dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Afgelopen zaterdag stond er een prachtige vrouw in Trouw. Haar gezicht was bijna volmaakt symmetrisch. Ze had een dikke bos zwart haar en volle lippen. Maar het mooist vond ik haar intense, vastberaden blik. Ze keek als iemand die weet wat ze wil. Dat was vóór de operatie. Een plastisch chirurg zette op haar eigen verzoek het mes in haar perfecte trekken. Haar ogen werden groter gemaakt en haar kaak werd ter versmalling afgevijld. Het resultaat van deze ongetwijfeld pijnlijke procedure stond ook in de krant. Na de ingreep zag de voormalige schoonheid eruit een willekeurig exemplaar van het Asian Airlines-type. Leuk snoetje, volstrekt inwisselbaar.

Maar liefst twintig procent van de Zuid-Koreaanse vrouwen laat haar gezicht op deze manier chirurgisch ‘verbeteren’. Arts Won-jin Park vertelt waarom: “Mensen aan deze kant van de wereld blijven zich modelleren naar de westerse wereldstandaard.” Zo’n westers hoofd vergroot de kans op maatschappelijk succes, en een krachtige kaak of smalle ogen passen er niet bij. Volgens die westerse standaard is een vrouwengezicht namelijk knapper als het meer op een baby lijkt.

Psychologen onderzochten die babyfacevoorkeur door met een computer de foto’s van supermooie vrouwen te vermengen met een steeds groter snufje kindergelaat. Slechts enkele proefpersonen prefereerden een foto die honderd procent vrouw was. Het gros viel vooral voor de meest kinderlijke foto in de set: half vrouw, half kind. De mode-industrie heeft dezelfde voorkeur. Het gezicht van topmodel Kate Moss heeft bijvoorbeeld precies de verhoudingen van een kleuter: kleine neus, spitse kin, grote ogen.

Volgens evolutiepsychologen is deze voorkeur voor een babyface universeel. In de oertijd was het voor mannen – in het kader van zoveel mogelijk nakomelingen maken – van groot belang om de vruchtbaarheid van het prehistorisch vrouwelijk schoon goed in te schatten. ‘Jeugdige’ gelaatstrekken waren daarbij een goede indicator, net als een zandloperfiguur. Evolutiepsychologen berekenden dat wanneer de taille van een vrouw 0,7 keer zo breed is als haar heupen, ze niet alleen mooier lijkt maar ook nog een vruchtbaarheidstechnisch gunstiger hormoonspiegel heeft.

Mannen zouden dus te allen tijde en te allen plaatse een evolutionair ingebakken voorkeur voor de zandlopervrouw met babyhoofd moeten hebben. In de praktijk valt dat tegen. Aardlingen die niet zo beïnvloed zijn door het westen, zoals de Hadza-stam in Tanzania, bleken niets te geven om de colaflesjesvormigheid van vrouwen. En dat is teleurstellingsgewijs maar goed ook, want antropologen ontdekten dat in niet-westerse culturen de lage heup-tailleverhouding van 0,7 nauwelijks voorkomt. In Azië zijn grote ogen bovendien zeldzaam.

Door het westerse lichaamsbeeld eerst het stempel ‘universeel aantrekkelijk’ te geven en vervolgens per modeblad wereldwijd te exporteren, krijgen onder andere Zuid-Koreaanse vrouwen een eenheidsworstig schoonheidsideaal opgedrongen dat ze alleen met semi-vrijwillige chirurgische ingrepen kunnen verkrijgen. Dat is niet alleen een droevige zaak, maar ook een bedreiging van wat werkelijk mooi is. Want zoals Darwin, de held van alle evolutiepsychologen, zei: “Als iedereen in dezelfde vorm werd gegoten, zou er niet zoiets zijn als schoonheid.”

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In 1973 werd Sybil dankzij het gelijknamige boek wereldberoemd als patiënt met een meervoudige persoonlijkheid. Tienduizenden mensen meldden zich met de boodschap: ‘Dat heb ik ook’. Maar ‘Sybil’ had haar stoornis helemaal verzonnen. Wat zegt dat over al die patiënten die zich naar aanleiding van het boek ook lieten behandelen voor dezelfde ziekte?

