dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het zijn van die brokjes nieuws die zelden samen in een bericht staan.

Groningers uit het aardbevingsgebied stonden uren in de rij om aanspraak te maken op hun deel van een ontoereikende subsidiepot. Oude mensen, veelal; ik zag op de beelden iemand zwaar leunen op een rollator, een vrouw met grijs haar rilde van de kou. En dat terwijl Shell en ExxonMobil minstens 1,5 miljard euro aan extra winsten gewoon mochten houden, zonder zulke vernederingen, als compensatie voor gas dat niet gewonnen gaat worden.

De geliefde Deventer spelletjeswinkel Koning Willem ging bijna ten onder aan alle lockdowns omdat ze geen overheidssteun kregen, terwijl KLM & co lustig gestut werden met staatsgeld.

De koopkracht van huishoudens holt achteruit – mensen hebben 40 tot wel 200 euro per maand minder te besteden, becijferde het Nibud – maar de verwachting is wel dat de economie blijft groeien. Waar gaat die groei dan naartoe, vraag ik me af. Wie profiteert?

Er bekruipt me een ongemakkelijk gevoel: dat de samenleving, de wereld zelfs, niet meer echt geschikt is voor mensen. Dat we leven in een maatschappij die gemaakt is voor bedrijven in plaats van burgers. In een corpocratie, meer dan in een democratie.

Mijn gevoel is niet onredelijk, merk ik, als ik in Vrij Nederland een interview met socioloog Willem Schinkel lees. De staat werkt niet voor jou, zegt hij. ‘De staat werkt in eerste instantie om de belangen van het kapitaal veilig te stellen; dat is de bestaande orde.’ Alleen als je braaf meespeelt met die belangen, blijft de illusie in stand dat de staat er voor jou is. Hij geeft de acties van Extinction Rebellion als voorbeeld. De staat blijkt prima voor je te werken als je bij grote bedrijven een stukje blik koopt waarmee je over de weg rijdt terwijl je giftige dampen uitbraakt, maar als je diezelfde weg wilt blokkeren om zo te bevragen of dit voor de aarde nou zo’n goed idee is, komt de staat je arresteren.

Het grootkapitaal troeft met overheidshulp zo alles af: mensen, natuur, toekomstige generaties. En die positie verdedigt het kapitaal, zegt Schinkel. Onder andere door ‘de totale vernietiging van de verbeelding om anders te leven dan via exploitatie en extractie.’

Zelfs op de klimaatconferentie in Glasgow, afgelopen november, ontbrak het aan die verbeelding. Dit is het enige type VN-conferentie dat hevig gesponsord wordt door bedrijven. Niet alleen hebben ze kraampjes waar ze vrome praatjes verkopen, maar ze mogen ook een dikke vinger in de onderhandelingspap steken. Journalist Sjors Roeters kwam langs een schijnheilige kraam van Microsoft, een en al herbruikbaar hout en karton en groene sier: ze hebben AI-technologie die zo goed is dat je er zelfs individuele papegaaiduikers mee kunt herkennen. Technologie die ze, zo ontdekte Roeters, ook – of vooral – gebruiken voor het opsporen van meer olie- en gasvelden.

Roeters sprak in Glasgow met hoogleraar David Whyte, die uitermate kritisch is op die rol van grote bedrijven. Het probleem is dat zulke bedrijven hun eigen rechtspersoon zijn, zegt Whyte. Hierdoor kunnen bestuurders, eigenaars en aandeelhouders profiteren van dikke winsten zonder dat ze aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de schade die ze berokkenen. En dat stelt bedrijven in staat om groei en geld boven alles te stellen, en overheden om te doen alsof dit normaal en oké is.

