dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De laatste tijd denk ik vaak aan de kikker van Al Gore. In de film An inconvenient truth, vijftien jaar oud alweer, vertelt hij dat een kikker die onverhoopt een pan kokend water inhupst, er onmiddellijk weer uit springt, omdat hij weet dat hij in gevaar is. Maar wanneer precies dezelfde kikker in een pan terechtkomt met lauw water dat langzaam aan de kook wordt gebracht, blijft hij zitten, zelfs als de temperatuur hoog oploopt. Het is natuurlijk een metafoor: wij zijn de kikker, de pan is de aarde. Wat Gore wil zeggen, is dat er iets schort aan hoe we nadenken over klimaatverandering. We reageren niet of nauwelijks, omdat het proces te langzaam gaat.

Het zijn de kikkers die Gore met deze metafoor tekort doet. Die blijken namelijk wel degelijk uit de pan te springen wanneer het water oncomfortabel heet wordt. Of mensen zo snugger zijn, valt nog te bezien. Een populaire theorie schrijft ons gebrek aan actie in de klimaatcrisis toe aan een onwillig oerbrein, dat geëvolueerd is om vooral op onmiddellijke onraad te reageren, niet op zaken die hachelijk zijn voor anderen, elders, in de toekomst.

Inmiddels moge duidelijk zijn dat deze theorie een probleempje heeft: de klimaatcrisis is niet langer iets van elders en ooit; het is hier en nu. IJskappen smelten in recordtempo. Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. In een artikel over het werk van fotograaf Kadir van Lohuizen is te zien hoe er op Kiribati niet meer is tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij: langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren.

En wat doen we aan deze nijpende kwestie? Wat doen onze leiders? Ze hikken tegen toch al niet hemelbestormende klimaatdoelen aan, eikelen wat in de marge met een subsidietje hier en daar, en organiseren een internationale top, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om het tij alsnog te keren, maar over adaptatie; over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

‘Je vraagt je af: hoe werkt ons brein?’, zegt Van Lohuizen. Maar is dat de juiste vraag? Hoogleraar psychologie Michael Schmitt en zijn collega’s denken van niet. Het is te beperkt, stellen ze, om het gebrek aan klimaatactie enkel te wijten aan een onbehulpzame psyche. Zo verdonkeremaan je andere belangrijke factoren; sociale en economische structuren, de machtskwestie. Om iets te noemen: er zijn talloze mensen – klimaatactivisten, inheemse actievoerders – wier hersenen heel prima in staat zijn om klimaatgevaar te zien en in verzet te komen. Maar zij hebben in een kapitalistische wereld weinig macht; minder dan, zeg, bedrijven die superrijk worden van de verwoesting van de planeet en dus belang hebben bij de status quo.

Het probleem is niet dat wij kikkers zijn; het is dat we kikkers zijn in een kapitalistische samenleving, waar geld te verdienen valt aan het opwarmen van de pan.

In dat licht is het bijna cynisch dat premier Rutte de wereldleiders op de adaptatietop voorhield dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen kan opleveren, spiegelde hij voor. Dit zit me dwars. Natuurlijk is aanpassing ook nodig; we hebben zelfs de morele plicht zulks voor armere landen te betalen, want zij hebben dit probleem niet veroorzaakt.

Maar wat als iemand straks roept dat álle aandacht naar adaptatie moet gaan, en de focus zodanig verschuift dat onze leiders de lust en moed verliezen om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen? Wat als ze ontdekken dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Jammer voor de mensen in Bangladesh of Mozambique, maar goed voor BV Nederland? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist niet te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

Theoretisch gezien is het natuurlijk mogelijk dat Rutte ons eens niet teleurstelt. Of dat groene idealen het groots en meeslepend winnen van de kapitalistische belangen van rijke mensen en machtige bedrijven. Mocht het echter anders lopen, onthoud dan: wij zijn misschien de kikkers – maar het is verdorie ónze pan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Beste Mark,

Tenzij er bijzondere dingen gebeuren, zul je aanblijven als premier van Nederland. De VVD is in iedere peiling veruit de grootste partij en je populariteit rijst sneller dan een bal deeg onder een warme theedoek. Zelfs op links vindt men je een toffe peer.

