‘From the river to the sea, Palestine will be free’, riepen we afgelopen zaterdag in Deventer bij een kleine demonstratie uit solidariteit met de Palestijnen in Gaza. In weerwil van de motie die gisteren door rechtse partijen werd aangenomen in de Tweede Kamer gingen geen van de bordjes, speeches of gesprekken over de vernietiging van de staat Israël. Wel over vrede, een einde aan de bombardementen, aan de bezetting, aan de apartheid. Kortom: over mensenrechten.
Ik stond daar omdat ik blijkbaar ineens in een land leef waarvan de regering een staat steunt die op een gruwelijke massaslachting door terroristen reageert door twee miljoen burgers af te sluiten van drinkwater, voedsel, medicijnen en brandstof, en dat zelfverdediging noemt. Een staat die ziekenhuizen, scholen, woningen, markten en vluchtelingenkampen bombardeert en zegt dat dat uit zelfbehoud is. Een staat die al bijna 3000 kinderen in Gaza vermoordde en claimt dat ze dit doet om zichzelf te beschermen.
Er is vooralsnog geen enkel teken dat het Israëlische leger zal stoppen met oorlogsmisdaden plegen voor Gaza compleet verwoest is en haar inwoners dood zijn of gevlucht. Dat betekent dat wij als land op dit moment instemmend getuige zijn van een etnische zuivering. Hoe afschuwelijk het geweld van Hamas ook was: voor genocide is nooit een excuus.
Wie meer schrikt van die woorden dan van de daden van het leger, herinner ik graag aan de taal die de Israëlische regering zelf bezigt. ‘We vechten tegen menselijke beesten en we zullen ons daarnaar gedragen’, zei de minister van Defensie. Het X-account van de premier plaatste – en verwijderde – een bericht over ‘een strijd tussen de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis, tussen menselijkheid en de wetten van de jungle.’
Oftewel: Palestijnen zijn geen mensen. Er zijn nauwelijks gevaarlijker woorden.
Gelukkig zijn de woorden van de staat Israël niet meer de enige die ons bereiken. Vanuit Gaza sturen Palestijnen noodkreten. Zoals Mahmoud Hanouq, vlak voordat hij gedood werd door een luchtaanval: ‘Mijn hart kan dit niet meer aan. We worden afgeslacht, etnisch gezuiverd, genadeloos gebombardeerd.’ Journalist Mariam Barghouti: ‘Ik weet niet hoeveel rouw we kunnen verdragen. I don’t know what’s left to kill.’
En ook buiten Gaza spreken mensen zich uit. Wereldwijd gingen de afgelopen weken honderdduizenden mensen de straat op. ‘De retoriek die we nu van de Israëlische regering zien komen is genocidaal’, zei een Joodse vrouw tijdens een protest in New York. ‘Vergis je niet. Als Joden herkennen we het. En als Joden weten we dat dit betekent dat we ons, ondanks onze rouw, moeten uitspreken. We moeten ons uitspreken omdat we weten waar dingen zeggen als ‘menselijke beesten’ wanneer je praat over een compleet volk bombarderen – we weten waar dat toe leidt.’
Sonja Barend zei aan een talkshowtafel: ‘Natuurlijk moet je Hamas bestrijden. Maar moet dat zo? Het moet in ieder geval niet zo.’ Bij een demonstratie in Rotterdam hield iemand een bord omhoog: ‘Ik eer mijn Joodse voorouders door te vechten tegen genocide en onderdrukking.’ De Joodse activist Ariel Gold zei op X: ‘We herkennen genocide wanneer we het zien. We zien het nu in Gaza. ‘Nooit meer’ geldt voor iedereen. ‘Nooit meer’ is nu.’
Bij het protest in Deventer krijgt een man het woord. Hij zou iets in het Arabisch zeggen, maar besluit zijn toespraak in het Engels te geven. We zijn maar zo’n klein stipje in het universum, zegt hij – waarom verdoen we onze tijd met grenzen? Waarom denkt Israël dat ze land kunnen bezetten?
Hij ziet een wereld voor zich waarin niemand land bezet of bezit. Een wereld zonder muren of grensposten, waarin er vrede, vrijheid en gelijkheid is voor iedereen. Zijn handen trillen van emotie, hij verheft zijn stem. We weten niet wie de schepper van het universum is, zegt hij. Maar we weten wel dat we allemaal buren zijn, op het land, op onze kleine stip. We zijn allemaal mensen. We zouden als vrienden kunnen samenleven.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.