dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Vandaag had ik het dubieuze genoegen om mikpunt te zijn van de column van Sylvia Witteman. In die column probeerde ze gehakt te maken van mijn standpunt dat je van een bijstandsuitkering niet gezond kunt eten in ons land. Dat riep ik niet zomaar: vorige winter had ik, Voedingscentrumadviezen in de hand, diverse goedkope supermarkten en de markt in mijn woonplaats bezocht om te kijken of je van het gemiddelde bijstandsbudget van 50 euro voor een gezin van vier een hele week schijf-van-vijf-verantwoord kon eten. Dat bleek niet te kunnen: ik kwam ruim acht euro tekort. Had ik in plaats daarvan voor de hele week diepvriesfriet en -frikandellen ingeslagen, dan had ik zelfs geld overgehouden. (Hier de blogpost ‘Wat kost eten eigenlijk?’ die ik naar aanleiding van dit onderzoekje schreef)

Mijn hoofdconclusie zette ik ook in mijn boek ‘Eet mij’: het is toch eigenlijk treurig dat gezond eten zoveel duurder is dan ongezond eten dat je het van een minimuminkomen nauwelijks wil lukken. Ik linkte dit prijsverschil aan het gegeven dat overgewicht onder arme, laagopgeleide mensen vaker voorkomt dan onder rijke, hoogopgeleide. Onlangs herhaalde ik deze conclusies weer, in een column in Trouw, dat het Voedingscentrum met een nieuwsbericht was gekomen waarin ze stelden dat: ‘Kiezen voor gezond kan eenvoudig: door minder uit te geven aan duurdere producten als vlees en kaas en meer aan groente en fruit. Gezond eten volgens de Schijf van Vijf is dus geen kwestie van geld, maar van de juiste keuze.’

Dit alles schoot mijn collega-columniste Sylvia Witteman hevig in het verkeerde keelgat. In haar column van vandaag schrijft ze dat ik denk dat arme mensen bijna niet anders kunnen dan dik zijn, want gezond voedsel is te duur. Vervolgens vertelt ze hoe ze zelf op de markt voor een tientje zoveel fruit en groente koopt dat ze het amper kan dragen, en dat ook iemand die woont in een oord zonder dagelijkse markt het best van vijftig euro gaat redden als ze afgaan op supermarktaanbiedingen, omdat je via sites als Yenom.nl of supermarktaanbiedingen.com volgens Sylvia Witteman gemakkelijk de goedkoopste variant vindt van alles wat je nodig hebt.

Conclusie (en nu citeer ik): ‘Nee, leuk is het niet, rondkomen van heel weinig geld. Maar het kan, gezond eten met een gezin voor 50 euro per week. Had Ten Broeke beter haast best gedaan, dan was het haar ook gelukt. (…) Niemand is gedwongen vette rommel te eten. Je wordt niet dik van armoede, je wordt dik omdat je lui bent en de verkeerde keuzes maakt. Een bewering als ‘Gezond eten is niet haalbaar voor arme mensen’ is niet alleen onwaar, maar ook vernederend en gevaarlijk. Zo’n statement impliceert dat mensen, in dit geval arme mensen, geen keus hebben en geen zelfbeschikkend vermogen, dat ze machteloos zijn overgeleverd aan hun droevig noodlot van frikandellen vreten tot de dood erop volgt.’

Laat ik ten eerste even kort iets corrigeren over wat ik denk. Ik denk namelijk helemaal niet dat arme mensen bijna niet anders kunnen dan dik zijn. In ‘Eet mij’ schrijf ik: ‘Met weinig poen en een lage sociaal-economische klasse is het aanzienlijk makkelijker om dik te worden [dan mensen met veel geld uit een hoge klasse].’ Een subtiel verschil.

Nog iets waarin Sylvia Witteman mij niet zo goed kent: ik doe altijd heel erg mijn best, hetgeen ik nu in de rest van deze blogpost ga demonstreren. Want ik ben – zoals ik op twitter afgelopen week ook al tegen haar zei – van harte bereid om ook eens op dat Yenom.nl te gaan kijken of het met behulp van die site wél kan van vijftig euro. Rekent u even met me mee.

Om het geheugen op te frissen: per dag was er volgens de aanbevelingen van het Voedingscentrum voor ons hele voorbeeldgezin van vier mensen het volgende nodig (zie voor meer detail mijn oorspronkelijke blogpost over dit onderwerp):

  • 1 volkorenbrood
  • 120 gram kaas
  • 1 liter magere yoghurt
  • 1 liter halfvolle of magere melk
  • 400 gram mager vlees (1x per week 400 gram vis, 1x per week 400 gram vette vis)
  • 800 gram aardappels, zilvervliesrijst of volkorenpasta
  • 800 gram groente
  • 8 stuks fruit
  • halvarine voor op brood
  • olie of vloeibare margarine om in te bakken

Nu gaan we Sylvia Wittemans column factchecken. Ik rekende de bovenstaande hoeveelheden om in wat we per week moeten inslaan voor ons voorbeeldgezin. Achter die hoeveelheden staan, tussen de haakjes, de goedkoopste aanbiedingen voor dit specifieke product, via Yenom.nl. Achter het streepje de weekprijs voor het product in kwestie, onderaan deze lijst – mocht u geen zin hebben om dit helemaal door te lezen – het totaalbedrag dat we uitgeven aan de weekboodschappen als we a la Sylvia Witteman alleen de meest aantrekkelijke aanbiedingen nemen:

  • 7 volkorenbroden (AH ovenvers volkorenbrood per stuk 0,92) – 6,44 euro
  • 840 gram kaas (AH Zaanlander 48+ kaas normaal 10,80 per kilo nu 50% korting) – 4,54 euro
  • 7 liter magere yoghurt (geen magere yoghurt in de aanbieding bij Yenom. Wel Coop halfvolle boerenyoghurt liter 1,00) – 7,00 euro
  • 7 liter halfvolle of magere melk (Deen en Boni – beide niet eens bij benadering binnen fietsafstand van mijn woonplaats, maar daar doe ik even niet moeilijk over – 2 literpakken magere melk 1,00) – 3,50 euro
  • 2 kilo mager vlees (AH Mager rundergehakt kilo 3,88, C1000 kipfilet 200 gram 1,00, Deka magere rookworst 275 gram 1,00 – ik ben uitgegaan van 1 kilo gehakt, 2 rookworsten en 450 gram kipfilet) – 8,38 euro
  • 400 gram vis (Deen Kibbeling 100 gram 0,99) – 3,96 euro
  • 400 gram vette vis (Nettorama gerookte makreel 200 gram 2,00) – 4,00 euro
  • 5,6 kilo aardappels, zilvervliesrijst of volkorenpasta (Emté zak Hollandse aardappels vijf kilo 2,99 euro. Hier houd je na schillen zo’n 4,5 kilo van over) – 3,72 euro
  • 5,6 kilo groente (AH sperziebonen kilo 1,98, C1000 broccoli 500 gram 1,00 euro, Lidl kilo wortelen 0,69 euro, Plus witlof 500 gram 0,69 euro. Aangezien je ook wat weg gooit – de punten van de bonen e.d. – ben ik uitgegaan van 6 kilo groente: 2 kilo wortels, 2 kilo sperziebonen, 1 kilo witlof en 1 kilo broccoli) – 8,72 euro
  • 56 stuks fruit (C1000 750 gram peren (4 stuks) 0,75 euro, Coop Elstar appelen 1,5 kilo (8 stuks) 2,00, Dirk 2,5 kilo handsinaasappelen (13 stuks) 2,00 euro. (Opmerking: Witteman kocht ook kiwi’s, vertelt ze in haar columns, maar die vond ik te duur. Verder deed ik een aanname op basis van eigen fruitschaal en keukenweegschaal: appels, peren, sinaasappels en grote mandarijnen wegen tussen de 180 en 200 gram per stuk. We kochten 16 appels, 16 peren en 24 sinaasappelen) – 11 euro
  • kuipje halvarine (Plus halvarine kuipje 500 gram 0,89) – 0,89 euro
  • halve fles zonnebloemolie of vloeibare margarine (C1000 bak en braad vloeibaar 400 ML 1,00, omgerekend naar 200 ML) – 0,50 euro

Totaalprijs: 62,65 euro.

Wat aanzienlijk meer is dan de acht euro is die ik tekort kwam in mijn eerdere berekening vorige winter. (Overigens: wie de hele week diepvriesfriet en –frikandellen uit de aanbieding had gegeten (Emte 3 kilozakken diepvriesfriet 2,18, Coop 20 frikandellen 2,00) was voor 41,83 euro klaar geweest.)

Maar misschien komen Sylvia en ik er samen uit. Wat nou als we onze beider boodschappenlijstjes naast elkaar leggen en telkens het goedkoopste alternatief kiezen? Om helemaal fair te zijn doe ik er ook nog tips bij die ik na het schrijven van mijn oorspronkelijke blogpost kreeg, zoals makreel halen op de markt en volkorenbroden in de permanente aanbieding bij de AH (wel om zeven uur ‘s ochtends voor de supermarktdeur staan, anders zijn ze op).

Dan ziet het lijstje er als volgt uit:

  • 7 volkorenbroden (Uit de tips: AH 3 volkorenbroden voor 2 euro) – 4,67 euro
  • Kaas (Uit Sylvia’s lijstje: AH Zaanlander 48+ kaas normaal 10,80 per kilo nu 50% korting) – 4,54 euro
  • Magere of halfvolle melk (Uit Sylvia’s lijstje: 2 literpakken voor een euro) – 3,50 euro
  • Magere yoghurt (Uit mijn lijstje: rond de 70 cent per liter bij Aldi en Lidl) – 4,90 euro
  • Groente (Uit mijn lijstje: Euroshopper of Aldi diepvriesgroente – doperwten, sperziebonen, spinazie – is 50 tot 60 cent per 500 gram. Uit Sylvia’s lijstje: Lidl kilo wortelen 0,69 euro. Ik ging uit van 2 kilo wortelen, 1 kilo diepvriesspinazie, 1 kilo sperziebonen en 1 kilo doperwten) – 4,58 euro
  • Fruit (Uit mijn lijstje: 10 stuks licht beschadigd seizoensgroente op de markt 1 euro) – 5,60 euro
  • Aardappels en co (Uit Sylvia’s lijstje: Emté zak Hollandse aardappels vijf kilo 2,99 euro) – 3,72 euro
  • Vloeibare margarine/zonnebloemolie (Uit mijn lijstje: Euroshopper zonnebloemolie liter 1,35. Omgerekend naar 200 ML olie/week) – 0,27 euro
  • Vette vis (Uit de tips: Makreel op de markt ongeveer kilo 8,00) – 3,20 euro
  • Gewone vis (Uit mijn lijstje: Koolvis Euroshopper 400 gram 1,69) – 1,69 euro
  • Halvarine (Uit mijn lijstje: Aldi Hella Halvarine kuipje 500 gram 0,45) – 0,45 euro
  • Mager vlees (Uit de tips: Aldi 750 gram kipvleugels 2,49. Houd je ongeveer 600-650 gram van over i.v.m. de botjes. Uit mijn lijstje: tofu 375 gram 1,69. Uit Sylvia’s lijstje: AH Mager rundergehakt kilo 3,88) – 8,06 euro

Totaalprijs nu: 44,18 euro.*

Olé! Goed nieuws! Het kan! Er zijn wel twee columnisten met een paar uur tijd voor nodig om dit uit te vogelen (en sowieso moet je goed kunnen lezen, vergelijken en rekenen – iets wat voor de anderhalf miljoen functioneel analfabeten die Nederland kent misschien uitdagend is), maar er bestaat een mogelijkheid**: wie de allergoedkoopste basisproducten en de allergoedkoopste aanbiedingen naast elkaar legt, en – voor de mensen die niet in Amsterdam o.i.d. wonen – in staat is om elke week vele tientallen kilometers te fietsen langs meer dan tien supermarkten en ook nog naar de markt te gaan kan voor minder dan 50 euro Voedingscentrumwaardig gezond eten.

Hebben we geen mooi land?