‘En dat proces is verantwoordelijk voor de ecologische catastrofes’, zegt Whyte. ‘Het plaatst abstracte financiële doelen altijd boven mens en natuur, leidt altijd tot dehumanisering en ecologische verwoesting.’ Hij waarschuwt: ‘Wij als mensheid zullen niet overleven tenzij we het kapitalisme breken.’ Dit is de grote kwestie van onze tijd: hoe stoppen we de nietsontziende en verwoestende grote bedrijven? Hoe maken we mensen, dieren, planeet en toekomst weer belangrijker dan geld? En hebben we nog genoeg anti-kapitalistische verbeeldingskracht om een antwoord op die vragen bij elkaar te dromen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ben ik een communist? Er waren lezers die me zo noemden nadat ze mijn vorige column hadden gelezen, over de haast onzichtbare invloed die neoliberaal kapitalisme heeft op bijna alles. Volgens het nimmer subtiele blog Frontaalnaakt hield ik zelfs ‘het lijk van Lenin warm’. Mijn gebrek aan warme liefde voor het kapitalisme vatte men daar op als een pleidooi voor ‘leninistische terreur’ en ‘totale staatsmacht en dictatuur’ als enig alternatief.

Daar klopt weinig van, behalve dat ik inderdaad geen kapitalistische fangirl ben. De aanstaande klimaattop in Glasgow herinnert me aan wat er onpuik aan is: dat in dit systeem eindeloze groei nodig is op een eindige planeet, en dat het creëren van meer kapitaal belangrijker is dan het welzijn van mensen en de aarde. Steeds vaker somber ik dat het niet zal lukken om onder het kapitalisme een klimaatcatastrofe te voorkomen.

Maakt me dat een communist? Ik weet het niet. Ik ben er wel mee opgegroeid, in Oost-Groningen, waar in verkiezingstijd auto’s rondreden die over luidsprekers de Internationale speelden – ‘Ontwaaaakt, verworpenen der aaaarde’ –, de communisten nog gewoon in de gemeenteraad zaten en je tijdens het fietsen een metershoog standbeeld van Lenin kon tegenkomen. Ik ben er ook vrij zeker van dat bij ons thuis Het communistisch manifest van Karl Marx en Friedrich Engels in de kast stond.

In dat manifest opperen Marx en Engels dat het kapitalisme zo kut is, dat het geheid in crisis zal geraken. Mensen – de arbeidersklasse, het proletariaat – laten zich immers niet voor eeuwig uitbuiten. En in die crisis zal het proletariaat zich alleen aan onderdrukking kunnen ontworstelen door de hele maatschappij te bevrijden. Ik moet toegeven dat ik zo’n bevrijdende revolutie een aantrekkelijk idee vind. Aan de andere kant – ik zal het toch maar even expliciet zeggen, want het zijn vreemde tijden – ben ik natuurlijk helemaal-totaal-nergens-nooit-geen voorstander van leninistische staatsterreur of bloederige schrikbewinden.

Weer aan de andere kant waren (en zijn) lang niet alle aanhangers van Marx dictatoriaal angehaucht. Zo was er Rosa Luxemburg, een politiek denker die flinke kritiek had op haar tijdgenoten Lenin & co en hun eis dat het volk de communistische partij zou gehoorzamen. Volgens Luxemburg moest de revolutie altijd van onderaf komen, vanuit ‘de massa’. Daarvoor was vrijheid noodzakelijk. En ‘vrijheid is altijd de vrijheid van andersdenkenden’, zei ze.

Luxemburg streefde dan ook juist naar meer democratie: volksraden waarin burgers hun mening konden geven en politieke beslissingen konden nemen. En stakingen: actievoeren leidde volgens haar tot bewustwording. Joke Hermsen citeert haar in Het tij keren: ‘Wie niet in beweging komt, merkt zijn eigen ketenen niet op.’

In het ongeketende leven zou de macht niet meer in handen zijn van het grootkapitaal, maar van gewone mensen. ‘De productie moet niet langer gericht zijn op de verrijking van een paar individuen, maar op de bevrediging van de behoeften van de gehele gemeenschap’, schreef Luxemburg. Het kapitalisme vervreemdde mensen van elkaar, vond ze; het maakte sociale wezens tot elkaars concurrenten. Zij zag een economie voor zich, schrijft Hermsen, die tot doel had iedereen een waardig bestaan te bieden, met genoeg te eten, maar ook genoeg tijd voor ontplooiing. Met toegang tot cultuur, kunst, wetenschap en natuur. Een maatschappij die niet draaide om geld en winnen, maar om leven en werken met enthousiasme.

