dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Ik kan niet voor iedereen spreken’, zei de Nigeriaanse schrijver Chimamanda Adichie afgelopen zaterdag bij Atria. ‘Ik weet niet hoe het is om een witte feminist te zijn. Ik weet niets over transgender zijn.’ Natuurlijk moet feminisme een inclusieve beweging zijn, vertelde ze, maar dat betekent niet dat elk verhaal over de ervaringen van alle vrouwen hoeft te gaan, of dat vrouwen voor elkaar kunnen of moeten praten.

Adichie gaf het voorbeeld van een Amerikaanse witte feminist, die vaak het verwijt krijgt dat ze niet over zwarte vrouwen schrijft. ‘En dan zeg ik: maar ze weet niets over zwarte vrouwen. En eigenlijk wil ik ook niet dat ze spreekt voor zwarte vrouwen. Zwarte vrouwen kunnen heel goed voor zichzelf spreken, als jullie maar de deur zouden openzetten en ze bloody naar binnen zouden laten.’

Haar woorden deden me denken aan de discussie over feminisme en islam die we de afgelopen weken hadden in Neerlands kranten. Allerlei witte, seculiere vrouwen kwamen een duit in het boze-islam-onderdrukt-vrouwen-zakje doen. Het begon met een interview met Machteld Zee in het AD over haar nieuwe boek. Er volgden opinies van Jolande Withuis en Elma Drayer in de Volkskrant. NRC-columnist Jutta Chorus interviewde een eveneens witte niet-moslima. Wel-moslima Hanina Ajarai probeerde in haar AD-column nog per satire wat nuance aan te brengen, maar haar werd in reacties onmiddellijk een gebrek aan feitenkennis over haar eigen geloof verweten. Beter zou ze het boek van Machteld Zee eens goed lezen. Dus.

Nadat Adichie was vertrokken bij Atria, dronk ik een glas vrij straffe citroenlimonade met de andere aanwezige feministen. Eén van hen, een slimme, jonge, zwarte feminist, begon over ‘Zwart als roet’, de documentaire van Sunny Bergman over Zwarte Piet. Ze vertelde hoe veel van Bergmans punten al duizenden keren door zwarte activisten waren gemaakt. En hoe frustrerend het was dat zoveel mensen na het bekijken van die film, nu een witte vrouw het had gezegd, ineens wel zagen dat Zwarte Piet een probleem is.

Het was bijna te herkenbaar. Sinds 2011 – naar aanleiding van het protest van onder andere Quinsy Gario – schrijf ik regelmatig over Zwarte Piet, en steevast mailen witte mensen me daarna om te vertellen hoe ze het dankzij mij nu eindelijk snappen. Even steevast bellen redacteurs van radio- en tv-programma’s me na zo’n column op om me uit te nodigen voor een discussie met voorstanders van Zwarte Piet. De eerste keer zei ik ja, en schoof ik aan bij Debat op 2. Hun format dicteerde dat twee groepen letterlijk tegenover elkaar zitten; in dit geval de overwegend witte pro-Pieters, en een flinke groep zwarte activisten plus ik-zei-de-gek.

Achteraf was ik in mijn nopjes; ik had goed geargumenteerd. Maar later groeide mijn ongemak. Immers: veel van de mensen aan ‘onze kant’ waren al jaren met antiracisme en verzet tegen Zwarte Piet bezig. Mijn enige verdienste was dat mij de rook om mijn hoofd net iets eerder was verdwenen dan bij de gemiddelde witte columnist. En toch was ik naar verhouding misschien wel het meeste aan het woord geweest. Wat betekende dat?

Ik vreesde dat het betekende dat veel witte mensen zelfs in een racismedebat liever naar andere witte mensen luisteren dan naar zwarte mensen. Andere debatredacteurs bevestigden dat vermoeden. Als ze me belden, informeerde ik naar de andere gasten – niet zelden kwam ik erachter dat er nog niet of nauwelijks zwarte of bruine mensen waren uitgenodigd. Een openhartige redacteur verklaarde, toen ik vroeg waarom: ‘We willen een objectief, feitelijk debat, niet al te emotioneel.’ Een treffend voorbeeld van wat Gloria Wekker deze week in haar Volkskrant-interview ‘een diepgewortelde cultuur van witte superioriteit’ noemt. ‘Het idee van de koloniale overheerser was: wij witten zijn beter en moeten jullie zwarten civiliseren. (..) Die manier van denken zie je nog altijd terug.’

