me vragen waarom ik het doe – lobby’s bezetten, de A12 blokkeren – dan is mijn antwoord altijd: omdat ik nog hoop heb.

Om te beginnen: een kleine kans is ook een kans. En activisme is altijd een gok. Het is een manier om te wedden op de toekomst, schrijft historica Rebecca Solnit in haar boekje Hope in the dark. Want dit is de crux: we weten niet wat er zal gebeuren. En die onzekerheid biedt ruimte om te handelen. Optimisten weten zeker dat het allemaal goed komt, zonder dat ze zich daarvoor hoeven inspannen, betoogt Solnit, en pessimisten weten even zeker dat we gedoemd zijn; beiden hebben voor zichzelf een excuus om niets te hoeven doen.

Maar de geschiedenis leert ons twee dingen: de tijden veranderen voortdurend en de strijd van activisten kan wel degelijk verschil maken. Burgers hebben superkrachten, stelt Solnit, en keer op keer zijn hun geweldloze acties krachtiger gebleken dan de onwil van overheden of grote bedrijven. Keer op keer hebben vastberadenheid, eenheid, opoffering, vindingrijkheid, geduld en moed het gewonnen van de staat en het grote geld.

Boven mijn bureau hangt een briefje met een citaat van schrijver Alice Walker: ‘De meest gebruikelijke manier waarop mensen hun macht weggeven is door te denken dat ze geen macht hebben.’ Ik kijk daarnaar wanneer mensen me vertellen dat activisme zinloos is. En ik denk aan alle helden die bleven geloven in hun macht: de suffragettes, de burgerrechtenactivisten, de anti-racistische strijders, de voorvechters voor homo- en transrechten. Iedereen die ooit opstond tegen onrecht en onderdrukking en zei: de manier waarop we nu leven is ondraaglijk en onhoudbaar, en voel in mijn botten dat het beter kan.

Over elke strijd is op een zeker punt gezegd dat het belachelijk of zinloos was, schrijft Solnit. Verzet wordt meestal pas populair wanneer het ver weg is, of lang geleden, of idealiter allebei. Maar rebelleren is geen populariteitswedstrijd. Het is iets dat je doet uit noodzaak en liefde voor het leven.

Doet dus, want, schrijft Solnit: hoop is geen lot waarmee je op de bank gaat zitten omdat je voelt dat je de loterij zult winnen. ‘Hoop is een bijl waarmee je in een noodgeval de deur inslaat.’ Hoop moet je de deur uitduwen. ‘Hoop roept op tot actie; actie is onmogelijk zonder hoop’, stelt ze. ‘Door te hopen geef je jezelf aan de toekomst.’

Alice Walker zei: ‘Activisme is de huur die ik betaal voor leven op de planeet.’ En die planeet heeft ons nodig. Onze kinderen hebben ons nodig. De toekomst heeft ons nodig. Dus demonstreer. Bezet. Blokkeer. Spreek je uit. Sta op voor je idealen. Strijd voor een betere wereld. En als iemand je vraagt waarom je dat doet, zeg dan: omdat ik hoop heb. Ik hoop, ik hoop.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is fascinerend hoe een woord als ‘ontregeling’ voor verschillende mensen iets heel anders kan betekenen. De Britse minister van Binnenlandse Zaken bleek er in een korte speech onlangs geen fan van. ‘Ontregelende protesten kunnen grote schade aanrichten’, zei ze. Het demonstratierecht noemde ze heel beleefd ‘fundamenteel voor onze democratie’, maar een snelweg blokkeren of jezelf vastlijmen aan een historisch gebouw hoort daar volgens de minister niet bij.

Tevreden kondigde ze daarom ‘gepaste straffen’ aan en extra bevoegdheden voor de politie ‘om activisten die het voornemen hebben om te ontregelen te stoppen voor ze kunnen toeslaan.’ Die activisten beschreef ze als ‘egoïstische’ mensen ‘die onze manier van leven willen aanvallen’ en ‘chaos veroorzaken’. ‘Ik zal ervoor zorgen dat mensen hun leven kunnen leiden zonder gegijzeld te worden door een minderheid van individuen die alleen maar aan zichzelf denken.’

Tijdens de kroning van koning Charles zagen we wat dit in de praktijk betekent: mensen met onwelgevallige protestborden als ‘Just stop oil’ of ‘Not my king’ werden aangehouden en vastgezet, terwijl je met een ‘Save the king’-spandoek gezellig mocht doorlopen. Wie wil weten wat dat nog met democratie te maken heeft, raad ik aan om in het woordenboek bij ‘niets’ te kijken.

