dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De laatste tijd denk ik weer veel aan Aysha. Ze vluchtte uit Aleppo, met haar twee kleine dochters Bisan en Sham, en zwanger van een derde. Voor de oorlog in Syrië was ze was ze carrièrevrouw, en gelukkig getrouwd. Haar verhaal stond afgelopen december in het blad Marie Claire. Ze vertelde over bommen, over voedseltekorten, en over weggaan, smokkelaars, en een klein rubberbootje. Haar man bleef achter. ‘Als arts had hij het gevoel dat hij dáár nodig was. Vijf maanden lang hadden we iedere dag ruzie, maar uiteindelijk liet hij ons gaan. Het laatste wat hij tegen me zei, was dat ik mijzelf en onze kinderen moest beschermen omdat wij zijn hele leven waren.’

Ik denk aan Aysha en haar dochters en haar man om mezelf eraan te herinneren dat het vluchtelingendebat gaat over echte mensen; als de geopolitieke kaarten net wat anders waren geschud, had ik het kunnen zijn. Wie het nieuws volgt, zou dat zomaar kunnen vergeten. Vlees en bloed veranderen in cijfers en percentages: zestig procent, negentig procent, 58 duizend, 150 duizend, 250 duizend. Die nadruk op getallen versterkt een bepaald beeld van vluchtelingen; een gezichtsloze massa, een aanhoudende stroom vreemden, een probleem, een crisis, volgens sommigen zelfs een ramp. Of, in de woorden van PVV-leider Geert Wilders, ‘een islamitische invasie’.

De Australische islamoloog Halim Rane en mediawetenschappers Jacqui Ewart en John Martinkus noemen dit mechanisme in hun boek Media framing of the muslim world. Ze beschrijven hoe moslimvluchtelingen in de media impliciet of expliciet worden neergezet als een demografische bedreiging voor het westen. Volgens de onderzoekers is het een van de kenmerken van het ‘nieuwe oriëntalisme’; een manier van denken die ‘ons’ in het westen stelt tegenover de islamitische ‘anderen’, de ‘onverlichte buitenstaanders’. Daarbij geldt dat het westen superieur is, en die anderen een potentieel gevaar vormen waartegen ‘wij’ beschermd moeten worden. Dat gevaar is trouwens niet alleen demografisch van aard – het zijn niet enkel de grote aantallen moslims waartegen ‘we’ ‘ons’ moet verdedigen. Het nieuwe oriëntalisme ziet ook een cultureel gevaar; moslims zullen ‘onze’ manier van leven ondermijnen. Bovendien benadrukt deze denkwijze dat ‘onze’ veiligheid in het geding is: moslimmannen zullen ‘onze’ vrouwen verkrachten en terroristische aanslagen komen plegen.

Rane, Ewart en Martinkus ontkennen niet dat er moslims zijn die dit inderdaad willen en doen. Maar, stellen zij, deze dreiging komt van een kleine minderheid. En toch domineert het ongenuanceerde frame van de ‘gevaarlijke anderen’ het nieuws. Soms heel opzichtig, zoals toen diverse media meldden dat Wilders verzetsspray ging uitdelen tegen ‘islamitische testosteronbommen’, en citeerden hoe hij zei dat de gebeurtenissen in Keulen en andere steden hadden laten zien ‘hoe gevaarlijk het is, als we massaal mannen binnenhalen uit de barbaarse, vrouwonvriendelijke islamitische cultuur’.

Maar ook de PvdA stapt regelmatig dit frame in, zij het wat minder hatelijk of flagrant. Zoals toen minister Plasterk aankondigde dat hij de Nederlandse grondwet ging laten vertalen voor vluchtelingen. Zo zouden ze weten wat voor land dit is, en dat bijvoorbeeld bij ons man en vrouw gelijk zijn. (Dat zowel Syrië, Irak als Afghanistan grondwetten hebben waarin dat ook staat, was blijkbaar niet bekend.) Of toen minister Bussemaker deze week aankondigde dat asielzoekers op azc’s aan de hand van informatiemateriaal van de middelbare school les moeten krijgen over homorechten. Sympathiek misschien, nuttig wellicht, maar het benadrukt tegelijk het beeld van de onverlichte buitenstaander.