Het is een manier van denken die uiteraard om verzet vraagt. Daarmee bedoel ik niet dat witte mensen moeten zwijgen over racisme, islam-geïnspireerde vrouwenonderdrukking en aanverwante akeligheden. Dat hoeft echter niet altijd vanuit de voorhoede; zeker als het gaat over Zwarte Piet of feminisme is het waardevol dat er meer mensen van kleur aan het woord komen. Zet de bloody deur open. Zoals Adichie zei: we hebben juist de stemmen van veel verschillende individuen nodig, zodat elk persoon over haar eigen ervaringen kan praten. Op die manier hoeft niemand de ander te overstemmen. Laten we superioriteit inruilen voor begrip, steun en solidariteit. Er is mooie uitdrukking voor. Niet: ik spreek voor je. Maar: ik sta achter je.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dus deze zomer gingen we vrouwen bevrijden. In Nice liepen eind augustus vier politiemannen het strand op. Daar lag een vrouw te zonnen in een zwarte legging, blauwe blouse en dito hoofddoek. Ze kreeg een bon, omdat haar lichaamsbedekking in strijd was met de ‘goede zeden en secularisme’. En ze moest verplicht kleren uitdoen.

De oom-agenten hadden op dat moment de wet aan hun zijde. Een Franse rechter had geoordeeld dat verhullende strand-outfits als de boerkini – die deze vrouw niet droeg, maar dat blijkbaar terzijde – terecht verboden zijn, onder meer omdat het kan worden beschouwd als ‘een ontkenning van het vrouwelijk lichaam’. Of vrouwen uit eigen vrije keuze zulke kuise kledij assorti dragen, doet volgens de rechter niet terzake. Bloot zult u zijn, huid zult u tonen, en wie dat niet verkiest, die dwingen we, want zo werkt vrijheid tegenwoordig in onze prachtige westerse democratie.

De Franse Raad van State verklaarde sindsdien dat het boerkiniverbod in strijd is met een heel clubje wetten, maar toch is de redenering van de rechter interessant, want deze gedachtegang hoor je tegenwoordig vaak. En dus vraag ik me af: zou het dragen van een badpak of bikini dan een vorm van ‘erkenning van het vrouwelijk lichaam’ zijn? En wat erkennen we dan precies?

Misschien erkennen we dat volgens velen de belangrijkste functie van het vrouwenlichaam nog steeds is om op een conventionele westerse manier mooi en aantrekkelijk te zijn. Immers: toen de Britse tv-kok Nigella Lawson een paar jaar geleden op het strand van Sydney ook een boerkini droeg, vond de communis opinio dat prima. Verschil met de vrouw in Nice: Lawson bedekte haar lichaam niet om levensbeschouwelijke redenen, maar ter behoud van een porseleinen velletje. Ze wilde liever niet kreeftkleurig op televisie (zei ze eerst), of haar ex-man had een nogal dwingende voorkeur voor een bleke body (zei ‘een vriend’ later tegen de Britse tabloids). Hoe het ook zij: jezelf omsluieren om er mooier van te worden, bleek nergens tot nationale verontwaardiging te leiden.

Dat de boerkini-discussie stiekem meer lijkt te gaan over schoonheid dan over vrijheid bleek ook uit iets anders: de vele boerkinigrappen over dikke vrouwen. HP/De Tijd twitterde een foto van een pootjebadende hoofdloze dikke vrouw, met daarbij: ‘Wat mij betreft dragen véél meer mensen zo’n boerkini’. Parool-columnist Mano Bouzamour schreef dat hij wel wat zag in een boerkiniplicht voor ‘stevige kastanjes’. ‘De boerkini verbieden is een slecht idee. Van sommige vrouwen zou je toch bijna willen eisen dat ze in zo’n allesverhullend badpak zwemmen?’

Ik vraag me af: is dat dan geen ‘ontkenning van het vrouwelijk lichaam’?

Het vrouwenlichaam is nog steeds een lievelingsplek om normen en waarden op te projecteren. Van religieus tot seculier, van de plicht om je mooi te tonen tot de eis om je dikke lelijkheid te bedekken. Eén ding hebben al deze zaken gemeen: met vrijheid voor vrouwen heeft het niets te maken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Natuurlijk moeten vrouwen niet beoordeeld worden op hun uiterlijk. Kom nou. Ze zijn zoveel meer dan hun haar, hun figuur, hun gezicht, hun benen. Een vrouw dien je af te rekenen op haar ideeën, talenten en idealen; vraag je liever af of ze competent is dan of je haar mooi vindt. Aan de andere kant willen veruit de meeste vrouwen er toch fraai uitzien, feministen incluis. Kekke laarsjes, hip jurkje, mascara, corrigerend ondergoed. ‘Dat ik nu ook feminist ben, betekent toch niet dat ik mijn benen niet meer mag scheren?’ vroeg een kennis me ooit.

