dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Je kunt farmaceuten veel verwijten (en dat zullen we ook, verderop) maar niet dat ze niet vasthoudend zijn. Eind augustus kreeg alweer een nieuwe libidopil voor vrouwen in de Verenigde Staten groen licht van de daartoe gerechtigde instantie, de FDA. Deze keer heeft het middel de schilderachtige naam Addyi – ik weet ook niet hoe je dat uitspreekt – en werkt hij niet op de geslachtsdelen, maar op het lusteloze vrouwenbrein.

De media deden hun gebruikelijke libidopilroutine. De pil werd gepresenteerd als ein-de-lijk een antwoord op al die vrouwen die geen wipzin meer hebben. Er kwam een vrouw aan het woord die reikhalzend had uitgekeken naar zo’n mommy’s little helper, omdat ze na jaren van Atacama-achtige seksdroogte eindelijk wel weer eens stevig van soppenstein wil met manlief. ‘Het is slechts dit ene ding dat voorkomt dat we werkelijk gelukkig zijn’, dat soort werk.

En dan, ergens in de laatste alinea’s, frutten de journalisten van dienst er nog even wat verplichte mitsen en maren tussen. Er blijken ineens wat tamelijk nare bijwerkingen te zijn (misselijkheid en flauwvallen) en een expert komt vertellen dat de gemeten libido-effecten zeer klein zijn: ‘De sop is de kool niet waard’. Als extragratisbonus blijkt dat je bij deze pil niet mag drinken; en aangezien je er elke avond eentje moet slikken, betekent dat geheelonthouding.

Dat feit is op zichzelf waarschijnlijk al genoeg om Addyi bij te zetten op het Kerkhof der Mislukte Vrouwenlustpillen. Daar zou het dan in goed gezelschap zijn van Viagra (deed niks bij de dames), Flibanserin (idem) en verschillende tabletten met testosteron (werkten enigszins, maar hadden – ironiemomentje – hoofdpijn als bijwerking, en sommige vrouwen kregen er een snor van).

Maar dat zijn akkefietjes vergeleken bij de andere problemen waar dit type pil mee kampt. Namelijk dit: dat de vraag van de vrouwen – ‘Hoe word ik weer geil van mijn vent’ – en het antwoord van de industrie – ‘Met onze wonderpil!’ – niet altijd naadloos op elkaar aansluiten. Als het lustprobleem hem bij de vrouw bijvoorbeeld niet zozeer zit in het ‘geil’ alswel in het ‘mijn man’, dan kunnen de pillendraaiers niet veel betekenen. Van een lustpil stopt je man immers niet ineens met zijn gewoonte om zijn teennagels schoon te poeren met een gebaksvorkje, en het verhelpt evenmin dat zijn ochtend-adem zo aanstootgevend is dat je er desgewenst ook een middelgroot Mongools leger mee tot staan kan brengen.

Want hoewel de farmaceuten zich in allerlei bochten wringen om een laag vrouwenlibido als hersenaandoening te framen, is het brein vaak niet de oorzaak, maar de relatie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mannen en vrouwen, als de verkering nog fris en fruitig is, ruwweg evenveel goesting hebben. Na een paar jaar samenwonen, echter, wordt zij steeds minder vaak spontaan hitsig, terwijl zijn goede zin gelijk blijft. En dan is de boot aan. Een boot waar farmaceuten flinke dollartekens van in hun ogen krijgen. Alleen: monogamie, daar bestaat geen pil tegen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Is wetenschap ook maar een mening? Die vraagt speelt al een paar dagen door mijn hoofd. Het begon toen ik een paar dagen geleden beelden zag van het CNN-debat met de Republikeinse wannabe-presidentskandidaten. Vastgoedmagnaat Donald Trump was er ook – u weet wel, de man die er zulke ‘unieke’ meningen op nahoudt dat de nieuwssite Huffington Post in juni besloot zijn uitspraken voortaan niet meer op in de politieksectie te behandelen, maar op de entertainmentpagina, naast de laatste roddels over de Kardashians en een bespreking van The Bachelorette. (Trump stelde in de strijd om het kandidaatschap onder meer dat bijna alle Mexicaanse immigranten verkrachters zijn, hij noemde actrice Rosie O’Donnell een ‘vet varken’, zei dat moeders die kolven ‘walgelijk’ zijn en lijkt te vinden dat president Obama van geboorte geen Amerikaan is en bovendien moslim.)

