dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Twee keer in mijn leven ben ik dun geweest: nadat mijn ouders uit elkaar gingen en toen mijn eerste serieuze relatie op te klippen liep. Ik ben een emotie-niet-eter: hoe meer ik voel, hoe minder ik door mijn keel krijg. Dit is een normale fysiologische reactie, ontstaan tijdens onze evolutie. Een voorouder die in tijden van prehistorische paniek – help, een hongerige sabeltandtijger, kijk uit, een uitbarstende vulkaan – stopte voor een lekkere snack, zal in de strijd om het voortbestaan geen hoge ogen hebben gegooid.

Miljoenen jaren aan evolutie ten spijt ziet onderzoeker Tatjana van Strien het toch anders: dikke mensen eten juist meer als ze stress of narigheid tegenkomen in hun leven. Emotie-eten heet dit, en ruwweg de helft van de overgewichtige medemens heeft er volgens Van Strien last van. De oorzaak ligt vrijwel altijd in de jeugd, zegt ze. Ouders gaan steeds zomaar scheiden, of moeder was een kille, en daardoor raakten wij dikkerds in onze jeugd angstig gehecht. Dat zorgt er weer voor dat we niet in contact staan met ons innerlijke gevoelsleven, zodat we bij eventueel onbehagen in plaats van een oplossing liever een stroopwafel zoeken.

In de Trouw van afgelopen vrijdag krijgt ze voor die zienswijze steun uit onverwachte hoek: op de pagina ’s Religie en Filosofie betoogt ‘lijnen met God’-goeroe Geneen Roth dat overgewicht komt door gebrek aan contact met onze authentieke kern, wat leidt tot een ontroostbare innerlijke leegte die – ik verzin dit niet – slechts opgevuld kan worden met het voelen van je levenspijn en een betere relatie met de Lichtende Genegenheid.

Nu staat het natuurlijk iedereen vrij om een bloemrijke theorie op te dissen over de oorzaken van zwaarlijvigheid in de westerse samenleving, maar het gaat wel erg ver om de helft van alle bmi-25-plussers als emotioneel gehandicapt te bestempelen en zonder verdere nuance naar de psycholoog (of God) te verwijzen.

De neiging om de oorzaak van overgewicht toe te schrijven aan een gebrekkige emotionele ontwikkeling is niet nieuw. In de jaren vijftig en zestig waren psychoanalytici hier uitermate bedreven in. Ze werden echter ingehaald door de wetenschappelijke realiteit toen bleek dat obese mensen helemaal niet meer psychische problemen hebben dan anderen. Ook qua persoonlijkheid zijn er geen verschillen. Klaarblijkelijk valt het reuze mee met die innerlijke leegte en angstige hechting.

Het is bovendien maar de vraag of emotie-eten wel echt bestaat. Onlangs ontdekten wetenschappers van de Universiteit Utrecht dat wanneer je een emotie-eter enigszins over de rooie helpt door ze te vertellen dat ze een opdracht hebben verprutst, ze daarna helemaal niet extra gaan eten. Emotie-eten is dus geen onontkoombare psychologische reactie, maar eerder onderdeel van een cultureel ritueel waarbij je jezelf na een rotdag een emotie-eet-excuus geeft om thuis op de bank troost te zoeken in een hoge dosis cacaofantasie. Niets van dit alles is overigens exclusief voorbehouden aan mensen met overgewicht.

Van Strien en Roth hebben het gepresteerd om een extra stigma op de schouders van dikke mensen te laden door een niet-bestaand probleem te voorzien van een niet-bestaande oorzaak. Een kunst op zich. En dan zeggen ze dat ik een psycholoog nodig heb.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Maastrichtse onderzoekers gaan op celniveau op jacht naar het jojo-effect. Om dat te doen zetten ze dertig mensen op een superstreng dieet van 500 kcal per dag. Dat is natuurlijk wetenschappelijk gezien erg interessant en nuttig. Maar wat doet zo’n crashdieet eigenlijk met je?

Bijna zeven ton subsidie. Dat krijgen de Maastrichtse hoogleraren Edwin Mariman en Marleen van Baak van ZonMW om het zo gevreesde jojo-effect beter te bestuderen. Hun onderzoek bouwt voort op eerdere studies, die suggereerden dat een streng dieet stress veroorzaakt in de vetcellen zelf.

Professor Mariman legt uit hoe dat precies gaat. “Vetcellen zijn kwetsbaar, een soort puddinkjes die gemakkelijk uit elkaar vallen”, vertelt hij. “Om zich te beschermen, bouwen ze een soort uitwendig skelet. Wanneer je afvalt, raakt de vetcel vet kwijt. Hij krimpt. Het skelet moet dan eigenlijk meekrimpen, maar het aanpassen van dat skelet kost veel energie. En energie, daar heb je juist weinig van als je op dieet bent. Dus krijgt de cel stress. De gemakkelijkste oplossing voor die stress, is om niet het skelet aan te passen, maar om de vetcel weer te laten groeien. Er moet dus vet bij. Een van de manieren waarop de vetcel dat zou kunnen regelen is door minder leptine uit te scheiden. Leptine is een hormoon dat het hongergevoel remt. Via dit en andere hormonen kunnen de vetcellen dus de gastheer aanzetten om meer te eten. Zowel de vetcel als de gastheer worden dan weer dikker.”

Om dit bekende jojo-effect te bestuderen, zetten Mariman en Van Baak zestig mensen die te zwaar zijn op dieet. De ene helft gaat langzaam afvallen. Zij mogen elke dag 1250 kilocalorieën eten, en vallen dan in de loop van drie maanden af. De andere groep mag per dag 500 kilocalorieën, en verliest op die manier in acht weken ongeveer tien procent van hun lichaamsgewicht. Bij die groep verwachten de Maastrichtse wetenschappers de grootste celstress.

Om de calorieën even in perspectief te zetten: normaal gesproken heeft een vrouw elke dag gemiddeld 2000 kilocalorieën nodig om op gewicht te blijven. Een man verbruikt er gemiddeld 2500. De deelnemers uit de ‘celstressgroep’ krijgen dus slechts 20 tot 25 procent van het benodigde aantal kilocalorieën binnen.

Lijnen heeft effect op je brein
Wat gebeurt er eigenlijk met je lijf en je brein als je zo extreem op dieet gaat? Naast het feit dat je vetcellen waarschijnlijk stress krijgen, heeft zo’n strenge lijnpoging serieuze effecten op je brein. David Linden, neurowetenschapper aan John Hopkins University, schrijft erover in zijn nieuwe boek Genot als kompas.