Persoonlijk ben ik net een tikkie minder enthousiast. Ik voel me bijvoorbeeld niet zo bereid om over het leed in de jeugdzorg, het stijgende aantal daklozen en het gebrek aan goed klimaatbeleid heen te kijken omdat je zo joviaal grijnst en puike persconferenties geeft.

Maar ik snap wel waarom mensen je graag zien. Jij bent onze teflonpremier. Geen clusterfuck zo groot of het glijdt van je af. Je bent gladder dan de spreekwoordelijke paling in een emmer snot. Jokken dat je niets wist over die 70 burgerdoden bij een Nederlandse luchtaanval in Irak? Kleeft je niet aan. De Turkije-deal die je bijna eigenhandig bij elkaar lobbyde en die Europa zo op slot heeft gegooid dat er nu op de Griekse eilanden kampen vol mensen in de diepste ellende en kou zitten? Niemand wijst naar jou.

Een belastingdienst die, terwijl jij ons land leidde, de levens van burgers kapot maakte met valse beschuldigingen van fraude? We namen het allerlei bewindslieden kwalijk, maar jou raakte het niet. Het grote coronasterven in de verpleeghuizen, het steeds weer falende indambeleid? Het glibberde van je af als een gebakken eitje uit een nieuwe koekenpan.

In de week voor kerst sprak je ons toe vanuit het Torentje. Ernstig en kalm kondigde je een plotselinge, strenge lockdown aan. Inspirerend, hoorde ik mensen zeggen; knap, indrukwekkend. Je brengt het zo goed, dat ze even vergeten dat je alleen een noodstop hoeft te maken als je niet op tijd bent begonnen met remmen. Maar ook dat zal wel niet aan je blijven plakken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het aardige van met je kinderen in de auto zitten, is dat het je de kans geeft om aan hun muzikale opvoeding te klussen. Ze kunnen immers nergens heen en moeten dus noodgedwongen alles aanhoren wat je opzet. Zo luisteren wij op weg naar het bos naar Greenday, Hole en Skunk Anansie. En naar een verdwaald schijfje met Nederlandstalige popklassiekers waar mijn dochters telkens weer om vragen, misschien omdat ze die teksten beter verstaan.

Klein Orkest zingt: En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn / Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten

Als vogel kun je zonder belemmering gaan waar je wilt. Grenzen hebben geen betekenis voor vogels; ze vliegen gewoon naar waar het goed is, naar waar het brood ligt.

Hoe anders is het voor mensen. Onze leiders hebben van Europa een fort gemaakt. Terwijl we over de Sallandse heuvelrug rijden moet ik denken aan Lesbos. Na de brand in Moria is er een nieuw kamp verrezen, op een oud militair schietterrein: Human Rights Watch maakt zich zorgen over een mogelijk giftige hoeveelheid lood in de bodem. Bovendien loopt het kamp soms onder water, zodat alles nat en modderig is. Er zijn geen douches, geen stromend schoon water, verlichting of verwarming voor de tenten. De winter staat voor de deur. En toch stemde een Kamer-meerderheid dinsdag tegen een motie om zo snel mogelijk 100 kinderen, en later nog eens 500, van daar naar hier te halen.

Bløf zingt: Hier ben ik veilig, hier ben ik sterk / Hier ben ik heilig, dit is mijn kerk / Dit is mijn haven, hier leg ik aan / Hier kan ik slapen, hier moet ik staan

We willen allemaal veilig zijn, denk ik. Je geborgen weten is misschien wel de diepste menselijke behoefte. Daarom zijn er ook zoveel liedjes over.