Tijdens het CNN-debat ging het over een recente mazelenuitbraak in Californië. Meer dan honderd mensen waren ziek geworden; iets dat alleen kon gebeuren doordat de vaccinatiegraad in de staat erg laag is, in sommige gebieden niet meer dan 50 procent. En dát kwam dan onder andere doordat te veel ouders hun kinderen niet laten inenten uit angst dat hun kleine kadetjes er autisme van krijgen.

Trump liet desgevraagd weten dat hij vaccins echt ontzettend supertof vindt. Maar hij denkt ook dat we teveel prikken geven in een te kort tijdsbestek, en dat als we daar mee ophouden, we een dramatische daling in de ‘epidemie’ aan autismegevallen zouden zien. Hij zei dat de spuiten in kwestie lijken op iets dat je een paard zou geven, en als bonus vertelde hij ook nog een anekdote over een kind van een kennis dat op twee-jarige leeftijd een prik moest, een week later hoge koorts kreeg, erg ziek werd en nu autistisch is. Q.e.d. enzo.

Er zijn vele, vele onderzoeken gedaan naar deze vermeende link tussen vaccins en autisme; op de website van de Amerikaanse vereniging voor kinderartsen staan er al meer dan veertig. In geen van deze papers staat er ook maar een splintertje bewijs voor die link (nou ja, in eentje, maar daar bleek de arts van dienst de kluit hevig te hebben belazerd, dus ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat die niet telt). Ons vastgoedmagnatische fuifnummer, echter, reduceert deze niet geringe academische inspanning tot maar één van de opinies in het debat, tot slechts één van de mogelijke visies op dit vraagstuk. Trump doet alsof je gewoon maar kunt vínden dat vaccineren leidt tot autisme, en hij doet alsof een persoonlijke ervaring evenveel politieke zeggingskracht moet hebben als een tas vol wetenschappelijke studies. (Dat, of het kan hem gewoon niet schelen dat hij kullebul verkoopt, zolang het maar stemmen oplevert. Na het lezen van zijn eerdere ‘interessante’ uitspraken assorti durf ik niets meer uit te sluiten.)

Doen alsof wetenschap ook maar een mening is, is niet iets dat lichtzinnig zou moeten gebeuren. Soms staat iets immers terecht op een voetstuk. Ik doel dan niet zozeer op de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek – die horen juist betwijfeld en bekritiseerd te worden – maar op de methode. ‘Wetenschap is geen zak met kennis. Het is een manier van denken en de wereld om je heen bevragen’, zei de astrofysicus Neil deGrasse Tyson. Het gaat over scepsis, over een grondhouding aannemen waarin je te allen tijde de mogelijkheid openhoudt dat je het volstrekt bij het verkeerde eind hebt. Dat je zelfs actief op zoek gaat naar kennis die kan aantonen dat je fout zat. Dat je niet stopt met nadenken omdat een kennis (of een politicus) je een tragisch verhaal vertelt over een kind met autisme, maar dat je jezelf schoolt en verdiept, net zolang tot het kwartje valt. Durf te weten, zei de filosoof Immanuel Kant, toen iemand hem vroeg wat Verlichting was, sapere aude. Lariekoek houdt ons klein, wetenschap maakt ons groot.

Natuurlijk zijn er ook zaken waar die wetenschappelijke methode niets mee kan. Je kunt niet bewijzen dat je van je kinderen houdt, je kunt geen zinvolle academische papers schrijven over hoe je je voelt als je leest dat er vluchtelingen sterven aan onze grenzen. Maar of vaccins autisme veroorzaken, dát is het soort vraagstukken waar de wetenschap een beter antwoord op kan geven dan wie of wat dan ook. Dus nee, dan is wetenschap niet ook maar een mening. En een politicus als Trump, die dat niet accepteert, doet willens en wetens het licht uit.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het kan de beste overkomen. Je zit op een terrasje in de zon, of achter je computer, en ineens heb je zomaar plotseling ergens een mening over. Psycholoog Lester Hoekstra werd deze zomer op de camping door dit noodlot getroffen, zo las ik afgelopen dinsdag in zijn opiniestuk op de Volkskrant-website. Tussen de tenten en de caravans had hij geobserveerd dat kleuters krijsen als ze hun zin niet krijgen, en dat ouders de vruchten van hun lendenen tijdens zo’n gilpartij niet corrigeren, maar negeren. En daar vond Hoekstra wel iets van.

