dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Honderdduizend harde euro’s. Die kunnen medisch specialisten die in het ziekenhuis werken krijgen van minister Schippers, vertelde ze vorige week in een interview in deze krant. Het enige wat de artsen hoeven te doen is hun werk niet langer als zelfstandige uit te voeren, maar in loondienst. De reden: onzelfstandige artsen zijn een stuk goedkoper. Niet supergoedkoop, trouwens, want het gemiddelde jaarsalaris van een specialist in loondienst is nog steeds 140.000 euro bruto. En daarnaast mogen de artsen nog individueel met de directies van hun ziekenhuizen onderhandelen over extra geld, bijvoorbeeld ter compensatie van het bedrag dat ze ooit hebben neergelegd toen ze de praktijk van hun voorganger overnamen. Niemand hoeft dus de bedelstaf te vrezen, en Schippers benadrukt ondertussen ook nog zeer vriendelijk dat het hier gaat om een stimulans: ‘Ik dwing niets af.’

Met de zzp’ers die in de thuiszorg voor terminale patiënten werken, werd niet uitgebreid onderhandeld. En ze werden ook niet liefdevol gestimuleerd met honderdduizend euro. Minstens 1200 van hen zijn van de ene op de andere dag brodeloos gemaakt door de Belastingdienst, die lang een constructie gedoogde waarin de zzp’ers in onderaanneming voor doodzieke mensen zorgden, en toen opeens zonder enige vorm van overleg niet meer. Eén van de gedupeerden, Liesbeth van Wijk, zei in Nieuwsuur: ‘Ik snap er werkelijk niets van. Ik doe dit werk al jaren, nooit problemen. Ik heb zeven opdrachtgevers en nu ineens zegt de Belastingdienst dat ik een schijnzelfstandige ben.’

Terwijl ik dit eigenaardige verschil in behandeling aan het overpeinzen was, dacht ik ineens: van de medisch specialisten is 70 procent man. En van de thuiszorgmedewerkers is 94 procent vrouw. Zou dat er iets mee te maken hebben?

Eerst overwoog ik dat ik leed aan een acute aanval van feministische paranoia, maar toen las ik een stuk dat eerder deze maand in Trouw stond. Daarin waarschuwde de Nederlandse Vrouwenraad dat juist vrouwen de dupe gaan worden van de aanstaande overheveling van onder meer de jeugd- en wmo-zorg naar de gemeente. Die gemeentes moeten immers stevig bezuinigen en er is veel onzekerheid over de hoeveelheid zorg die volgend jaar nodig zal zijn, en dus raken veel mensen – vooral vrouwen – in deze branches hun baan kwijt. Het vacuüm aan zorg dat zo ontstaat moet, in het kader van de participatiesamenleving, met name opgevangen worden door die ‘eigen kracht’ waar politici zo dol op zijn tegenwoordig. En ‘eigen kracht’, zo weten we van hoe het nu al in de mantelzorg werkt, komt veelal van vrouwen.

Er vindt dus een belangrijke verschuiving plaats: werk waarvoor vrouwen eerst betaald werden, moeten vrouwen nu gratis doen. (Iets wat we niet aan medisch specialisten zouden vragen, zelfs niet als we ze een ton geven.)

Die verschuiving van betaald naar gratis zien we trouwens op meer plekken. Bijvoorbeeld bij het sluiten van de verpleeg- en verzorgingstehuizen, omdat ook hulpbehoevende ouderen langer thuis moeten blijven wonen. Raad eens wie hen daarbij gaat helpen. Of neem de kinderopvang: doordat die duurder werd en het aantal kinderen afnam verloren veel leidsters hun baan, maar ouders zijn ondertussen niet minder gaan werken. Dat betekent dat die kinderen door iemand anders opgevangen worden; ik durf de gok wel aan dat dit vooral onbetaalde vrouwen zijn. Nog een voorbeeld: onlangs stelde SER-lid Barbara Braams voor om kraamzorg uit het basispakket te halen. Dat is slecht nieuws voor de tienduizend kraamhulpen (m/v, maar vooral v). Braams had bedacht dat papa wel kan bijspringen, maar als die niet kan, niet wil of er niet is, laat het zich niet moeilijk raden wie er komen kramen.

