dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Het idee m/v’ verscheen in juni 2010. In het boek maak ik gehakt van het ouderwetse idee dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus omdat hij in de oertijd uit jagen ging terwijl zij met de kindekes in een grot zat. In plaats daarvan vertel ik een verhaal over de enorme invloed van culturele stereotypen: niet alleen op mannen en vrouwen, maar ook op de manier waarop we over de seksen denken. Het boek werd uitstekend ontvangen. Er kwam al snel een tweede druk en sinds najaar 2011 is er een midprice editie. Vrij Nederland riep ‘Het idee m/v’ uit tot een van de 20 beste non-fictieboeken van 2010. Dit vonden andere media ervan:

 

“Verplichte kost” – De Volkskrant

“Met illustratieve onderzoeken en kleurrijke omschrijvingen van wetenschappers blaast Ten Broeke droge wetenschap leven in en maakt ze die zelfs spannend. De vlotte en frisse stijl doet denken aan de boeken van filosoof Bas Haring; wetenschap is leuk! (…) vaak heel geestig (…) een aanrader voor vrouwen én mannen.” – Nu.nl (vier sterren)

“Ten Broeke’s kritische blik dwingt je om verder te kijken dan je evolutionaire neus lang is.” – Psychologie Magazine

“(…) vol eye-openers voor de miljoenen mensen die achter de Mars- en Venusprofeten aanlopen.” – Noorderlicht, VPRO

“In de vastgeroeste discussie over evolutie versus opvoeding als verklaring van man-vrouwverschillen, ontwikkelde wetenschapsjournalist Asha ten Broeke (27) een verfrissende ‘derde weg’” – Opzij

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ouders opgelet!’ is de vertaling van het boek ‘Nurture shock’ van Po Bronson en Ashley Merryman. Omdat het oorspronkelijke boek soms te zeer Amerikaans gericht was, heb ik het boek bewerkt voor de Nederlandse markt. Ik voegde aan het hoofdstuk over praten over huidskleur onder meer een aantal paragrafen toe over de discussie rondom zwarte piet als zwarte knecht van een witte heer. Voor het hoofdstuk over kleuter-IQ-tests in het onderwijs (in de VS een heel normaal verschijnsel) dook ik in de beleidsstukken en ontdekte ik dat er ook in Nederland plannen zijn om zoiets in te voeren. Ik verklap alvast dat dit volgens Bronson en Merryman een slecht idee is.

Flaptekst:
In Ouders opgelet!worden baanbrekende, nieuwe inzichten geboden over de psychologie van het opvoeden. Op vlotte wijze en aan de hand van anekdotes behandelen de auteurs onderwerpen zoals:* Waarom hebben complimenten vaak een averechtse werking?
* Hoe komt het dat ouders onbewust hun kinderen leren discrimineren?
* Hoe kun je het beste omgaan met rebelse tieners?
* Waarom liegen kinderen?
* Wat is het verband tussen slaapgebrek, overgewicht en schoolprestaties?
* Wat moet je doen als broers en zussen voortdurend ruzie maken?
* Kun je een kind zelfbeheersing bijbrengen?
* Hoe help je een kind het best met leren praten?

De antwoorden op deze vragen zijn vaak tegenintuïtief: veel van onze algemeen geaccepteerde wijsheden blijken door de wetenschap achterhaald. Ouders opgelet! biedt talrijke handvatten voor het opvoeden van kinderen, maar bovenal een meer begripvolle manier om met ze om te gaan.

 

PS Ik vind de titel ook niks ;)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De fraude van sociaal psycholoog Diederik Stapel heeft niet alleen gevolgen voor hemzelf en zijn collega-onderzoekers. Ineens geldt de hele psychologie als een verdachte wetenschap. Arnon Grunberg noemde het in de Volkskrant zelfs ‘de voortzetting van de romankunst met andere middelen’. Klopt dat beeld? Vijf kritische vragen.

Kunnen we de psychologie wel opdoeken?
Psychologie beslaat veel deelgebieden. Zo brengt de sociale psychologie in kaart hoe mensen elkaar beïnvloeden. Wat gebeurt er bijvoorbeeld onder groepsdruk? In de klinische psychologie wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de beste behandeling voor depressie. Andere belangrijke vakgebieden zijn de neuropsychologie, arbeids- en organisatiepsychologie en ontwikkelingspsychologie. Dat de sociale psychologie in opspraak is, wil dus niet zeggen dat de héle psychologie in de uitverkoop kan.