Het is een fascinerende tegenstelling, vorige maand treffend omschreven door Sarah Sluimer in een Volkskrant-column. Vrouwen willen dat hun lijf gezien wordt, schrijft ze, maar tegelijkertijd willen ze meer zijn dan hun lichaam. ‘Ja, we zijn strijders voor gelijkheid. Maar wees niet bang: dat betekent niet dat we lelijk zijn. Ja, we verafschuwen het seksisme waar vrouwen dag in dag uit slachtoffer van zijn. Maar dat doen we wel terwijl we er beschikbaar uit zien.’ Sluimer vervolgt met nog een observatie: ‘Er wordt immers alleen maar naar je geluisterd als je leuk bent om naar te kijken (…) Seksualiteit is ons kapitaal, of we nou willen of niet.’

Daar heeft Sluimer gelijk in. In 2014 concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau dat aantrekkelijke mensen wel twintig procent meer kans hebben om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek. Daarmee was een leuk snoetje belangrijker dan toch niet superfutiele zaken als opleiding of werkervaring.

Ook de loonkloof tussen man en vrouw is groter voor dames die we in onze maatschappij om de een of andere reden als onaantrekkelijk beoordelen. Zo tellen dikke vrouwen in onze samenleving als gemiddeld minder mooi, en die blijken in een onderzoek onder 23.000 Amerikaanse en Duitse vrouwen dan ook bijna 30.000 dollar per jaar minder te verdienen dan superslanke collega’s. Forse mannen krijgen zo’n gewichtsboete niet; die verdienen zelfs meer dan hun magere werkvloergenoten.

Twee Amerikaanse sociologen constateerden in mei dat die relatie tussen salaris en knapheid vooral afhangt van hoe verzorgd je eruit ziet. Dus als je als verminderd esthetische dame toch moeite steekt in make-up, een hakje en glans-en-dans-haar, dan ontkom je daarmee grotendeels aan de ‘straf’ die je wel krijgt wanneer je onaantrekkelijk bent en daar bovendien slonzige schijt hebt. Dit alles geldt uiteraard alleen voor vrouwen, niet voor mannen.

Ik denk dat we het er allemaal over eens kunnen zijn dat al deze manieren van vrouwen afrekenen op hun uiterlijk ontzettend suf zijn, alsmede verkeerd en hoogst onfeministisch. Maar moeten we dan als feministen collectief onze mascara verbranden? Misschien wel. Want hoe kun je je zo’n vrouwonvriendelijk mooi-is-meer-systeem verwerpen, en er toch aan meedoen? Aan de andere kant: is het is het wijs om je te verzetten tegen een schoonheidsideaal als je daar – letterlijk – een prijs voor moet betalen? En wie durft er onder die voorwaarden nog ongecamoufleerd lelijk te zijn?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik ben stiekem een beetje op Justin Trudeau, de minister-president van Canada. Hij noemt zichzelf een feminist, en dat doet hij met grote regelmaat. En wanneer mensen dat dan opvallend vinden, dan zegt hij erbij dat hij daarmee doorgaat totdat niemand zulks meer opmerkelijk acht, omdat het tenslotte gaat over gelijkheid, respect en een betere wereld. Hij vertelt hoe hij niet alleen zijn dochter maar ook zijn zoons wil opvoeden in de geest van feministisch gedachtegoederen assorti. Hij stelde vorig jaar een kabinet samen dat voor de helft uit vrouwen bestaat, en toen iemand hem vroeg waarom, zei hij: ‘Omdat het 2015 is.’ Oh, en hij kan een superblitse truc waarbij hij baby’s op zijn handen laat staan.

Ik ben dus een beetje op Trudeau. En mannen in mijn omgeving mogen dan chagrijnig brommen dat het natúúrlijk allemaal een ‘zorgvuldig gecultiveerd imago’ is, ik denk: als je toch iets zorgvuldig cultiveren gaat, imagotechnisch of anderszins, dan heel graag feministische normen en waarden, alsjeblieft, dankjewel.