Ik denk niet dat ik een communist ben. Maar ik geloof wel in de revolutie. En een kapitalistische crisis lijkt me onvermijdelijk. Misschien niet door een klassenstrijd, zoals Marx voorspelde, maar door een generatiestrijd. Op een dag zullen jonge mensen zich toch ten volle realiseren met wat voor klimaatpuinhoop ze worden opgescheept. Ze zullen inzien dat het planeetverwoestend kapitalisme van nu eigenlijk een vorm van onacceptabel onderdrukking is van toekomstige generaties. En ik hoop dat ze dan in opstand komen. Rosa Luxemburg zou vast zeggen dat de scholierenstakingen voor het klimaat een goed begin zijn.

Ik ben geen communist, maar als – of: wanneer – het kapitalistische systeem faalt, zou ik het liefste leven in de wereld van Rosa. Een vrije wereld, waarin iedereen genoeg heeft en niemand teveel. Waarin we rijk zijn doordat we tijd, bezieling en elkaar hebben, in plaats van een kast vol goedkope spullen. Waarin we samenleven in solidariteit in plaats van competitie. Waarin de maatschappij meer een familie is dan een markt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Elke keer als er een bericht over de woningmarkt in de krant staat, tel ik mijn zegeningen. Toen mijn lief en ik vijftien jaar geleden wilden samenwonen, vonden we binnen vier maanden een flatje in Enschede. Het was klein en oud; je moest je tussen de wastafel en wasmachine door wringen om in de douche te komen. Als er een vrachtwagen door de straat reed, viel er gruis van de muur. Maar het was van ons en de huur was 200 euro per maand.

Een paar jaar later wilden we kopen. Met een baby op de arm bekeken we acht rijtjeshuizen in Deventer, allemaal rond de anderhalve ton. Na rustige onderhandelingen kochten we een klushuis met schimmel in de badkamer, parket dat naar hondenpis rook en een zolder waar het ook binnen regende. Maar wel met vier slaapkamers en een diepe tuin. En onder de vraagprijs.

Hoe anders gaat het nu. De huizenprijzen zijn torenhoog. Een ton boven de vraagprijs bieden is niet abnormaal. Minder rijke jongelui zijn stevig de sigaar: zonder dik salaris, dito vermogen of jubelton van paps en mams hebben ze de keuze tussen de leningen zo hoog opstapelen dat het onverantwoord wordt of toch maar niet kopen. Onder 40-minners met een lager inkomen is het woningbezit tussen 2011 en 2018 gehalveerd.

En dan? In minstens negentig gemeentes is de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning meer dan zeven jaar, becijferde de NOS. In de vrije huursector zijn de prijzen voor veel mensen onbetaalbaar hoog. Steeds meer huurcontracten zijn daar bovendien tijdelijk; dat geeft de verhuurder elke keer dat de woning vrijkomt de kans om de prijs te verhogen. ‘Dit helpt alleen de grootste geldwolven. En dat ben ik ook’, geeft een makelaar besmuikt lachend toe in de Volkskrant.

Ik lees over Sandra, die na haar scheiding in arren moede naar een caravan verhuisde. Over muziekdocent Els, die hoopt dat ze na afloop van haar flexhuurcontract niet met haar kinderen naar de daklozenopvang hoeft. Slachtoffers van huiselijk geweld die nergens heen kunnen. Het stijgende aantal daklozen. Geliefden die niet aan kinderen durven te beginnen.

De meningen zijn verdeeld over wat precies de oorzaak van deze ellende is. Teveel regels, te weinig kapitalisme, opperen sommigen. Hier hoort een lijstje overheidsmiskleunen bij: de verhuurdersheffing, die woningcorporaties stinkend veel geld kost dat ze dus niet kunnen uitgeven aan het bijbouwen van sociale huurwoningen. De jubelton en hypotheekrenteaftrek die de koopprijzen opdrijven. Het Adam Smith Institute, een Britse superneoliberale denktank, voegt daar nog vervelende milieuregels, bouwvoorschriften en bestemmingsplannen aan toe. Op een vrije markt zonder al die irritante dingetjes zouden ontwikkelaars veel meer kunnen bouwen: misschien piepklein, half-gammel of op een plek waar eerst mooie natuur was, maar wel meer. En meer aanbod leidt tot lagere prijzen.