Hoe wetenschappelijk zijn de methoden van de sociale psychologie?
Het experiment is hier de belangrijkste onderzoeksmethode. In een goed opgezet experiment neem je een grote groep mensen, die je op basis van toeval in tweeën deelt. De ene groep stel je bloot aan een experimentele manipulatie. Je laat ze bijvoorbeeld een schokkend plaatje zien, waardoor ze zich naar gaan voelen. Bij de controlegroep verander je niets. Vervolgens kijk je of de groepen verschillen: gedraagt de eerste groep zich socialer? Dan heb je een grote kans dat dat komt door de manipulatie. Bij een goed experiment weten degenen die het effect vaststellen niet wie welke manipulatie heeft ondergaan, zodat ze de proefpersonen niet onbewust kunnen beïnvloeden. Ook weten de proefpersonen niet waar het experiment over gaat.

En als er een effect wordt gevonden, is dat dan ‘hoe het zit’?
Zeker niet. Een effect ‘telt’ pas als het ook door andere psychologen kan worden aangetoond ofwel gerepliceerd. Belangrijk zijn daarom reviews of meta-analyses. Daarin worden alle onderzoeken naar een bepaald onderwerp bij elkaar genomen; wijzen ze allemaal in dezelfde richting? Op die manier sluit je uit dat een eerder gevonden effect toch door toeval was veroorzaakt. Vaak komen conclusies echter al in het nieuws voordat een onderzoek door andere psychologen is gerepliceerd. Stapels beruchte vleesonderzoek kwam zelfs al in de media voordat er überhaupt was gepubliceerd. Hierdoor miste het de fase van de peer review, waarin een artikel voor publicatie eerst door een aantal kritische collega’s wordt gelezen.

Dus Diederik Stapel wilde te graag scoren?
Zeker. Maar vrijwel alle wetenschappers staan onder druk om met opzienbarende resultaten te komen. Het is goed voor je carrière om in toptijdschriften te publiceren, en universiteiten zien graag mediageniek onderzoek. Onderzoeker Jelte Wicherts van de Universiteit van Amsterdam ontdekte dan ook dat in 17 tot 19 procent van de psychologische publicaties een statistische ‘fout’ was gemaakt die in het voordeel was van de psycholoog in kwestie. Maar andere vakgebieden bleken er evenmin vrij van: in de medische wetenschap werd bijvoorbeeld 10 tot 14 procent ‘fouten’ gevonden.

Dus psychologisch onderzoek is nog niet afgeschreven?
Het is zeker (nog) geen perfect systeem. Daarom wordt er nu veel gediscussieerd over manieren om onderzoek minder fraudegevoelig te maken, bijvoorbeeld door de data openbaar te maken. Uiteindelijk blijft systematisch wetenschappelijk onderzoek toch de beste methode om iets te weten te komen over waarom we doen wat we doen, en zijn wie we zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op de keper beschouwd is Sinterklaas een merkwaardig feest. Allerlei dingen die de rest van het jaar ongehoord zijn, blijken onder de noemer ’traditie’ niet alleen acceptabel maar zelfs aanbevelenswaardig.

Zoals feit en fictie door elkaar halen (“Nee, lieverd, mensen worden geen vijfhonderd jaar, maar voor de Goedheiligman maakt de evolutie/God een uitzondering”), liegen dat het gedrukt staat (“Sinterklaas bestaat echt. Ik weet dat hij op de buurman lijkt, schatje, maar dat is toeval”), en feestelijk aanzien hoe zwarte mensen de knechten zijn van een blank heerschap.

Vooral dat laatste was de afgelopen week in het nieuws, nadat de politie hardhandig vier mannen oppakte die volkomen terecht het punt maakten dat Zwarte Piet een nogal racistisch instituut is. Ongeacht de oorspronkelijke herkomst van de domme knecht, is het overduidelijk dat de hedendaagse Piet een zwart persoon is in karikatuur.

Niks zwarte geesten, schoorsteenvegers of raven van Wodan. Met de gouden oorringen, kroeshaarpruik en dikke rode lippen is het alsof hij zo uit een ouderwetse en nu met reden politiek incorrect verklaarde editie van Sjors en Sjimmie is gelopen.

Dat sommige zwarte mensen hier hevig aanstoot aan nemen is op zichzelf afdoende reden om de hele traditie te heroverwegen, temeer omdat die aanstoot een rechtstreeks gevolg is van het feit dat onze voorouders hun voorouders als slaven hebben verhandeld. Maar daar hebben we het liever niet over: slavernij is zo’n ongezellig onderwerp, zeker tijdens de feestdagen. Hetzelfde geldt voor nare zaken als ras.