Andere frames over moslimvluchtelingen zijn zeldzamer, maar ze bestaan natuurlijk wel. Zo is er ook een verwaarloosd mensenrechtenframe, dat centraal stelt dat vluchtelingen volgens internationale verdragen recht hebben op een veilige haven. En een verguisd diversiteitsframe, dat Rane, Ewart en Martinkus in hun boek aanhalen: dat moslims zo’n enorm gevarieerde groep zijn, dat vrijwel elke generalisatie bij voorbaat onzin is.

Ik moest denken aan een artikel dat ik een tijdje geleden las, over gevluchte vaders in Nederlandse azc’s die hun gezinnen zo wanhopig misten dat ze het liefst terug wilden naar de oorlog. Ik moest denken aan de Syrische mannen in Keulen, die na die vreselijke oudjaarsnacht een brief verspreidden waarin ze hun afschuw uitspraken over seksueel geweld. Ik moest denken aan de man van Aysha, die zei ‘jullie zijn mijn hele leven’, maar toch in Aleppo bleef om voor zieken en gewonden te zorgen. En ja, ik moest ook denken aan terroristen, verkrachters, en aan homo- en vrouwenhaters. En ik dacht: het enige frame dat we echt nodig hebben, is dat moslims gewoon mensen zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het beste advies dat ik ooit las, stond in een opvoedingsartikel van de Amerikaanse schrijver David Vienna. Het wilde iets toevoegen aan de laatste trends in ouderschapsland. ‘Ik ben over een techniek gestruikeld die garandeert dat je kind opgroeit tot een voorbeeldige leerling en burger’, schreef Vienna. ‘Het heet CTFD, wat staat voor “Calm the fuck down”. En dat is niet een boodschap die je aan je kinderen moet geven. Hij is voor jou.’

Het idee achter CTFD is dat het met het gros der oempaloempa’s in de meeste situaties vanzelf wel goed komt, ongeacht hoe hard paps of mams er opvoedtechnisch tegenaan klust. (En zelfs als iets onverhoopt toch niet goed blijkt te komen, dan nog is het vrijwel altijd handig om eerst wat de neuk te kalmeren.) Vervolgens geeft Vienna wat voorbeelden waarin de CTFD-methode van toepassing is. ‘Maak je je zorgen dat het kind van je vrienden het alfabet al kent en jouw kind niet? Calm the fuck down.’ En: ‘Gestrest omdat je kind in het openbaar gênant gedrag vertoont? Calm the fuck down.’ De methode is even doeltreffend als simpel, aldus Vienna. ‘Om CTFD te gebruiken, volg je gewoon deze eenvoudige stappen: 1. Calm the fuck down. 2. Er is geen tweede stap.’

Uit eigen ervaring kan ik u melden dat deze stappen in de opvoeding prima werken. En de afgelopen twee weken ben ik gaan vermoeden dat de techniek post-Keulen veel breder toepasbaar is dan Vienna dacht.

Zo was ‘calm the fuck down’ een goede raad geweest voor onze premier, toen hij afgelopen vrijdag na de ministerraad de pers te woord stond. Hij snapte wel dat mensen zich na de massa-aanranding-en-erger in Keulen extra zorgen maakten over de grote asielzoekersinstroom. En al wilde Rutte niet alle vluchtelingen over één verkrachterskam scheren, een stevig staaltje wij-zij-denken vond hij wel op zijn plaats: ‘Zij hebben zich aan te passen. Wij zijn West-Europa, wij zijn beschaafd.’

Dat de Duitse krant Der Spiegel later zou onthullen dat het in Keulen waarschijnlijk niet ging om vluchtelingen maar om criminele Noord-Afrikaanse bendes die vanuit azc’s opereren, kon ons nationale opperhoofd toen natuurlijk nog niet weten. Maar dat onderstreept alleen maar het belang van CTFD. Nu staan zijn woorden op ons trommelvlies geëtst, en kon ik niet anders dan eraan terugdenken toen ik las dat ‘bezorgde burgers’ in het Noord-Brabantse dorp Heesch deze week een varkenskadaver in een boom hebben gehangen, uit protest tegen een aldaar gepland azc.

