dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ik zeg vaak fuck. Ik vind dat de staat van de wereld daar aanleiding toe geeft. Hongarije neemt een anti-homowet aan. Fuck. Een fascistische engnek gebruikt zijn positie als Kamerlid om schrijfster en ambtenaar Nikki Sterkenburg tot doelwit te maken omdat haar boek over extreem-rechts Forum voor Democratie onwelgevallig was. Fuck. Corona was een klap voor vrouwenrechten: tijdens de lockdowns was er wereldwijd een toename van geweld achter de voordeur, na de pandemie gaan 11 miljoen meisjes misschien nooit meer terug naar school. Dubbel fuck.

Maar waar ik aanstoot neem aan onrecht, nemen anderen aanstoot aan mijn gekaffer. Met name mannen klagen op Twitter regelmatig dat ik niet zo grof moet doen. Het is ondamesachtig, zeggen ze; puberaal, onbeschaafd. Mijn suggestie om me gerust te blokkeren, leggen ze naast zich neer. Het punt is blijkbaar niet dat zij het niet willen horen. Het punt is dat ik het niet mag zeggen.

Dat vind ik interessant. Ik lees een Aeon-essay van filosoof Rebecca Roache. Zij maakt onderscheid tussen godslastering (akelig voor luitjes die geloven in een eerbiedwaardig opperwezen), slurs (scheldwoorden die minachting of haat voor een hele groep uitdrukken, zoals ‘zeikwijven’ of het n-woord) en meer algemene vloeken, ‘vaak met een seksueel of toiletgerelateerd thema’ (zoals fuck). Het probleem met die neuk- en pleevloeken is volgens Roache niet zozeer dat ze intrinsiek boosaardig of zedenkwetsend zijn, maar dat er over die woorden de maatschappelijke afspraak bestaat dat ze niet netjes zijn en dat we ze daarom niet gebruiken. Doet je dat toch, dan laat je weten schijt te hebben aan dit sociale contract en daarmee ook aan de gevoelens van mensen die wel hechten aan onze regels over welvoeglijke taal.

Dit is voor vrouwen een grotere overtreding dan voor mannen. Dames worden immers per extrabelegen stereotype geacht aardig en wellevend te zijn, waar heren vanwege mottenballenidealen over stoerheid en kracht best even met de verbale spierballen mogen rollen. Zo wordt er door mannelijke auteurs heel wat afgesakkerd. Ik citeer Jan Cremer: ‘Motherfuckers! Krijg de pleuris en de grafkanker’. Maar toen Dichteres des Vaderlands Lieke Marsman minister De Jonge vorige maand vanwege zijn toen nog apenballen-zuigende vaccinatiebeleid een ‘lachend bord pap’ noemde, was Twitter te klein. Marsman schreef in haar blog: ‘Al bij het eerste kleine beetje protest moeten de mevrouwtjes de dichteressen een toontje lager zingen: hier hebben we ze niet voor betaald!’

Marsman noemde deze oproep om het toch vooral ‘fatsoenlijk te houden’ terecht paternalistisch en voegde eraan toe dat veel regeringsbeleid misschien niet in woord maar wel in daad verschrikkelijk onfatsoenlijk is geweest. ‘Er stonden zo weinig scheldwoorden in de brieven die de belastingdienst verstuurde. En Hugo de Jonge had zo’n keurig jasje aan toen hij mensen met ernstige aandoeningen stilzwijgend steeds verder naar achter in het vaccinatieschema schoof’.

Sander Schimmelpennick stelde naar aanleiding van het Sterkenburg-incident: ‘Fatsoen moet niet draaien om de vorm, maar om de inhoud. Schelden of oprechte woede zijn niet half zo erg als extreemrechtse hitserij.’ Ik zou verder willen gaan: als het onverteerbare zich vermomt als fatsoen, is onfatsoen het beste antwoord.

Dat vindt ook schrijfster Mona Eltahawy. In onder meer haar boek The seven necessary sins for women and girls stelt ze dat racisme aanstootgevender is dan het woord fuck; armoede is aanstootgevender dan het woord fuck; de onderdrukking van vrouwen is aanstootgevender dan het woord fuck.

Het is belangrijk, benadrukt ze, dat we begrijpen dat staan op decorum niets anders is dan een manier om de status quo te bewaken. ‘Of we nu worden aangespoord om wellevend te doen tegen racisten of beleefd tegen het patriarchaat, het doel is hetzelfde: om de macht van de racist .. en het patriarchaat te behouden.’ Vloeken noemt ze een essentiële vorm van verzet, een hoognodige verstoring van de regels die vooral rijke witte mannen dienen, ‘het verbale equivalent van burgerlijke ongehoorzaamheid’.

Laten we dus vooral fuck zeggen. Elf procent van de studentes wordt verkracht. Fuck. De secretaris-generaal van de VN is bang dat we de ‘point of no return’ aan het bereiken zijn in de klimaatcrisis. Fuck. Door het onmenselijke Europese vluchtelingenbeleid verdrinken er nog steeds kinderen in de Middellandse zee. Fuck. Fuck. Fuck.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.