*) NB1: diverse mensen wezen me er op twitter op dat de aanbiedingen deze week niet bepaald representatief zijn voor de meeste andere weken in het jaar. In week 3 en 4 hebben supermarkten er namelijk een handje van om extra te stunten met de prijzen, met kortingen van 50% in plaats van de gebruikelijke 15%. De Hamsterweken van de AH zijn hier een voorbeeld van. In mijn berekening staan een aantal van die uitzonderlijk hoge kortingen: het rundergehakt, de kaas, de aardappels. Zonder die kortingen was de prijs aanzienlijk dichter bij de 50 euro gekomen, en misschien zelfs eroverheen gegaan. Wordt vast nog vervolgd.

**) NB2: niet om een partypooper te zijn, maar laten we niet vergeten dat basics als koffie, thee, broodbeleg anders dan kaas en keukenkruiden niet bij de prijs inbegrepen zitten, dus echt lekker eten is er niet bij. Ook niet onbelangrijk: zoals ik ook in ‘Wat kost eten eigenlijk (versie 1)’ meldde is de grens van 50 euro een tikje arbitrair: wie in de bijstand zit met kleine kinderen die snel uit hun kleren groeien of in de schuldhulpverlening heeft aanzienlijk minder te besteden, eerder drie tientjes dan vijf. Zou ons voorbeeldgezin niet met z’n vieren maar met z’n vijven (of zessen, of zevenen…) zijn, dan zouden ze al niet meer rondkomen van die vijf tientjes. En zouden ze wonen in een gemeente waar uitkeringsgerechtigden verplicht moeten werken dan hebben ze geen tijd om naar al die supermarkten te fietsen en loopt het hele verhaal over gezond eten van een bijstandsuitkering alsnog in de soep.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Gezond eten geen kwestie van geld.’ Dat twitterde het Voedingscentrum vorige week. In bijbehorend nieuwsbericht rekenden ze af met de gedachte dat gezond eten duurder is dan ongezond. ‘Kiezen voor gezond kan eenvoudig: door minder uit te geven aan duurdere producten als vlees en kaas en meer aan groente en fruit. Gezond eten volgens de Schijf van Vijf is dus geen kwestie van geld, maar van de juiste keuze.’

Optimistische woorden, die hun basis hebben in een nieuw boekje, ‘Smakelijk weten’. Hierin heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek wat van het betere rekenwerk losgelaten op de prijs van eten. Zo blijkt dat een lunchpakketje in 2011 maar twintig cent duurder was dan in 2000. De prijs van voedsel is dus niet zo hard gestegen.

Dat is goed nieuws voor mensen met weinig poen. Maar wat het lunchpakketje zegt over de prijs van gezond eten, ontgaat me. Zo bevat het een krentenbol en boterhamworst. Beiden zijn volgens het Voedingscentrum geen ‘voorkeursproducten’: ze bevatten teveel suiker en vet om optimaal bij te dragen aan een gezond eetpatroon.

De mooie woorden van het Voedingscentrum druisen bovendien in tegen een onderzoekje dat ik vorig jaar zelf deed. Uitgedaagd door kritische lezers van deze column, die geen woord geloofden van mijn stelling dat gezond eten voor minima schier onbetaalbaar is, ben ik op de fiets gestapt en naar supermarkten en markt gegaan. Gewapend met de adviezen van het Voedingscentrum en een rekenmachine keek ik of het mogelijk is om als gezin van vier van een typisch bijstandsbudget van vijftig wekelijkse euro’s de hele week gezond te eten: dagelijks volkorenbrood, vier scheppen groente, twee stuks fruit, mager vlees, zilvervliesrijst, een keer per week vette vis, dat soort werk.

Zelfs als ik alle luxe weghaalde – geen saus over pasta of rijst, geen koffie of thee, geen broodbeleg naast wat halvarine en een dagelijkse plak kaas – bleek het niet te kunnen. Mijn voorbeeldbijstandsgezin kwam elke week acht euro te kort. Hadden ze echter de hele week diepvriesfriet en –frikandellen gegeten, dan hadden ze tien euro overgehouden.

Nu zou kunnen zijn dat ik met mijn middenklasse-inkomen bepaalde goedkoop-eten-kennis ontbeer. Daarom heb ik advies gevraagd aan Judith, die op bovengenoemd twitterbericht van het Voedingscentrum reageerde met: ‘Absoluut waar! Ik moet rond komen van een bijstandsuitkering, maar m’n dochtertje en ik eten gezond zonder voedselbank!’ Als iemand weet of gezond eten een kwestie is van geld, is zij het, dus ik nam contact met haar op.

Judith is een hele verstandige vrouw. Toen ze wist dat ze in de bijstand zou komen, maakte ze gezond eten haar prioriteit. Op zondag kijkt ze wat er bij de supermarkten in de buurt in de aanbieding is. Zij en haar dochter eten minder vlees dan gebruikelijk, want het is duur en zoveel heb je niet nodig. Koken en bakken is een hobby van haar, vertelt ze, dus ze kan veel zelf maken. Maar zelfs deze vrouw, met al haar kennis en inzet, krijgt de gezonde begroting niet rond. Een keer per week eten ze noodgedwongen brood in plaats van warm eten.

De harde waarheid is dat het in ons land niet mogelijk is om van een uitkering de hele week gezond te eten. En, lief Voedingscentrum, dat is een kwestie van geld, niet van keuze.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In november verscheen mijn tweede boek ‘Eet mij’ (geschreven met mede-wetenschapsjournalist Ronald Veldhuizen). In dit boek gaan we op zoek naar de psychologie achter eten, diëten en overgewicht. Het boek kreeg lovende recensies van onder meer Opzij en Psychologie Magazine (“Heerlijk geschreven. Stof tot nadenken.”) en kreeg maar liefst 16 keer vijf sterren in de lezersrecensies op bol.com. De Volkskrant riep ‘Eet mij’ uit tot één van de 20 beste wetenschapsboeken van 2012.