Toch zijn er ook in Nederland mensen die ongeveer zo over ontregeling lijken te denken. De Haagse burgemeester schreef bijvoorbeeld een brief over de laatste A12-blokkade dat de demonstranten van Extinction Rebellion ‘uitsluitend uit [waren] op het uitoefenen van dwang en het genereren van aandacht door zich te laten aanhouden.’

De klimaatactivisten is kwestie zien ontregeling net een tikkie anders. ‘Het is niet alleen ons recht maar onze heilige plicht om te rebelleren’, stelt Extinction Rebellion in het boekje This is not a drill. ‘We weigeren om een stervende planeet achter te laten voor toekomstige generaties omdat wij nu niets doen.’ Zij – of eigenlijk wij, want ik doe zelf ook mee – verwijzen vaak naar filosoof John Locke, die stelt dat een regering bovenal het leven, de vrijheid en het bezit van haar burgers dient te beschermen. Als zij daarin faalt, dan dient ze een revolutie aan haar broek te krijgen.

‘Opstand is het recht van het volk’, schreef Locke. Frictieloze orde is geen recht van de staat. En al helemaal niet van een staat die er keer op keer niet in slaagt om de CO2-uitstoot snel genoeg terug te dringen, en zo ergere klimaatrampen en ellende te voorkomen. Onze overheid beschermt ons niet; ze deelt nog steeds miljardensubsidies uit aan de fossiele industrie. De Britse regering strooit met nieuwe vergunningen voor de winning van olie en gas.

Ondertussen gebruiken ook wetenschappers het woord ‘ontregeling’. Het IPCC: ‘Door mensen veroorzaakte klimaatverandering zorgt voor gevaarlijke en wijdverbreide ontregeling in de natuur en beïnvloedt de levens van miljarden mensen’. Het woord komt voor in artikelen van onderzoekers die zich afvragen hoe abrupt de klimaatgedreven ontregeling van de biodiversiteit op aarde zal zijn. Of hoe ontregelend klimaatverandering zal zijn voor de wereldwijde volksgezondheid. Of hoe het smelten het het poolijs de energiebalans van de hele planeet zal ontregelen.

‘We hebben ontregeling nodig om verwoesting te voorkomen’, zei VN-secretaris-generaal Guterres in een toespraak eerder dit jaar. ‘We hebben de plicht om te handelen […] Het is tijd voor transformatie.’ Hoe kunnen zo’n Britse minister of Haagse burgemeester dan blijven doen alsof disruptieve klimaatacties het grote probleem zijn? Zoals schrijver en rebel Cathelijn Schilder zei: ‘Iemand schreef laatst dat het op het matje roepen van vreedzame klimaatactivisten is alsof je het brandalarm de schuld geeft van de fik in de keuken.’

En daar zit em de kneep. Want wanneer de keuken in vlammen opgaat, is ontregeling gegarandeerd. Alleen zal de ontwrichting dan niet zal komen van activisten die iets blokkeren of bezetten, maar van overstromingen, droogtes, bosbranden, instortende ecosystemen en mislukte oogsten. Uiteindelijk is dit dus de vraag: waardoor willen we liever ontregeld worden? Door vreedzaam burgerlijk ongehoorzaam protest, voor het te laat is? Of door water, vuur, droogte en honger?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Goedemorgen allemaal!’ Geen woorden waarvan je denkt: nu zullen mensen vast hevig van hun theewater raken. Toch twitterde zelfbenoemd anti-woke-klokkenluider Laurens Buijs: ‘Dit is een aanval op de kern van de mens!’

Even wat context. Onlangs kwam scholierenorganisatie het LAKS met een gidsje over taal in de klas. Daarin stipten ze aan dat er meer genderidentiteiten zijn dan jongen en meisje, en dat het dus fijn is wanneer een docent leerlingen zo inclusief mogelijk aanspreekt. Met ‘goedemorgen allemaal’, bijvoorbeeld. Zo ontstaat ‘een situatie waar iedereen welkom is en zich gezien voelt.’ Ook de non-binaire, genderfluïde, queer en two-spirited kinderen. Het was lief en empathisch.