Maar misschien wel een van de meest feministische dingen die Trudeau kan gaan doen, wordt zelden als zodanig herkend: misschien gaat hij wel de premier zijn die het basisinkomen invoert in Canada. Sinds Trudeau aan de macht is, gonst het in maple-leaf-land van de berichten over gratis geld. De provincie Ontario wil wel een proef doen. Ook in Quebec is men wild enthousiast.

Het idee achter het basisinkomen is simpel: in plaats van ingewikkelde regelingen met bijstandsuitkeringen, werkloosheidswetten, toeslagen en wat dies meer zij, geef je elke burger een som geld die hoog genoeg is om sober van te leven. De onderliggende gedachte is net zo eenvoudig: dat het grootste probleem van armoede is dat mensen geen geld hebben (en niet, zoals onze regering lijkt te denken, dat arme burgers naar alsmede werkschuw tuig zijn). Het gewenste gevolg: als je iedereen gratis geld geeft, dan verdwijnt armoede, en lossen mensen de issues die vaak hand in hand gaan met armoede – weinig opleiding, geen startkapitaal voor een bedrijfje, enzovoorts – zelf op. Uit de testen die er al mee gedaan zijn, blijkt dat het nog werkt ook.

Waar het niet zo vaak over gaat is dat zo’n basisinkomen een inherent feministische politieke keuze is. In vrijwel alle landen ter wereld zijn het immers vrouwen die het zwaarst en het vaakst getroffen worden door armoede. Maar dat niet alleen. Een basisinkomen verzekert vrouwen ook van hun financiële onafhankelijkheid. En dat is dan weer een belangrijke stap in bijvoorbeeld de strijd tegen huiselijk geweld en huwelijksdwang. Bovendien hoeft geen vrouw meer zo arm te zijn dat ze geen anticonceptiemiddelen of abortus kan betalen. Zo zorgt het basisinkomen voor meer reproductieve vrijheid.

Als Trudeaus feminisme meer is dan een stukje imagocultiveringsgebeuren, wil hij dit vast vlot in orde gaan maken. De vrouwvriendelijke daad bij het vrouwvriendelijke woord. Ik ga er vanuit dat het lukt. En dat ik daarna nog een beetje meer op Trudeau ben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat de uitgever Atlas Contact erover zegt:

Een nieuwe generatie schrijvers over alledaags seksisme, onnodige ongelijkheid en eicellen met klauwtjes Er waait een frisse wind door ons land. Steeds meer jonge vrouwen schrijven over hun positie als vrouw in de wereld. Over alledaags seksisme, seksueel geweld en onnodige ongelijkheid. Vrouwen schrijven niet met hun tieten bundelt essays, columns en persoonlijke verhalen van deze vrouwen en is daarmee de allereerste staalkaart van een nieuwe generatie schrijvers met feministische inborst. Met bijdragen van Hadjar Benmiloud, Lynn Berger, Hanna Bervoets, Basje Boer, Lisa Bouyeure, Asha ten Broeke, Emma Curvers, Nikki Dekker, Amarens Eggeraat, Clarice Gargard, Renske de Greef, Bregje Hofstede, Anke Laterveer, Marloes Leezer, Hasna El Maroudi, Alma Mathijsen, Nina Polak, Aafke Romeijn, Floor Rusman, Simone van Saarloos, Shantie Singh, Sarah Sluimer, Noor Spanjer, Fatima Warsame en Niña Weijers.

Mijn bijdrage aan deze bundel was een bewerking van een column die ik eerder voor de Volkskrant schreef: ‘Kun je je niet drukmaken over iets écht belangrijks?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ewout Klei, volgens zijn twitterbio o.a. een politiek historicus en journalist, schreef voor de immer vermakelijke alsmede leerzame website Jalta.nl een recensie van de feministische bundel ‘Vrouwen schrijven niet met hun tieten’. Die bundel is samengesteld door Wiegertje Postma, en bevat onder andere een kort stukje van yours truly.

Allerlei mensen (lees: witte mannen) vonden de recensie van Ewout Klei ontzettend jofel. Wierd Duk vond dat Klei de ‘lichtgewichterige luxefeministen fileert’, het was ook nog raak en een tip, en Theodor Holman vond het ‘heerlijk’. En Klei ging dat in alle bescheidenheid allemaal lekker retweeten, dus iedereen was heel blij met zichzelf en elkaar. (Tekst gaat verder onder de plaatjes)

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.55

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.19Schermafdruk 2016-05-23 18.47.49

Schermafdruk 2016-05-23 18.47.40

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nou vroeg iemand me op de twitters wat ik (als feminist van dienst, of zoiets) eigenlijk van de recensie van Klei vond. Dus ik die lezen. En zoals ik hem ook al toe-tjilpte: een groot compliment. Niet vaak tref je zo’n lange recensie aan zonder ook maar één inhoudelijk argument. Het is een prestatie op zich.