Vrouwenraad-voorzitter Dorenda Gerts is bang dat op deze manier oude rolpatronen er weer insluipen. Die vrees lijkt me niet onterecht, te meer omdat niemand zich hier erg druk over lijkt te maken. Als we al praten over emancipatie, dan gaat het vaak over het aantal topvrouwen, en over hoe met name witte hoogopgeleide middenklassevrouwen zorg en werk combineren. Over de vrouwen die al deze ambities mede mogelijk maken, de vrouwen die over onze kinderen, ouderen en doodzieken waken, en voor wie zorg gewoon werk is, heeft zelden iemand het.

Deze vrouwen verdienen het niet om bij wijze van bezuiniging en onder het mom van ‘participatie’ via de achterdeur het vrijwilligerswerk in te worden gesluisd. Zij verdienen wel een prominente plek in het maatschappelijk debat, en bovenal verdienen ze het om gewoon netjes betaald te worden. Als minister Schippers medisch specialisten een alleraardigst cadeautje van honderdduizend euro kan aanbieden, dan moet dat toch ook te doen zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel?’ Die vraag zorgde deze week voor een aardig relletje. En wel hierom: hij staat in het maatschappijleerboek Blikopener, dat uitgeverij Malmberg voor het vmbo In in elkaar geknutseld heeft. Iets verderop stelt het boek dat (sommige) Marokkaanse jongens crimineel worden doordat ze spijbelen en op straat rondhangen. Dit alles staat er al sinds 2001, verklaarde de uitgever, en had nog nooit tot commentaar geleid, totdat HP/De Tijd er dinsdag een venijnig stukje over schreef.

Diverse politici raakten hevig van hun theewater. De PvdA besloot Kamervragen te gaan stellen. Ondertussen liet de uitgever weten dat een en ander bedoeld was om ‘jongeren op een open manier over herkenbare maatschappelijke onderwerpen te laten nadenken en discussiëren zonder daar een waardeoordeel over te geven’. Het lijkt me dat zo’n intentie beter uit de verf komt als je in je lesboek wat minder kort door de criminologische bocht gaat, of – om nog eens een dwarsstraatje te noemen – als je vooraf bedenkt dat deze ‘Marokkaanse jongens’ gewoon Nederlanders zijn.

Helaas is dat niet het enige wat er mis gaat. Zo steeg mijn wetenschapsjournalistieke bloeddruk behoorlijk toen ik in Blikopener een pagina aantrof over de verschillen tussen de hersenen van jongens en die van meisjes. Daar las ik de bekende cliché’s: ‘Meisjes hebben meer verbindingen tussen de linker- en rechterhersenhelft. Daardoor zijn ze beter in taal. En kunnen ze ook beter hun gevoelens uiten dan jongens. Jongens hebben een beter ruimtelijk inzicht. Jongens zijn daardoor meestal beter in wiskunde en techniek.’ Naast dit voordeeltje kunnen jongens ook beter darten, inparkeren en plannen maken. Dit laatste in tegenstelling tot de meiden, want – en dit staat er echt – die ‘doen het eerst zus, dan proberen ze het zo’.

Wetenschappelijk gezien variëren deze wijsheden van gillende onzin tot zeer twijfelachtig. Neem die verbinding tussen de hersenhelften. Die heet het corpus callosum en blijkt inderdaad in sommige studies kleiner in mannen dan in vrouwen. Maar dat zijn toevalstreffers, het soort grote-stappen-snel-thuis-nepresultaten die je soms krijgt als je te weinig mensen in je hersenscanner duwt, stelden onderzoekers vast toen ze in 2008 een groot aantal studies samen analyseerden. In 2013 kwamen er aanwijzigingen dat het wellicht zelfs andersom is: als je netjes compenseert voor het feit dat mannen gemiddeld een iets groter brein hebben dan vrouwen, dan is het heren-corpus wat flinker dan dat van de dames.

Ook op het jongensvoordeel in ruimtelijk inzicht is wel wat af te dingen. Zo blijkt dat je dit keiharde sekseverschil veel kleiner kunt laten worden of zelfs kunt laten verdwijnen met de meest lullige ingrepen: door mee te nemen hoeveel computerspelletjes iemand speelt, of door proefpersonen een kwartiertje te laten oefenen, of door in de standaardtest het tetrisblokje te vervangen door een organisch gevormd poppetje. Zogenaamd diep in het brein ingebakken sekseverschillen in wiskundevaardigheden blijken goeddeels te verdwijnen wanneer in een land de emancipatiegraad toeneemt.