Normaal gesproken wordt ons lichaamsgewicht door een nauwkeurig afgesteld systeem – een “biochemische cascade”, noemt Linden het – vrijwel gelijk gehouden. Ons brein houdt in de gaten hoe uitgerekt onze maag is, hoe vol onze darmen zijn, welke voedingsstoffen er in ons bloed rondzwerven en hoeveel leptine er in ons lijf zit. Een klein gebiedje van de hypothalamus maakt vervolgens een grote optelsom en scheidt via weer andere delen van ons brein het hormoon CRH uit, of een ander hormoon, orexine. Van orexine krijg je honger, en CRH geeft je een verzadigd gevoel.

Dit systeem maakt het heel moeilijk om gewicht te verliezen en dat gewichtsverlies ook in stand te houden, schrijft Linden. “Wanneer je minder zwaar wordt, slinkt je vetmassa en lopen je leptine-niveaus terug, waardoor de biochemische cascade op gang komt die we zojuist hebben besproken. Dit geeft de aanzet tot signalen die de stofwisseling vertragen en een sterke onbewuste drang tot eten teweegbrengen. Hoe meer gewicht verloren gaat, hoe sterker de drang tot eten.”

En dat is niet alleen bij mensen zo, benadrukt Linden, maar ook bij ratten, honden en muizen. De neiging om te willen eten als je te weinig binnenkrijgt, is een oeroud evolutionair mechanisme, bedoeld om ons te beschermen tegen hongersnood. Wie probeert af te vallen en dun te blijven stelt zich dus te weer tegen miljoenen jaren aan evolutie, aldus Linden.

En dat is niet het enige. Te weinig leptine in het brein zorgt er ook voor dat we anders reageren als we voedsel zien. Dat zagen wetenschappers toen ze mensen met een leptine-tekort in een hersenscanner legden en ze foto’s met eten erop lieten zien. In hun brein werd een aantal delen van het ‘genotscircuit’ actief. Dat is precies de hersenactiviteit die je ook ziet bij gewone mensen wanneer ze uitgehongerd zijn.

Linden: “Alles bij elkaar doen deze resultaten vermoeden dat bij mensen die proberen een aanzienlijk gewichtsverlies in stand te houden, een verminderd leptine-niveau hun genotscircuit zo sterk beïnvloedt dat voedsel voor hen nog aantrekkelijker wordt.” Oftewel: van een dieet krijg je honger, en die honger maakt eten tot een verleiding die je bijna niet kunt weerstaan.

Honger: een psychologische hel
Hoe moeilijk het is om te gaan met honger weten we uit een klassiek experiment van de arts Ancel Keys. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog rekruteerde hij een groep Amerikaanse soldaten, die bereid waren zich uit vaderlandslievendheid te laten verhongeren in het Minnesota Starvation Experiment.

Maar liefst 24 weken lang aten de soldaten ongeveer de helft van het aantal kilocalorieën dan ze verbruikten (in hun geval waren dat er 1500 per dag; de gespierde en fysiek actieve soldaten verbruikten normaliter gemiddeld 3000 kilocalorieën op een dag). Na deze hongerperiode waren ze ongeveer een kwart van hun lichaamsgewicht kwijtgeraakt. Maar dat was niet het enige. De psychologische gevolgen waren enorm.

De hongerende soldaten raakten compleet geobsedeerd door voedsel. Een van de soldaten begon zelfs dingen te verzamelen die hem aan eten deden denken, zoals vorken en lepels. Veel van de militairen werden depressief. Vrijwel allemaal werden ze volkomen passief. Ze bewogen zo weinig mogelijk; een natuurlijke reactie van het lichaam om zoveel mogelijk energie te besparen.

En als ze per ongeluk eten te pakken konden krijgen, dan propten ze zich helemaal vol. Helaas kon hun lichaam dat helemaal niet aan en braakten ze het grootste deel weer uit. Hun concentratie ging erop achteruit, ze waren gemakkelijk af te leiden als ze een beslissing moesten nemen. Hun zin in seks verdween. De soldaten waren er kortom niet al te best aan toe.

De psychologische prijs van een dieet
De proefpersonen van Mariman en Van Baak hoeven zulke extreme reacties niet te vrezen. Acht weken op een streng dieet is niet helemaal hetzelfde als vierentwintig weken honger lijden. Dat wil echter niet zeggen dat iemand die acht weken lang maar 500 kilocalorieën per dag eet, geen honger zal hebben.

Psychologische onderzoeken suggereren echter ook dat het feit dat iemand met overgewicht kiest voor zo’n dieet en weet dat er winst te behalen is in de vorm van verloren kilo’s, beschermt tegen de allerzwaarste gevolgen. Zo zijn er een aantal studies gedaan met zeer strenge diëten in combinatie met gedragstherapie, en die laten zien dat je er niet meetbaar depressiever op wordt tijdens zo’n crashdieet.

Maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen keerzijde is. Als het zware dieet na acht weken over is, moet je blijven opletten wat je eet. Als je na de extreme lijnperiode niet voor altijd een beetje op dieet blijft, zitten de verloren kilo’s er namelijk zo weer aan. En langdurig op dieet zijn, dat heeft wel weer allerlei nare psychologische gevolgen.

Zo denken chronische lijners vaker aan eten, soms tot op het punt dat ze er bijna de hele dag mee bezig zijn. Ze delen voedsel in ‘zondig’ eten en ‘acceptabel’ eten in. Als ze eenmaal hebben gezondigd, dan geven ze voor die dag hun dieet op en eten ze veel meer ongezond voedsel dan iemand die niet op dieet is. Bovendien zijn ze vaker moe, gemakkelijk geïrriteerd en emotioneel labieler dan niet-lijners.

Jojo’en: onverstandig en onvermijdelijk?
En dan is er nog de kwestie van permanent gewichtsverlies. Uit allerlei studies blijkt dat het ontzettend moeilijk is om de kilo’s die je kwijtraakt met een dieet permanent af te schudden. Na een jaar of vier, vijf is bijna elke lijner weer terug naar het oude gewicht gejojoot. Dat geeft een psychologische knauw – “Ik heb gefaald” – maar is mogelijk ook slecht voor de gezondheid. Hoogleraar Jaap Seidell zei daar eerder over: “Gewichtsfluctuaties zijn niet gunstig. Jojoën is niet verstandig om allerlei redenen (vooral psychologische) en dient vermeden te worden.”

Toch rekenen Mariman en Van Baak een beetje op het jojo-effect om hun studie te doen slagen. Om goed te kunnen bestuderen wat er nou precies gebeurt met die gestresste vetcel, is het immers nodig dat in ieder geval een deel van hun afvallers na het dieet weer aankomt.