Sywert van Lienden: nog zo iemand die beter eerst wat tot rust had kunnen komen. Dinsdag schoof hij aan bij De Wereld Draait Door om over massa-aanrandingen te praten. Daar kwam hij met een aantal statistieken die zouden aantonen dat één op de twintig vluchtelingen een zedendelinquent is. Dit cijfer bleek pure fictie; iets dat de Leidse hoogleraar Leo Lucassen de volgende dag kundig kwam uitleggen. Lucassen vertelde ook over een langdurige studie naar asielzoekers die in de jaren negentig naar Nederland kwamen: zij bleken niet crimineler dan vergelijkbare Nederlanders. Maar zelfs dit nuchtere feit bracht Van Lienden niet tot CTFD-achtige zenheid. Hij noemde deze beste wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid ‘op zichzelf al een politieke keuze’ en sprak van ‘wegredeneren’ terwijl het moest gaan over ‘de schaduwzijde van de migratie’.

Ook columnist Ross Douthat zou ik wat kalmte aanbevelen. Gister stelde hij in de Volkskrant dat de Duitse samenleving de huidige vluchtelingenstroom niet aankan, en dat het dus een goed idee is om voorlopig de grenzen te sluiten en te beginnen ‘met een ordelijke uitzetting voor gezonde jonge mannen.’ Welja, dacht ik: laten we om vrouw en vaderland te beschermen vooral onze achterwerkjes afvegen met internationale vluchtelingenverdragen, en als toetje beleid bedenken dat – in weerwil van de geest van onze eigen grondwet – onderscheid maakt op zowel etniciteit als gender.

Of, beter: laten we dat niet doen. Neem liever Vienna’s advies ter harte. Voelt u de neiging opkomen om een complete bevolkingsgroep of religie de schuld te geven van een misstand die begaan blijkt door criminelen? Calm the fuck down. Heeft u de behoefte om de feiten ondergeschikt te maken aan de realiteit omdat dit nu even megapuik in de tijdsgeest past? Calm the fuck down. Wilt u onze samenleving beschermen door op het principe van vrijheid, gelijkheid en broederschap te morsen? Calm the fuck down. En speelt u met het idee om uit protest een dode big in een boom te hijsen? In vredesnaam: Calm. The. Fuck. Down.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vorig jaar was de columnistenmarathon enkele dagen na Charlie Hebdo; nu slechts enkele weken na Parijs. Dat geeft me het gevoel dat ik iets zwaarmoedigs en geopolitiek-betekenisvols zou moeten zeggen. Maar eigenlijk wil ik liever een ander onderwerp aansnijden: zelfbevrediging. Soloseks verdient een lofzang. Het is gratis. Het is lekker maar je wordt er niet dik van. Er is geen risico op ongewenste zwangerschap, soa’s of seksueel geweld.

Graag wil ik 2016 uitroepen tot het Jaar van de Masturbatie. Laten we handwerken weer tot verplicht schoolvak maken. En waarom noemt de regering deze budgetneutrale volksgezondheidsinterventie niet vaker? Ik heb hoge verwachtingen van de troonrede.

Vorig jaar betoogden diverse denkers, Parijs indachtig, dat religie weg moet. Zelf vond ik de stap van terrorisme naar godsdienst altijd wat groot, totdat ik me realiseerde dat vrijwel elk geloof anti-masturbatie is. Dat biedt kansen. Het propageren van soloseks kan de kiem leggen voor religieuze hervorming. De overheid kan radicaliserende jongeren aanmoedigen om er eerst eens rustig over te masturberen. Ik zie ook geopolitieke voordelen. Wie wil zich nou opblazen als er een leven aan hoogtepunten wacht? Het woord zegt het al: zelf-be-vrede-ging.

Laat ons alvast het goede voorbeeld geven. Vrije Nederlanders: gaat heen, en bevlekt uzelve.

Deze column sprak ik uit tijdens de Volkskrant-columnistenmarathon op 10 januari 2016 in de Rode Hoed. Hij stond op 11 januari in de Volkskrant.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Soms, als ik ongesteld ben, stel ik me een wereld voor waarin niet de vrouwen maar de mannen menstrueren. Elke maand krijgen de heren buikkramp, en komt er een kleine week bloed uit hun penis. In deze wereld, zo fantaseer ik dan, is in alle cao’s vastgelegd dat je dan gewoon een paar dagen vrij krijgt. Er is geen schaamte, geen stigma; je belt gewoon je baas dat het die tijd van de maand is, en gaat lekker in je joggingbroek herhalingen van The West Wing kijken. Tampons zitten in het basispakket omdat het niet eerlijk is om één sekse voor zulke noodzakelijke en onvermijdbare kosten te laten opdraaien. En als de krampen te erg worden, dan gaat de menstruerende man naar een arts die hem serieus neemt, snel en vaardig onderzoekt wat er aan de hand is, en een pijnstiller met niet onprettige bijwerkingen voorschrijft.