 

 

‘Hattie spreidde haar dochters benen met een lange houten lepel, bond haar met haar voeten aan die lepel vast en hing haar dan ondersteboven aan het uiteinde van een lichtsnoer aan het plafond. Terwijl het kind daar bungelde, haalde de moeder ijskoud water om de blaas van haar dochter mee te spoelen.’ Dit fragment komt uit Sybil, een boek uit 1973 over een patiënt die in het echt Shirley Mason heet. Shirley groeide op in de jaren twintig en dertig in een klein stadje in het Midwesten van de Verenigde Staten. Een periode waarin ze, volgens het boek, door haar moeder gruwelijk werd misbruikt. Door die vreselijke gebeurtenissen is haar persoonlijkheid gesplitst. Soms is ze zichzelf, soms een van haar zestien alter ego’s. Haar ‘gewone Shirley-ego’ heeft geen bewuste herinneringen aan het misbruik. Maar wanneer ze in de jaren vijftig bij toentertijd internationaal vermaard psychiater Cornelia Wilbur in therapie gaat voor haar aanhoudende emotionele problemen, leert ze haar andere persoonlijkheden en haar ware verleden kennen. Het verhaal heeft een happy end: na jarenlange behandeling door Wilbur verwerkt Shirley haar trauma. Haar persoonlijkheden smelten samen tot een: die van haarzelf. Wilbur neemt daarop het initiatief om Shirleys levensverhaal te laten optekenen, en vraagt in de jaren zestig aan de journalist Flora Schreiber of zij dat wil doen. De drie vrouwen werken samen aan Sybil. Met succes: nadat het boek verschijnt wordt het een internationale bestseller, met wereldwijd meer dan tien miljoen verkochte exemplaren. De televisieverfilming is een klassieker. Op de avond dat hij voor het eerst werd uitgezonden, keek bijna een kwart van de Amerikaanse bevolking.

 

De enorme populariteit van Sybil had gevolgen. Want in het kielzog van de hype meldden zich in Europa en Noord-Amerika tienduizenden mensen met meervoudige persoonlijkheden. Bij de psychiaters kregen ze een warm onthaal. Terwijl Schreiber aan het boek Sybil schrijft, lobbyt Wilbur bij collega-psychiaters voor internationale erkenning voor meervoudige persoonlijkheidsstoornis (MPS) als psychiatrische aandoening. Die erkenning komt in 1980, zeven jaar na het verschijnen van Sybil. Waar pre-Sybil slechts een handjevol gevallen van MPS bekend waren, kwamen er in in de jaren tachtig zoveel nieuwe patiënten met de stoornis bij dat sommigen spraken van een epidemie. Waar kwamen al die patiënten vandaan? Een mogelijke verklaring is dat er altijd al veel mensen met MPS waren, maar dat ze dankzij ‘voorbeeldpatiënt’ Sybil dachten: ‘He, dat heb ik ook. Laat ik naar een dokter gaan.’ Maar met die uitleg is een probleem. In het boek ‘Sybil exposed’ dat in najaar 2011 verscheen, onthult schrijfster Debbie Nathan dat Shirley Masons verhaal van A tot Z was gelogen.

 

We gaan terug naar mei 1958. Shirley, dan 35 jaar oud, was nu al vier jaar bij psychiater Wilbur in therapie om aan haar meerdere persoonlijkheden te werken. Wilburs carriere neemt dankzij de complexe problemen van haar patient een grote vlucht. Dankzij Shirley staat ze nu bekend als internationaal meervoudig persoonlijkheidsexpert. Shirley heeft minder geluk: ze voelt zich na jaren behandeling eerder slechter dan beter. Dus besluitt ze dat er iets moest veranderen. Ze schrijft Wilbur een brief, waarin ze zegt: ‘Ik zal niet zeggen dat er niets mis met me is. Maar het is niet wat ik je wilde laten geloven. Ik heb geen meerdere persoonlijkheden. Eigenlijk heb ik zitten liegen.’ Wilbur weigert deze bekentenis te accepteren. Haar internationale faam als psychiater hangt immers voor een flink deel af van haar behandeling van Shirley en haar bijzondere stoornis. Dus vertelt ze Shirleys dat haar bekentenis een onbewuste poging was om haar genezing te saboteren. Ze laat bovendien duidelijk doorschemeren dat Shirley zonder haar alter ego’s niet meer bij haar in behandeling mag blijven. Die gedachte kan Shirley niet aan. Ze us half verliefd op Wilbur. ‘Ik hou van je en ik zou alles voor je doen’, schreef ze eens aan haar psychiater. Bovendien is Shirley na jaren bijna fulltime in therapie te zijn geweest zowel emotioneel als financieel afhankelijk van Wilbur. Dus voegt Shirley zich wederom in de leugen van de meervoudige persoonlijkheden. Sterker nog: ze gooit er een schepje bovenop. Tot tevredenheid van Wilbur begint ze steeds ernstiger misbruikherinneringen ‘naar boven te halen’. Haar moeder zou lesbische orgieën met jonge tienermeisjes hebben gehouden in het bos en Shirley als klein meisje bijna hebben laten verdrinken in de graansilo van haar vaders schuur. Toen de journalist Flora Schreiber besloot om in samenwerking met Shirley en Wilbur het boek Sybil te schrijven, ontdekte ze vrij snel dat deze zaken nooit werkelijk gebeurd waren. Zo was er in het geboortedorp van Sybil helemaal geen bos. Bovendien was vaders schuur in werkelijkheid meer een kolenhok, dus beslist te klein voor een graansilo. Toch schreef Schreiber het boek, omdat het ‘emotioneel waar’ was. En dat was voor haar goed genoeg.