Dat het fout was, bijvoorbeeld. De psycholoog denkt dat het niet werkt om je doof te houden voor het geloei van je oempaloempa, maar dat paps of mams beter direct ingrijpt: ‘Meteen duidelijk laten weten dat hij zijn gekrijs moet staken. Desnoods met een corrigerende tik.’ Een kind heeft leiding nodig, stelt Hoekstra, want zo leert het dat je in het leven soms maar gewoon moet doen wat je gezegd wordt. En dat is, ook voor de ontwikkeling van junior zelf, veel beter dan de huidige overleg- en verwencultuur waarin kinderen allerlei schokkende zaken krijgen, zoals inspraak.

Het opvallende aan deze acute aanval van opinievorming is dat Hoekstra zijn mening vrijwel nergens onderbouwt met iets als feiten of onderzoek. Dit blijkt al uit zijn taalgebruik. Het effect van negeren ‘valt vast tegen’, schrijft hij. Dat een kind het waarom achter dat negeren snapt ‘lijkt mij zeer onwaarschijnlijk’. Hij begint alinea’s met woorden als: ‘Ik denk dat het veel beter is…’ en mijn persoonlijke favoriet: ‘We weten allemaal…’

Nou zijn er plenty mensen die zo’n stukje feitenvrij opiniegebeuren geen bezwaar vinden. Iedereen heeft toch recht op een mening, zeggen zij, en meningen kunnen bovendien niet goed of fout zijn. Maar die zienswijze klopt niet helemaal, schreef de Britse filosoof Patrick Stokes in 2012 in een artikel op The Conversation. Dat komt omdat er ruwweg twee soorten meningen zijn. De eerste gaat over persoonlijke voorkeuren: of je meer van pannenkoeken of van patat houdt, dat werk. Hoekstra was in deze categorie gebleven als hij had gezegd: ‘Als mijn spruit krijst, wil ik hem het liefst een klap geven.’ En ik had dan kunnen antwoorden: ‘Nou, ik geef mijn kleine brulaapjes dan liever een knuffel.’

Daarmee was de kous dan af geweest, want Stokes stelt dat het onnozel is om te discussiëren over zulke voorkeuren: je kunt niet zeggen dat het fout is dat iemand friet lekkerder vindt dan poffertjes. Het probleem is echter dat we de neiging hebben om die notie van onbetwistbaarheid door te trekken naar de tweede soort meningen: zienswijzen waarin stiekem een uitspraak verstopt zit over hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

De meeste opinies in de krant zijn van dit soort, en zo ook die van Hoekstra. Zijn mening is dat strenge discipline goed is voor kinderen. Hierin zit een aanname verborgen: kinderen die autoritair worden opgevoed, zijn beter af (en krijsen minder). Van onbetwistbaarheid is hier geen sprake; de mening ontleent zijn geldigheid aan de aanname, en aangezien de aanname kan kloppen of niet, kan de mening dus goed of fout zijn.

In het geval van Hoekstra is zijn mening fout, want de aanname is onjuist. Journalisten Gabriëlle Jurriaans en Annemiek Verbeek meldden twee jaar geleden al in Vonk dat een autoritaire opvoedstijl wangedrag juist kan aanwakkeren. Ze baseerden zich op onderzoek, zoals dat van een Leidse pedagoog, die al promoverend had vastgesteld dat kinderen door uitleg en afleiding beter leren hun emoties en gedrag te beheersen dan door straf.