Om dit punt kracht bij te zetten ga ik nu even de recensie van Ewout Klei closereaden. Gewoon, omdat het kan, en voor de lolz :)

De recensie begint zo:

Het feminisme is dood. Verwende prinsesjes die een jihad tegen witte windmolens voeren hebben het feminisme gedood. Feminisme 4.0 (blijkbaar zitten we nu alweer in de vierde golf) gaat echt helemaal nergens over.

Hier staat eigenlijk: feministen zijn kut.

Klei vervolgt:

Omdat ik graag van een ander wil leren probeer ik boeken zo onbevangen mogelijk te lezen. (…) De bundel ‘Vrouwen schrijven niet met hun tieten. Een nieuwe generatie schrijvers over alledaags seksisme, onnodige ongelijkheid en eicellen met klauwtjes’ kon ik echter niet onbevooroordeeld doorlezen. Mijn weerzin tegen het hedendaagse feminisme, dat intersectioneel (antiracistisch, dus anti-‘wit’) moet zijn, is daarvoor te groot. Ik kon niet anders dan mijn pen dopen in vitriool. De honing was op.

Oftewel: Ik, Klei, ben een Heel Goed Mens, maar feministen zijn zó kut, dat ze me dat wel heel moeilijk maken om Goed te blijven.

Wat ik tegen de nieuwe generatie feministen heb? Heb je even? Het zijn aanstellerige aandachtshoeren, emmerende eierstokken, genderobsessieve Grachtengordelgleuven, hypocriete hipstermeisjes, jengelende juffers, labiele lellebellen, narcistische navelstaarders, politiekcorrecte penishaters, vrijgestelde ongestelden en (speciaal voor Bert Brussen) zeurende zeikhoeren. Deze drammende dames kan en wil ik niet serieus nemen. Nooit.

Feministen zijn echt heel kut.

Valt er überhaupt iets positiefs over het boek te schrijven? Nou. De omslag is mooi. Het boek is goed gebonden, het valt niet uit elkaar als je het gelezen hebt. En er staan gelukkig ook geen taal- en stijlfouten in.

Klei doet een badinerende stijlvorm! Hier zegt hij eigenlijk dat het boek kut is, maar hij gebruikt daarvoor ironie.

De rest is waardeloos. Wat een verschrikkelijk kutboek.

Klei heeft geen zin meer in stijlvormen. Het boek is gewoon kut.

Hierna verzandt Klei in een soort semi-filosofische bespiegeling van de mogelijkheden en onmogelijkheden van schrijven met je tieten. Ik vermoed dat Klei zichzelf geestig vond, maar dat kan ik natuurlijk niet zeker weten, want feministen hebben geen gevoel voor humor. Klei besluit dit stukje met:

De boektitel is dus een behoorlijke miskleun. ‘Achterlijk’, schreef Peeters terecht.

Oftewel: andere mensen (lees: witte mannen) vonden het boek ook kut.

Maar wat hebben de 26 jongedames ons precies vertellen? Niets. Helemaal niets. Ze willen ons natuurlijk wel een heleboel vertellen. Over triviale onderwerpen als alledaags seksisme in Bart Smit-folders; over douchegel en sloopkogels; waarom lactacyd een leugen is; over onvrijwillige seks met witte mannen die uiteraard allemaal potentiële aanranders zijn en waarom het feminisme het patriarchaat schamper lachend de vinger moet geven (dat doen vrouwen dus met hun vinger, naast andere dingen).

Weer even door de Klei-vertaal-machine: feministen zijn kut, want ze vinden dingen kut die ik triviaal vind.

Klei hekelt vervolgens het feit dat alleen ‘jonge’ feministen in de bundel staan:

Wie van voor 1980 is mag niet meedoen. De jonge feministen doen wel aan leeftijdsdiscriminatie. SUNNY BERGMAN, LINDA DUITS EN SYLVANA SIMONS ZIJN DUS TE OUD!!! (Wat vind ik het toch ontzettend heerlijk om dit te roepen.)

Klei zegt: Sunny Bergman, Linda Duits en Sylvana Simons zijn niet alleen kut maar ook oud, moowahahaha.