In de haven van Samos zaten kinderen van soms nog geen vijf jaar oud opgesloten in cellen zonder licht, verwarming of bedden, las ik in de krant. Baby Joseph overleefde een schipbreuk, om alsnog te sterven op een reddingsboot omdat niemand hulp wilde sturen. Een Kamer-meerderheid steunde een motie die het redden van mensenlevens op de Middellandse Zee strafbaar wil maken. Dit komt dan bovenop de grenswachters van Frontex die met hun schepen opzettelijk hoge golven maken om zo wiebelige bootjes met vluchtelingen terug te duwen naar Turkse of Libische wateren. Ali uit Syrië zat op zo’n bootje en vertelde: ‘We hadden kinderen bij ons. We hebben ze veel gesmeekt.’

Mijn kinderen zitten op de achterbank van onze auto, veilig in de gordels, omringd door airbags. Claudia de Breij zingt: Als de oorlog komt / En als ik dan moet schuilen / Mag ik dan bij jou?

Nee, zeggen onze leiders tegen Ali en Joseph en hun lotgenoten; jij mag niet bij ons. En ik moet denken aan hoe landen in 1951 het VN-vluchtelingenverdrag tekenden, met nog vers in het geheugen hoe niemand voor de oorlog Joodse vluchtelingen een veilige plek had willen bieden. Dat nooit meer, zeiden ze.

Als het meezit, condenseren we het beste van onszelf in wetten en verdragen: compassie, empathie, rechtvaardigheid. Door onszelf vast te pinnen op zo’n hogere morele standaard, zetten we een gemeenschappelijk overeengekomen rem op egoïsme, angst, haat, desinteresse in het lot van anderen. Wat zegt het dat ons parlement nu steeds moties aanneemt waar juist onze slechtste kanten in neerslaan?

The Scene zingt: Jij staat niet alleen / Iedereen is van de wereld / En de wereld is van iedereen

Ik betwijfel of de mensen die in een bootje proberen niet te kapseizen in de golven van een Frontex-schip, of die tegen de klippen op proberen hun kinderen warm te houden in een lekkende tent op Lesbos, in de wetenschap dat dit precies is hoe Europa het heeft gewild, het gevoel hebben dat zij van de wereld zijn.

Als je geen asielzoeker meer kunt zijn omdat je altijd welkom bent, als niemand meer ‘een gelukszoeker’ is omdat mensen net als de vogels overal heen mogen gaan, dan pas is de wereld van iedereen.

Dan pas, als geborgenheid meer is dan een belofte in een liedje. Als het een recht is van ieder mens: Dit is mijn haven
Jij staat niet alleen
En als de oorlog komt
Mag jij altijd bij mij

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er is een gezegde: we hebben de aarde niet geërfd van onze ouders, maar te leen van onze kinderen. Ik geloof dat dit waar is. En dat je, op wat je te leen hebt, zo goed mogelijk moet passen.

Dus: hoe gaat het nu met onze aarde? Niet zo best. Het KNMI waarschuwde anderhalve week geleden dat we de kritieke grens van 1,5 graad opwarming al in 2030 zouden kunnen bereiken. Uit een pasverschenen VN-rapport bleek dat er elk jaar wereldwijd negen miljoen mensen sterven door milieuvervuiling. Een op de acht plant- en diersoorten dreigt uit te sterven.

Dit is niet langer een probleem van de toekomst: de klimaatcrisis is hier en het is nu. Het ijs op Groenland smelt in recordtempo. De Noordpool zoals wij die kennen is aan het verdwijnen. Op sommige plekken is het daar vier graden warmer. Het ijs smelt vroeger in de lente en begint later in de herfst met aangroeien. Het Antarctische zee-ijs blijkt sinds 2014 veel sneller te smelten dan verwacht.

Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. Op kleine eilandjes in de Stille Zuidzee, zoals Kiribati, is er vaak niets méér tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij kennen we langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren. Wie, zoals ik, graag wandelt, kan in het Deventer buitengebied de sporen van de droogte en het stikstofbeleid zien: gestorven bomen, bossen waar tussen de hazelaars en berken nauwelijks meer iets anders groeit dan brandnetels en bramen. Afgelopen zomer was het zo warm dat ik van allerlei mensen hoorde dat hun konijnen waren gestorven aan oververhitting.