 

Mensen die in de jaren zeventig in de psychiatrie werkten, herinneren zich nog goed hoe de Sybilstorm losbarstte. ‘De Nederlandse vertaling van het boek kwam uit, en daarna begonnen ze binnen te komen, de mensen met meerdere persoonlijkheden. En niet enkele, maar echt met tientallen tegelijk’, vertelt een voormalig verpleegkundige. Nou is zo’n plotselinge opkomst van een aandoening die op dat moment veel in de media is geen onbekend verschijnsel. In 1967 bijvoorbeeld, waarschuwden kranten in Singapore dat er een uitbraak was van koro nadat verscheidene mensen varkensvlees hadden gegeten van een big die was ingeënt tegen varkenspest. Koro is een psychologische aandoening waarbij de patiënt denkt dat zijn penis zich zal terugtrekken in het lichaam, met bijbehorende paniek en angst om dood te gaan. Na de alarmerende krantenberichten kregen honderden Singaporezen koro. De epidemie werd pas een halt toegeroepen toen diezelfde kranten uitgebreid artsen begonnen te citeren die zeiden dat koro het gevolg was van angst, niet van besmet varkensvlees.

 

De koro-uitbraak in Singapore staat in de studieboeken als een klassiek geval van massahysterie. Zou er met de ‘uitbraak’ van meervoudige persoonlijkheden hetzelfde aan de hand kunnen zijn? Sommige wetenschappers denken van wel. Zij gaan ervan uit dat MPS geen echte psychiatrische aandoening is, maar een modeziekte. Hersenonderzoek steunt die lezing. Het brein van iemand met MPS is abnormaal op dezelfde plekken als waar het brein van een Londense taxichauffeur of geoefende muzikant verschilt van een gewoon brein, schrijft Debbie Nathan. Bij die laatste twee groepen neemt men aan dat hun ‘afwijking’ komt doordat ze supergetraind zijn in het onthouden van grote hoeveelheden ingewikkelde informatie, zoals het stratenplan van Londen of complexe muziekstukken. Dat de hersenen van iemand met MPS er net zo uit zien, is een aanwijzing dat deze patiënten bewust of onbewust experts zijn geworden in het onthouden van het wel en wee van al hun alter ego’s. Iets wat natuurlijk niet zou hoeven als er echt meerdere personen in iemands hersenpan zouden huizen.

 