Warme woorden vooraf:

Hans van Maanen (wetenschapsjournalist en columnist bij De Volkskrant: “Verplichte kost voor dik én dun”

Flaptekst: Eet mij gaat over honger, over supermarkten en over reclame. Het gaat over de illusie van diëten en de stigma’s van dik zijn. Asha ten Broeke en Ronald Veldhuizen gaan op zoek naar de ware aard van ons eetgedrag. Ze combineren de nieuwste inzichten uit hersenwetenschap, genetica en fysiologie en laten zien dat iemands gewicht niet zozeer een keuze is, zoals dieetgoeroes ons vaak doen denken, maar voornamelijk afhankelijk is van aangeboren eigenschappen en invloeden uit de omgeving. Op confronterende wijze laten de auteurs zien hoe we, zonder het door te hebben, dagelijks verwikkeld zijn in een ongelijke strijd tegen supermarkten, marketeers en reclamebureaus, die eropuit zijn ons meer te laten consumeren. Ook plaatsen ze de discussie over obesitas in een breder perspectief: onze angst voor overgewicht blijkt behoorlijk ontspoord.
Eet mij reikt nieuwe handvatten aan om grip te krijgen op ons eetgedrag. Maar wees gerust: deze handvatten hebben niets te maken met nieuwe diëten of magische ingrediënten, maar alles met de psychologie van eten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wie op station Utrecht Centraal bij het overstappen van perron 15 naar 3 loopt, kan onderweg pasta sushi, friet, hamburgers, kebab, pizza, milkshakes en ijs halen. Terwijl je je richting trein begeeft, ruik je de pestosaus, de patat, het vlees. De hersenen reageren onmiddellijk. Er wordt een seintje gegeven om de aanmaak van het hormoon ghreline te starten. Dat hormoon geeft je een hongergevoel. Er wordt extra speeksel aangemaakt, waardoor je begint te watertanden. En voor je er echt erg in hebt, ben je op weg naar de automatiek, om even een kroketje te halen.

 

Deze reactie op lekker eten danken we aan onze prehistorische voorouders. Toen zij de savannes bewandelden, was er niet op elke straathoek een fastfoodrestaurant. Eten was schaars, en wanneer er een vet, zoet, calorierijk hapje langskwam, was het overlevingstechnisch bijzonder raadzaam om je daarmee vol te stoppen. Dankzij dit evolutionaire verleden is de mensheid nu behept met een zó’n grote voorliefde voor lekker voedsel, dat het in onze moderne eetrijke omgeving elke dag weer moeilijk is om niet meer of ongezonder te eten dan je eigenlijk van plan was. Voor veel mensen is overgewicht het logische gevolg. Teveel eten is een normale reactie op een abnormale omgeving.

 

De grote zorg is wat de toekomst zal brengen. Men vreest dat de mensheid alleen maar dikker zal worden de komende decennia. De organisatie Trust for America’s Health voorspelde afgelopen september dat in 2030 de helft van de Amerikanen obees zal zijn. Dat was even schikken, met name omdat de VS geldt als het voorland van Nederland als het gaat om gewichtstrends.

 

De reactie op deze schrik is vooralsnog om de hongerige burger te leren om verleidingen beter te weerstaan. De argumentkaart die VU Connected liet maken in het kader van hun ‘maand van 2030’ formuleert het zo: ‘Hoe zorgen we dat mensen handelen naar wetenschappelijke inzichten over een gezonde levensstijl?’ Hoe, met andere woorden, laat je de kroket voor wat ze is en kies je in plaats daarvan voor een volkorenbol met kipfilet? Hoe houd je je eetgrage oerbrein in toom?

 

Dit blijkt een uitermate heikel vraagstuk. Voorlichtingscampagnes die er van semi-overheidswege tegenaan werden gegooid – ‘Let op vet’, ‘Maak je niet dik’ – hebben in het verleden geen merkbaar effect gehad op de strakte van de collectieve broekboord. Ook in andere landen blijkt puur en alleen het bieden van informatie geen noemenswaardige gedragsverbetering met zich mee te brengen. In New York zijn ketens als Burger King en McDonalds sinds 2008 verplicht om bij elk menu het aantal calorieën aan te geven. Je zou denken dat een consument zich daardoor laat leiden: ‘Laat ik eens geen quarterpounder met extra kaas en bacon nemen.’ Maar niets blijkt minder waar. Onderzoekers toonden aan dat jongeren voor en na invoering van de maatregel dezelfde hamburgerkeuzes maakten. De reden: de overgrote meerderheid gaf aan alleen op basis van smaak te beslissen. Calorieën? Broekboord? Niet zo belangrijk.

 

Dit soort onderzoek doet steeds meer wetenschappers besluiten dat we van beleid gericht op een gezonde leefstijl geen wonderen hoeven te verwachten. Op weg naar 2030 is er een vruchtbaarder route: niet de mens moet zich proberen aan te passen aan de omgeving, maar andersom. Beter dan mensen voorlichten en hopen dat ze hun leefstijl ten goede gaan veranderen, kunnen we prehistorisch ingestelde hersenen als gegeven beschouwen en de omgeving zo aanpassen dat deze gezonde keuzes uitlokt.

 

Wilma Waterlander vertelde eerder in Trouw hoe zij inzet op omgevingsprikkels. Tijdens haar promotie-onderzoek aan de Vrije Universiteit ontdekte ze dat mensen die in de winkel korting krijgen op groente en fruit daar meer van gaan kopen, en thuis dus gezonder eten. Ook eetpsycholoog Remco Havermans (Maastricht University) zoekt de oplossing niet tussen de oren van de consument, maar in de schappen van de supermarkt. Zijn onderzoek wijst uit dat een extra belasting op ongezonde producten – de zogenoemde snacktaks – ervoor zorgt dat mensen in totaal minder calorieën in huis halen.

 

Beide gedragswetenschappers onderzoeken nu hoe deze prijsmaatregelen gecombineerd kunnen worden met een heel eenvoudig voorlichtingssysteem, waarbij gezonde voeding in de supermarkt een groen label krijgt, ongezond een rood en mag-af-en-toe eten een oranje. Dit stoplichtsysteem heeft twee belangrijke voordelen boven de voorlichtingscampagnes als ‘Let op vet’: de informatie is er op het moment dat je de beslissing neemt – in de supermarkt, in plaats in een reclame ‘s avonds op de buis of op een poster in het bushokje – en hij is ook eenvoudig te begrijpen voor mensen die moeite hebben met lezen of rekenen met calorieën.