Volgens anderen is het probleem juist dat er teveel kapitalisme is. Kapitalisme kan ons geen goede en betaalbare huizen geven, lees ik in het socialistische Jacobin Magazine, omdat dit nooit het doel is van investeerders en ontwikkelaars. Zij zitten niet in de huizenbusiness; ze zitten in de winstbusiness. Een huis is voor hen gewoon een manier om te zorgen dat hun kapitaal zonder zweten meer kapitaal maakt. En dat gaat, zeker bij hoge grondprijzen, het best door te handelen in dure, luxe woningen.

De geschiedenis geeft de socialisten gelijk. Een NOS-filmpje over de huizenmarkt brengt de 19e eeuw in herinnering, toen de woningmarkt in Nederland helemaal in handen van particulieren was – een vrijemarktidylle, behalve voor de arbeiders die in armzalige krotten moesten wonen. Het was zo schraal dat de politiek ingreep: in 1901 werd wonen een grondrecht, waar de overheid voor verantwoordelijk was.

Dat is op papier nog steeds zo. In de praktijk heeft bijna elf jaar Rutte & co ons opgezadeld met iets dat ‘de woningmarkt’ heet, maar eigenlijk een combi-gedrocht is van beroerd overheidsbeleid waar vooral rijken van profiteren en het slechtste dat neoliberaal kapitalisme te bieden heeft. Ik kan mijn zegeningen tellen, maar teveel anderen zijn in de steek gelaten door een regering die haar verantwoordelijkheid weigert te nemen. Talloze levens staan op pauze, omdat zoiets fundamenteels als een huis – een nest, een plek waar je kunt ontsnappen aan de wereld, waar je veilig en geliefd bent – van een basisbehoefte en een grondrecht tot een luxeproduct is gemaakt. Iets voor de haves, niet voor de have-nots. Het politieke is zelden zo persoonlijk.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Elke keer als ik schrijf over de klimaatcatastrofe vertellen mensen me dat ik het echte probleem negeer: overbevolking. We zijn met teveel en de wereldpopulatie groeit nog steeds: dat is het echte issue, broeikastechnisch gezien. Deze mensen zien de bevolkingskwestie als de verwaarloosde roze olifant in de kamer van de klimaatbeweging; een taboe, onterecht onder het linkerkarpet gebezemd door politiek correcte luitjes assorti die beleid dat tot in de baarmoeder reikt maar onkies vinden. Sylvain Ephimenco schreef in Trouw zelfs al eens over ‘de dodelijke bevolkingsexplosie die door een consortium van hypocrieten al zo lang wordt verzwegen.’

Van zo’n consortium wil ik natuurlijk geen lid zijn. Laat me dus de argumenten van de overbevolkingsdenkers nader bekijken. Ik begin bij de basis: elk extra persoon op onze aardkloot zorgt ook voor extra CO2-uitstoot. Als je een grafiek van de groei van de wereldbevolking sinds 1750 en een grafiek van de stijging van CO2 in de atmosfeer naast elkaar legt, vertonen ze ongeveer dezelfde lijn.

Dat oogt overtuigend, maar is de ‘elk pondje gaat door het mondje’ van de overbevolkingsargumenten: het is niet per se onwaar, maar ook zo’n enorme versimpeling van de complexe werkelijkheid dat het niet echt klopt. Die broeikasgasuitstoot is namelijk zeer ongelijk verdeeld. Zo was een Ethiopiër in 2019 verantwoordelijk voor gemiddeld 0,15 ton; de doorsnee Nederlander voor ruim 9 ton. De rijkste 10 procent van de wereld zorgt voor de helft van alle consumptiegerelateerde CO2-uitstoot; de armste helft van de wereld draagt hier slechts 10 procent aan bij. En 1 procent van de wereldbevolking veroorzaakt de helft van alle CO2-uitstoot van de luchtvaart. De klimaatcatastrofe is geen voortplantingsprobleem; het is een eliteprobleem.

Maar wacht even, zeggen de overbevolkingsadepten: het is toch de bedoeling dat mensen wereldwijd juist uit de armoede komen? Als die voorbeeld-Ethiopiërs van jou straks een Hollands middenklasseleven leiden maar niet hun bevolkingsgroei terugdringen, is de klimaatboot aan.