Dat meervoudige persoonlijkheidsstoornis een modeziekte is, wil niet zeggen dat de mensen die eraan lijden kwaadwillende leugenaars of fantasten zijn. In haar bekentenisbrief aan dr. Wilbur maakt ook Shirley duidelijk dat ze wel degelijk ernstige psychische problemen heeft: ‘Ik probeerde je te laten zien dat ik voelde dat ik hulp nodig had.’ Dat mensen een modeziekte hebben, en zelfs mensen als Shirley die een stoornis bij elkaar verzinnen, lijden echt. Verschillende wetenschappers kwamen tot de conclusie dat mensen die psychisch in de moeilijkheden zitten, volledig onbewust de neiging hebben om hun nood in een vorm te gieten die hen verzekerd van hulp. Journalist Ethan Watters schrijft hier in zijn boek Crazy like us over. Elke cultuur heeft wat hij noemt een symptom pool; een collectie stoornissen die als echt en ernstig te boek staan, en die dus garanderen dat degene die eraan lijdt aandacht en indien mogelijk genezing krijgt. Deze theorie verklaart hoe stoornissen kunnen komen en gaan. Vandaag de dag lijdt er bijvoorbeeld niemand meer aan hysterie, terwijl het aan het eind van de negentiende eeuw heel gebruikelijk was dat psychische nood die vorm aannam, inclusief spontane verlamming en kronkelen met het lichaam. Watters geeft ook een moderner voorbeeld van een ziekte die plotseling opkwam en afnam. Aan het begin van de jaren negentig ging in de media het hardnekkige gerucht dat prinses Diana leed aan boulimia, een stoornis met enorme eetbuien van voedsel dat daarna weer uitgebraakt of weggelaxeerd wordt. In dezelfde periode, zo schrijft Watters, zie je dat het aantal mensen met boulimia enorm stijgt. Na 1997, het jaar dat de prinses overleed, nam het boulimiapatiënten even hard af.

 

Er zijn ondertussen bijna dertig jaar voorbij sinds Sybil verscheen. Hoewel karakters met meervoudige persoonlijkheden nog steeds nu en dan voorbij komen in films en televisieseries is de echte hype overgewaaid. Zoals verwacht is daarmee het aantal mensen met alter ego’s ook flink afgenomen.Wat rest is het verhaal van hoe een gewetenloze psychiater met behulp van een mediahype een nieuwe psychiatrische stoornis creëerde op basis van leugens en bedrog. Het heeft maar weinig mensen goed gedaan, en zeker haar patiënt Shirley niet. Na haar ‘genezing’ in 1965 ging toen 42-jarige Shirley aan de slag als kunstdocent aan het kleine Rio Grande College in Ohio. Ze had het naar haar zin en voelde zich gelukkig. Helaas voor haar lekte kort na het verschijnen van het boek Sybil haar werkelijke identiteit uit. Ze zag zich gedwongen haar baan en vriendschappen op te geven, en begon een soort semi-kluizenaarsbestaan waarin ze vrijwel elke dag doorbracht in het huis van haar ‘levensgezel’ Wilbur. Ze verzorgde Wilbur nadat die in 1992 een beroerte kreeg. Zes jaar nadat haar psychiater en vriendin gestorven was, kreeg Shirley te horen dat ze zelf uitgezaaide borstkanker had. Ze besloot zich niet te laten behandelen en stierf in 1998, in armoede en zonder vrienden of familie om zich heen.

 

Meer lezen:

 

Ethan Watters. Crazy Like Us: over de innige verhouding tussen cultuur en psychiatrie. Free Press, New York, 2010.

 

Debbie Nathan. Sybil Exposed: hoe het echt zat met ’s werelds meest beroemde patient met meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Free Press, New York, 2011.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Is een budget van 50 per week genoeg om echt gezond te eten?

Afgelopen dinsdag schreef ik in mijn Trouw-column (link: http://www.trouw.nl/tr/nl/8367/Asha-ten-Broeke/article/detail/3083285/2011/12/20/Ongezond-eten-is-niet-alleen-een-keuze.dhtml) dat een bijstandsmoeder met drie kinderen ongeveer 50 euro per week te besteden heeft aan eten en dat het daarvoor niet mogelijk is om echt gezond te eten. De reacties vielen uiteen in twee groepen. Bijstandsgerechtigden lieten me weten dat ze die 50 euro een vrij ruime schatting vonden – als je kleine kinderen hebt die snel uit hun kleertjes groeien is het ondanks de kinderbijslag aanzienlijk krapper en in de schuldhulpverlening moet je het, ook met kinderen, met maximaal 30 euro doen, en daar moet ook nog wc-papier, afwasmiddel en waspoeder van worden gehaald. Aan de andere kant waren er mensen die zelf een vrij ruime beurs hebben, en die mijn suggestie dat je van 50 euro per week niet gezond kunt eten bespottelijk vonden. Er is immers de markt, de Aldi en Lidl, Euroshopperproducten, aanbiedingen. En daarmee lukt het best.