‘Het probleem komt van mensen wiens opinies eigenlijk misvattingen zijn’, schreef journalist Jef Rouner onlangs in Houston Press. ‘Als je denkt dat vaccins autisme veroorzaken dan verkondig je een feitelijke onjuistheid, niet een opinie.’ Het is natuurlijk een voorbeeld, net als Hoekstra’s stuk over krijsende kinderen, maar het punt is helder: zonder feiten is een opinie op zijn best hoogstpersoonlijk en verder nietszeggend, en op zijn slechtst een zielig vehikel voor flauwekul en misinformatie.

Zul je altijd zien dat ik juist nu bij mezelf ineens allerlei meningen voel opborrelen. Zoals deze: ik vind dat u als lezer van deze krant recht heeft op betere meningen. En: ik denk dat de wereld in het algemeen en de krant in het bijzonder er beter van zou worden als we bij elke opinie een degelijke onderbouwing zouden verlangen. Dat is trouwens iets waar u, lieve lezer, ook mij aan mag houden. Sterker nog: ik zou teleurgesteld zijn als u dat niet doet.

Bronnen/onderbouwing:

Patrick Stokes op The Conversation: http://theconversation.com/no-youre-not-entitled-to-your-opinion-9978

Vonk stuk van Annemiek Verbeek en Gabriëlle Jurriaans: http://annemiekverbeek.nl/wp-content/uploads/2013/06/Vonk22juni2013.pdf

Jef Rouner in Houston Press: http://www.houstonpress.com/arts/no-it-s-not-your-opinion-you-re-just-wrong-updated-7611752

Ook nog informatief, over de ‘verwencultuur’: http://kroost.org/jeugd/tot-op-het-bot-verwend-een-tijdloze-klacht/

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In Zweden zijn alle duikboten uniseks, zo hoorde ik afgelopen maand op het NOS-journaal. Er zijn geen aparte slaapruimtes voor vrouwen, geen gescheiden douches, en hoewel het niet expliciet ter tafel kwam, vermoed ik stellig dat er ook ongesegregeerd gepoept en geplast wordt. De commandant van het schip, Paula Wallenburg, legde uit wat de voordelen zijn van zo’n constructie: ‘Dankzij vrouwen aan boord krijg je een gemengde groep, betere resultaten en vaak een prettiger sfeer.’

Zweden en Nederland gaan misschien samenwerken aan de bouw van de nieuwe duikboten die over tien jaar ons Hollandsche marine-arsenaal gaan verrijken. Daarin mag, in tegenstelling tot nu, ook vrouwelijk personeel meevaren. De huidige boten zijn volgens defensie namelijk niet geschikt voor le Deuxième Sexe. Als reden geven ze onder meer dat de seksen er niet gescheiden in kunnen slapen, wassen en toiletteren.

Dat mag voor de Zweden dan geen probleem zijn, voor onze marine is het een onoverkomelijk bezwaar. In 2000 stelden zij voor de (toen nog) Commissie Gelijke Behandeling: ‘…bij de Onderzeedienst kan vanwege het gebrek aan privacy in combinatie met het feit dat men gedurende lange tijd in een kleine ruimte moet verblijven, de operationele inzetbaarheid in gevaar komen.’ De Commissie gaf de marine hierin trouwens gelijk.

Maar waarom kunnen de Zweden (en de Noren, Amerikanen, Canadezen, Spanjaarden en Australiërs) dan wel uniseks operationeel wezen? Waar is ons defensie-apparatsjik precies bang voor? In eerste instantie dacht ik: ze vrezen voor De Seks. Dat de matrozen met elkaar van wippenstein gaan en dat dit de aandacht hevig afleidt van naderende torpedo’s, boze Russen en ander onheil. Nou is dat nogal een heteronormatieve gedachte, want mannen gaan ook weleens samen uit vrijen. Maar goed, heteromannen, daar zijn er wel veel meer van, en als je daar dan een handjevol vrouwen tussen zet, is dat misschien tóch de poes op het spek binden.

