Wanneer voelde u zich voor het laatst helemaal veilig? Ik doel niet op de afwezigheid van acuut gevaar, op veiligheid in de zin van ‘ik word momenteel niet ingehaald door een troep hongerige wolven, en nergens is een leeuw’. Het gaat me om die minder dringende maar wel diepe ervaring van veiligheid: het gevoel dat je, zelfs als onverhoopt alles in de soep loopt, zelfs als je er een potje van maakt, zelfs als op een dag blijkt dat je werkloos, ziek en blut bent, dat je zelfs dan geborgen bent. Het besef van veiligheid, van bestaanszekerheid, dat voortkomt uit de wetenschap dat er in onze samenleving een grens is aan hoe ver je kunt vallen.
Ik vraag me dat af, omdat politici en bestuurders al jaren rommelen met die grens. Door de teloorgang van de sociale woningbouw kunnen arme mensen niet meer rekenen op een betaalbaar huis. Het is ongewis of je suïcidale kind op tijd de juiste hulp krijgt. Of je volgend jaar nog een baan hebt? Joost mag het weten. Zelfs stromend water is geen zekerheid meer, las ik deze week op De Correspondent. Mensen die hun waterrekening niet kunnen betalen mogen best worden afgesloten, vindt het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ze kunnen ook wel af met – ik verzin dit niet – een waterzak.
De gevolgen van dat bestaanszekerheid-geknaag beginnen zich af te tekenen. Vorige week kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met het rapport De val van de middenklasse?. Er is geen sprake van een uitholling van die middenklasse, stelden de onderzoekers vast. Of althans, niet in financiële zin: er zijn geen massa’s mensen die zoveel aan levensstandaard moeten inleveren dat ze aan de onderkant uit de middenklasse donderen.
Geestelijke uitholling is er wel. De onderzoekers spreken op Sociale Vraagstukken over ‘flexibilisering van werk’, ‘de verminderde bescherming door een terugtrekkende overheid’, en hoe ‘uit gesprekken met groepen met een middeninkomen het aspect van onzekerheid naar voren komt als een dominant kenmerk van hun positie.’
Het is beleidstaal voor een zeer emotionele aangelegenheid. Door met onze vangnetten te rotzooien, er gaten in te knippen en scheuren in te laten ontstaan, is de staat onder onze huid gekropen. Bestuurders zijn erin geslaagd om het gevoel van diepe veiligheid te vervangen door een besef van kwetsbaarheid. Op weinig manieren zijn we zo intiem met de overheid verbonden als door dit gevoel. Het politieke is bijna te persoonlijk.
Dat geldt des te meer omdat zulke onzekerheid een goed leven in de weg staat. Neem die ‘flexibilisering van werk’. Volgens socioloog Richard Sennett leidt dat tot een leven van ‘permanente voorwaardelijkheid’. ‘Samenwonen, een huis kopen, kinderen krijgen: het wordt noodgedwongen uitgesteld. Uiteindelijk pakt dat desastreus uit voor ons wezen zelf, ons karakter.’ Dat blijkt ook uit een ander WRR-rapport, dat in februari verscheen. Tijdelijke contracten werken verlammend en maken mensen onzeker, was de conclusie. WRR-onderzoeker Monique Kremer zei toen in deze krant: ‘Hoe meer zekerheid mensen hebben, hoe meer risico’s ze durven nemen.’
Hoever zou dit effect reiken? Dinsdag schreef Roxane van Iperen in haar Vrij Nederland-column over de verharde meningencultuur in ons land. ‘De loopgraven waarin we ons verschansen worden dieper en dieper, en de mensen die het niet met ons eens zijn verworden in ons hoofd van dom, tot krankzinnig, tot de regelrechte vijand.’ Ik vraag me af: zou dat fanatieke verlangen naar intellectuele zekerheid een reactie zijn op het verdwenen gevoel van bestaanszekerheid?
De vraag alleen al stemt me triest. Immers, zoals Van Iperen schrijft: ‘Het openstaan voor nieuwe feiten, de zoektocht naar alternatieve scenario’s, het durven terugkomen op eerdere conclusies: het is niet alleen de basis voor goede wetenschap en eerlijke rechtspraak, maar voor iedere vorm van vooruitgang.’ En voor een bloeiend en rijk innerlijk leven, zou ik daar aan toe willen voegen.
Boven de column van Van Iperen stond een prachtige kop: ‘De zekere mens is een dwaler’. Het verwoordt de paradox waar ook Kremer over sprak: om onzekerheid in hun leven te kunnen omarmen hebben mensen zekerheid van bestaan nodig. Om te kunnen dwalen, twijfelen, gokken, genieten, falen, om iets te durven, om echt ten volle te leven, is het gevoel van diepe veiligheid een voorwaarde. ‘Ergens weten we dat allang’, zei Kremer. ‘Dat is waarom we een verzorgingsstaat hebben opgericht.’
Het is tijd dat politici onze vangnetten gaan herstellen. Zonder geborgenheid kunnen we niet ademhalen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.