Ik heb het idee dat hoogopgeleide, goedverdienende Nederlanders – zoals de reageerders, en zoals ondergetekende – niet meer precies weten wat eten eigenlijk kost als je het zo zuinig mogelijk moet aanpakken. Zelf hoef ik me al sinds mijn studententijd geen zorgen meer te maken dat ik aan het eind van mijn geld een stukje maand overhoud, en het leek me dus informatief om eens op onderzoek uit te gaan naar de vraag wat echt gezond eten nu kost als je het zo goedkoop mogelijk moet inslaan.

Gezond definieer ik hier als: volgens het advies van het Voedingscentrum. Daar heb ik opgezocht wat mijn voorbeeldgezin elke week zou moeten eten volgens de Schijf van Vijf en aanverwante aanbevelingen. Dit is de lijst die daaruit kwam, per dag en per persoon:

– Vijf a zes sneetjes volkorenbrood met dieethalvarine
– 2 stuks fruit
– 30 gram kaas (anderhalve grote plak)
– 200 tot 250 ml melk (halfvol of mager)
– 200 tot 250 ml magere yoghurt
– 100 gram mager vlees, kip, vis of vleesvervanger (waarvan minstens 2 a 3x per week vis, waarvan minstens 1x per week vette vis als zalm of makreel)
– 200 gram aardappels, zilvervliesrijst of volkorenpasta
– 200 gram groente

Om ons te helpen om aan deze behoefte te voldoen, geeft het Voedingscentrum verantwoord dagrecepten. Nu had ik in mijn column al vastgesteld dat de receptkaarten van de Albert Heijn schrikbarend duur uitvallen: je bent voor vier personen zo’n 92 euro kwijt als je alle recepten van de Appie opvolgt. Dat is voor ons voorbeeldgezin dus beslist geen optie.

Het Voedingscentrum doet dat beter. Het recept van vandaag (pastinaak met komijn, ribkarbonades en aardappeltjes) maak je voor vier personen voor ongeveer 8 euro, mits je de pastinaak op de markt haalt en de karbonades bij de Aldi. Het dagrecept van morgen (tofu met sojasaus, honing, met witte kool, mihoen en kerrie) maak je voor 6 euro (waarbij ik ervanuit ga dat je niet speciaal voor die ene gelegenheid kerrie, sojasaus en honing hoeft te halen en dat je de mihoen bij de toko koopt). Deze twee recepten lijken representatief voor wat het Voedingscentrum op dit vlak te bieden heeft, hoewel ik erbij moet zeggen dat de ‘vette visdag’ duurder uitpakt omdat dit soort vissigheid nu eenmaal meer aan de prijs is dan varkensvlees of tofu. Het lijkt me een faire aanname dat een avondmaal voor vier personen volgens een recept van het Voedingscentrum in totaal gemiddeld zo’n 7,50 euro kost. Voor de hele week is ons voorbeeldgezin iets meer dan 50 euro kwijt om de hele week gezond te dineren.

Niet slecht. Maar het budget van maximaal 50 euro is nu wel op, en we hebben nog geen ontbijt, lunch of tussendoortjes gekocht. Mensen in de schuldhulpverlening zijn op deze manier bovendien budgetair gezien reddeloos verloren.

Dat roept de vraag op: kan het even gezond, maar goedkoper? Ja, dat kan. De goedkoopste manier om eten te halen is, volgens mijn steekproef, als volgt:
– Op de markt haal je seizoensfruit. Vandaag kon je er voor 1 euro een zak met 10 appels, peren of mandarijnen halen.
– Groente uit de vriezer (Aldi, Lidl of Euroshopper, dat ontloopt elkaar gemiddeld bijna niks. Vriezergroente is trouwens goedkoper dan groente van de markt, op een enkele superaanbieding na. Deze week kon je bij ons op de markt bijvoorbeeld een zak prei halen voor 1 euro. De rest van de groente was duurder dan de diepvriesvariant).
– Vlees en vis haal je het best uit de vriezer of aanbieding. In mijn voorbeeldweek komt alles uit de vriezer, behalve het magere rundergehakt, dat was in de aanbieding.
– Zilvervliesrijst is ook van het merk Euroshopper te koop. Volkorenpasta helaas niet, dus dat kocht ik van het AH eigen merk (Aldi en Lidl hebben beide bij mijn weten niet in het assortiment). Aardappels kun je halen waar je wilt, qua prijs maakt het weinig uit, zolang je maar geen voorgesneden, voorgeschilde dingen haalt, maar gewoon zo’n zak zelf te schillen zanderige piepers.
– Kaas, halvarine, zonnebloemolie en vloeibare margarine zijn allemaal in Euroshoppervariant of bij Aldi of Lidl verkrijgbaar.
– Melk is het goedkoopst in gesteriliseerde (houdbare) variant. Geen verse melk dus. Tussen Aldi, Lidl en Euroshopper zijn wederom alleen minimale verschillen. Dat geldt ook voor de magere yoghurt, behalve dan dat die alleen in verse variant te verkrijgen is (tenzij je er anderhalf stukje fruit en heel veel suiker bij wilt, maar dat is dan weer niet zo gezond)
– Volkorenbrood koop je het beste bij de Lidl, daar kost het zo’n 0,80 cent.