De krantenkoppen waren dat niet. ‘Taalpolitie: geen ‘jongens en meisjes’ meer in de klas’, kopte de immer vrolijke fruitdruifjes van De Telegraaf. Ook veel andere media deden alsof een 1984-achtig taalverbod nakende was.

Er kwam een heel meningencircus op gang, waar ik u niet mee zal vermoeien. Wel hiermee: het viel me op dat veel tegenstanders van inclusieve taal zich beriepen op wat zij ‘de biologische realiteit’ noemen. Zo zei presentator Talitha Muusse in een EO-podcast: ‘Waarom noemen we jongens, jongens en meisjes, meisjes? Omdat er biologische jongens en meisjes zijn. Dat kan je wel met taal gaan wegpoetsen, maar dat verandert de situatie niet.’ Schrijver Jamal Ouariachi had, naar aanleiding van een vergelijkbare ophef du jour, eerder al eens gemopperd over ‘een ideologie die zoiets simpels en basaals als biologische sekse domweg wenst te bagatelliseren’.

Dat is interessant. Want die biologische realiteit is helemaal niet zo simpel of basaal. Neem geslachtsdelen. Je hebt natuurlijk de gewone huis-, tuin- en keukenpiemels en -vulva’s, op basis waarvan we baby’s – soms correct, soms niet – indelen in ‘jongens’ en ‘meisjes’. Maar bij een kleine 2 procent van de spruitjes laat de onderste regionen een variatie zien: bijvoorbeeld een orgaantje dat zowel een hele kleine piemel als een hele grote clitoris kan zijn, of labia die aan elkaar zitten en misschien een balzakje zouden kunnen wezen. Er zijn, genitaal-technisch, dus meer dan twee hokjes.

Ah, zult u misschien denken, maar chromosomen dan? Een vrouw is XX, een man XY – dat is lekker overzichtelijk en twee-hokjes-achtig. Toch? Helaas pindakaas. Ook hier is er allerlei diversiteit mogelijk: mensen kunnen onder meer XXY-chromosomen hebben, of XYY, of alleen een X. Genen bieden trouwens ook niet per se uitkomst. Het SRY-gen, dat bij een foetus de vorming van penis en klokkenspel in gang zet, zit doorgaans op het Y-chromosoom, maar soms steekt ie over naar de X, en dan krijg je een XX-baby met een jongeheer.

Hormonen bieden ook al geen hokjessoelaas, want niet alleen is er qua ‘geslachtshormonen’ allerlei overlap mogelijk, de hormoonbusiness kan ook nog per levensfase verschillen en je cellen kunnen er bovendien minder of helemaal niet gevoelig voor zijn. Zo zijn er XY-mensen met voor een man gemiddelde testosteronniveaus, die desalniettemin een lichaam hebben dat er vrouwelijk uitziet.

En, tot slot: ook het brein komt niet in roze of blauw. Uit hersenonderzoek blijkt dat het brein van een individu een mozaïek is van ‘typisch mannelijke’ en ‘typisch vrouwelijk’ structuren en gebiedjes. Hier hebben we het ook niet meer over een paar procent van de mensen: dit geldt voor bijna iedereen.

De biologische realiteit is er dus een van grote, rijke verscheidenheid. En uit die verscheidenheid – het lichaam en brein dat je hebt, maar ook hoe je je daarbij voelt en hoe je omgeving en cultuur erop reageert – ontstaat je identiteit. En net als lijven komen identiteiten in alle kleuren van de regenboog.

Ik zou zeggen: je kunt deze prachtige diversiteit wel met taal gaan wegpoetsen door alle kinderen in de woorden ‘jongens en meisjes’ te blijven duwen, maar dat verandert de situatie niet. Het zou zoveel beter zijn om woorden te kiezen die niet afwijzen en buitensluiten, maar accepteren en verwelkomen. Dat is niet, zoals Buijs meent, een aanval op de kern van de mens. Het is een liefdevolle omarming van de kern van de mens.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

We problematiseren te snel, zei staatssecretaris Maarten van Ooijen tijdens een interview. Het ging over de jeugdzorg, waar het al jaren een vreselijke puinhoop is. Zo is er te weinig geld en daardoor te weinig hulp voor kinderen die diep in de shit zitten (denk: depressie, eetstoornis). De oplossing ligt voor hand, zou je denken, maar aangezien Van Ooijen deel uitmaakt van een kabinet-Rutte – dat altijd liever de portemonnee trekt voor grote bedrijven dan voor mensen die het water aan de lippen staat – komt er natuurlijk geen geld bij. Sterker nog: er komen bezuinigingen aan.