Mariman: “We gaan niet tegen de deelnemers zeggen: ga meer eten zodat je aankomt. We laten ze afvallen en daarna ‘laten we ze weer vrij’. Na negen maanden kijken we dan opnieuw. We vrezen niet dat we te weinig mensen in onze studie hebben die weer aankomen. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat tot wel tachtig procent van de mensen die afvallen binnen die periode ook weer aankomt. Ik maak me eerder zorgen dat we niet genoeg deelnemers zullen hebben die na afvallen op gewicht blijven.”

Een nieuwe kijk op het jojo-effect
Deze tragische realiteit kan echter wel de wetenschap weer een belangrijke stap vooruit helpen. Want als Mariman en Van Baak erachter kunnen komen waarom dat jojo-effect nou zo vaak optreedt, dan kunnen daar in de toekomst mensen die gewicht willen verliezen mee geholpen zijn.

Een van de dingen die ze bijvoorbeeld gaan bekijken is of de vetcellen van mensen die langzaam afvallen minder last van stress hebben. “Dit is een nieuwe invalshoek in onderzoek naar het jojo-effect”, vertelt Mariman. “Eerder gingen onderzoekers ervan uit dat mensen gingen jojo’en door psychosociale factoren. Ze hadden bijvoorbeeld niet voldoende zelfdiscipline om hun levensstijl voldoende te veranderen.”

Die zelfdisciplineredenering heeft mensen met overgewicht tot nu toe niet geholpen. Op cel- en hormoonniveau zoeken naar de verschillen tussen een snel en een langzaam dieet werkt misschien wel. Mariman en Van Baak zouden bijvoorbeeld kunnen ontdekken of het inderdaad zo is dat dikke mensen na een ‘gewoon’ dieet op de lange termijn minder aankomen dan mensen die een crashdieet hadden gevolgd, en waarom.

Mariman denkt dat het misschien zo zit: “Dan hoeft het skelet niet meteen enorm te krimpen, maar kan het zich in kleine stapjes aanpassen, in gelijke tred met de vetcel. Maar dat gaan we nou dus onderzoeken.”

Lees hier het hele interview met professor Mariman

Bronnen
•David Linden (2011). Genot als kompas. Uitgeverij Nieuwezijds.
•Christopher Fairburn en Kelly Brownell (2002). Eating disorders and obesity. The Guilford Press.
•Patrick O’Neill en Mark Jarell (1992). Psychological effects of obesity and very-low-calorie diets. The American Journal of Clinical Nutrition, 56, 185S-189S

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Moet je kijken wat die vetzak doet’, zegt een jongen met een petje. Zijn kameraad grinnikt instemmend. De kroket die ik zojuist uit de automatiek heb gehaald maakt een brandblaar op mijn vinger. ‘Moet je niet op dieet ofzo, varken?’ zegt het petje. Ik weet niet hoe snel ik weg moet komen, zodat ze de tranen in mijn ogen niet zien.

Het punt is dat ze gelijk hebben. Ik ben ook dik. Erg dik zelfs. Als het even kan, gaan mijn twee kinnen en ik niet op de foto. Mijn bmi is 39, of 40 als ik een weekje zwaar getafeld heb. Artsen noemen het morbide obesitas, wat akelig klinkt, alsof je al bijna dood bent. Eens in de zoveel tijd gaan er stemmen op om mensen als ik extra te laten betalen voor hun zorgverzekering. Dat kunnen we eenvoudig vermijden door af te vallen, zeggen ze erbij. Alleen dunne mensen denken dat het zo gemakkelijk ligt. Zij schrijven boeken met als titel ‘Gezond eten, gewoon doen’. Ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Dikke mensen weten dat ‘gewoon doen’ er niet bij is.

Lichaamsgewicht wordt voor het grootste deel genetisch bepaald (1). Tel daarbij op dat we in een land wonen waar je om de twee meter ergens snoep en snacks kunt kopen, en het is niet verwonderlijk dat sommige mensen te zwaar zijn (2). Sterker nog: het is een mirakel dat we niet allemaal moddervet door het leven gaan. Heb je eenmaal overgewicht, dan is afvallen haast onmogelijk (3). Maar een paar procent van de mensen lukt het door te lijnen permanent flink wat gewicht te verliezen. Tot twee derde is vijf jaar na een dieet zwaarder dan ervoor: het bekende jojo-effect.

Met wilskracht heeft dit niets te maken. Uit onderzoek blijkt dat voor elke tien procent van je lichaamsgewicht dat je kwijtraakt, je lichaam twintig procent zuiniger met energie wordt (4). Dat dwingt je eigenlijk om een dieet levenslang vol te houden. Doe je dat niet, dan komen de kilo’s er vanzelf weer aan – zelfs als je je met religieuze overtuiging aan de Schijf van Vijf houdt. Daar kun je nauwelijks iets aan doen.

Waar we wel iets aan kunnen doen is de manier waarop we als samenleving met spijsverteringstechnisch ongezegende mensen omgaan. En daarin falen we nu enorm. In plaats van bovenstaande wetenschappelijk vastgestelde realiteit te erkennen, worden dikke mensen gestigmatiseerd en gediscrimineerd.

Uit een Brits onderzoek bleek dat vrouwen die steviger zijn dan het schoonheidsideaal zo’n 20.000 pond per jaar minder verdienen dan hun magere collega’s (5). In tv-series zijn dikke mensen veel minder vaak verwikkeld in romantische beslommeringen. Amerikaanse onderzoekers bekeken het beeldmateriaal bij 429 nieuwsberichten over obesitas (6). De typische manier om een dik persoon te laten zien was etend, of in een close-up vol vetrollen. Vaak was ook het gezicht van de foto gesneden. Dikkerds zijn in de media letterlijk gezichtsloos. Geen mensen, maar dingen. En dat heeft gevolgen. Bijna een kwart van de overgewichtige mensen is liever depressief dan veel te zwaar. Zestien procent is liever blind dan obees (7).

Achter die cijfers gaat een hoop zelfhaat schuil. Levens die verwoest zijn vanwege een lijf dat gemakkelijker honger krijgt en vet opslaat dan dat van een ander. Dag in dag uit worden wij, obesen, eraan herinnerd hoe slecht we zijn. Als we niet uitkijken, gaan we eerder dood dan onze ouders, koppen de kranten dreigend. We zijn een epidemie, een tsunami, een ramp. Als we de pech hebben in het openbaar een kroketje te halen, zijn we een vetzak.

‘Als ze echt hun best zouden doen, waren ze wel dun’, hoor je dan. Onzin. En dat moet maar eens afgelopen zijn. Obees zijn is geen ziekte. Een derde van de mensen die veel te zwaar is, is desalniettemin kerngezond. Natuurlijk moet iemand met onvoordelige bloedwaarden of een hoge bloeddruk zijn levensstijl herbezien; maar dat geldt ook voor dunne mensen. De reden dat de maatschappij dikke mensen zo afkeurt is niet medisch, het is cosmetisch. Men vindt het vies. En naar. En lelijk.