We hebben koyaanisqatsi bereikt. Koyaanisqatsi is een woord uit het Hopi. Het betekent: leven uit balans. Een gecorrumpeerd, chaotisch bestaan. Een manier van leven die vraagt om een nieuwe manier van leven. Die schreeuwt om een nieuwe manier van leven.

En wat doet onze regering? Veel te weinig. Milieudefensie kwam met een rapport over het klimaat- en milieubeleid van 10 jaar Rutte. Onze natuur staat er slecht voor en onze CO2-uitstoot daalt te traag. De energievoorziening bestaat nog steeds voor zo’n 90 procent uit kolen, aardgas en aardolie – net als tien jaar geleden. Slechts 3 procent van de belastingen wordt gehaald bij vervuilers – net als tien jaar geleden. De staat geeft grote bedrijven jaarlijks minstens 3 tot 5 miljard euro subsidie op fossiel brandstofgebruik – net als tien jaar geleden.

Er is een oppervlakte van drie keer Nederland nodig voor al onze consumptie – net als tien jaar geleden. Onze stikstofuitstoot is superhoog, onder meer door ammoniak, want dat spul zit in mest en we hebben per hectare de grootste kakkende veestapel ter wereld – net als tien jaar geleden. Het aantal boerenlandvogels en vlinders is aan het dalen – net als… Afijn.

Wat het kabinet wel deed: een internationale top organiseren, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om onze CO2-uitstoot terug te dringen, maar over adaptatie – over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

Op die top spiegelde Rutte de wereldleiders voor dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen opleveren. Maar is dat wat de wereld, de aarde van onze kinderen, nodig heeft? Meer kapitalisme? En wat als BV Nederland dan straks ontdekt dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist NIET te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

We hebben koyaanisqatsi bereikt. Een manier van leven die schreeuwt om een nieuwe manier van leven.

En gelukkig staan de verkiezingen voor de deur. Het moment dat we een stem krijgen en de mensen in Den Haag geen andere keus hebben dan naar ons te luisteren. Dit is het moment dat we kunnen stemmen voor de aarde van onze kinderen. Voor minder vee en meer bos. Minder koeien en meer bloemen. Minder gebouwen en meer beekjes. Minder vervuilen en meer bloeien.

Want de wereld is niet van Mark Rutte. De wereld is niet van de VVD. De wereld is niet van de KLM. De wereld is niet van Shell. De wereld is van onze kinderen. De wereld is van ons.

Deze korte toespraak gaf ik op zondag 14 maart 2021 tijdens de klimaatdemonstratie in Deventer. Delen van deze toespraak verschenen eerder als column in de Volkskrant.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is tijd om Amerika te helen, zei Joe Biden in zijn overwinningsspeech. Laten we elkaar een kans geven. Weer naar elkaar luisteren. Het was een sentiment dat breed gedeeld werd. In de kranten, op tv, op twitter: bijna overal was men het erover eens dat Biden eerst en vooral de polarisatie moet tegengaan, een oplossing moet vinden voor de verdeeldheid in zijn land en moet zorgen voor eenheid.

Het ligt vast aan mij, maar als iedereen het zo vanzelfsprekend en gloeiend met elkaar eens is, word ik een beetje ibbelig. Ik krijg er zin van om vervelende vragen te stellen. Zoals: hoe ga je die polarisatie dan precies tegen? En is het wel echt een goed idee om dat tot prioriteit te verheffen?

Het is niet dat ik niet snap waar de eenheidswensers heen willen. Ik denk dat ze een prettiger wereld voor zich zien; een wereld waarin we rustig onze meningsverschillen bespreken en onze uiteenlopende morele afwegingen delen, waarin we zorgvuldig iedereen aanhoren en vervolgens samen op zoek gaan naar een compromis waar zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk mee kunnen leven. En daarna gaan we gezellig samen picknicken in een veld vol madeliefjes, op een roodblauw-geruit kleedje, met rijstwafels en bekertjes houdbare halfvolle melk.

Maar, vraag ik me af: hoe kom je daar? Hoe moet een president als Biden dat in de praktijk voor elkaar boksen?