En daar, tussen die poes en dat spek, zit natuurlijk het werkelijke probleem. Dat duikbootmannen zich eventueel potentieel zullen verlustigen aan mooie duikbootvrouwen is zo’n issue niet. Wel dat uit meerdere onderzoeken blijkt dat sommige heren hun sergeant-majoor niet onder controle hebben. Zo bleek in 2006 uit een enquête onder 3800 defensiemedewerkers dat vier procent van de vrouwen op het werk seksuele dwang had meegemaakt (tegen nul procent van de mannen). Of dat in de nabije toekomst zal veranderen, is twijfelachtig: in 2014 bleek uit een defensie-rapport dat tijdens de opleiding seksuele intimidatie schering en inslag is.

Zouden gescheiden wc’s en douches hiervoor echt een oplossing zijn? Of moeten het roer op een andere manier om: moeten we meer leren denken als de Zweden? Zij maken er een punt van dat vrouwen, ook onder water, niet in eerste plaats vrouw zijn, maar – schokkend! – mens. Om commandant Wallenburg te citeren: ‘Je moet kunnen vertrouwen op degene die naast je staat. Het kan op een onderzeeboot nooit ‘wij’ en ‘zij’ zijn.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vindt de overheid het nog wel belangrijk dat we gelukkig zijn? Die vraag speelt al dagen door mijn hoofd. Dat is de schuld van Wim van Pelt, voorzitter van de vakvereniging van UWV-verzekeringsartsen. Hij stelde vorige week dat er 150.000 arbeidsongeschikten ten onrechte een uitkering krijgen. Deze mensen zijn vaak jaren geleden met reden afgekeurd, inmiddels stiekem beter geworden, maar nooit herkeurd en dus niet aan het werk.

Op het NOS-journaal gaf Van Pelt een voorbeeld van iemand die in de psychische penarie zat en ook nog een rugoperatie kreeg. Dat laatste is een tijdelijk issue, en ‘psychische problemen lossen meestal ook op’, aldus de arts. ‘Maar in de praktijk gaan we deze mensen niet meer terugzien.’ Van Pelt wil daarom dat zijn artsenclub meer gaat herkeuren; een wens die ongetwijfeld helemaal niets te maken heeft met het feit dat het UWV tot 2018 wel 580 miljoen euro moet bezuinigen op de uitvoering van de sociale zekerheid.

En toen begon mijn gedachtetrein te rijden. Want als het UWV deze langdurig arbeidsongeschikten fit verklaart, waar moeten ze dan aan de slag? Ons land telt meer dan 600.000 werklozen, waarvan bijna de helft langdurig; hoe gaat iemand die ernstig ziek is geweest en jaren thuis heeft gezeten op die arbeidsmarkt aan een baan komen? Houdt het voorstel van Van Pelt niet gewoon in dat we een grote groep burgers van de WIA naar de bijstand verhuizen? Wat ongetwijfeld puik nieuws is voor de schatkist – maar wat betekent dit voor het leven van deze mensen? Voor hun geluk?

Ik was benieuwd wat er verder zoal over dit onderwerp is geschreven, en tijdens mijn zoektocht kwam ik in het archief een opiniestuk tegen van een andere keuringsarts, ene R.T. Hupkens. Het was een oudje, uit 2001, toen de keuringsartsen nog niet van het UWV waren maar van Cadans, en de WIA nog de WAO heette. Het artikel was een reactie op politieke ophef over het te geringe aantal herkeuringen (Groundhogday-momentje). Een regering had ooit bedacht dat alle WAO’ers elke vijf jaar opnieuw door een Cadans-arts gezien moesten worden, maar daarvoor ontbrak ook toen al de menskracht en bovendien was het volgens Hupkens niet nodig: je kon vaak aan iemands dossier ook wel zien of het qua baan nog wat ging worden. ‘Onder de mensen die al erg lang een WAO-uitkering hebben, zijn uiteraard veel mensen die ongeneeslijk of zeer langdurig ziek zijn. Dat is nu eenmaal vaak de reden waarom zij zo lang een uitkering hebben. (…) Daar helpt geen enkele herkeuring iets aan’, schreef hij.

Wat opvalt, is de empathie in het stuk. Strenge herkeuringen betekenen voor veel arbeidsongeschikten ‘een toekomst vol onzekerheid’, vreest Hupkens. ‘Er wordt nog wel eens vergeten dat een keuring voor nogal wat arbeidsongeschikten zeer belastend is. Vaak krijgt de arts tijdens zijn spreekuur te horen dat de cliënt vanaf het moment waarop de uitnodiging voor het spreekuur wordt ontvangen niet meer kan slapen. Niet zelden betreft het mensen met zware psychiatrische problematiek.’