 

Het zal geen verrassing zijn dat de voedingsindustrie hevig protesteert tegen dit soort initiatieven. Voor het binnenkort te verschijnen nieuwe boek ‘Eet mij’ spraken mijn coauteur Ronald Veldhuizen en ik niet alleen met wetenschappers, maar ook met diverse vertegenwoordigers van deze industrie. Marc Jansen (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel) is bijvoorbeeld fel tegen een snacktaks. Hij noemt dat ‘bevoogding van de consument’, die volgens hem zelf verantwoordelijk is voor zijn keuzes.

 

Die ‘vrije keuzes’ worden door voedingsfabrikanten zorgvuldig in goede banen geleid. Gert Meijer (afdeling Nutrition & Health, Unilever) vertelde vervolgens hoe zijn bedrijf welbewust het lekkerbekje in ons oerbrein prikkelt. ‘We zijn blijkbaar geprogrammeerd om dingen die zoet en romig zijn lekker te vinden. Nou zoet, dat gaat al snel gepaard met suiker, en romig met verzadigd vet.’ Producten zonder deze dikmakende ingrediënten verkopen niet, en dus stoppen Unilever en concurrenten ze in veel van haar producten. Ook op onverwachte plekken: in een potje ‘gezonde’ rode bietjes zitten zo’n zes klontjes suiker. Vanuit bedrijfsoogpunt is dat logisch: als jij het niet doen, en de concurrent wel, kun je wel inpakken.

 

Een stoplichtsysteem zou deze toegevoegde zoete romigheid op een voor de industrie vervelende wijze ontmaskeren als ongezond. De Europese belangenvereniging van de voedingsindustrie, de Confédération des Industries Agro-Alimentaires de l’UE, besteedde daarom een slordige één miljard euro aan een lobby om EU-brede invoering van dit systeem tegen te gaan. Met succes: invoering bleef uit. Hun voornaamste argument: we zijn op weg naar een nanny state, waarin we als kinderen kleingehouden worden door de overheidsbabysitter en geen enkele keuzevrijheid meer overhouden.En dat moeten we niet willen.

 

Wat de voedingsindustrie hier niet bij vermeldt, is dat dit ‘nanny state scenario’ helemaal niet zoveel onvrijer is dan de huidige situatie. Zowel Waterlander als Havermans wijzen er in gesprekken op dat onze eetomgeving nu ook in grote mate wordt bepaald door prijsbeleid. Weliswaar is er nog geen fruitkorting of snacktaks, maar de overheid heeft wel degelijk enorme invloed op wat voedsel kost. Neem suiker: dat is dankzij Europese landbouwsubsidies extra goedkoop. Maar de groente- en fruitsector moet zulke steun grotendeels ontberen, dus deze producten komen in de winkel voor hun ‘echte’ prijs. De overheid is daarmee een van de grootste sponsors van ongezond eten.

 

Of stoplichtlabels van de consument een onvrij kind maken, is ook maar de vraag. Momenteel doet de industrie haar eigen ‘voorlichting’. Een voorbeeld. Op de Peijnenburg-ontbijtkoek staat de tekst: ‘Minder dan 3% vet; MAG ELKE DAG, boordevol granen’. Dat klinkt als een gezonde keuze, maar in de kleine lettertjes staat dat de koek voor de helft uit pure suiker bestaat. Is dit minder bevoogdend dan een rood label?

 

Het lijkt onverstandig om het slagen of falen van overgewichtsbeleid richting 2030 af te laten hangen van de leefstijlkeuzes die prehistorisch ingestelde consumentenhersenen maken onder invloed van een industrie die haar geld verdient door ons een overdaad aan suiker en vet voor te zetten. Gedragswetenschappers laten zien dat weloverwogen nanny-maatregelen juist onderdeel zijn van de oplossing. Alleen Vadertje Staat kan het moderne voedselwalhalla helpen veranderen in een omgeving waar ons oerbrein wél mee om kan gaan.

 

Naschrift: Flip Dötsch (Corporate Media Relations Manager van Unilever) liet me na het verschijnen van dit artikel weten het volstrekt niet eens te zijn met de manier waarop Unilever werd geciteerd. Hoewel het citaat feitelijk juist is, ontbrak volgens hem de juiste context. Het citaat werd namelijk niet voorafgegaan door een uitleg over hoe ze suiker en vet in producten stoppen, maar een uitleg over hoe ze het suiker en vet dat ze eerst in hun producten hadden gestopt er nu (deels) weer uit proberen te halen. Bij deze alsnog die context: ‘Natuurlijk proberen we ook, waar dat kan, calorieën te verminderen. Maar dat gebeurt natuurlijk automatisch als je suiker en verzadigd vet eruit haalt.’ Het vet- en suikergehalte verminderen is niet probleemloos, geeft Meijer toe. ‘Dat is niet iets wat je onbeperkt kunt doen. En dat is ook wel iets waar we tegenaan gaan lopen. We [mensen in het algemeen, niet Unilever] zijn blijkbaar geprogrammeerd om dingen die zoet en romig zijn lekker te vinden. Nou zoet, dat gaat al snel gepaard met suiker, en romig met verzadigd vet.’

Dit artikel verscheen 2 november 2012 in een speciale bijlage van Trouw nav de VU Connected 2030 maand.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Zesenhalf miljoen Nederlanders zijn te zwaar, becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek deze week. Wetenschappers Remco Haversmans en Wilma Waterlander zoeken de oorzaak in de supermarkt. Ongezond eten is veel goedkoper dan gezonde kost. Willen we iets doen aan overgewicht, dan moet dat anders. Maar welk prijsbeleid werkt beter, de snacktaks of de fruitkorting?