In de echte wereld loopt het anders – zelfs dat laatste, met die arts. Journalist Quinn Moreland schreef er afgelopen maand een artikel over op vice.com. Al jaren deed ongesteld zijn ongelooflijk pijn, totdat ze op Oudjaarsdag in 2012 radeloos op de Eerste Hulp belandde. Tot dat moment dacht ze dat het erbij hoorde, of dat het stress was. En bovendien: over menstruatie praat je niet. Geduldig lijden, geen bloemen, zand erover; dat werk. ‘Niemand nam mijn afzien serieus, mijzelf incluis.’ Pas achttien maanden na haar noodbezoek aan het ziekenhuis kreeg ze de juiste diagnose: endometriose. Het is een aandoening waarbij baarmoederslijmvlies verhuist naar plekken waar het niet hoort: de eierstokken, de darmen, de blaas. Dit kan voor immense pijn zorgen. Een geneesmiddel is er niet.

Morelands diagnose kwam vrij snel. Eerder dit jaar verscheen in de New York Times het verhaal van een meisje dat op haar vijftiende klachten kreeg. Alsof er duizend dartpijltjes in haar onderbuik werden afgeschoten, zo beschreef ze het. Soms viel ze flauw van de pijn. ‘Ze zeiden dat het allemaal onderdeel was van het vrouw-zijn, en dat er niets was wat ze voor me konden doen’, vertelde ze. Pas op haar 21ste ontdekten dokters wat er echt aan de hand is.

‘Culturele misogynie’ noemde gynaecoloog Tamer Seckin het in een interview. En dat beperkt zich niet tot endometriose. Seksisme kleurt ook hoe artsen meer in het algemeen kijken naar de pijn van vrouwen. Een veelzeggende studie uit 2007 liet bijvoorbeeld zien dat mannen na een zware operatie vaak pijnstillers krijgen. Klinkt logisch – maar vrouwen kregen kalmeringsmiddelen. Nog zoiets: mensen herkennen in experimenten de gezichtsuitdrukkingen die horen bij pijn minder goed bij een vrouw dan bij een man. En zelfs als een vrouw expliciet zegt dat ze lijdt, blijkt uit onderzoek dat het haar vaker dan een man overkomt dat een dienstdoende arts dit wegwuift of bagatelliseert.

Ik hoef niet ongesteld te zijn om te fantaseren over een wereld waarin dat anders is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Het was nooit belangrijker dan nu om tolerantie, medeleven en solidariteit te tonen.’ Dat zei António Guterres, vertrekkend Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen bij de Verenigde Naties, twee weken geleden. Dat ‘nu’, dat was omdat er in 2015 misschien voor het eerst ooit zestig miljoen mensen op de vlucht zijn, waarvan de helft kinderen. Medeleven en solidariteit lijken mij daarop een uitstekende reactie. Maar de tolerantie mag hij houden. Sterker nog: ik zou het begrip in het nieuwe jaar het liefst helemaal wegdoen. Want ondanks dat tolerantie een knuffelbegrip van netjes-progressief Nederland is, is het ook een vergiftigde maatschappelijke appel die werkelijke vooruitgang in de weg staat.

Want: wat is tolerantie precies? Wat betekent het bijvoorbeeld als ik zeg dat ik u tolereer? Het woord zelf heeft al in zich dat ik u dan eigenlijk niet zo zie zitten. Immers: niemand tolereert een lieve vriend, of een zomermiddag op een terras. ‘Het is niet logisch om te zeggen dat we iets tolereren tenzij we denken dat het op de een of andere manier verkeerd is’, schrijft de Amerikaanse sociologiehoogleraar Suzanne Waters in haar boek The tolerance trap. En zo houdt het juist onverdraagzaamheid in stand, stelt ze; dat wat getolereerd wordt blijft altijd ‘minder dan’.

Bovendien cultiveert tolerantie machtsongelijkheid. Tolerantie is iets dat geschonken wordt; een gift, uit goedertierenheid, van de geprivilegieerden aan de mensen die iets doen of zijn dat eigenlijk niet helemaal optimaal of geaccepteerd is, maar ach, vooruit met de geit. Ook dat zit al in het begrip zelf besloten: ik kan bijvoorbeeld wel zeggen dat ik Mark Rutte als premier ‘tolereer’ – wat mij betreft is hij noch een lieve vriend, noch een zomermiddag – maar aangezien ik nagenoeg geen macht heb over zijn aanstelling als eindbaas van Nederland, klinkt deze woordkeuze vrij merkwaardig.