Dat laatste geldt anno 2015 des te meer. Afgelopen juni berichtte Elsevier dat er dit jaar voor het eerst meer mensen arbeidsongeschikt zijn om psychische redenen dan om lichamelijke. Het blad was hier trouwens weinig empathisch over: ‘Nederland telt 820.000 arbeidsongeschikten en dat aantal wil maar niet echt dalen. Velen staan met een psychische aandoening langs de kant. Dat kost het land miljarden.’ Over een Wajonger met een lichamelijke en verstandelijke beperking schreef Elsevier dat hij ‘van huis uit niet bepaald arbeidsethos meekreeg’. En over die psychische problemen (cursiefje van mij): ‘Wie tijdelijk niet lekker in zijn vel zit, behoudt zijn uitkering vaak levenslang.’

Het is het bekende beeld: mensen zonder werk zijn kostenposten, arbeidsongeschikten zijn lui, psychische aandoeningen zijn geen echte ziekten – en al zijn er niet genoeg banen, iedereen moet werken. Zoals psychiater Paul Verhaeghe van de Universiteit Gent zei in Psychologie Magazine: ‘Materialisme is het hoogste goed geworden – je moet targets halen en veel geld verdienen. Als mens word je beoordeeld op één ding, je productie. Niet meer op wat en wie je allemaal nog meer bent.’

Verhaeghe vertelt hoe deze cultuur mensen juist ziek maakt; ze bezwijken onder de contante prestatiedruk, raken depressief van de angst om in hun baan te falen. Het zou zomaar kunnen dat het met veel van die ‘onterechte’ arbeidsongeschikten juist goed gaat omdát ze niet hoeven te werken. En dat deze mensen van herkeuringen vooral ongelukkig worden (en arm). Ik hoop maar dat het de overheid iets kan schelen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Uit de krant begreep ik dat ik als feminist diep teleurgesteld had moeten zijn in Amnesty International. Die hebben namelijk afgelopen woensdag een resolutie aangenomen waarin ze pleiten voor het decriminaliseren van prostitutie. Dit ondanks forse kritiek van feministen – waaronder mijn waarde collega Elma Drayer, die in haar column stelde dat Amnesty van hoerenlopen een mensenrecht wilde maken, en dat feministen die sekswerkers steunen de weg kwijt zijn.

Dat klinkt verontrustend, maar toch voel ik me vrij opgewekt over Amnesty. Niet dat ik denk dat de organisatie hier niets te verwijten valt. Zo hebben ze nagelaten om in grote, vriendelijke letters ‘GEEN PANIEK’ op de cover van hun resolutie te zetten. Een onverstandige beslissing van ze; wie weet waren voornoemde feministen dan wat minder van de leg geweest.

Misschien waren ze zelfs voldoende gekalmeerd om op te merken wat er níét in de resolutie stond: dat hoerenlopen een mensenrecht moet zijn. Dat stond trouwens ook niet in de eerder uitgelekte versie; de versie waaruit Drayers column toch die conclusie trok. Drayer citeerde ter onderbouwing een passage waarin Amnesty beredeneert dat het criminaliseren van mensen die seks kopen een schending kan betekenen van hun recht op privacy, vrij meningsuiting en gezondheid. ‘Zouter heb ik in het in lang niet gegeten’, stelt ze.

Hier treedt echter een probleempje op in de column, want uit Amnesty’s redenering volgt – qua wetten der logica – niet dat hoerenlopen een mensenrecht zou zijn. Er staat enkel dat lieden die seks kopen mensenrechten hebben, wat echt iets anders is. Het is bovendien logisch dat ze die hebben; in de bijbehorende Universele Verklaring staat immers niet ‘Alle mensen… (PS Behalve hoerenlopers)’.