De schrijfsters zijn behalve (relatief) jong ook heel erg links. Met links bedoel ik uiteraard niet dat de jongedames begaan zijn met de noden van de vrouwen van het volk. Daar kijken ze intens op neer. Het magazine Vrouw van De Telegraaf vindt Wiegertje Postma maar achterlijk. Linkse vrouwen zijn alleen solidair met minderheden die in de progressieve mode zijn: lesbo’s, moslima’s, transgenders, vluchtelingen en de zwarte zusters. Minderheden die niet in deze mode zijn – zoals bijstandsmoeders, afvallige moslima’s en christelijke vrouwen – kunnen de vinger krijgen, ook al wordt dit niet hardop gezegd natuurlijk.

Feministen zijn kut om dingen die ze niet gezegd hebben (maar die toch kut zijn)

De intersectionele solidariteit gaat zo ver dat de aanrandingen in Keulen worden gebagatelliseerd door te stellen dat alle mannen potentiële aanranders zijn en je het daarom niet over de Noord-Afrikaanse achtergrond van de daders mag hebben (Simone van Saarloos), dat witte feministen mogen worden uitgescholden door zwarte feministen (Sarah Sluimer) en dat kritiek op de islam eigenlijk niet mag omdat je daarmee extreemrechts in de kaart speelt (Hasna el Maroudi).

Als ik drie feministen tendentieus citeer, lijken ze nog kutter! Wat zijn feministen toch ontzettend kut!

De auteurs hebben bijna allemaal dat irritante betweterige, luyendijkiaanse toontje van De Correspondent, goede mensen die het zo veel beter weten dan wij gewone stervelingen.

Feministen zijn ook nog kut omdat hun toon kut is.

Hoewel de jonge feministen zich te goed voelen voor De Telegraaf is het intellectuele niveau van hun stukjes niet om over naar huis te schrijven. Ze schrijven oppervlakkig over oppervlakkige onderwerpen, hebben 0,0% zelfreflectie, praten elkaar allemaal na (zo werkt de linkse consensus nu eenmaal, wen er maar aan), zien twitterberichten van anonieme gekkies als hét bewijs van hun grote gelijk en gooien af en toe een moeilijke naam of een duur begrip in hun epistels om erudiet te lijken.

Kutfeministen zeggen kutdingen.

Zo beroept Asha ten Broeke zich op de dichteres Jana Beranová, die schreef: ‘Als niemand luistert naar niemand, vallen er doden in plaats van woorden.’ Met dit citaat eindigt ze haar essay abrupt en slaat ze tevens de discussie dood, want als wij (mannen en niet-feministische vrouwen, allen wit en cisgender uiteraard) niet luisteren naar de beroepszeikerds, pardon minderheden en slachtoffers, hebben wij doden op ons geweten.

Asha ten Broeke is een kutfeminist die iets kuts schreef in die kutbundel.

Pedant en tegelijkertijd pathetisch is Wiegertje Postma in haar inleiding, waar ze feminisme definieert als het radicale idee dat vrouwen mensen zijn: ‘Feminism is the radical notion that women are people’ (in 1986 bedacht door Marie Shear in haar recensie van A Feminist Dictionary van Cheris Kramarae en Paula Treichler). Nee, om u uit de utopische droom te helpen, feminisme is dat helemaal niet.

Wiegertje Postma is ook erg kut. En haar definitie van feminisme is ook kut.

Maar gelukkig weet Klei het beter!

Ik zal een echte, ontmythologiseerde definitie van feminisme geven: Feminisme is haat tegen witte mannen. Het is een cultureel-marxistische rancuneleer van elitaire, voornamelijk witte vrouwen, die zich moreel ver verheven voelen boven hun minder bevoorrechte soortgenoten, maar zich tegelijkertijd verschrikkelijk onzeker voelen en daarom steeds weer op zoek zijn naar zelfbevestiging. Feministen kunnen zelf helemaal niets. Ze parasiteren op het werk van anderen. Maar gebrek aan succes en kritiek op hun prestaties is altijd de schuld van de ander, nooit kijken ze eens kritisch naar zichzelf. Feministen zijn niet voor vrijheid en gelijkheid, maar voor de omverwerping van de Verlichtingsidealen. Feminisme is niet het radicale idee dat vrouwen mensen zijn, maar het radicale idee dat de blanke (witte) man de oorzaak is van al het kwaad op deze wereld. Met vrouwenrechten heeft feminisme dan ook helemaal niets te maken.

Feministen zijn echt HEEL ERG ONTZETTEND KUT!!1!!12!!!!!1111

 

Foto: Freeimages.com/Renee Russell

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.