Historicus en columnist Zihni Özdil schrijft hierover in zijn pamflet Nederland mijn vaderland. In 2012 kwam SIRE met een ideële campagne die onze collectieve innerlijke tolerantie wilde aanwakkeren. In een tv-spotje dronk een witte man muntthee bij een stereotiep ogend Marokkaans gezin, en ging hij Turks olieworstelen. Het idee: als je tolerant bent, doe je onverwachte ervaringen op, en dat is supermegahipleuk!

Klinkt positief, maar de machtsongelijkheid erin wordt door Özdil scherp gezien: ‘Deze SIRE-commercial is ironisch genoeg een briljante illustratie van wat er mis is met tolerantie. “De ander” wordt erin betutteld en in het hokje van “de leukste kleurling” of “de exotische verrassing” geplaatst, waar je vooral eens in de zoveel tijd leuke stereotiepe dingen mee kunt doen die zogenaamd in “hun cultuur” horen.’ Waters noemt tolerantie daarom een soort culturele standaardpositie die we innemen ‘wanneer ongelijkheid niet kan worden overwonnen maar complete uitsluiting politiek niet kan worden gerechtvaardigd.’

En doordat tolerantie een gift vanuit ongelijkheid is, zitten er ook onherroepelijk grenzen aan. Net zoals je iemand voor zijn verjaardag geen blanco cheque geeft, zo bestaat er geen onvoorwaardelijke tolerantie. Natuurlijk tolereren we vluchtelingen, maar geen 1500 in een dorp. Natuurlijk zijn we tolerant ten opzichte van ‘de gekleurde medemens’, zolang ze maar niet te hard tegen Zwarte Piet protesteren. Tolerantie tegenover homo’s is belangrijk, zolang ze maar niet tongzoenen op straat. Alle goede wil ten spijt blijft tolerantie steeds een cadeau, geen recht waar iemand aanspraak op mag maken.

Het is dan ook niet voor niets dat activistische minderheden zelden of nooit vragen of we ze willen tolereren, maar pleiten voor rechten, stelt Waters. De suffragettes vroegen niet of we vrouwen alsjeblieft wilden accepteren, maar eisten stemrecht en gelijke betaling. Mensen met een beperking willen niet getolereerd worden, ze willen dat de openbare ruimte voor hen veilig toegankelijk is.

Zulke veranderingen vragen echter veel meer van een samenleving dan tolerantie. ‘Om vrij en ten volle te leven moet men niet “getolereerd” worden, maar geïncludeerd, soms zelfs gevierd’, betoogt Waters. ‘Het ethische alternatief voor discriminatie en onverdraagzaamheid is niet tolerantie maar rationeel denken en inzetten op gelijkheid. Respect en erkenning en ergens horen zijn de gouden standaard, niet een lauwe tolerantie die de deur naar diepe vrijheid dichtdoet.’

Volgens politiek filosoof Slavoj Žižek is tolerantie wat je overhoudt als vooruitgang is mislukt; een modus waar een maatschappij op terugvalt om te voorkomen dat de sociale orde uitgedaagd wordt. Hij wijst erop dat Martin Luther King het in zijn toespraken nooit over tolerantie heeft gehad. Ik zou zeggen: laten we daar in 2016 een voorbeeld aan nemen. Laat we niet falen in ons streven naar diepe vrijheid voor iedereen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik vertel geen fabeltjes.’ Dat zei een mild wanhopige premier Rutte afgelopen woensdag tijdens het debat over de Teeven-deal en de VVD-jokkebrokkerijtjes die daarop volgden. We moesten van onze nationale eindbaas vooral geloven dat hij heel lang qua details van niets wist, dat de Tweede Kamer misschien niet naar waarheid maar wel steeds naar eer en geweten was ingelicht, en dat zijn partij bovendien heus geen onder-het-karpet-ermee-complot had gesmeed – stellingen die er alleen in gingen bij zeer goedgelovige burgers, en bij PvdA-Kamerleden die zo op het pluche van hun kabinetscollega’s gesteld bleken dat ze van de weeromstuit vergaten per motie af te keuren wat duidelijk afkeurenswaardig was.