Liever dan aan de keukentafel met de kinderen een gesprek voeren over hoe de relatieve bruinheid van je huid niets zegt over je verdere voorkeuren of vaardigheden, verklaren de meeste mensen het onderwerp taboe, in de hoop dat de vruchten van hun lendenen automatisch kleurenblind en tolerant opgroeien.

Dat zwijgen is geen goed idee, schrijven Po Bronson en Ashley Merryman in het boek ‘Ouders opgelet’. Kinderen zijn namelijk niet gek: huidskleur is een kenmerk dat nogal in het oog springt, en kleine mensen hebben net als grote mensen een enorme behoefte om te categoriseren: ik, wij, zij.

Uit een experiment van de Amerikaanse wetenschapper Rebecca Bigler blijkt hoe sterk die neiging is. Zij deelde op een basisschool willekeurig rode en blauwe T-shirts uit aan de leerlingen. Ze zei er niets bij, de leraren noemden de shirtkleur niet en maakten er ook geen onderscheid naar. Toch bleek al snel dat de roden het liefst met de roden speelden, en de blauwen het liefst met de blauwen.

De kinderen kregen ook uit het niets T-shirt gerelateerde vooroordelen. Wanneer een ‘rood’ kind werd gevraagd hoeveel van de andere roden aardig waren, zei hij: “Allemaal”. En de blauwen, zijn die ook aardig? “Sommigen.”

Racisme is blijkbaar iets waar je als ouder actief omheen moet klussen. Staan lachen terwijl Sinterklaas heer en meester speelt over een stel domme Pieten lijkt me daarbij een heel slecht begin, net als onder het mom van gezelligheid negeren hoe groepen Nederlanders zich gekwetst voelen door een kinderfeest met foute kantjes. Is dit wat we kinderen willen bijbrengen? Dat de gevoelens van een zwarte minderheid moeten wijken, omdat de traditie voor ons zo leuk is? Ik hoop het niet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk heb ik gewoon een goede beurt nodig. Dan zou ik ook niet zo’n de behoefte hebben om dwarse columns te schrijven. Dat was althans de conclusie van de reaguurders op de website GeenStijl.nl, alwaar mijn column over Diederik Stapel vorige week van tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend commentaar werd voorzien. Als ik had gedeugd als vrouw, zo begreep ik uit de reacties, was ik wel een lekker wijf geweest in plaats van dikke, lelijke mannenhaatster. In welk geval ik uiteraard de hele dag in een seksueel bevredigende negligé gebruik had staan maken van mijn enige recht: het aanrecht. Nimmer had ik de aanvechting gevoeld om me ergens over uit te spreken.

Van collega’s en vrienden kreeg ik na het GeenStijl-bericht het advies om me voorlopig maar even gedeisd te houden. Reacties en e-mails als “Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf” moet ik me maar laten welgevallen, uit angst voor meer.

Dat klinkt verstandig, ware het niet dat onze moeders natuurlijk niet die hele tweede feministische golf op poten hebben gezet zodat wij ons kunnen laten bangmaken door een stel misogynisten. Ik ben niet de enige die dat vindt. Anderhalve week geleden sprak een groep Britse vrouwelijke bloggers en journalisten zich in The Observer uit tegen vrouwenhaat op internet. Zoals Laurie Penny van The Guardian, die de aanvallen op haar uiterlijk spuugzat is. Het idee dat een vrouw seksueel aantrekkelijk moet zijn om serieus genomen te worden, wordt al een paar honderd jaar gebruikt om vrouwen te beschimpen en weg te zetten, zegt Penny. Het internet maakt het gewoon gemakkelijker voor de jongen in de eenzame slaapkamer om mee te doen aan dit getreiter.

Dat getreiter neemt vrijwel altijd dezelfde vorm aan, weet Caroline Farrow, een katholieke blogger. Ze krijg elke dag e-mails van mannen die zeggen haar te komen verkrachten. Het risico dat iemand daadwerkelijk langskomt om de daad bij het woord te voegen acht ze klein. Maar, zo stelt feminist en schrijver Susie Orbach terecht: de dreiging met seksueel geweld is in zichzelf gewelddadig, en heeft geen enkel doel dan vrouwen de mond te snoeren.

Hoewel dreigen met verkrachting een uitzondering is, is die mondsnoerneiging niet per se een randverschijnsel. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat een kwade vrouw als te emotioneel wordt weggezet, terwijl woede bij mannen als logisch gevolg van de situatie wordt gezien. Sterke vrouwen, zo vindt de gemiddelde proefpersoon, zijn niet aardig genoeg voor een baan, te kattig om een goede manager te zijn, en te uitgesproken om serieus te nemen.