Voor allesbehalve het avondeten (dus brood, kaas, fruit, halvarine, olie, vloeibare margarine, melk, yoghurt) is ons voorbeeldgezin van een volwassene en drie kinderen elke week zo’n 23 euro kwijt.

Dan het avondeten. Deze week aten we volgens de voorschriften van het Voedingscentrum: Dit is het goedkoopste menu dat ik op basis van bovenstaande steekproefsgewijs verzamelde wijsheid kon samenstellen dat aan alle eisen voldeed:
– Maandag: zalm met zilvervliesrijst en spinazie (prijs voor vier personen: iets minder dan 7 euro)
– Dinsdag: kip met volkorenpasta en sperziebonen (5,70 euro)
– Woensdag: kabeljauw met aardappels en rode kool met appeltjes (4,25 euro)
– Donderdag: kip met aardappels en verse prei (4 euro)
– Vrijdag: tofu met volkorenpasta en sperziebonen (3,50 euro)
– Zaterdag: mager rundergehakt met stamppot van aardappels en boerenkool (5,60 euro)
– Zondag: een kerstmaal van garnalen met zilvervliesrijst en spinazie (5,75 euro)

De totale prijs van dit ‘bodemweekmenu’ voor ons voorbeeldgezin is iets meer dan 35 euro. Dat is aanzienlijk minder dan het budget dat je nodig hebt om volgens de recepten van het Voedingscentrum te knagen – een aanzienlijk minder dan ik zelf elke week uittrek voor mijn boodschapjes. Dat laatste is ook logisch. Want deze voor mij volkomen normale producten eet ons voorbeeldgezin namelijk allemaal niet: afgezien van de anderhalve plak kaas is er geen broodbeleg behalve halvarine (hoewel je natuurlijk je fruit op brood kunt doen), ze drinken naast de melk alleen maar water (dus geen thee en geen koffie), er zit geen saus bij de rijst of de pasta, geen kruiden over het vlees et cetera.

We kunnen het er denk ik over eens zijn dat we met bovenstaande zaken alleen het minimale aan gezonde voeding hebben ingeslagen. Maar spijtig genoeg blijkt het budget van 50 euro niet voldoende te zijn: de 35 euro voor het avondeten samen met de 23 euro die ons voorbeeldgezin nodig had voor brood, fruit, melk et cetera komt het totaal op 58 euro, dus 8 euro meer dan ze eigenlijk te besteden hadden.

Ter vergelijk: als ons voorbeeldgezin elke dag van de week een bord friet en twee frikandellen had gegeten, dan waren ze – inclusief het frituurvet – voor de hele week aan avondeten geen 35 maar 17 euro kwijt geweest. Voor het luttele bedrag van 1,63 euro haal je namelijk 2,5 kilo Euroshopperfriet uit de vriezer, en voor 1,69 euro heb je daar een whopping twintig Euroshopperfrikandellen bij. Zelfs als onze bijstandsmoeder plus drie kinderen dan de rest van de dag heel gezond volkorenboterhammen en fruit hadden gegeten, waren ze met 17 + 23 = 40 euro nog ruim binnen budget gebleven, en was er geld geweest voor een koekjes, koffie en misschien wel iets leuks voor de kinderen.