Bovendien blijkt de redenering in kwestie slechts een voetnoot te zijn; even terzijde een samenvatting van een eerder standpunt van Amnesty over het Zweedse model. Deze voetnoot over oud beleid in een voorlopig document was bovendien een tikkie selectief geciteerd. Iets verderop, wel in de lopende tekst, stond een passage van dezelfde strekking. Het ging over hoe het uiten van seksualiteit, bijvoorbeeld bij een sekswerker, bevorderlijk is voor de levensvreugde en gezondheid. Maar daar luidt de conclusie van Amnesty: ‘De inmenging van de staat met hoe een volwassene van plan is seks te hebben met een andere instemmende volwassene is daarom een opzettelijke inmenging in de autonomie en gezondheid van die persoon.’ Een prima en niet bijster zout principe, lijkt me; ik kan me niet voorstellen dat er feministen zijn die willen dat Vadertje Staat bij ons in bed kruipt.

Beide passages stonden trouwens niet in de uiteindelijke resolutie. Wel allemaal andere buitengewoon vreselijke dingen, zoals dat landen hun best moeten doen om te zorgen dat sekswerkers toegang hebben tot álle mensenrechten, zoals het recht om arbeid en op gezondheid. Schokkend, ik weet het, maar in die Universele Verklaring stond ook al niet ‘Alle mensen… (PS Behalve prostituees)’. Er staat ook in de resolutie dat landen alles moeten doen om uitbuiting en mensenhandel tegen te gaan (schande!). Dat landen de boel economisch, sociaal en cultureel zo moeten regelen dat niemand zich door armoede gedwongen ziet om de prostitutie in te gaan (heel erg!). En dat sekswerkers zélf het beste weten wat er moet gebeuren om hun welzijn en veiligheid te garanderen (revolutionair!).

En wat volgens sekswerkers en Amnesty dus moet gebeuren, is decriminalisatie. Daar hebben ze goede redenen voor; we doen even een kleine bloemlezing. Als prostitutie verboden is, zijn sekswerkers superkwetsbaar. Zo durven ze vaak geen aangifte te doen van verkrachting door klanten. In sommige landen worden ze gechanteerd door corrupte politie-agenten. Of ze worden ‘gered’ en krijgen de keuze tussen opsluiting of kleding naaien tegen een hongerloon, zoals bleek uit een documentaire die VICE News maakte in Cambodja. Zelf als alleen de klant strafbaar is, moeten sekswerkers nog stiekem werken – en dat is minder veilig. En als prostitutie legaal is maar niet gedecriminaliseerd (zoals in Nederland, waar het vak is omgeven door zoveel strikte regels dat sekswerkers weinig vrijheid hebben om hun eigen werkomstandigheden te bepalen, omdat ze al gauw tóch strafbaar zijn) loopt een sekswerker nog steeds risico op exploitatie door bordeeleigenaars, huisjesmelkers enzovoorts.

Het zou pas diep teleurstellend zijn als we deze misstanden gewoon zouden laten bestaan. Dus ben ik blij met Amnesty en trots op alle working girls die maar blijven strijden voor rechten en veiligheid. Verder zie ik geen reden tot paniek. Want laten we wel wezen: hoe kunnen feministen nou tegen rechten voor vrouwen zijn?

Bronnen:

Resolutie Amnesty: http://www.amnesty.org/policy-on-state-obligations-to-respect-protect-and-fulfil-the-human-rights-of-sex-workers/

Eerder uitgelekte versie: http://www.scribd.com/doc/202126121/Amnesty-Prostitution-Policy-document#scribd

Toelichting van Amnesty op nieuwe policy: http://www.amnesty.org/qa-policy-to-protect-the-human-rights-of-sex-workers/

Documentaire VICE News: van sekswerker naar kledingmaker in Cambodja http://www.vice.com/video/the-high-cost-of-cheap-clothes-198

Forse internationale kritiek van feministen: http://www.volkskrant.nl/buitenland/ook-de-sekswerker-heeft-rechten~a4118392/

Column Elma Drayer: http://www.volkskrant.nl/opinie/amnesty-laat-zich-inpakken-door-happy-hookers-van-de-sekswerkerslobby~a4114982/

Risico’s van legalisering zonder decriminalisering: https://ashatenbroeke.nl/2015/04/08/maak-seks-werk/

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.