Een korting op groente en fruit is het beste, daar is gezondheidswetenschapper Wilma Waterlander van overtuigd. Ze promoveerde vorige maand aan de Vrije Universiteit op deze kwestie. “Ik heb zelf meerdere experimenten uitgevoerd, en we vonden consequent dat korting hielp, en taks geen effect had.” Die experimenten deed ze met behulp van een computerprogramma waar op tamelijk realistische wijze mensen door een virtuele supermarkt kunnen lopen. Tijdens het lopen kunnen ze, net als in het echt, spullen in hun karretje gooien. De opdracht is om inkopen te doen zoals ze dat normaal ook zouden doen; een opdracht waar proefpersonen zich doorgaans goed aan houden.

In die supermarkt varieerde Waterlander, zonder dat haar proefpersonen het wisten, de prijzen: soms kreeg het ongezonde eten een dikke taks, soms een kleintje. Soms was er korting op gezonde voeding, soms niet. Zo kon ze bekijken welke prijsmaatregel het beste werkte.

Een korting zorgde ervoor dat mensen meer groente en fruit gingen kopen: bijna een kilogram per week per gezin meer. Vergelijkbare resultaten vond Waterlander in de echte supermarkt. “Mensen kregen bonnen, waarmee ze bij de Plus of C1000 een half jaar lang korting kregen op groente en fruit. Aan de kassabonnetjes die bij ons werden ingeleverd konden we zien dat ze ook echt gezonder inkopen gingen doen. En aan het eind van de studie voldeed 62 procent aan de norm van twee stuks fruit en twee ons groente per dag. Dat was voor het experiment maar 40 procent.”

Dat klinkt allemaal zeer fraai, maar Remco Havermans, psycholoog aan de Universiteit Maastricht, is sceptisch. “Wij hebben ook een aantal virtuele supermarktexperimenten gedaan waarin we een korting op eten met weinig calorieën per honderd gram – vooral groente, fruit, maar bijvoorbeeld ook kabeljauw, sambal en waterijs – vergeleken met een taks op eten met een hoge caloriedichtheid, zoals chocola en chips. Daarin vonden we dat een korting juist averechts werkt. Mensen die korting krijgen kopen inderdaad obligaat hun twee ons groente en twee stuks fruit. Vervolgens houden ze op hun budget geld over. En daarvan kopen ze dan weer extra snoep.” Havermans benadrukt dat hij niet de enige is die dit resultaat vindt. “Onderzoekers van de State University New York in Buffalo komen tot dezelfde conclusie. En Waterlander vindt in haar studies het effect zelf trouwens ook.”

Dat klopt, blijkt uit Waterlanders publicaties. In een experiment waarin de virtuele supermarkt korting gaf op alle gezondere producten, laadden de mensen met de hoogste kortingen ook de meeste calorieën in hun mandje. “Daarom is het ook belangrijk om alleen korting te geven op groente en fruit, en niet óók nog op gezond eten als vis of volkorenbrood, zoals wij in het eerste experiment deden, en zoals Havermans doet”, verklaart Waterlander. Een vervolgexperiment bevestigde dat idee. “Zo heb je wel de prijsprikkel, maar niet genoeg geld over voor snoep. Wel korting geven dus, maar niet teveel.” De publicatie van dat vervolgexperiment laat inderdaad zien dat de strikte groente- en fruitkorting er niet voor zorgt dat mensen in totaal meer calorieën gaan kopen. In plaats daarvan kopen ze er evenveel.

Om die reden is Havermans maar matig enthousiast. “Het is natuurlijk heel mooi dat mensen met een korting meer groente en fruit kopen, maar het gaat mij om het bestrijden van overgewicht. Waterlander is misschien tevreden als mensen gezonder eten, maar je wordt niet dunner van meer groente en fruit. Ik ben pas tevreden als mensen ook echt minder calorieën kopen en eten.”

En dat krijgt hij in zijn experimenten wel voor elkaar met een snacktaks. “In een Amerikaanse kantine waar we op een lunch met veel calorieën 25 of 50 procent taks hadden geheven, kozen de aanwezigen beduidend vaker voor een gerecht met minder calorieën. En ook in de virtuele supermarkt vonden we dat effect.” In hetzelfde experiment ontdekte Havermans dat het vooral impulsieve mensen zijn die gevoelig zijn voor zo’n prijsprikkel: was er een korting op gezond eten dan kochten ze 1000 kilocalorieën meer, maar bij een taks kochten ze 500 kilocalorieën minder. Niet onbelangrijk, want dikke mensen zijn gemiddeld impulsiever dan dunne. En we weten dat mensen die minder calorieën kopen, er thuis ook minder eten, beamen Havermans en Waterlander allebei.

Van een fruitkorting ga je dus gezonder eten maar niet minder, en van een snacktaks wel minder maar niet gezonder. Een combinatie zou natuurlijk helemaal mooi zijn: in totaal minder eten, maar ook met een groter aandeel voor groente en fruit. Helaas werkt het niet zo, zegt Havermans. “Uit onze experimenten blijkt jammergenoeg dat de effecten van een korting en een taks elkaar opheffen.”

Waterlander heeft daarbij praktische bezwaren tegen een taks. “Is een belasting van 25 of 50 procent wel realistisch? Ik denk het niet. Een taks is moeilijker in te voeren dan een korting, omdat de voedingsindustrie in dat geval inkomsten gaat mislopen. Mensen gaan immers minder kopen. Een fruitkorting kost ook geld, maar dat verdienen ze deels terug doordat ze meer gaan verkopen. Bovendien wordt de prijs van groente en fruit nu kunstmatig hoog gehouden door supermarkten, omdat ze op die manier compenseren voor het feit dat producten als koffie, bier en wasmiddel onder de inkoopprijs aanbieden. Als de overheid daarop ingrijpt, kan groente en fruit goedkoper.”

Ook Havermans ziet een rol voor de overheid. “Met prijsbeleid laat je als overheid zien dat je het overgewichtprobleem serieus neemt.” De praktische bezwaren van een taks ziet hij ook wel. “Natuurlijk, een extra belasting is een ingrijpende en onpopulaire maatregel, maar overgewicht is dan ook een groot probleem. En we moeten niet vergeten dat het ook een eerlijke maatregel is, want alleen de snacker betaalt.”