Maar ik ben niet lelijk. En geen epidemie. Ik ben een betrokken burger. Een hardwerkende journalist. Moeder van twee dochters. Ik ben gezond. Ik wil niet langer horen dat mijn omvang mijn schuld is. Dat ik een ramp ben voor de samenleving. Ik wil niet uitgescholden worden op straat. En als dat toch gebeurt, wil ik er niet meer om huilen.

Vanaf nu is mijn missie niet meer om dun te worden. Mijn missie is om van mijn lijf te houden. Dus, lijf: ik hou van je. Eat that.

(1) “For weight, heritability estimates were 59% in boys and 78% in girls and for BMI 34% and 74%” http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17032545. “Twin analyses on repeated assessments of BMI in a longitudinal sample of >7,000 children indicated that the genetic influence on BMI becomes progressively stronger, with heritability increasing from 0.48 at age 4 to 0.78 at age 11” http://www.nature.com/oby/journal/v16/n12/full/oby2008434a.html

(2) “Obesitas ontstaat doordat de omgeving toxisch is. Die omgeving wekt eetlust op en dat zorgt voor de consumptie van onnodige calorieën wat uiteindelijk leidt tot gewichtsproblemen” http://www.kennislink.nl/publicaties/toen-de-koekjestrommel-de-fruitschaal-verdrong-punt-punt-punt

(3) “Uit talloze onderzoeken blijkt dat dit in de praktijk niet gaat. Kilo’s die eraf gaan, komen er gewoon weer bij. En dat ‘jojoën’ is misschien nog wel slechter voor je gezondheid dan gewoon even dik blijven” http://www.kennislink.nl/publicaties/lijnen-is-niet-de-oplossing “The benefits of dieting are simply too small and the potential harms of dieting are too large for it to be recommended as a safe and effective treatment for obesity” http://motivatedandfit.com/wp-content/uploads/2010/03/Diets_dont_work.pdf

(4) “A 10% drop in bodyweight immediately reduces energy expenditure by as much as 20%” http://www.drsharma.ca/obesitywhy-is-it-so-hard-to-maintain-a-reduced-body-weight.html

(5) “Separate studies of 11,253 Germans and 12,686 U.S. residents led by Timothy A. Judge of the University of Florida found very thin women, weighing 25 pounds less than the group norm, earned an average $15,572 a year more than women of normal weight. Women continued to experience a pay penalty as their weight increased above average levels, although a smaller one — presumably because they had already violated social norms for the ideal female appearance. A woman who gained 25 pounds above the average weight earned an average $13,847 less than an average-weight female” http://blogs.wsj.com/juggle/2010/10/06/for-women-it-pays-to-be-very-thin/

(6) “For the new study, the researchers looked at 429 news stories about obesity, along with their accompanying photos, published on five major news websites. Of the photos depicting overweight or obese people, the study found, 72% portrayed them “in a negative, stigmatizing manner.”

More than half of overweight people were shown in headless body shots, pictures that centered unflatteringly on the abdomen or lower body — compared with thin subjects, the overweight were 23 times more likely to have their heads cut out of photos. Obese people were also significantly more likely to be pictured from the side or rear, unclothed or in slovenly attire, eating unhealthy food and being lazy.

News photographs degrade and dehumanize obese individuals when they show them with their heads cut out of images, as isolated body parts, or with an unflattering emphasis on excess weight,” said Rebecca Puhl, co-author of the study and director of research at the Rudd Center, in a statement. “They become symbols of an epidemic rather than valued members of society.”

http://healthland.time.com/2011/05/12/fat-stigma-how-online-news-worsens-the-problem-of-obesity/

(7) “The survey found that 16 percent of young women queried said they’d trade a year of life for their ideal body weight and shape. Ten percent were willing to trade two to five years, and 2 percent were willing to trade up to 10 years of life away. One percent said they would give up 21 years or more” http://jezebel.com/5789220/one-third-of-you-would-shorten-your-lives-to-have-the-perfect-body. “De deelnemers aan het onderzoek van Hruschka waren allesbehalve positief over overgewicht. Bijna een kwart had liever een zware depressie dan obesitas, en zo’n 16 procent was liever volledig blind dan veel te zwaar” http://www.kennislink.nl/publicaties/het-toetjeskaarteffect (Originele publicatie is paywalled, een samenvatting staat hier)

Dit opiniestuk verscheen zaterdag 28 mei 2011 in dagblad Trouw. Op de website werd ook flink gediscussieerd over dik zijn, lijnen en stigmatisering. Opmerking: op veler verzoek heb ik aan dit artikel voetnoten toegevoegd met daarin de bronnen van de cijfers en onderzoeken die ik aanhaal.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vorige week kwam het Partnerschap Overgewicht Nederland, een initiatief van het Ministerie van VWS, met een nieuwe richtlijn die zorgverleners vertelt wat ze aanmoeten met veel te dikke patiënten. Het advies: obese mensen moeten vooral permanent gewicht verliezen. Maar uit talloze onderzoeken blijkt dat dit in de praktijk niet gaat. Kilo’s die eraf gaan, komen er gewoon weer bij. En dat ‘jojoën’ is misschien nog wel slechter voor je gezondheid dan gewoon even dik blijven

Het is niet het meest gezellige moment om met een nieuwe richtlijn voor het behandelen van vetzucht te komen, zo vlak voor de snoeprijke feesten Sinterklaas en Kerstmis. Maar dat weerhield het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) er niet van om vorige week de Zorgstandaard Obesitas te presenteren. Daarin staat, heel kort gezegd, wat artsen moeten doen als ze een te dikke patiënt in hun spreekkamer aantreffen. Obesitas is volgens het PON een chronische ziekte die een langdurige behandeling vereist. En de eerste stap in die behandeling is zorgen dat de patiënt in kwestie gewicht verliest, door een combinatie van een dieet, meer beweging en begeleiding.

Mooi in theorie, maar in de praktijk?
Zo op het eerste gezicht heeft het PON daar uitstekende redenen voor. Volgens hoogleraar Voeding en Gezondheid aan de Vrije Universiteit en PON-voorzitter Jaap Seidell is er flinke gezondheidswinst te behalen als obese mensen blijvend een klein deel van hun lichaamsgewicht kwijtraken. “De Zorgstandaard Obesitas zet in op maar beperkt gewichtsverlies (5-10%). Dat is haalbaar en realistisch”, zegt Seidell. Daar word je geen slanke den van, maar dat hoeft ook niet. De winst zit hem vooral in een kleinere kans op hartkwalen of diabetes.

