dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Emotie-eten: waarom doen we dat?

 

‘Dit heb ik ook wel verdiend.’ Dat is wat vriendin R. tegen zichzelf zegt als ze na een moeizame werkdag een familieportie chocolademousse naar binnen werkt. Na zo’n dag hoeft ze van zichzelf even niet meer aan de slanke lijn te denken. De nare emoties eet ze lekker weg. ‘Ja, ik denk wel dat ik een emotie-eter ben’, zegt ze. ‘Als ik me rot voel, kruip ik best vaak met een chocoladetoetje of bonbons op de bank.’ R. is niet de enige. Uit onderzoek blijkt dat zo’n dertig procent van de mensen zeggen dat ze meer gaan eten als ze last hebben van negatieve emoties. Dat kunnen allerlei emoties zijn: verdriet, eenzaamheid, verveling, frustratie, woede… Zulke vervelende gevoelens zorgen voor stress. En van die stress gaan emotie-eters meer snoepen en snacken. De grote vraag is: waarom? Want het idee dat je meer zou gaan eten als je stress hebt, is eigenlijk onlogisch. Catharine Evers, onderzoeker in de eetpsychologie aan de Universiteit Utrecht, legt uit hoe dat komt. ‘Evolutionair gezien is stress een reactie op een bedreiging in de omgeving. Je lichaam maakt zich klaar om te vechten of vluchten. Dus het is heel raar om op dat soort momenten te gaan denken: nou, ik ga even een M&M uit mijn binnenzak halen. De logische reactie zou eigenlijk zijn om juist minder te gaan eten.’

 

De dominante theorie over waarom emotie-eters gaan eten bij stress stelt dat emotie-eters hun stress verwarren met trek. Daardoor kunnen dan haast niet anders dan eten. Volledig onbewust vertaalt een negatieve emotie en bijbehorende stress zich dus in zin in troostrijk voedsel. De oorzaak van de stress-trek-verwarring ligt volgens aanhangers van deze theorie bijna altijd in de jeugd. In plaats van een knuffel van moeder kreeg iemand als kind bijvoorbeeld een koekje bij pijn of verdriet. Daardoor raakten nare gevoelens en eten zo onlosmakelijk verbonden, dat het een soort reflex werd om bij stress naar een doos bonbons te grijpen. Maar Catharine Evers is sceptisch. Zij vindt dat het bewijs voor stress-trek-verwarring maar mager is. Bovendien blijkt uit haar eigen onderzoek dat emotie-eten een heel andere oorzaak heeft.

 

Catharine Evers begon een beetje als buitenstaander aan het eetonderzoek. Ze komt uit de sociale psychologie, vertelt ze, en had vooral verstand van emoties. Dus toen ze zich voor het eerst ging verdiepen in het onderzoek achter emotioneel eten, deed ze dat met een frisse blik. Evers vertelt: ‘Het viel me op dat er heel veel aannames worden gedaan over de link tussen emoties en eten die eigenlijk nergens gestoeld zijn op harde data. Dat vond ik opvallend. En toen dacht ik: ik ga zelf eens kijken hoe het zit.’ Evers dook in de wetenschappelijke literatuur om te kijken wat er echt bekend was over emotie-eten. Het antwoord: niet zo veel. ‘Er was eigenlijk alleen maar onderzoek gedaan waarbij mensen achteraf moesten zeggen hoeveel ze aten wanneer ze emotioneel waren’, vertelt Evers. ‘Maar we weten uit allerlei onderzoeken dat dit vaak mis gaat. Wanneer mensen terugblikken op hun eetgedrag geven ze soms zelfs hoeveelheden eten op die in het echt zouden leiden tot de hongerdood.’ Deze mensen onderschatten wat ze aten, en niet zo’n klein beetje ook. En dan is er nog een probleem. ‘Het is bovendien ook lastig om na langere tijd nog terug te halen hoe je emoties waren op een bepaald moment. En dan moet je ook nog een link leggen tussen die emoties en dat eten. Dat is heel erg moeilijk. Er kan allerlei vertekening optreden. Het kan zelfs zijn dat je gaat denken: oh, toen heb ik veel gegeten, dus dan zal ik wel erg emotioneel zijn geweest.’

 