De eindconclusie van mijn ochtendje shoppen en middagje rekenen is dus treurig: een bijstandsuitkering geeft onvoldoende budget om echt gezond te eten, maar zelf te frituren junkfood kun je er met gemak van betalen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Het idee m/v’ verscheen in juni 2010. In het boek maak ik gehakt van het ouderwetse idee dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus omdat hij in de oertijd uit jagen ging terwijl zij met de kindekes in een grot zat. In plaats daarvan vertel ik een verhaal over de enorme invloed van culturele stereotypen: niet alleen op mannen en vrouwen, maar ook op de manier waarop we over de seksen denken. Het boek werd uitstekend ontvangen. Er kwam al snel een tweede druk en sinds najaar 2011 is er een midprice editie. Vrij Nederland riep ‘Het idee m/v’ uit tot een van de 20 beste non-fictieboeken van 2010. Dit vonden andere media ervan:

 

“Verplichte kost” – De Volkskrant

“Met illustratieve onderzoeken en kleurrijke omschrijvingen van wetenschappers blaast Ten Broeke droge wetenschap leven in en maakt ze die zelfs spannend. De vlotte en frisse stijl doet denken aan de boeken van filosoof Bas Haring; wetenschap is leuk! (…) vaak heel geestig (…) een aanrader voor vrouwen én mannen.” – Nu.nl (vier sterren)

“Ten Broeke’s kritische blik dwingt je om verder te kijken dan je evolutionaire neus lang is.” – Psychologie Magazine

“(…) vol eye-openers voor de miljoenen mensen die achter de Mars- en Venusprofeten aanlopen.” – Noorderlicht, VPRO

“In de vastgeroeste discussie over evolutie versus opvoeding als verklaring van man-vrouwverschillen, ontwikkelde wetenschapsjournalist Asha ten Broeke (27) een verfrissende ‘derde weg’” – Opzij

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op de keper beschouwd is Sinterklaas een merkwaardig feest. Allerlei dingen die de rest van het jaar ongehoord zijn, blijken onder de noemer ’traditie’ niet alleen acceptabel maar zelfs aanbevelenswaardig.

Zoals feit en fictie door elkaar halen (“Nee, lieverd, mensen worden geen vijfhonderd jaar, maar voor de Goedheiligman maakt de evolutie/God een uitzondering”), liegen dat het gedrukt staat (“Sinterklaas bestaat echt. Ik weet dat hij op de buurman lijkt, schatje, maar dat is toeval”), en feestelijk aanzien hoe zwarte mensen de knechten zijn van een blank heerschap.

Vooral dat laatste was de afgelopen week in het nieuws, nadat de politie hardhandig vier mannen oppakte die volkomen terecht het punt maakten dat Zwarte Piet een nogal racistisch instituut is. Ongeacht de oorspronkelijke herkomst van de domme knecht, is het overduidelijk dat de hedendaagse Piet een zwart persoon is in karikatuur.

Niks zwarte geesten, schoorsteenvegers of raven van Wodan. Met de gouden oorringen, kroeshaarpruik en dikke rode lippen is het alsof hij zo uit een ouderwetse en nu met reden politiek incorrect verklaarde editie van Sjors en Sjimmie is gelopen.

Dat sommige zwarte mensen hier hevig aanstoot aan nemen is op zichzelf afdoende reden om de hele traditie te heroverwegen, temeer omdat die aanstoot een rechtstreeks gevolg is van het feit dat onze voorouders hun voorouders als slaven hebben verhandeld. Maar daar hebben we het liever niet over: slavernij is zo’n ongezellig onderwerp, zeker tijdens de feestdagen. Hetzelfde geldt voor nare zaken als ras.

Liever dan aan de keukentafel met de kinderen een gesprek voeren over hoe de relatieve bruinheid van je huid niets zegt over je verdere voorkeuren of vaardigheden, verklaren de meeste mensen het onderwerp taboe, in de hoop dat de vruchten van hun lendenen automatisch kleurenblind en tolerant opgroeien.

Dat zwijgen is geen goed idee, schrijven Po Bronson en Ashley Merryman in het boek ‘Ouders opgelet’. Kinderen zijn namelijk niet gek: huidskleur is een kenmerk dat nogal in het oog springt, en kleine mensen hebben net als grote mensen een enorme behoefte om te categoriseren: ik, wij, zij.

Uit een experiment van de Amerikaanse wetenschapper Rebecca Bigler blijkt hoe sterk die neiging is. Zij deelde op een basisschool willekeurig rode en blauwe T-shirts uit aan de leerlingen. Ze zei er niets bij, de leraren noemden de shirtkleur niet en maakten er ook geen onderscheid naar. Toch bleek al snel dat de roden het liefst met de roden speelden, en de blauwen het liefst met de blauwen.