In theorie heeft Seidell helemaal gelijk. Vooral voor mensen die naast een hoog bmi nog iets mankeert -problemen met hun bloedsuikerspiegel bijvoorbeeld, of astma- kan minder gewicht gezond zijn. Maar de praktijk is weerbarstiger dan de theorie, zo blijkt uit onder meer uit onderzoek van een groep Amerikaanse wetenschappers. Bovendien: wie na de feestdagen weleens de broekriem heeft aangehaald weet waarschijnlijk hoe moeilijk het is om een dieet vol te houden. Jezelf drie keer per week naar de sportschool slepen is voor velen van ons ook lang niet eenvoudig. In studies naar de effecten van lijnen en bewegen stapt niet voor niets meestal zo’n vijftien tot dertig procent van de deelnemers uit.

Afvallen is moeilijk, dun blijven nog moeilijker
En zelfs als het wel lukt om wat van die kilo’s kwijt te raken, dan zitten ze er na een paar jaar vrijwel altijd gewoon weer aan. Gemiddeld gezien gaat dat zo. Zes maanden nadat iemand begint met een dieet, al dan niet in combinatie met extra bewegen, zijn de meeste lijners inderdaad dunner. Daarna blijft hun gewicht nog eens zes maanden stabiel. Maar vervolgens beginnen de pondjes er bij iedereen, de enkele uitzondering daargelaten, weer langzaam bij te kruipen.

In de studie die Seidell opstuurt om zijn claim van “haalbaar en realistisch” te ondersteunen, blijkt dat na vier jaar niet vijf tot tien procent, maar nog slechts drie tot zes procent van het gewicht eraf is. En, zo benadrukt een andere groep onderzoekers, van UCLA, onder leiding van Traci Mann, er is geen enkele reden om aan te nemen dat die stijgende lijn in het gewicht na vier jaar niet gewoon doorzet. Sterker nog: uit hun analyse blijkt dat eenderde tot tweederde van de lijners zelfs meer gewicht aankomt dan er eerder af ging. En nagenoeg alle mensen die aan een dieet beginnen, komen na het eerste afvallen weer aan. Afvallen, aankomen… het bekende jojo-effect lijkt eerder regel dan uitzondering.

Het middel is erger dan de kwaal…
En dat jojo-effect is niet een puur cosmetisch probleem. In 1994 ontdekten Kelly Brownell en Judith Rodin dat jojoën samenhangt met allerlei gezondheidsissues, zoals eetbuien krijgen, of een verstoorde stofwisseling, of -in het meest extreme geval- doodgaan. Seidell maakt zich echter geen zorgen. Volgens hem kan de begeleiding die volgens de Zorgstandaard Obesitas deel uitmaakt van de behandeling het verschil maken, ook al geeft hij toe dat hier nog maar weinig onderzoek naar is gedaan. En bovendien: “Het fenomeen jojoën en langetermijngezondheidseffecten is na de eerste publicaties van Brownell goed onderzocht en gelukkig vallen de gezondheidsrisico’s daarvan enorm mee”, zegt hij.

Toch blijkt uit een reeks studies dat steeds weer aankomen en afvallen in ieder geval niet gezond is. Zo blijkt dat jojoërs, ongeacht hun bmi voordat ze gingen afvallen en aankomen, een grotere kans hebben om te overlijden dan mensen die op gewicht blijven. Een onderzoek onder oudere mannen, geeft hetzelfde beeld. Juist gewichtsfluctuaties verhogen het risico dat iemand binnen de looptijd van het onderzoek doodgaat. Maar “stabiele obesitas” heeft dat effect niet. En bij oudere vrouwen hangt jojoën bijvoorbeeld samen met een hoger bmi, meer vet rond het middel (en dat is waar het echt telt), een verstoorde stofwisseling en een minder goed gevoel over hun lijf.

Jojoën is niet verstandig
Nou zijn deze studies geen experimenten. Er is niemand op dieet gezet om vervolgens weer aan te komen, weer te lijnen, weer aan te komen, enzovoorts. Daarom is Seidell voorzichtig in zijn interpretatie. Zo zou het kunnen dat sommige mensen in bovenstaande onderzoeken in gewicht fluctueerden omdat ze ziek waren; en dat is natuurlijk sowieso niet goed voor de gezondheid. Toch vindt ook hij dat jojoën voorkomen moet worden. “Gewichtsfluctuaties zijn niet gunstig. Jojoën is niet verstandig om allerlei redenen (vooral psychologische) en dient vermeden te worden.”

Tatjana van Strien heeft zelf geen systematische studie gedaan naar jojoën, maar onderzoekt aan de Radboud Universiteit juist wel de psychologische kant van lijnen. “Telkens weer aankomen na te zijn afgevallen, is natuurlijk nooit goed voor iemands zelfbeeld.” En dat is niet het enige negatieve psychologische gevolg. “In een recent experiment werd een deel van de mensen op een dieet met weinig calorieën gezet. In vergelijking met de groep die niet aan de lijn deed hadden zij een verhoogde cortisolspiegel, wat duidt op meer stress.” Van Strien betwijfelt bovendien of jojoën medisch wel risicoloos is. “Ik heb nog steeds geen overtuigend bewijs gezien dat telkens weer afvallen en weer aankomen na een dieet geen risico’s voor de gezondheid oplevert.”

Een slecht idee
“Het lichaam verdedigt een bepaald gewicht”, legt Van Strien uit. Is lijnen in het licht van al het bovenstaande dan wel een goed idee? Een crashdieet is dat in ieder geval niet, vindt ze. Toch kwamen onderzoekers van de Universiteit Maastricht vorige week met een persbericht waarin ze meldden dat ze 938 mensen een dieet van 800 kilocalorieën per dag hadden laten volgen. Om dit in perspectief te zetten: van Sonja Bakker mag je er 1000. Vervolgens probeerden de deelnemers verschillende diëten uit (die met veel pasta en weinig vet werkte het beste). Afvallen deden de deelnemers wel, gemiddeld zo’n elf kilo. En, meldt hoofdonderzoeker professor Marleen van Baak, dankzij begeleiding kwamen ze in de zes maanden na het afvallen maar een halve tot een hele kilo aan. Toch is de kans dat ook de rest van de kilo’s er -al dan niet ‘met rente’- weer bij komen volgens Van Strien levensgroot.

“Hoe komen ze er toch bij dat mensen blijvend gewicht kunnen verliezen?” verzucht ze. “Ik heb hier hele grote problemen mee. Maar een klein deel van de lijners slaagt erin het gewichtsverlies blijvend vast te houden. En vergeet de grote groep mensen niet die na vier jaar zelfs zwaarder is dan voor het dieet.” Op een enkele uitschieter na komen mensen die beginnen met lijnen op de lange termijn dus het grootste deel van hun gewicht weer aan, en velen van hen zijn na het dieet zelfs zwaarder dan voorheen. En dan wacht de volgende lijnpoging: in een Amerikaanse studie ging zelfs tijdens de looptijd van het onderzoek maar liefst 55 procent van de proefpersonen uit onvrede met het resultaat weer opnieuw op dieet. Hallo, jojo-effect.