Het antwoord is nu vaak: laat links wat opschuiven naar rechts, in de hoop dat rechts wat naar links beweegt en iedereen uiteindelijk knusjes samenkomt in het redelijke rijstwafelmidden. Dat is ook het plan voor Biden, begreep ik: hij moet de Republikeinen overhalen tot samenwerking met een zeer gematigde agenda, terwijl hij de Democratische linkervleugel tot geduld maant. Geen progressief gedoe met klimaat, gezondheidszorg en belastingen tot de groeiende polarisatie is beëindigd. En al helemaal niets dat ruikt naar socialisme; een woord dat ze bij CNN uitspreken alsof ze ‘kakkerlakkenkots’ zeggen.

Het gevaar van deze strategie is dat er een dikke kans is dat de Republikeinen niet lief zullen meespelen, maar rustig zullen afwachten terwijl Biden hun kant op keutelt, zodat de picknick uiteindelijk niet in het midden plaatsvindt, maar op rechts. Dit is mijn vrees: een Biden die onder het mom van eenheid zijn oren zozeer laat hangen naar de Trump-aanhangers dat het in de praktijk eigenlijk niet meer uitmaakt dat er een Democraat tot president is gekozen.

En dan? Als Biden een ruk naar rechts heeft gemaakt en zijn eigen kiezers, zeker die uit de progressieve hoek, in de steek heeft gelaten, is de polarisatie dan verdwenen? Ik betwijfel het.

Misschien moet er eerst iets wezenlijks veranderen voordat er een einde kan komen aan de verdeeldheid. Daags na de verkiezingen schreef Yanis Varoufakis in The Guardian dat Biden weliswaar beter is dan Trump, maar geen lot uit de loterij. Om iets te noemen: Biden is een neoliberale kapitalist die deel was van een regering die na de financiële crisis van 2008 met belastinggeld wel gewetenloze bankiers uit de brand hielp, maar niet de gewone mensen die uit hun huis werden gezet. Veel worstelende Amerikanen horen Bidens gelikte praatjes over eenheid, stelt Varoufakis, en denken: ik hoef niet zo nodig samen te komen met mensen die rijk of machtig zijn geworden door mij in een gat te duwen.

En denk ook aan de mensen van kleur in Amerika: hoe moeten zij een eenheid vormen met de vele burgers en politici die precies wisten wie Trump was – een racistische, fascistische leugenaar die kinderen in kooien stopte en de National Guard inzette tegen vreedzame Black Lives Matter-demonstranten – en hem toch enthousiast bleven steunen? Kun je dat wel van mensen vragen? Hoe heel je zoiets?

We zouden verdeeldheid ook kunnen zien als redelijke reactie op zo’n situatie. En polarisatie is wellicht een teken dat er echt iets op het spel staat. Veel Amerikanen staat het water aan de lippen; het is een land van immense ongelijkheid, onderdrukking en armoede, van slecht onderwijs en ontoegankelijke gezondheidszorg. Hebben de mensen die hier het meest onder lijden baat bij harmonie – of bij vooruitgang? Wie profiteert er van eenheid als de prijs die gewone mensen ervoor moeten betalen is dat alles bij het oude blijft? Wat heb je aan een picknick als je land eigenlijk een revolutie nodig heeft?

Misschien is het niet tijd om te helen, maar tijd om ergens voor te vechten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er is een Aziatische fabel, of mogelijk een Turkse uitdrukking, of misschien een uitspraak die is gebaseerd op werk van de Griek Aesop, die luidt: ‘Het bos werd steeds kleiner, maar de bomen bleven op de bijl stemmen. Want de bijl was slim en had de bomen ervan overtuigd dat hij een van hen was, omdat hij een steel van hout had.’

Ik zag een aantal Britten deze fabel aanhalen nadat de verkiezingen in hun land vorige maand zo diep ongelukkig uitpakten voor de linkse Labour-partij. Hun bijl is premier Boris Johnson, die zichzelf presenteert als man van het volk, terwijl het beleid dat hij voorstaat vooral rijken en grote bedrijven helpt. En dat in een land waar, om een akkefietje te noemen, ruwweg vier miljoen kinderen in armoede leven.