Als een complete snacktaks een te grote stap is, ziet Havermans er wel iets in om alleen te beginnen met een frisdranktaks. “Veel van mij collega-wetenschappers pleiten daarvoor, onder andere omdat je lichaam calorieën die je drinkt in plaats van eet nauwelijks registreert. Een glas cola telt niet zwaarder dan een glas water, terwijl er wel heel veel suiker in zit.” Van zulke sluipcalorieën kun je gemakkelijk ongemerkt aankomen.

Maar zowel Havermans als Waterlander vindt dat onze eetomgeving nog veel grondiger moet worden hervormd dan alleen met een taks of korting. Waterlander pleit bijvoorbeeld voor het afschaffen van landbouwsubsidies op dikmakers als maissiroop en suiker. Deze subsidies zijn een belangrijke reden dat ongezonde voeding zo goedkoop is. “Via die subsidies geef je in feite korting op ongezond eten, terwijl we dus eigenlijk korting zouden moeten geven op groente en fruit.”

Havermans ziet meer in het plaatsen van duidelijke labels op producten in de supermarkt. Daarmee bedoelt hij nadrukkelijk níet de calorie-informatie die er nu op eten staat. “Die werkt zelfs averechts. Uit een van onze studies bleek dat het aangeven van het aantal calorieën het gunstige effect van een taks teniet doet.”

Als voorbeeld van een label dat wel zou kunnen werken noemt Havermans het stoplichtsysteem, waarbij ongezond eten een rode sticker krijgt, gezond eten een groene en het eten daartussenin een gele. “Daar wil ik nu onderzoek naar doen, of dat werkt, en wat dat doet in combinatie met een taks of een korting.”

Wilma Waterlander deelt zijn optimisme. Na haar promotie zet ze haar onderzoek voort in Nieuw-Zeeland, aan de Universiteit van Auckland, waar ook zij gaat kijken of prijsbeleid nog effectiever kan met behulp van onder meer dezelfde stoplichtlabels. “Het voordeel van zulke labels is dat je een taks of korting heel zichtbaar maakt. In onze experimenten werd de proefpersonen niet verteld dat er prijsverhogingen of – verlagingen waren. Maar in het echt is dat natuurlijk bekend. En dat kan verschil maken: het idee van een taks of korting is misschien nog wel belangrijker dan de taks of korting zelf.”

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Emotie-eten: waarom doen we dat?

 

‘Dit heb ik ook wel verdiend.’ Dat is wat vriendin R. tegen zichzelf zegt als ze na een moeizame werkdag een familieportie chocolademousse naar binnen werkt. Na zo’n dag hoeft ze van zichzelf even niet meer aan de slanke lijn te denken. De nare emoties eet ze lekker weg. ‘Ja, ik denk wel dat ik een emotie-eter ben’, zegt ze. ‘Als ik me rot voel, kruip ik best vaak met een chocoladetoetje of bonbons op de bank.’ R. is niet de enige. Uit onderzoek blijkt dat zo’n dertig procent van de mensen zeggen dat ze meer gaan eten als ze last hebben van negatieve emoties. Dat kunnen allerlei emoties zijn: verdriet, eenzaamheid, verveling, frustratie, woede… Zulke vervelende gevoelens zorgen voor stress. En van die stress gaan emotie-eters meer snoepen en snacken. De grote vraag is: waarom? Want het idee dat je meer zou gaan eten als je stress hebt, is eigenlijk onlogisch. Catharine Evers, onderzoeker in de eetpsychologie aan de Universiteit Utrecht, legt uit hoe dat komt. ‘Evolutionair gezien is stress een reactie op een bedreiging in de omgeving. Je lichaam maakt zich klaar om te vechten of vluchten. Dus het is heel raar om op dat soort momenten te gaan denken: nou, ik ga even een M&M uit mijn binnenzak halen. De logische reactie zou eigenlijk zijn om juist minder te gaan eten.’

 

De dominante theorie over waarom emotie-eters gaan eten bij stress stelt dat emotie-eters hun stress verwarren met trek. Daardoor kunnen dan haast niet anders dan eten. Volledig onbewust vertaalt een negatieve emotie en bijbehorende stress zich dus in zin in troostrijk voedsel. De oorzaak van de stress-trek-verwarring ligt volgens aanhangers van deze theorie bijna altijd in de jeugd. In plaats van een knuffel van moeder kreeg iemand als kind bijvoorbeeld een koekje bij pijn of verdriet. Daardoor raakten nare gevoelens en eten zo onlosmakelijk verbonden, dat het een soort reflex werd om bij stress naar een doos bonbons te grijpen. Maar Catharine Evers is sceptisch. Zij vindt dat het bewijs voor stress-trek-verwarring maar mager is. Bovendien blijkt uit haar eigen onderzoek dat emotie-eten een heel andere oorzaak heeft.

 

Catharine Evers begon een beetje als buitenstaander aan het eetonderzoek. Ze komt uit de sociale psychologie, vertelt ze, en had vooral verstand van emoties. Dus toen ze zich voor het eerst ging verdiepen in het onderzoek achter emotioneel eten, deed ze dat met een frisse blik. Evers vertelt: ‘Het viel me op dat er heel veel aannames worden gedaan over de link tussen emoties en eten die eigenlijk nergens gestoeld zijn op harde data. Dat vond ik opvallend. En toen dacht ik: ik ga zelf eens kijken hoe het zit.’ Evers dook in de wetenschappelijke literatuur om te kijken wat er echt bekend was over emotie-eten. Het antwoord: niet zo veel. ‘Er was eigenlijk alleen maar onderzoek gedaan waarbij mensen achteraf moesten zeggen hoeveel ze aten wanneer ze emotioneel waren’, vertelt Evers. ‘Maar we weten uit allerlei onderzoeken dat dit vaak mis gaat. Wanneer mensen terugblikken op hun eetgedrag geven ze soms zelfs hoeveelheden eten op die in het echt zouden leiden tot de hongerdood.’ Deze mensen onderschatten wat ze aten, en niet zo’n klein beetje ook. En dan is er nog een probleem. ‘Het is bovendien ook lastig om na langere tijd nog terug te halen hoe je emoties waren op een bepaald moment. En dan moet je ook nog een link leggen tussen die emoties en dat eten. Dat is heel erg moeilijk. Er kan allerlei vertekening optreden. Het kan zelfs zijn dat je gaat denken: oh, toen heb ik veel gegeten, dus dan zal ik wel erg emotioneel zijn geweest.’