Niet per se, werpt politicoloog Kiza Magendane tegen in OneWorld. Want wie zegt dat iedere regio dezelfde ontwikkeling moet doormaken als West-Europa en Noord-Amerika? Misschien doen de mensen op het Afrikaanse continent het beter dan wij en laten ze hun welvaart stijgen in harmonie met de planeet; zonder vervuilende industrie, zonder vrachten vlees te eten.

En als het anders loopt, zou het dan niet rechtvaardiger zijn om de opbloeiende voorspoed van de armsten niet te compenseren met baarmoederbemoeienissen, maar door de consumptie in het Westen terug te dringen? Als wij hier minder CO2 uitstoten, kunnen zij wat meer.

Maar dit is niet genoeg, is het volgende argument. Het klimaatprobleem is zo groot, dat we geen enkele oplossing kunnen negeren. Alle zeilen moeten worden bijgezet; ook het bevolkingszeil.

Dit klinkt redelijk, maar het maakt me ook ibbelig. Want de focus op voortplanting is ook een manier om andermaal de verantwoordelijkheid voor het lenigen van de klimaatnood bij individuen te leggen. En dat terwijl er grotere zeilen zijn die aandacht vragen, zoals grootverstokers en bosverbranders als de VS, China en Brazilië, en de twintig olie- en gasbedrijven die samen een derde van alle CO2-emissies voor hun rekening nemen. En in tegenstelling tot baarmoeders kun je het grootkapitaal gewoon, zonder moreel failliet te gaan, via rechters en wetten dwingen om het beste te doen voor de planeet.

Dit heeft bovendien veel sneller effect. Want, even praktisch: bevolkingspolitiek is, naast andere bezwaren, ook nog eens veel te traag. Zelfs als iedereen morgen als razende Rita’s aan geboortebeperking gaat doen, zelfs dan is de wereldbevolking in 2050 zo’n 8 à 9 miljard. Het doel is om in dat jaar een wereldwijde CO2-uitstoot van netto nul te hebben. Dit lukt dus alleen als we vervuilende bedrijven en landen beteugelen, elites ter verantwoording roepen en minder consumeren.

Ook in de kamer van de mensen die stellen dat overbevolking het grote klimaatprobleem is, staat zo een roze olifant: het klopt niet. Wat overblijft is een manier om met grote woorden – ‘dodelijke bevolkingsexplosie’ – de verantwoordelijkheid te verplaatsen van onze vervuilers, onze tandeloze politici, onze rijken en onze manier van leven naar de baarmoeders van zwarte en bruine mensen die zelf geen schuld hebben aan de opwarming van de aarde. Is dat niet veel hypocrieter dan zwijgen over bevolkingspolitiek?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Van verkiezingsdag hadden we in huize Ten Broeke een feestje gemaakt. We stemden, we aten taart. Ik schreef op Facebook: ‘Vandaag kan het. De revolutie zou kunnen uitbreken, niet met geweld, maar vreedzaam, stembiljet na stembiljet. Mensen zouden het rode potlood kunnen oppakken en alleen nog maar liefde en hoop kunnen voelen, geen angst of hebzucht of egoïsme. Ik ben nergens meer bang voor, zouden ze kunnen denken: laat ik stemmen op een partij die groots en meeslepend durft te dromen van een betere, groenere, eerlijker en rechtvaardiger wereld.’ Ik wandelde in de natuur; het rook naar ontluikende lente, de zon scheen terwijl ik Imagine van John Lennon neuriede – you may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

Ik wist best dat ik mezelf voor het lapje hield. Dat was een bewuste keuze. Het is een zware tijd geweest, van geklooi met coronavaccins, een halfbakken lockdown, versoepelingen terwijl de besmettingscijfers oplopen. Ik dreigde neerslachtig en cynisch te worden, dus bouwde ik voor mezelf een dag vol hoop en vertrouwen in. Vol vrolijke lichtheid. Soms moet je zelf de slingers ophangen.