Journalisten en oppositieleiders staken een hoop energie in respectievelijk analyseren en verontwaardigd briesen. Ik zat zelf net wat aantekeningen te maken – deze column indachtig – toen mijn oog viel op een krantenbericht van vorige week. In Trouw kwam kinderombudsman Marc Dullaert aan het woord. Hij was naar Macedonië afgereisd om te kijken hoe het daar met de vluchtelingkinderen gaat nu de winter eraan komt en ze eigenlijk nergens welkom zijn. ‘Alle Europese landen hebben het VN Kinderrechtenverdrag ondertekend, waarin staat dat kinderen recht hebben op zorg, onderwijs en bescherming tegen geweld’, zei hij. ‘Maar in plaats daarvan verdwijnen er kinderen in de gevangenis en sterven er baby’s aan onderkoeling.’

In dat licht leek het debat van woensdag ineens bijna dwaasheid. Wat een land, dacht ik, waarin politici zich drukker maken over bonnetjes en partijpolitiek gekonkel dan over stervende kinderen aan onze grenzen.

Aan de andere kant gaat het leven natuurlijk gewoon door, ook tijdens een vluchtelingencrisis. Ik zou willen dat alles gierend tot stilstand komt wanneer politieke onwil kinderlevens kost, maar tegelijk is het evengoed dwaasheid om dat te verwachten. Zelfs terwijl de morele verantwoordelijkheid zachtjes op ons neerregent – niet zo hard dat we onmiddellijk moeten ingrijpen door te schuilen of een paraplu te kopen, maar gestaag genoeg om te zorgen dat we ongemerkt tot op ons vel doorweekt raken – is er nog steeds de orde van de dag.

Naast het Teeven-debat bestond die orde deze week onder meer uit het 4387ste hippe onderwijshervormende idee du jour. Alle basisscholieren moeten leren om een computer te programmeren. In allerlei beroepen is dat nodig, van mode-ontwerper tot app-bouwer, stelde oud-eurocommissaris Neelie Kroes enthousiast. ‘Coderen is de nieuwe manier van schrijven, de nieuwe manier van rekenen.’

Nu wil het toeval dat ik gehuwd ben met een programmeur, die verrassend genoeg meteen begon te mopperen op dit voorstel. Programmeertalen verouderen zo snel dat het zinloos is om ze al op jonge leeftijd te onderwijzen. Bovendien wordt de manier waarop we met computers praten juist steeds simpeler en visueler: in DOS moest je nog in code tegen je pc praten om vanaf een floppy een spelletje te spelen, tegenwoordig kun je een app in elkaar klikken en slepen zonder een regel programmeertaal te tikken. Wat volgens mijn lief wel nodig is, als je van kinderen goede programmeurs-in-spe wilt maken: leer ze rederen. Een groot probleem in kleine stukjes verdelen. Zoeken naar alternatieve verklaringen en oplossingen. Leer ze, kortom, goed nadenken.

Onder invloed van Jean Piaget, oervader van de ontwikkelingspsychologie, is lang gedacht dat leren nadenken iets was wat jonge kinderen niet konden; dat ze logica pas vanaf het een jaar of elf konden bevatten. Onderzoekers hebben inmiddels aangetoond dat dit niet klopt. Integendeel: de basisschool is een prima moment om kleine kadetjes te leren over causaliteit, over logische denkstappen maken, over kritische vragen stellen en bewijs verzamelen, over het verschil tussen iets raden, iets vinden en iets weten. Extragratisbonusvoordeel: experimenten suggereren dat onze kuikens die vaardigheden als vanzelf bij van alles gaan gebruiken; in hun dagelijks leven, of wanneer ze nadenken over de wereld.

Vooral dat laatste is geen overbodige luxe, bedenk ik me, terwijl mijn gedachten teruggaan naar die arme kinderen in de Macedonische kou. Hoe goed zou het zijn als we bij ingewikkelde vraagstukken als de vluchtelingencrisis niet meer als een konijn in de koplampen bevriezen en gaan zitten wachten tot de monstertruck van rechts naar links over ons pluizige staartje rijdt. Hoe goed zou het zijn als we zouden zeggen: nou, mensen, we gaan probleem eens rustig en rationeel van alle kanten bekijken. Want dat er baby’s doodvriezen aan de grens van Fort Europa, dat is een probleem dat we met goede wil en helder nadenken kunnen oplossen.

Niet gejokt. Geen fabeltje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.