Dus probeert de staatssecretaris op een andere manier van zijn budgetissues af te komen: ouders – dat is de ‘we’ die te snel problematiseert – van kroost met ‘lichtere’ problemen moeten zich minder snel tot hulpverleners wenden. Het maakt niet uit dat mensen die in de jeugdzorg werken vaak denken: ‘Waren we er maar eerder bij geweest.’ Volgens Van Ooijen moet ‘niet elk kind dat een keer slecht slaapt in een hulptraject.’ Want: ‘We moeten vaker accepteren dat opgroeien niet zonder tegenslag kan. Je kunt niet leren lopen zonder te vallen. En we moeten onze kinderen af en toe ook de ruimte geven om te vallen.’

‘Niet zonder tegenslag’? ‘Een keer slecht slaapt’? Alsof ouders fragiele aanstellers zijn die bij het eerste hobbeltje in het leven van hun spruit meteen naar een psycholoog marcheren. Wat een bespottelijk idee.

Hoe het wel gaat? Bijvoorbeeld zo. Je kind was nooit helemaal zoals andere kinderen. Of misschien wel, maar is je zoon of dochter veranderd. Misschien keert ze in zichzelf. Misschien heeft hij enorme driftbuien. Misschien kan ze in sommige situaties niet praten, zoals toen ze op een sportclub in een nieuw team kwam en maandenlang geen woord zei.

‘s Avonds, als je kind slaapt, praat je met de andere ouder: maak ik me terecht zorgen? Verbeeld ik het me?

Je verbeeldt het je niet. Maar ach, anders zijn is niet erg. Je houdt van je kind zoals het is. Je rommelt door en past mouwen aan van alles. Jeugdzorg, dat is voor de kinderen die echt vastlopen.

En dan gebeurt er iets. Misschien een scheiding of een nieuwe school, een slepende ruzie binnen de vriendinnengroep, een te grote klas met veel lawaai. Er komt een barst in de breekbare net-niet-balans die je zo zorgvuldig koesterde. Het gaat nu echt niet meer goed op school. Leraren praten met je over dyslexie, concentratie, stemming, gedragsproblemen. Hebben jullie weleens aan autisme gedacht? Dat heb je, maar las je niet ergens dat labels slecht zijn? Een blok aan het been van je kind?

Je vertelt anderen hoe het gaat. Die geven onbehulpzame adviezen: opvoeden is loslaten, iedereen heeft weleens een dipje, ze groeit er vast wel overheen.

Je kind groeit er niet overheen. Er zijn nu meer slechte dagen dan goede. Misschien komt je kind elke dag huilend thuis. Misschien moet je je dochter alweer ophalen van school omdat ze een paniekaanval heeft gehad. Misschien lijkt je zoon nergens meer om te geven.

Als je rijk genoeg bent, koop je particuliere hulp in. Zo niet, dan ga je naar de huisarts. Die hoort de wanhoop in je stem. Nu staat je kind op een wachtlijst.

Inmiddels zou je je linkerarm geven om je kind weer gelukkig te maken. En je rechterarm. Maar het universum ruilt geen armen voor hulp, en bovendien heb je je armen veel te hard nodig om je kind te vast te houden.

Dus bel je instanties en stuur je lange mails. Het gaat niet meer. Misschien zeg je: ik denk dat mijn zoon zichzelf pijn doet. Of: ik ben bang dat m’n dochter zal breken en ik durf niet na te denken over wat er dan gebeurt.

Ondertussen probeer je de moed erin te houden. Het komt goed, lieverd, zeg je, terwijl je tranen droogt. Het is nu moeilijk, maar als er hulp komt, wordt het beter. We moeten gewoon nog even volhouden. Ik ben er voor je. Ik zie je. Ik houd van je. Geef alsjeblieft niet op.

En dán pas krijgt je kind hulp.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als het aan jonge mensen had gelegen, was de BBB bij de Provinciale Staten-verkiezingen niet de grootste geworden. Van alle kiezers die op deze boeren-eerst-natuur-nooit-partij hebben gestemd, waren veruit de meesten 50-plus. Slechts 3 procent was 18 tot 24 jaar oud. Een smet op de overwinning: geen enkele andere partij deed het zo slecht onder jongeren.

