Filosoof Bas Haring maakt zich geen zorgen over het uitsterven van soorten, en dat vind ik wel verfrissend. De laatste tijd zijn de berichten immers alarmerend: volgens een recent VN-rapport over biodiversiteit is het crisis, zo erg als klimaatverandering, onmisbare ecosystemen in gevaar, grote bedreiging voor de mensheid. Als geitenwollen-boomknuffelaar trek ik me dat natuurlijk aan. En bovendien sta ik hevig onder de invloed van mijn dochters, die zo door-en-door ge-Freek-Vonkt zijn dat zelfs het meest onooglijke tuinbeestje nog een enthousiast onthaal krijgt: ‘Een babypissebed, gaaf! Oh, een larf, kicken!’
Haring blijft evenwel intrigerend onbekommerd. In het Financieel Dagblad en het Leidse universiteitsblad Mare betoogt hij dat onheilstijdingen over biodiversiteit meer gebaseerd zijn op een waardeoordeel – uitsterven is altijd erg – dan op feiten. Volgens Haring hebben veel soorten maar weinig nut: slechts een fractie van de planten en dieren die in gevaar zijn, doen iets bruikbaars in de medicijn- of voedselproductie. Er zijn geen duidelijke repercussies voor de mens; er is zo’n doembeeld van de natuur als een Jenga-toren die instort als je teveel houtjes wegtrekt, maar of dat klopt, is volgens de filosoof niet bewezen. Er is veel wetenschappelijke onzekerheid, benadrukt hij in zijn boek Plastic panda’s. ‘Wetenschappers – biologen, ecologen – kennen de onderlinge verbanden in de natuur helemaal niet precies.’
Bovendien zijn er afwegingen te maken, vindt Haring. ‘Natuurlijk zou een wereld mét regenwoud, mét eten, mét tropisch hardhout en mét de wildste beesten de mooiste wereld zijn. Maar die wereld is niet reëel meer. Dat gaat niet allemaal passen. Helemaal niet als we straks met tien miljard zijn. Dan moeten er keuzes gemaakt worden.’ Dus wil Haring een debat over de waarde van biodiversiteit, waarin niet alleen wetenschappers maar iedereen mag meepraten. ‘U ook.’
Dat vind ik een goed idee. Maar ik heb nog wel wat vervelende vragen. Zoals: wat te denken van de Wageningse onderzoekers die in het FD het bewijs dat biodiversiteitsverlies schadelijk is ‘overtuigend’ en ‘spijkerhard’ noemden? Of van de 150 wetenschappers van dat VN-rapport, die hetzelfde claimen? Doet Harings nadruk op onzekerheid niet denken aan het klimaatdebat, waar onduidelijkheid veel te lang beschermheer van de status quo was?
En over die status quo: moet Harings debat daar niet ook over gaan? Al dat uitsterven gebeurt tenslotte niet zomaar. Er zit een systeem achter. ‘Ons leven [is] gebaseerd op extractie, op het toe-eigenen, exploiteren en onder dwang gebruiken van wat ‘de natuur’ genoemd wordt’, schreef socioloog Rogier van Reekum in OneWorld. ‘Door liefdeloos met andere dieren, oceanen, planten, eco- en klimaatsystemen om te gaan, kunnen grondstoffen goedkoop worden gewonnen en met winst worden verkocht. Op die winst drijft onze zogenaamde welvaart.’ Over dit systeem is nog nauwelijks serieus debat gevoerd; geen moment van politieke bezinning waarbij dit uitbuitingskapitalisme echt op het spel stond, waarbij een radicaal andere koers een levensvatbare optie was. Wordt dat niet eens tijd? Is dat niet onze morele plicht?
Haring schrijft dat hij een andere morele plicht ziet: ‘Laten we er een mooie wereld van maken, een fijne wereld om op te leven.’ Maar is dat niet te vrijblijvend? Bestaat er niet zoiets als een kapitalistisch noblesse oblige? Verplicht een enorme capaciteit tot ecologische verwoesting niet tot een even groot vermogen tot koesteren en beschermen? Hoe beschaafd zijn we als we onze luxe levens alleen in stand kunnen houden met extractie en destructie?
En dan nog iets: is Harings debat wel ons debat om te voeren? Is het niet aan de volgende generaties? In de Groene Amsterdammer beschreef socioloog en filosoof Willem Schinkel onze kapitalistische democratie als een systeem waarin alleen nu geld verdienen telt. De prijs hiervoor schuiven we door naar later, waarmee de toekomst een soort vuilstortplaats wordt; na ons de zondvloed. Zo beknotten we de mogelijkheden van het leven dat nog moet komen. Hij pleit daarom voor prepresentatie: een extra democratische macht die plannen kan tegenhouden als die de mogelijkheden van het leven in de toekomst dreigen in te perken.
Haring schrijft: ‘Dan moeten er keuzes gemaakt worden.’ Maar waarom dán, en niet vandaag? Waarom zouden we nu al overwegen om biodiversiteitsverlies te accepteren, als we nog de kans hebben om het tij te keren? Laten we debatteren over een radicaal nieuw systeem: zonder uitsterven, zonder crisis, zonder vernietiging. ‘Gaaf!’, zouden mijn dochters zeggen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.