“Lijnen is geen veilige en effectieve behandeling voor overgewicht”
Kortweg gezegd komt het hier op neer: hoewel afvallen best gunstig is voor de gezondheid van sommige te dikke mensen -zeker als er ook nog andere problemen zijn- werkt een dieet bijna nooit en is jojoën mogelijk zelfs schadelijker dan gewoon proberen om op gewicht te blijven. Of, in de woorden van Traci Mann en haar collega’s: “De voordelen van lijnen zijn simpelweg te klein, en de potentiële schade van een dieet is te groot, om het nog aan te bevelen als een veilige en effectieve behandeling voor overgewicht.” Bedenk je daarbij dat op gewicht blijven in sommige studies minder risico’s met zich mee brengt dan lijnen en jojoën, en de vraag rijst of ‘gewoon dik’ zijn wel zo’n groot kwaad is. Is het in de praktijk niet verstandiger als artsen dikke patiënten zonder verdere klachten wat met rust laten? Bijvoorbeeld door ze niet te adviseren om op dieet te gaan, maar om op gewicht te blijven?

In dit licht is het maar de vraag of het wel ethisch verantwoord is van de Zorgstandaard Obesitas om toch zo flink in te zetten op het verliezen van kilo’s. We vragen het aan de wetenschappers. Seidell kijkt er genuanceerd tegenaan. “Het is onethisch om mensen kortdurend op een streng dieet te zetten zonder begeleiding daarna. Het is ook onethisch om mensen met een hulpvraag bij obesitas geen zorg te geven.” Van Strien vindt ook dat je dikke mensen moet helpen, maar zegt over de zorgstandaard: “Ik vind het helemaal niet verantwoord. Zo’n richtlijn spiegelt mensen voor dat ze permanent kunnen afvallen, terwijl dat niet klopt. En dat is ook nog eens oneerlijk, want het versterkt het stereotype waar obese mensen toch al last van hebben: als je genoeg wilskracht had, zou het lukken. Iedereen kan het, dus waarom kan ik het dan niet?”

Dit artikel verscheen op 3 december 2010 op Kennislink. Ronald Veldhuizen werkte mee aan het researchen en staat dus vermeld als co-auteur.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als je echt van je kind houdt, zeg je vaker nee. Met die boodschap waarschuwde Sire begin 2005 tegen overgewicht bij kinderen. En sinds dat moment hebben ouders – en hun al dan niet dikke nageslacht – geen moment rust meer gehad. In Zwolle meten wetenschappers en GGD 5000 kinderbuiken, om zo overgewicht vroegtijdig te signaleren en te voorkomen. De GGD in Groningen weegt 7000 pubers, om kinderen met ernstige gezondheidsrisico’s op te sporen. Allemaal onder het mom: heel veel kinderen zijn te dik, en ze worden nog steeds dikker ook. Maar is dat wel zo? En wat zijn de gevolgen van dat constant hameren op gewicht?

 

Dit schreef ik in februari 2008 op Kennislink, omdat ik niets geloofde van de zogenaamde trend dat er steeds meer dikke kinderen bijkomen in Nederland. Dat kwam door de CBS-cijfers. Die lieten namelijk zien dat in 2006 ongeveer 12% van de kinderen te zwaar was, en zo’n 3% obesitas had… net als in 1981. De stijging was ver te zoeken.

De negatieve gevolgen van al die anti-overgewichtcampagnes waren echter een stuk gemakkelijker te vinden. Kinderen met een paar kilootjes te veel voelden zich gestigmatiseerd, lopen daardoor later meer risico op anorexia en – misschien erger – sommige ouders waren zo bang dat hun kind te dik werd, dat ze hem of haar dieetproducten gingen geven. Daarmee zagen ze over het hoofd dat ze zo hun kinderen essentiele vetten en bouwstoffen onthielden. In het rijke buitengebied van Londen zagen artsen zelfs kleine kinderen met kwashiorkor langskomen (je weet wel, wat kinderen in Afrika van die bolle hongerbuikjes geeft).

In Nederland liep het in februari 2008 nog niet zo’n vaart. Maar dat is aan het veranderen. Bijna een jaar later meldden consultatieartsen dat ze te veel magere peuters zien, omdat papa en mama zo bang zijn voor overgewicht dat ze hun kinderen maar als voorzorg aan de low fat producten doen. De Volkskrant schrijft:

Te magere peuters zijn een bron van zorg voor artsen op consultatiebureaus. Ouders die bang zijn voor overgewicht, onthouden hun kinderen soms belangrijke voedingsstoffen, meldt Elise Buiting, voorzitter van de Artsenvereniging Jeugdgezondheidszorg.

Nu is het natuurlijk een fijne opsteker om als journalist een trend opgemerkt te hebben die pas een jaar later de kranten haalt, maar in dit geval had ik toch liever ongelijk gehad toen ik schreef dat gezondheidsvoorlichting niet altijd alleen maar positieve effecten heeft…

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wegens groot succes komt deze week de nieuwe druk van het boek ‘Bereik je ideale gewicht voor kinderen en tieners’ van dieetgoeroe Sonja Bakker uit. Prima, zou je denken, want onze kinderen worden steeds dikker en moeten dus op dieet. Toch blijkt uit onderzoek dat lijnen voor kinderen ronduit gevaarlijk is en bovendien averechts werkt. Bezorgde wetenschappers waarschuwen ons ondertussen dat kinderen echt vet nodig hebben om gezond op te groeien, en dat de huidige anti-overgewicht hype tot een stijging in het aantal pubers met eetstoornissen kan leiden. Over liegende cijfers, ongelukkige dikkerds en ouders die hun kinderen uithongeren.

Als je echt van je kind houdt, zeg je vaker nee. Met die boodschap waarschuwde Sire begin 2005 tegen overgewicht bij kinderen. En sinds dat moment hebben ouders – en hun al dan niet dikke nageslacht – geen moment rust meer gehad. In Zwolle meten wetenschappers en GGD 5000 kinderbuiken, om zo overgewicht vroegtijdig te signaleren en te voorkomen. De GGD in Groningen weegt 7000 pubers, om kinderen met ernstige gezondheidsrisico’s op te sporen. Allemaal onder het mom: heel veel kinderen zijn te dik, en ze worden nog steeds dikker ook. Maar is dat wel zo? En wat zijn de gevolgen van dat constant hameren op gewicht?