Het zette me aan het denken. Wat als jonge mensen het voor het zeggen hadden? Nou, om iets te noemen: als bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen alleen jongeren tot 24 jaar hadden mogen stemmen, had GroenLinks geen zetels verloren en was niet de VVD maar D66 de grootste partij geworden.

Sowieso stellen jongeren vaak andere prioriteiten. EenVandaag peilde al eens dat een flinke meerderheid van de jongelui zich zorgen maakte over het klimaat, terwijl het merendeel van de ouderen dat niet deed; die zaten vooral in de piepzak over wie alle maatregelen moest gaan betalen. Hetzelfde blijkt uit andere studies: kinderen en jongeren zijn ongeruster over het klimaat dan de gemiddelde boomer, en willen beter beleid. Bovendien, zo schreef VN-jongerenvertegenwoordiger Sarah Oey gisteren in Trouw, laat onderzoek zien dat jonge mensen vaak boos en angstig zijn over het klimaat. Ze voelen zich in de steek gelaten door volwassenen.

Even tussendoor: daarin hebben ze natuurlijk gewoon gelijk. Terwijl de rijken rijker worden, wordt de klimaatcrisis erger. Terwijl multinationals hun miljardenwinsten tellen, gaat het grote uitsterven van planten- en diersoorten gewoon door. Terwijl politici op hun handen zitten, is een eigen huis of vaste baan voor veel jonge mensen een fata morgana. Hoogleraar Ewald Engelen vatte de positie van jongeren zo samen: ‘Ze zijn absolutely fucked, en ze weten het.’

Dit maakt jonge mensen, naast groener dan de grijsaards, ook kritischer op dat andere grote probleem van onze tijd: kapitalisme. Een Britse denktank becijferde dat bijna 80 procent van de jongeren de schuld voor de huizencrisis bij het kapitalisme legt, dat driekwart vindt dat de klimaatcrisis een ‘specifiek kapitalistisch probleem’ is en dat twee derde liever in een socialistisch economisch systeem leeft. Zelfs in de Verenigde Staten, waar kapitalisme de tweede staatsreligie is, verwerpt meer dan de helft van de jonge mensen dit systeem. In Nederland citeerde Het Parool de 16-jarige Sytze Fortuin: ‘Ik hoop dat wij kunnen bijdragen aan de afbraak van het neoliberale kapitalisme.’

Er is een nieuwe protestgeneratie opgestaan, duidde psycholoog Jos Ahlers. ‘Jongeren zien de hele dag hoe overal ter wereld het systeem faalt.’ Dat is frustrerend, zei ook Pippi van Ommen, 26 en actief bij Extinction Rebellion en Milieudefensie. ‘De helft van alle CO2-uitstoot is van na 1990. Ik ben geboren in 1996. Toen waren er al internationale klimaattoppen geweest, maar nog steeds is er niets gebeurd.’ Ze geeft echter niet op. ‘Dit is de defining decade. Nu bepalen we hoe de wereld eruit gaat zien voor ons en alle generaties na ons.’

Ook zij heeft groot gelijk. De vraag is alleen: wie mag dat precies bepalen? De laatste verkiezingsuitslag laat zien hoe in een vergrijsd land de stemmen van jonge mensen kunnen verzuipen in die van de na-ons-de-zondvloed-generatie. Minderjarigen hebben rode-potlood-technisch al helemaal niets in de melk te brokkelen. Waarmee we zijn aangekomen bij een groot onrecht in het hart van onze democratie: degenen die het langst met de consequenties van beleid moeten leven, hebben er het minst over te zeggen.

Dit is geen natuurwet. Het onrecht komt voort uit keuzes, lang geleden gemaakt – door volwassenen. Bijvoorbeeld de beslissing om in het stemrecht een scheve vorm van discriminatie in te bouwen: wel een minimumleeftijd, maar geen maximumleeftijd. Of om kinderen om allerlei redenen het stemrecht te ontzeggen – ze zijn onervaren, het gaat ze boven de pet, ze zijn beïnvloedbaar – terwijl we dit bij volwassenen geen geldige gronden vinden om ze de toegang tot het stemhokje af te nemen. Als onze kinderen, de aarde en de toekomst ons lief zijn, dan is het nu tijd om die keuzes te heroverwegen. Verstandige jonge mensen staan klaar om de wereld te veranderen. Geef ze die kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.