Een dag later is er de kater van gewoon weer wakker worden in precies hetzelfde land als de afgelopen jaren, maar dan net weer een tandje schraler en onverdraaglijker. Mark Rutte, onze teflonpremier aan wie niets blijft plakken, heeft de VVD wederom naar de winst gegrijnsd. Hij hoefde er nauwelijks iets voor te doen: een snufje semi-oprecht berouw over de toeslagenaffaire, gevolgd door de lachende (maar onjuiste) vaststelling dat er ook veel goed is gegaan. Dat ons coronabeleid een puinhoop is, werd hem nauwelijks voor de voeten gegooid. Dat zijn klimaatplannen schrijnend tekortschieten, daar danste hij omheen.

En dat er onder zijn verantwoordelijkheid vluchtelingen op de Griekse eilanden leven in de diepste ellende, in vieze, overstromende kampen waar baby’s door de ratten worden gebeten? Daar feliciteerde Rutte zichzelf mee. Hij voerde het zelfs aan als reden om niet op de PVV maar op de VVD te stemmen: Wilders kon er enkel verwoed over twitteren, hij kon dit beleid ook echt uitvoeren. Zoals Jan Postma opmerkte op Twitter: ‘Dat je pitch twee dagen voor de verkiezingen is: stem niet op de fascist want hij levert niet en ik wel.’

Zo kom je in ons land dus aan de winst: zo hard naar rechts leunen dat je bruin ziet. En niet alleen de VVD. Volgens de voorlopige verkiezingsuitslag – terwijl ik dit schrijf, op donderdagochtend – komen er straks 29 fascisten in de Tweede Kamer. 17 voor de PVV, met hun plannen voor een ministerie van de-islamisering en het ontzeggen van allerlei grondrechten aan moslims. 4 voor JA21, een partij van mensen die zich enthousiast bij Baudet voegden nadat hij al uitgebreid had gesproken over homeopathische verdunning en een dominant blank Europa, en vervolgens in een ietsiepietsie nettere verpakking voor zichzelf begonnen.

En 8 voor het Forum voor Democratie zelf; een verviervoudiging voor de partij die al nooit stiekem was over haar fascisme, maar waar het racisme en antisemitisme de afgelopen maanden wel heel schaamteloos tegen de plinten klotste. Iets dat inmiddels alweer zo genormaliseerd is dat de analyse van de NOS op verkiezingsavond luidde: ‘Als je zag in welke crisis ze zaten, is dat toch een hele prestatie.’

De winst van D66 zou tegenwicht moeten bieden aan dit rechtse geweld. Maar ik ben daar niet gerust op. Want laten we eerlijk zijn: D66 is het meegaande midden. Ze drukken zelden ergens echt een stempel op, zodat je, als het formatiepuntje bij het VVD-paaltje komt, meestal geen bal aan ze hebt, behalve misschien als je euthanasie wilt. En er is niemand om ze bij de les te houden, want de linkse oppositie is als een oude soufflé in elkaar gezakt.

En toch vertik ik het om mijn slingers weer op te bergen. Cynisch en somber worden kan altijd nog, dus ik houd mijn blik gericht op dat ene lichtpuntje in de verkiezingsuitslag: de zetel voor BIJ1. Een idealistische partij die juist antiracistisch is, waar rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid bovenaan staan. Het lijkt er nu op dat het deze keer gaat lukken. En dat geef me moed. Want elke weg begint met één stap. En ik geloof dat één idealist meer waard is dan duizend fascisten. Zeker als er achter die idealist tienduizenden hoopvolle, strijdbare mensen staan. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ondanks de voorspelbare debatten met tandeloze stellingen en voorgekookte semi-snedigheden, ondanks de belegen politici die strooien met mooie beloftes die ze straks weer zullen inruilen voor een plekje op het pluche, ondanks dat houd ik van verkiezingstijd. Het is de belofte ervan, denk ik; de hoopvolle verwachting dat het tij kan keren, dat de revolutie binnen handbereik zou kunnen zijn. Verkiezingstijd is als lopen op een groot station wanneer de omroeper meldt dat de trein naar Parijs zal vertrekken vanaf spoor 14; het gevoel in je buik wanneer je beseft dat je niet per se naar huis hoeft te gaan; je zou vanavond ook langs de Seine kunnen lopen. Je doet het misschien niet, maar het kán. De mogelijkheid is er.