Ondanks de feiten doen neuromythes (m/v) het goed in het onderwijs. Adviesbureau Onderwijs Maak Je Samen – volgens hun website zowel inspirerend als gebruik makend van ‘wetenschappelijk gebaseerde kennis’ – heeft bijvoorbeeld een hele pagina over jongens-meisjesverschillen. Er worden trainingen aangeboden van dik 400 euro, en men kan er een blauwe en een roze poster downloaden over hoe jongens en meiden werken, met daarop onder meer die kullebul over die superieur verbonden dameshersenhelften. Leerkrachten vertelden me dat deze posters ook echt in alle ernst op onze scholen hangen.

Ik klink verbaasd, maar dat is eigenlijk onterecht. In 2012 bleek al uit onderzoek van de Vrije Universiteit dat geloof in hersentechnische larie wijdverbreid is in het Nederlandse onderwijs. Zo meent bijna de helft van de docenten dat we slechts tien procent van ons brein gebruiken. En een trieste 86 procent denkt dat kinderen een dominante hersenhelft hebben (links danwel rechts), en dat dit bepaalt hoe ze leren.

In dat licht is het misschien niet zo vreemd dat leraren maatschappijleer al sinds 2001 kritiekloos uit Blikopener staan les te geven. Verontrustend is het wel. Het doet me vrezen dat ons onderwijs een broedplaats is geworden voor flauwekul. Dat op de plek waar onze kinderen worden voorbereid op hun volwassen leven misinformatie welig kan tieren, zolang je er een neurosausje overheen gooit of de onzin zich beperkt tot vooroordelen over etnische minderheden. Noem me een kniesoor, maar ik vind dat verminderd tof. Juist een school zou een apekoolvrije omgeving moeten zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Geachte professor Dawkins, beste Richard,

Al jaren ben ik fan van u. In mijn werkkamer ligt, altijd onder handbereik, een beduimeld exemplaar van uw boek ‘The selfish gene’. Met mijn dochters kijk ik graag in ‘De betoverende werkelijkheid’, waarin u zo fraai uitlegt hoe prachtig de wetenschappelijke verklaringen voor de wereld om ons heen zijn. Ik deel uw mening dat de evolutietheorie een orde van grootte mooier is het idee dat een godheid de hele janboel schiep in zes dagen. Als mijn dochters later groot zijn, hoop ik dat ze net zoveel genoegen scheppen in logisch nadenken als u doet.

Of eigenlijk moet ik zeggen: als u deed. Want het gaat de afgelopen tijd even wat minder goed met dat nadenken van u. De eerste keer dat ik me zorgen begon te maken was naar aanleiding van het incident met blogger Rebecca Watson, in 2011. Dat jaar nam zij deel aan de World Atheist Convention, waar u ook was, om in een panel te vertellen over het seksisme in de wondere wereld der atheïsten. Na een lange discussie hierover werd ze gevolgd door een man die – het was inmiddels vier uur ‘s nachts – bij haar de lift instapte en haar zonder veel verdere plichtplegingen uitnodigde om mee te komen naar zijn hotelkamer. In een videoblog vertelde Watson dat ze zich hier ongemakkelijk bij had gevoeld, zoals vrijwel elke vrouw dat zou voelen, zo in het holst van de nacht alleen in een afgesloten ruimte met een vreemde die blijkbaar seksuele plannen met je heeft.

Uw reactie op Watsons blog was eigenaardig. Ik had verwacht dat een man van uw intelligentie zich zou kunnen inleven in deze situatie. Al was het maar omdat u ruimschoots over het denkgereedschap beschikt om simpele statistieken te begrijpen – zoals het gegeven dat ruim de helft van de westerse vrouwen in haar leven te maken krijgt met seksueel geweld. Maar in plaats van met begrip reageerde u met sarcasme, in de vorm van een brief aan een denkbeeldige moslimvrouw. ‘Hou op met jammeren, jij. Ja, ja, ik weet dat je genitaliën zijn verminkt met een scheermesje, en… gaap… zeg maar niks, ik weet dat je geen auto mag rijden, en het huis niet kunt verlaten zonder een mannelijk familielid, en dat je echtgenoot je mag slaan, en dat je ter dood gestenigd zult worden als je overspel speelt. Maar houd op met jammeren, jij. Denk aan het lijden dat je arme Amerikaanse zusters moeten verdragen.’

Zo’n sneer heeft maar één denkbare functie: u wilde aantonen dat Watsons ervaring aanstellerij was door te wijzen op het lot van vrouwen die ergere dingen meemaken. Dat is niet alleen onder de gordel, het is ook een grove denkfout. Immers: puur het gegeven dat er ergere problemen in de wereld zijn, zegt niets over het probleem dat je op dat moment bij de hand hebt.