Om erachter te komen hoe het nu wel zit met eten in tijden van emotionele stress, besloot Catharine Evers een aantal experimenten te houden. Psychologiestudenten werden uitgenodigd in hun lab. Daar werd eerst gekeken wie een emotie-eter was, en wie niet. Daarna kregen ze een filmfragment te zien. Voor de ene helft ging het om een neutraal filmpje over het weer of de natuur. Voor de andere helft was er juist een fragment met emotionele lading: iets heel verdrietigs, of juist iets gruwelijks. Evers geeft een voorbeeld: ‘Ken je de film AmericanHistoryX? Daarin zit een scene waarin een zwarte jongen door een nazikerel bij zijn kladden wordt gegrepen en dan met zijn tanden op de stoep moet gaan liggen. En dan trapt die nazi hem tegen zijn nek. Dus dat is echt heel naar.’ In emotionele toestand werden de studenten uit het experiment vervolgens naar een kamertje met een tafel met bakjes eten gebracht, waar hen werd verteld dat ze een smaaktest gingen doen. Ze kregen zelfs een nepvragenlijst: ‘Welk eten is het knapperigst? Wat vind je het lekkerst?’ Maar in werkelijkheid wilde Evers natuurlijk weten wie er het meest zou eten. In theorie zouden dat de studenten moeten zijn die én het emotionele filmpje hadden gezien én hoog scoorden op emotie-eten. Maar dat bleek niet het geval. Emotie-eters aten evenveel als de niet-emotie-eters. Bovendien aten de emotionele proefpersonen niet meer dan degenen die het neutrale filmpje hadden gekeken. Ook het soort emoties dat werkt opgewekt (bang, verdrietig, gefrustreerd) maakte geen verschil. Of er fruit of chips of snoep in de bakjes zat evenmin. Dikke of dunne studenten? Maakte niets uit. Evers: ‘Wat we ook deden, we konden geen effect vinden. Dat is natuurlijk vreemd: als emotie-eters niet meer gaan eten als ze emotioneel zijn, bestaat emotie-eten als gedrag dan eigenlijk wel?’

 

Emotie-eten is dus geen reflex. En toch herkennen veel mensen zichzelf in het beeld van de emotie-eter. Houden ze zichzelf voor de gek? Volgens Evers niet. ‘Ik wil absoluut niet zeggen dat mensen maar wat lopen te verzinnen. Alleen het idee dat sommige mensen stress automatisch vertalen in trek en daardoor in emotionele omstandigheden altijd gaan eten, klopt niet.’ Een onderzoek van de Utrechtse psychologiepromovenda Jessie de Witt Huberts schijnt licht op hoe het wel zit. De Witt Huberts liet mensen vervelende plaatjes zien. De ene helft kon er enkele seconden naar kijken, terwijl de andere helft slechts een flits zag. Zo’n flits bleek lang genoeg om mensen een rotgevoel te bezorgen, maar niet zo lang dat ze heel bewust doorhadden dat ze iets naars hadden gezien. Evers kijkt triomfantelijk als ze over de uitkomst van het onderzoek vertelt: ‘En wat denk je dat er gebeurde? Alleen wanneer je je helemaal bewust bent van die plaatjes ga je meer eten. Blijkbaar grijp je dát aan als reden om te eten. Het is niet de emotie, het is dat je weet dat je iets naars hebt meegemaakt. Dat gebruik je als excuus om jezelf met iets lekkers te troosten. Vervolgens noemen we dat emotie-eten. Daar schuiven we het op af. En de commercie maakt er graag gebruik van. Ken je die reclame waarbij twee chocoladetoetjes naast elkaar staan? Bij de kleine staat ‘Hij houdt van me’, en bij de grote ‘Hij houdt niet van me.’ Bovendien: bij elke Amerikaanse film worden zodra er iets is de bakken ijs uit de vriezer gehaald. Het idee van emotie-eten is in de hele westerse cultuur geïnfiltreerd. Maar het is eigenlijk een excuus voor wat lekkers.’

 

Emoties mogen dan misschien zelf niet te aanstichter van het eetgedrag zijn, de manier waarop je met je nare gevoelens omgaat maakt wel uit. Evers deed ook hier onderzoek naar. Ze vertelt: ‘Een typische verkeerde strategie is proberen je emoties te onderdrukken. In een experiment lieten we proefpersonen een naar filmpje zien, met de boodschap: ‘Als we nu een camera op je gezicht zouden zetten zou niemand mogen zien hoe je je zou voelen.’ Na drie minuten onderdrukken kregen de proefpersonen een eettest. En daarbij aten ze meer dan de andere groep in ons lab: de mensen die juist een goede emotiestrategie hadden gebruikt. Die mensen vroegen we hun gevoelens te herwaarderen. Dat doe je bijvoorbeeld door te denken: ‘Het valt wel mee’ of ‘Het is maar een filmpje, het is niet echt.’ En dan heb je ook minder neiging om te gaan eten.’ Evers benadrukt nogmaals dat dit niets met de emoties op zich te maken heeft. Het gaat om het gevoel controle te hebben over je gevoel en de situatie. Wanneer je je emoties niet mag tonen, worden ze van binnen juist intenser. Van buiten zie je er misschien beheerst uit, maar van binnen is de controle ver te zoeken. Maar wanneer je je emoties gaat herwaarderen, heb je die controle juist wel. En die houding ‘besmet’ vervolgens ook je eetgedrag. Heel concreet: als je kunt denken ‘morgen is het beter en nou ja, pech gehad, deze dag vergeet ik snel’ dan ben je minder gevoelig voor het excuus ‘na zo’n dag heb ik dit chocoladetoetje ook wel verdiend.’

 

 

Meer lezen:

 

Denise de Ridder. De grote voedselverleiding: over de psychologie achter onder meer emotie-eten. Bert Bakker, 2011.

 

Tatjana van Strien. De afslankmythe: betoogt dat afvallen vaak niet lukt omdat veel eetgedrag een emotionele reden heeft. Scriptum, 2004.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.