 

Om erachter te komen hoe het nu wel zit met eten in tijden van emotionele stress, besloot Catharine Evers een aantal experimenten te houden. Psychologiestudenten werden uitgenodigd in hun lab. Daar werd eerst gekeken wie een emotie-eter was, en wie niet. Daarna kregen ze een filmfragment te zien. Voor de ene helft ging het om een neutraal filmpje over het weer of de natuur. Voor de andere helft was er juist een fragment met emotionele lading: iets heel verdrietigs, of juist iets gruwelijks. Evers geeft een voorbeeld: ‘Ken je de film AmericanHistoryX? Daarin zit een scene waarin een zwarte jongen door een nazikerel bij zijn kladden wordt gegrepen en dan met zijn tanden op de stoep moet gaan liggen. En dan trapt die nazi hem tegen zijn nek. Dus dat is echt heel naar.’ In emotionele toestand werden de studenten uit het experiment vervolgens naar een kamertje met een tafel met bakjes eten gebracht, waar hen werd verteld dat ze een smaaktest gingen doen. Ze kregen zelfs een nepvragenlijst: ‘Welk eten is het knapperigst? Wat vind je het lekkerst?’ Maar in werkelijkheid wilde Evers natuurlijk weten wie er het meest zou eten. In theorie zouden dat de studenten moeten zijn die én het emotionele filmpje hadden gezien én hoog scoorden op emotie-eten. Maar dat bleek niet het geval. Emotie-eters aten evenveel als de niet-emotie-eters. Bovendien aten de emotionele proefpersonen niet meer dan degenen die het neutrale filmpje hadden gekeken. Ook het soort emoties dat werkt opgewekt (bang, verdrietig, gefrustreerd) maakte geen verschil. Of er fruit of chips of snoep in de bakjes zat evenmin. Dikke of dunne studenten? Maakte niets uit. Evers: ‘Wat we ook deden, we konden geen effect vinden. Dat is natuurlijk vreemd: als emotie-eters niet meer gaan eten als ze emotioneel zijn, bestaat emotie-eten als gedrag dan eigenlijk wel?’

 

Emotie-eten is dus geen reflex. En toch herkennen veel mensen zichzelf in het beeld van de emotie-eter. Houden ze zichzelf voor de gek? Volgens Evers niet. ‘Ik wil absoluut niet zeggen dat mensen maar wat lopen te verzinnen. Alleen het idee dat sommige mensen stress automatisch vertalen in trek en daardoor in emotionele omstandigheden altijd gaan eten, klopt niet.’ Een onderzoek van de Utrechtse psychologiepromovenda Jessie de Witt Huberts schijnt licht op hoe het wel zit. De Witt Huberts liet mensen vervelende plaatjes zien. De ene helft kon er enkele seconden naar kijken, terwijl de andere helft slechts een flits zag. Zo’n flits bleek lang genoeg om mensen een rotgevoel te bezorgen, maar niet zo lang dat ze heel bewust doorhadden dat ze iets naars hadden gezien. Evers kijkt triomfantelijk als ze over de uitkomst van het onderzoek vertelt: ‘En wat denk je dat er gebeurde? Alleen wanneer je je helemaal bewust bent van die plaatjes ga je meer eten. Blijkbaar grijp je dát aan als reden om te eten. Het is niet de emotie, het is dat je weet dat je iets naars hebt meegemaakt. Dat gebruik je als excuus om jezelf met iets lekkers te troosten. Vervolgens noemen we dat emotie-eten. Daar schuiven we het op af. En de commercie maakt er graag gebruik van. Ken je die reclame waarbij twee chocoladetoetjes naast elkaar staan? Bij de kleine staat ‘Hij houdt van me’, en bij de grote ‘Hij houdt niet van me.’ Bovendien: bij elke Amerikaanse film worden zodra er iets is de bakken ijs uit de vriezer gehaald. Het idee van emotie-eten is in de hele westerse cultuur geïnfiltreerd. Maar het is eigenlijk een excuus voor wat lekkers.’

 

Emoties mogen dan misschien zelf niet te aanstichter van het eetgedrag zijn, de manier waarop je met je nare gevoelens omgaat maakt wel uit. Evers deed ook hier onderzoek naar. Ze vertelt: ‘Een typische verkeerde strategie is proberen je emoties te onderdrukken. In een experiment lieten we proefpersonen een naar filmpje zien, met de boodschap: ‘Als we nu een camera op je gezicht zouden zetten zou niemand mogen zien hoe je je zou voelen.’ Na drie minuten onderdrukken kregen de proefpersonen een eettest. En daarbij aten ze meer dan de andere groep in ons lab: de mensen die juist een goede emotiestrategie hadden gebruikt. Die mensen vroegen we hun gevoelens te herwaarderen. Dat doe je bijvoorbeeld door te denken: ‘Het valt wel mee’ of ‘Het is maar een filmpje, het is niet echt.’ En dan heb je ook minder neiging om te gaan eten.’ Evers benadrukt nogmaals dat dit niets met de emoties op zich te maken heeft. Het gaat om het gevoel controle te hebben over je gevoel en de situatie. Wanneer je je emoties niet mag tonen, worden ze van binnen juist intenser. Van buiten zie je er misschien beheerst uit, maar van binnen is de controle ver te zoeken. Maar wanneer je je emoties gaat herwaarderen, heb je die controle juist wel. En die houding ‘besmet’ vervolgens ook je eetgedrag. Heel concreet: als je kunt denken ‘morgen is het beter en nou ja, pech gehad, deze dag vergeet ik snel’ dan ben je minder gevoelig voor het excuus ‘na zo’n dag heb ik dit chocoladetoetje ook wel verdiend.’

 

 

Meer lezen:

 

Denise de Ridder. De grote voedselverleiding: over de psychologie achter onder meer emotie-eten. Bert Bakker, 2011.

 

Tatjana van Strien. De afslankmythe: betoogt dat afvallen vaak niet lukt omdat veel eetgedrag een emotionele reden heeft. Scriptum, 2004.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.