De kinderen kregen ook uit het niets T-shirt gerelateerde vooroordelen. Wanneer een ‘rood’ kind werd gevraagd hoeveel van de andere roden aardig waren, zei hij: “Allemaal”. En de blauwen, zijn die ook aardig? “Sommigen.”

Racisme is blijkbaar iets waar je als ouder actief omheen moet klussen. Staan lachen terwijl Sinterklaas heer en meester speelt over een stel domme Pieten lijkt me daarbij een heel slecht begin, net als onder het mom van gezelligheid negeren hoe groepen Nederlanders zich gekwetst voelen door een kinderfeest met foute kantjes. Is dit wat we kinderen willen bijbrengen? Dat de gevoelens van een zwarte minderheid moeten wijken, omdat de traditie voor ons zo leuk is? Ik hoop het niet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk heb ik gewoon een goede beurt nodig. Dan zou ik ook niet zo’n de behoefte hebben om dwarse columns te schrijven. Dat was althans de conclusie van de reaguurders op de website GeenStijl.nl, alwaar mijn column over Diederik Stapel vorige week van tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend commentaar werd voorzien. Als ik had gedeugd als vrouw, zo begreep ik uit de reacties, was ik wel een lekker wijf geweest in plaats van dikke, lelijke mannenhaatster. In welk geval ik uiteraard de hele dag in een seksueel bevredigende negligé gebruik had staan maken van mijn enige recht: het aanrecht. Nimmer had ik de aanvechting gevoeld om me ergens over uit te spreken.

Van collega’s en vrienden kreeg ik na het GeenStijl-bericht het advies om me voorlopig maar even gedeisd te houden. Reacties en e-mails als “Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf” moet ik me maar laten welgevallen, uit angst voor meer.

Dat klinkt verstandig, ware het niet dat onze moeders natuurlijk niet die hele tweede feministische golf op poten hebben gezet zodat wij ons kunnen laten bangmaken door een stel misogynisten. Ik ben niet de enige die dat vindt. Anderhalve week geleden sprak een groep Britse vrouwelijke bloggers en journalisten zich in The Observer uit tegen vrouwenhaat op internet. Zoals Laurie Penny van The Guardian, die de aanvallen op haar uiterlijk spuugzat is. Het idee dat een vrouw seksueel aantrekkelijk moet zijn om serieus genomen te worden, wordt al een paar honderd jaar gebruikt om vrouwen te beschimpen en weg te zetten, zegt Penny. Het internet maakt het gewoon gemakkelijker voor de jongen in de eenzame slaapkamer om mee te doen aan dit getreiter.

Dat getreiter neemt vrijwel altijd dezelfde vorm aan, weet Caroline Farrow, een katholieke blogger. Ze krijg elke dag e-mails van mannen die zeggen haar te komen verkrachten. Het risico dat iemand daadwerkelijk langskomt om de daad bij het woord te voegen acht ze klein. Maar, zo stelt feminist en schrijver Susie Orbach terecht: de dreiging met seksueel geweld is in zichzelf gewelddadig, en heeft geen enkel doel dan vrouwen de mond te snoeren.

Hoewel dreigen met verkrachting een uitzondering is, is die mondsnoerneiging niet per se een randverschijnsel. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat een kwade vrouw als te emotioneel wordt weggezet, terwijl woede bij mannen als logisch gevolg van de situatie wordt gezien. Sterke vrouwen, zo vindt de gemiddelde proefpersoon, zijn niet aardig genoeg voor een baan, te kattig om een goede manager te zijn, en te uitgesproken om serieus te nemen.

Al deze vooroordelen worden op internet vrijelijk gekoesterd door mannen die de vrouwenemancipatie blijkbaar emotioneel niet aankonden. Wanneer een vrouw zich uitspreekt dient de aandacht dus onmiddellijk verlegd te worden van de inhoud naar het uiterlijk of seksualiteit van de spreekster – GeenStijl, dé pleisterplaats voor emancipatiepaniek, voorop. Zo ontstaat een sfeer waarbinnen “ik kom je neuken” acceptabel wordt. De juiste reactie hierop lijkt me niet een stilzwijgend ondergaan van alle hatelijkheden. Ik laat me niet bangmaken en ik laat me niet de mond snoeren. Basta.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.