Er is iets veranderd, schreef Guardian-columnist George Monbiot. Niet alleen in Groot-Brittannië, maar eerder ook in de Verenigde Staten, India, Brazilië, Australië, Hongarije, Polen, Turkije. De bijlen van deze wereld hebben de formule geperfectioneerd die armen ervan overtuigt om te stemmen voor de belangen van de zeer rijken.

Het zette me aan het denken over de situatie in ons land. Ik zou graag de VVD nomineren als opperbijl: een partij waar men lovend spreekt over de gewone hardwerkende Nederlander, maar waar vooral de welgestelden der aarde altijd met een gerust hart op kunnen rekenen. Het is ook de partij die, op twee kabinetten na, mijn hele leven in de regering heeft gezeten. Dat verklaart misschien de staat van ons bos: dat steunt, piept en kraakt.

Er zijn vier onderwerpen die burgers tamelijk eensgezind belangrijk vinden: zorg, onderwijs, huisvesting, klimaat. Na bijna vier decennia toch-wel-meestal-VVD-aan-den-knopkes hangen deze dingen op zijn best met plakband en secondelijm aan elkaar. Op zijn slechtst is er enkel nog een rokend hoopje as te vinden – zie: sociale woningbouw, zie ook: jeugdzorg – zonder feniks in zicht. Er zijn te weinig juffen, meesters, verpleegkundigen, agenten. Het aantal daklozen is sinds 2009 meer dan verdubbeld. Er is geen echt plan voor een CO2-neutrale toekomst. Rechtse politici zijn er in geslaagd om veel te slopen van waar wij het meest om gaven, terwijl ondertussen de rijksten profiteerden. En toch is de VVD in de peilingen nog steeds met enige afstand de grootste partij. Forum voor Democratie, een kleiner maar nog scherper bijltje, is de grootste groeier.

Hoe kan dat toch? Misschien heeft dit ermee te maken, overwoog ik: dat links en rechts niet alleen andere standpunten hebben, maar ook een ander mensbeeld. Op rechts huldigt men het neoliberale ideaal: wie hard werkt, kan alles bereiken. Succes is maakbaar, falen eigen schuld, vecht je maar in. De staat moet vooral zorgen dat die maakbaarheid niet gefrustreerd wordt door lieden die rechts als profiteurs ziet, zoals vluchtelingen of uitkeringsgerechtigden. Op links, daarentegen, gaat men ervan uit dat armoede en achterstelling ontstaan buiten de schuld van het individu en dat de staat vooral ongelijkheid moet bestrijden en moet zorgen voor goede collectieve voorzieningen.

Dit zorgt ook voor een andere kijk op controle. Volgens het rechtse ideaal heeft het individu controle over zijn eigen leven, ellende en welvaren; of dat is in elk geval de belofte. En dus kan de staat zich terugtrekken. Dat is precies wat kabinetten de afgelopen decennia hebben gedaan, met de VVD als luidste cheerleader: ze lieten onder meer zorg en woningbouw aan de markt over. Inmiddels is duidelijk wat een soepzooi dat opleverde.

Het linkse ideaal legt de controle niet voornamelijk bij het individu, maar meer bij de overheid. En daarmee vraagt links altijd meer vertrouwen dan rechts. Zij vragen de burger om hun lot voor een belangrijk deel in de handen van de regering te leggen. Maar, vraag ik me af, durven burgers na zoveel jaren van sloop de controle over hun leven wel te schenken aan de staat die eerder zoveel stuk maakte? Waarom zou je de belofte van maakbaar succes inruilen voor vertrouwen in een regering, zelfs een linkse, wanneer je door de vorige kabinetten steeds weer gepiepeld werd? En zou het daardoor, hoe paradoxaal ook, niet zo zijn: hoe langer en beroerder rechts aan de macht is, hoe moeilijker het voor links wordt om te winnen?

Als er zoveel bomen zijn omgehakt in je bos, zie je dan het verschil tussen de bijl en de boswachter nog wel?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.