De kledingbakken voor de supermarkt puilen uit, en mijn straatgenoten rijden met dozen vol ex-huisraad naar de kringloop. ‘Lekker ontspullen’, lacht de buurvrouw, terwijl ze oude boeken in haar auto laadt. Ik ruim de kledingkast van mijn dochters op en ben blij met hoe overzichtelijk alles nu is. Een vriend zet een aardige verzameling keukenlijken op Marktplaats: een pastamachine, een ijsdraaier, een smoothie-maker en een onduidelijk pot-achtig apparaat waarin je – Joost mag weten waarom – iets heel erg langzaam kunt koken.
Het is in mijn omgeving helemaal hip: minimaliseren. Voor sommigen betekent dat gewoon eens supergrondig opruimen en voortaan drie keer nadenken voordat je iets koopt. Anderen streven, geïnspireerd door Marie Kondo of de Netflix-documentaire Minimalism, naar een bestaan met zo weinig mogelijk spullen.
Dit is een veelbelovende ontwikkeling, want de wereld gaat langzaam aan koopzucht ten onder. Niet onmiddellijk in onze eigen achtertuin, maar wel op de plekken in de wereld waar de plastic soep aanspoelt of waar regenwoud wordt verwoest omdat wij volgaarne palmolie in onze shampoo en koekjes blieven.
Het is goed om je te realiseren dat wij als westerse consumenten niet meebetalen aan de kosten daarvan. Aan de kassa tellen we geen extra euro’s neer voor geschonden mensenrechten, vernietigde natuur of vergiftigd water. We consumeren goedkoper dan rechtvaardig is, en laten de minder fortuinlijke delen van onze planeet met de rekening achter. Zo bezien is minder kopen niet alleen een goed idee, maar bijna een morele plicht.
Maar helaas gaat het minimalisme-ideaal nog niet primair over minder kopen; het gaat over minder hébben. En daar schuurt iets. Want voor onze aardkloot zou het natuurlijk beter zijn als we de spullen die we al bezitten helemaal zouden opgebruiken, in plaats van wegdoen omdat we denken gelukkig te worden van een huis zonder afleidende rommel.
Bovendien zit er een hiërarchie in de dingen die volgens minimalisten mogen blijven of wegmoeten die ik als feminist opmerkelijk vind. Zo hebben de meeste minimalisten wel een laptop, smartphone en e-reader. Ook muziekinstrumenten en blitse sportspullen zijn oké. Maar wat beslist uit je huis moet verdwijnen, zo schrijft Chelsea Fagan in The Guardian, is make-up, een uitgebreide verzameling kleren en schoenen, spulletjes waarmee je je huis gezellig maakt, kunst, hobbybenodigdheden.
‘Het is heel makkelijk om de dingen die (vooral) vrouwen bezitten te zien als totaal frivool’, stelt Fagan. ‘Het is geen toeval dat de meeste spullen waarvan ons gezegd wordt dat we die uit ons leven moeten verbannen de spullen zijn die vooral vrouwen in huis halen.’ Zo verheft het minimalisme dat wat met name mannen willen, doen en hebben tot de norm.
Ik hoop dat het een kinderziekte is; de onnozelheid van een jonge beweging. Want de wereld heeft het zo nodig dat we minder gaan hechten aan spullen en consumeren, dat ik het minimalisme niet graag ten onder zou zien gaan aan een gebrek aan grotere visie of emancipatie.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.