Het gevaar is dat de verkiezingen vooral over corona zullen gaan. De VVD lijkt daar zelfs op te mikken: tussen het RTL-debat door zag ik spotjes met zogenaamd gewone mensen die zogenaamd spontaan vertellen dat ze op Mark Rutte gaan stemmen want ‘ja, hij doet het toch maar’. En: ‘Omdat het einde van de coronacrisis nog niet in zicht is, en dan mag ie het afmaken ook.’ Gelukkig blijkt uit een peiling van EenVandaag dat kiezers slimmer zijn dan dat. Bijna 70 procent van het panel vindt dat het te weinig gaat over Nederland na de coronacrisis. ‘Klimaat, milieu en duurzaamheid’ is na gezondheidszorg het belangrijkste thema; voor jongeren staat het zelfs op 1.

In dat licht is het aardig om eens te kijken wat Mark-hij-doet-het-toch-maar-Rutte in het decennium dat hij met zijn kabinetten aan de macht was allemaal voor de bakker heeft gekregen. Milieudefensie kwam, attent, met een rapport. Onze natuur staat er slecht voor en onze CO2-uitstoot daalt te traag. De energievoorziening bestaat nog steeds voor zo’n 90 procent uit kolen, aardgas en aardolie – net als tien jaar geleden. Slechts 3 procent van de belastingen wordt gehaald bij vervuilers – net als tien jaar geleden. De staat geeft grote bedrijven jaarlijks minstens 3 tot 5 miljard euro subsidie op fossiel brandstofgebruik – net als tien jaar geleden.

Er is een oppervlakte van drie keer Nederland nodig voor al onze consumptie – net als tien jaar geleden. Onze stikstofuitstoot is superhoog, onder meer door ammoniak, want dat spul zit in mest en we hebben per hectare de grootste kakkende veestapel ter wereld – net als tien jaar geleden. Het aantal boerenlandvogels en vlinders is aan het dalen – net als … Afijn.

En ook buiten Nederland gaat het niet zo fluks. ‘Negen miljoen mensen sterven jaarlijks vroegtijdig door milieuvervuiling, een op de acht plant- en diersoorten dreigt uit te sterven en de opwarming van de planeet zal met de huidige trend maar liefst 3 graden bedragen aan het einde van de eeuw’, zo vatte Trouw een VN-milieurapport samen. ‘2021 moet het jaar worden waarin de mensheid zich verzoent met de natuur’, zei de secretaris-generaal van de VN eerder, tijdens een klimaattop in Parijs. ‘Tot nu toe zijn we de planeet aan het verwoesten. We hebben haar misbruikt alsof we een reserve hebben.’

Dit jaar staan er twee grote conventies gepland: over biodiversiteit in Kunming en een klimaattop in Glasgow. Daar moet het roer om, van het Grote Plunderen naar het Grote Herstel. Niet alleen moeten we nu écht-echt onze CO2-uitstoot fors terugdringen en bestaande natuur beschermen, maar, zo schrijft Graham Lawton in de New Scientist, we moeten verder gaan en op grote schaal natuur maken. Voor ons land betekent dit vooral dat we landbouwgrond laten verwilderen of liefdevol restaureren met inheemse planten, herstelde waterlopen en de herintroductie van wilde dieren.

Dit zijn de betere revoluties. Minder vee, meer bos. Minder koeien, meer bloemen. Minder gebouwen, meer beekjes. Minder vervuilen, meer bloeien. En het is nog goed voor de economie ook, stelt Lawson. Voor elke dollar die je uitgeeft aan het opkalefateren van een zielig ecosysteem krijg je er 10 terug, met name omdat natuur dingen levert die anders geld kosten, zoals schoner water en dito lucht, gewasbestuiving en CO2-opslag. Extragratisbonus is dat we dan in een land zullen wonen vol groen en wildernis om in te fietsen en wandelen, zodat we op mooie zondagen niet meer in polonaise door het bos hoeven te schuifelen.

Dit is het jaar, dit is het moment om de belofte daarvan in je buik te voelen. Om de opwinding te proeven. Om de revolutie te ruiken. En dan te gaan stemmen. Want het is nu niet aan Mark-dan-mag-ie-het-afmaken-ook-Rutte. Het is aan ons.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.