Professor Inez de Beaufort doet onderzoek naar de ethische kanten van overgewicht en obesitas en maakt zich zorgen. “Dikke mensen dreigen de paria’s van onze samenleving te worden”, zegt ze in Monitor, het medisch publiekstijdschrift van Erasmus MC. En dat geldt niet alleen voor volwassenen, weet ethicus Marieke ten Have. “Op overgewicht rust een negatief stigma, waar ook kinderen onder lijden. Dikke mensen zouden lui zijn, geen zelfbeheersing hebben en onaantrekkelijk zijn. Campagnes tegen overgewicht die de boodschap hebben dat overgewicht slecht is, dat dikke mensen ongezond en ongelukkig zijn, en een kostenpost vormen voor de maatschappij, versterken het negatieve beeld van dikke mensen nog eens. Sociale uitsluiting begint al zeer jong.”

Onderzoek bevestigt de woorden van Ten Have. De Amerikaanse psycholoog Klaczynski toonde met een experiment aan dat kinderen onbewust menen dat overgewicht besmettelijk is. Ze wilden daarom liever geen drankje drinken dat bereid was door een dik leeftijdsgenootje. Ook in de praktijk hebben kinderen vooroordelen over overgewicht. Sociaal psychologen Penny en Haddock ontdekten dat kinderen van vijf tot acht jaar al geen vriendjes willen zijn met het dikke meisje. Ook een slank meisje met dikke vriendinnetjes laten de kinderen liever links liggen. De onderzoekers denken dat kinderen zo jong al liever niet met de dikkerdjes geassocieerd willen worden.

Zelfs dunne kinderen doen aan de lijn

Dat onze overheid via televisie, krant en tijdschrift de ‘oorlog tegen overgewicht’ dagelijks bij ons thuis bezorgt, zal het dikke en eenzame meisje niet helpen. Onderzoek van de Nijmeegse promovenda Doeschka Anschutz ondersteunt dat idee. Jonge kinderen vinden het al belangrijk om dun te zijn, ontdekte zij. Zo belangrijk dat zelfs een kwart van de kinderen met een normaal gewicht aan de lijn doet. “Kinderen nemen die norm over uit hun omgeving, bijvoorbeeld van de media, vrienden op school en hun ouders.”

En daar zijn anti-overgewichtcampagnes mede de oorzaak van. “Ik denk dat deze campagnes ervoor zorgen dat ouders en kinderen meer op hun gewicht gaan letten. Dit is op zich geen probleem, alleen de focus zou niet moeten liggen op het echte lijnen, maar juist meer op gezonde gewoonten.” Ook De Beaufort denk dat al die campagnes juist op kinderen een averechts effect kunnen hebben. “Nu al lopen op schoolpleinen meisjes van dertien rond die aan de lijn doen. Volgens een studie van TNO heeft acht op de tien meisjes van 13 tot 18 jaar wel eens een dieet gevolgd. Ook jonge kinderen met een normaal gewicht en zelfs kinderen met een óndergewicht doen aan de lijn.”

Sonjabakkeren voor kinderen een slecht idee
Maar is dat niet juist het idee? Toegegeven: lijnen als je te licht bent is overdreven, maar in de strijd tegen overgewicht is een dieet toch dé aangewezen methode. Elk pondje gaat immers door het mondje, ook bij kinderen. Dat vindt ook gewichtsgoeroe Sonja Bakker. In haar boek ‘Bereik je ideale gewicht voor kinderen en tieners’ heeft ze voor alle kinderen tussen de vier en achttien jaar een gepast dieetadvies. Van het boek zijn al 65.000 exemplaren verkocht, en de nieuwe druk ligt deze week in de winkel.

De ouders die – voordat ze naar de boekhandel rennen – de moeite nemen om bijvoorbeeld de website van het Voedingscentrum te raadplegen kunnen zichzelf echter de bijna 15 euro besparen. Er valt onder andere te lezen dat “de menu’s [uit het boek van Sonja Bakker] geen gezond eetpatroon vormen voor kinderen. Ze bevatten veel te weinig brood, weinig groente en veel melk(producten). Verder is een dieet in tegenspraak met de algemeen geaccepteerde uitgangspunten voor de aanpak van overgewicht bij kinderen.” Bovendien meent het Voedingscentrum dat kinderen in de groei überhaupt niet op dieet moeten. En daarvoor hebben de voedingsexperts goede redenen. Zo hebben kinderen om te groeien een hoop bouwstoffen nodig.

Dat lijkt een open deur van jewelste, maar toch is het niet altijd vanzelfsprekend. Een aantal jaar geleden bleek dat met name Britse en Amerikaanse ouders, geleid door hun angst voor overgewicht, hun kinderen praktisch lieten verhongeren door ze alleen nog maar eten te geven dat weliswaar vezelrijk maar ook caloriearm en ‘low-fat’ was. Hierdoor kregen de kinderen niet de voedingsstoffen die ze nodig hadden, zodat sommige artsen voor het eerst in hun leven rijke, Westerse kinderen tegenkwamen met bijvoorbeeld Engelse ziekte of kwashiorkor, een aandoening veroorzaakt door een tekort aan eiwitten die ook de typische opgezwollen buikjes bij hongerende kindjes in Afrika veroorzaakt. Het fenomeen ging de geschiedenis in als het ‘muesli belt syndrome’.

Wie echter denkt dat we sindsdien wijzer zijn geworden, komt bedrogen uit. In augustus van vorig jaar kwamen wetenschappers opnieuw met een stevige waarschuwing aan ouders: vergeet niet dat kinderen vet nodig hebben! Uit onderzoek van John Kostyak en zijn collega’s bleek dat de spijsvertering van kinderen iets anders werkt dan bij volwassenen, waardoor hun vetbehoefte groter is. Idealiter bestaat zelfs zo’n 40% van hun eten uit vet. Toch waren de onderzoekers ongerust, omdat ze ook hadden ontdekt dat veel ouders uit angst voor obesitas thuis een strikt ‘low-fat’ regime handhaven.

En ouders zijn niet de enigen die terugschrikken als het gaat om een vetrijk eetpatroon voor kinderen. Zo beveelt de Gezondheidsraad geheel in lijn met het wetenschappelijk onderzoek aan dat 20 tot 40% van het kindermenu uit vetten – het liefst onverzadigd – moet bestaan. Dat komt omdat die vetten nodig zijn voor onder meer een gezonde ontwikkeling van de hersenen. Maar heeft een kind overgewicht, dan mogen vetten ineens maximaal 30 tot 35% van het eten uitmaken. Ze leggen ook uit waarom: “Aanleiding voor dit onderscheid is de bevinding dat een voeding met een lager vetgehalte het lichaamsgewicht kan doen dalen (…) Het effect op het lichaamsgewicht is bescheiden: een voeding met een kwart minder vet doet het lichaamsgewicht dalen met naar schatting gemiddeld twee tot drie kilogram.”