Al deze vooroordelen worden op internet vrijelijk gekoesterd door mannen die de vrouwenemancipatie blijkbaar emotioneel niet aankonden. Wanneer een vrouw zich uitspreekt dient de aandacht dus onmiddellijk verlegd te worden van de inhoud naar het uiterlijk of seksualiteit van de spreekster – GeenStijl, dé pleisterplaats voor emancipatiepaniek, voorop. Zo ontstaat een sfeer waarbinnen “ik kom je neuken” acceptabel wordt. De juiste reactie hierop lijkt me niet een stilzwijgend ondergaan van alle hatelijkheden. Ik laat me niet bangmaken en ik laat me niet de mond snoeren. Basta.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Twee keer in mijn leven ben ik dun geweest: nadat mijn ouders uit elkaar gingen en toen mijn eerste serieuze relatie op te klippen liep. Ik ben een emotie-niet-eter: hoe meer ik voel, hoe minder ik door mijn keel krijg. Dit is een normale fysiologische reactie, ontstaan tijdens onze evolutie. Een voorouder die in tijden van prehistorische paniek – help, een hongerige sabeltandtijger, kijk uit, een uitbarstende vulkaan – stopte voor een lekkere snack, zal in de strijd om het voortbestaan geen hoge ogen hebben gegooid.

Miljoenen jaren aan evolutie ten spijt ziet onderzoeker Tatjana van Strien het toch anders: dikke mensen eten juist meer als ze stress of narigheid tegenkomen in hun leven. Emotie-eten heet dit, en ruwweg de helft van de overgewichtige medemens heeft er volgens Van Strien last van. De oorzaak ligt vrijwel altijd in de jeugd, zegt ze. Ouders gaan steeds zomaar scheiden, of moeder was een kille, en daardoor raakten wij dikkerds in onze jeugd angstig gehecht. Dat zorgt er weer voor dat we niet in contact staan met ons innerlijke gevoelsleven, zodat we bij eventueel onbehagen in plaats van een oplossing liever een stroopwafel zoeken.

In de Trouw van afgelopen vrijdag krijgt ze voor die zienswijze steun uit onverwachte hoek: op de pagina ’s Religie en Filosofie betoogt ‘lijnen met God’-goeroe Geneen Roth dat overgewicht komt door gebrek aan contact met onze authentieke kern, wat leidt tot een ontroostbare innerlijke leegte die – ik verzin dit niet – slechts opgevuld kan worden met het voelen van je levenspijn en een betere relatie met de Lichtende Genegenheid.

Nu staat het natuurlijk iedereen vrij om een bloemrijke theorie op te dissen over de oorzaken van zwaarlijvigheid in de westerse samenleving, maar het gaat wel erg ver om de helft van alle bmi-25-plussers als emotioneel gehandicapt te bestempelen en zonder verdere nuance naar de psycholoog (of God) te verwijzen.

De neiging om de oorzaak van overgewicht toe te schrijven aan een gebrekkige emotionele ontwikkeling is niet nieuw. In de jaren vijftig en zestig waren psychoanalytici hier uitermate bedreven in. Ze werden echter ingehaald door de wetenschappelijke realiteit toen bleek dat obese mensen helemaal niet meer psychische problemen hebben dan anderen. Ook qua persoonlijkheid zijn er geen verschillen. Klaarblijkelijk valt het reuze mee met die innerlijke leegte en angstige hechting.

Het is bovendien maar de vraag of emotie-eten wel echt bestaat. Onlangs ontdekten wetenschappers van de Universiteit Utrecht dat wanneer je een emotie-eter enigszins over de rooie helpt door ze te vertellen dat ze een opdracht hebben verprutst, ze daarna helemaal niet extra gaan eten. Emotie-eten is dus geen onontkoombare psychologische reactie, maar eerder onderdeel van een cultureel ritueel waarbij je jezelf na een rotdag een emotie-eet-excuus geeft om thuis op de bank troost te zoeken in een hoge dosis cacaofantasie. Niets van dit alles is overigens exclusief voorbehouden aan mensen met overgewicht.

Van Strien en Roth hebben het gepresteerd om een extra stigma op de schouders van dikke mensen te laden door een niet-bestaand probleem te voorzien van een niet-bestaande oorzaak. Een kunst op zich. En dan zeggen ze dat ik een psycholoog nodig heb.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.