Is er wel een overgewichtepidemie?
Uit de berekeningen van TNO blijkt dat vooral tussen 1997 en 2003 het aantal dikke kinderen flink gestegen is. Er moet volgens hen dan ook snel iets gebeuren tegen de obesitasepidemie. Die conclusie trekt ook het CBS in alweer de derde aflevering van de Landelijke Jeugdmonitor. Er moet sterk worden ingezet op het terugdringen en voorkomen van overgewicht, meldt het CBS. Maar met de CBS-cijfers die deze oproep onderbouwen, is iets vreemds aan de hand. Inderdaad, in 2006 was ongeveer 12% van de kinderen te zwaar en zo’n 3% had obesitas… net als in 1981. Van een drastisch stijgende trend of zelfs een overgewichtepidemie lijkt volgens de cijfers van het CBS dus vooralsnog geen sprake.

‘Do no harm’
De Gezondheidsraad maar ook andere (overheids)instanties zetten dus hoog in op het verliezen van een paar kilo bij een dik kind. Dat klinkt als een sympathiek idee, maar of dat ook zo is, is nog maar de vraag. Meestal vinden we het een goed idee om pas in te grijpen als onomstotelijk is bewezen dat er een probleem bestaat. Artsen bijvoorbeeld weigeren veelal om in een lichaam te snijden als er geen sprake is van een aandoening; je zet nu eenmaal niet je scalpel in een gezond lichaam.

Dat er bij het geven van voorlichting niet gesneden wordt, betekent niet automatisch dat het geen kwaad kan. Dat vindt ook de Australische onderzoekster Jennifer O’Dea. Zij vreest dat er zoveel aandacht is voor overgewicht, dat het lijkt alsof alleen gewicht bepalend is voor de gezondheid van een kind. Zelfbeeld en ontwikkeling zijn bijvoorbeeld even belangrijk. O’Dea verwijst naar de eed van Hippocrates: “Voorlichters moeten erg oppassen dat ze andere gezondheidsdimensies ‘geen kwaad doen’ in hun pogingen obesitas bij kinderen te genezen of voorkomen.”

Anti-overgewichtcampagnes zijn slecht voor zelfbeeld kind
Als een kind met harde hand gewezen wordt op zijn of haar ongewenste extra kilo’s kan dat ten koste gaan van het zelfbeeld, denkt ook Ten Have. Hoewel we maatregelen tegen overgewicht moeten treffen, moeten we ook voorzichtig zijn met de aandacht die overheid, scholen, ouders, maar ook media, schenken aan overgewicht. “Een nadruk op de negatieve effecten van overgewicht draagt het risico van stigmatisering in zich. Neem een maatregel waarbij kinderen tijdens de gymles op de weegschaal worden gezet: zoiets kan niet goed zijn voor het zelfbeeld en de sociale positie van kinderen met overgewicht.”

Alfa – lid van het forum van de Obesitas Vereniging – moest als kind voor een lagere schoolproject voor de klas op een weegschaal en omschrijft dat als traumatisch: “Ik kan alleen maar zeggen dat ik het als kind vreselijk moeilijk vond als dat werd besproken. Ik was uiteraard met afstand het zwaarst van iedereen. Afgrijselijk heb ik dat gevonden.”

Ook de wetenschap heeft nog wel het een en ander af te dingen op de onschuld van anti-overgewichtcampagnes. De Gezondheidsraad schrijft in haar advies over overgewicht en obesitas uit 2003 over een onderzoek van Pierce en Wardle onder obese Londense schoolkinderen van negen tot elf. Kinderen die vonden dat ze zelf verantwoordelijk waren voor hun overgewicht, hadden een lagere zelfwaardering dan kinderen die hun overgewicht toeschreven aan externe factoren.

In dat licht is het bijzonder spijtig dat voorlichtingscampagnes die zich richten op kinderen juist de eigen verantwoordelijkheid keer op keer benadrukken. Daar worden kinderen namelijk niet dunner maar wel ongelukkiger van, en bovendien is het nog maar de vraag of ze er zelf echt iets aan kunnen doen. Professor O’Rahilly ontdekte namelijk dat bij erg dikke mensen de oorzaak vooral in de genen ligt. Je overgewicht toeschrijven aan externe factoren is dan niet alleen beter voor je zelfwaardering, maar ook terecht.

Aandacht voor gewicht vergroot risico op eetstoornissen
Alle aandacht voor dikke kinderen in de media draagt bovendien bij aan een cultuur waarin er overmatig veel aandacht is voor voedsel, gewicht en figuur. Wanneer deze cultuur zich ook binnen het gezin manifesteert – wat campagnes als ‘zeg vaker nee’ nastreven – levert dat een situatie op waarvan wetenschappers menen dat het een risicofactor is voor het ontwikkelen van een eetstoornis. Dat lijkt misschien wat vergezocht, maar is niet zo onwaarschijnlijk als je bedenkt dat er een hele generatie mollige kinderen is die bijna continu verteld wordt dat er iets aan hen mankeert. Een cultuur waarin buiten spelen en sporten normaler is dan overdag televisie kijken helpt kinderen – dik of dun – meer dan steeds maar weer aandacht voor gewicht en eten.

De Beaufort deelt deze zorgen. “Te veel nadruk leggen op een gezond gewicht en een slanke lijn zou een toename kunnen veroorzaken van anorexia onder pubers, een kwetsbare groep voor wie ‘uiterlijk’ en ‘identiteit’ sterk zijn verbonden.” Anschutz voegt daaraan toe: “Jonge kinderen moeten zo min mogelijk geconfronteerd worden met de heersende slankheidsnorm. Het is belangrijk dat ze zich goed voelen met hun lichaam. Gezond eten is natuurlijk altijd goed, als het maar niet is om ‘dun’ te zijn.”

“Zeg vaker nee” is dus niet zo’n onschuldige boodschap als het lijkt. Het risico bestaat dat ouders te ver doordraven in hun poging om hun kinderen te behoeden voor overgewicht. De kans is groot dat we toestaan dat veel kinderen ongelukkig worden of in het uiterste geval psychisch zo in nood komen dat ze een eetstoornis ontwikkelen. En dat allemaal in een strijd tegen een vijand die misschien niet eens bestaat, uit angst voor te dikke kinderen, aangewakkerd door een hoop mediageweld.

Sonja Bakker wilde ondanks herhaald verzoek niet reageren.

Dit artikel verscheen op 25 februari 2008 op Kennislink

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.