Gelukkig weet u dat inmiddels zelf ook, want afgelopen zomer zei u dat er ‘geen rivaliteit in slachtofferschap zou moeten zijn’ en dat u spijt had van uw oneigenlijke vergelijking tussen Amerikaanse vrouwen en moslima’s. Liefhebber als u bent van rationele gedachtes, twitterde u bovendien het volgende: ‘Date rape is erg. Verkracht worden door een vreemde met een mes is erger. Als je denkt dat dit een goedkeuring is van date rape, ga dan weg en leer nadenken’.

Ik ben blij dat u afstand nam van uw sneer richting Rebecca Watson. Maar helaas lijdt uw twitterbericht, hoewel logisch correct, inhoudelijk andermaal aan hetzelfde euvel: onwetendheid op het gebied van seksueel geweld. Want hoe ‘erg’ een verkrachting is, ligt aan een hoop factoren: de kenmerken van de daad en de dader, maar ook bijvoorbeeld of het slachtoffer geloofd wordt of niet, en welke lichamelijke, psychologische en sociale schade er is aangericht. Hier is gewoon wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, dat u had kunnen opzoeken.

Op zijn best twitterde u een onacceptabel versimpelde versie van de werkelijkheid. Op zijn slechtst verspreidde u een onnozele, schadelijke verkrachtingsmythe. Ik neem u dat extra kwalijk, omdat u hiermee uw imago als rationeel denker en scepticus gebruikte om flauwekul te verkopen. Zo geeft u het fantastische gedachtegoed waar u zo lang voor heeft gestaan een slechte naam. Met pijn in mijn hart wil ik u daarom laten weten dat ik geen fan meer van u kan zijn.

Hoogachtend,

Asha ten Broeke

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Modern feminisme is laf en apologetisch’. Dat stond er boven het opiniestuk dat Sophie Merle – sociaal wetenschapper en beeldend kunstenaar, zo leert het tekstje naar de pasfoto – dat vandaag in de Volkskrant stond. ‘Van een militante gelijkheidsideologie is het feminisme verworden tot een inhoudsloze modekreet’, las ik in de lead. Ernaast een foto van drie vrouwen met een hoofddoek, en daaronder de woorden ‘Gelovig of bang?’. Dat klinkt allemaal reuze prikkelend, maar wat Merle precies gaat betogen kan ik er niet uit opmaken. Hoog tijd om haar artikel goed te lezen, dus. Leest u mee?

Merle opent:

Eén van de meest vermoeiende vragen die je als vrouw gesteld kan worden is of je een feministe bent.

Door hier de tweede persoon enkelvrouw te gebruiken doet ze alsof dit een ‘truth universally acknowledged’ is, maar dit lijkt me een persoonlijke kwestie.

Het is eigenlijk bijna onmogelijk om daar antwoord op te geven, aangezien het tegenwoordig volkomen onduidelijk is wat er met ‘feminisme’ bedoeld wordt.

Het feminisme is nooit een eenduidig iets geweest, om de simpele reden dat vrouwen allemaal verschillend zijn (verrassond!). Dat betekent echter niet dat ‘feminisme’ een onduidelijk begrip is. Zelfs de bepaald niet obscure Engelstalige Wikipedia-pagina over feminisme definieert het vrij helder: ‘Feminism is a collection of movements and ideologies aimed at defining, establishing, and defending equal political, economic, cultural, and social rights for women. This includes seeking to establish equal opportunities for women in education and employment. A feminist advocates or supports the rights and equality of women.’ De meeste moderne feministen die ik ken vatten dit als volgt samen: ‘Feminism is the radical notion that women are people’. Dit alles is geen rocket science.

Aan alles kan wel een feministische draai worden gegeven.

No shit, Sherlock!

En dat gebeurt dan ook. Fulltime werken is feminisme, maar de keuzevrijheid om parttime te werken ook. Kiezen voor het dragen van een hoofddoek is feminisme. Alles net zoals mannen willen doen is feminisme. Alles anders dan mannen willen doen is feminisme. Vrouwelijke premier willen worden is feminisme. In je blootje in een videoclip provocatief op een sloopbal rondslingeren is feminisme.

Hier spant Merle het paard achter de wagen. Geen van de voorbeelden die ze geeft zijn feminisme. Het feminisme schrijft immers niet voor wat een vrouw met haar leven moet doen, het gaat erom dat ze kan doen wat zij zelf verkiest in een maatschappij waar er gelijke kansen en rechten zijn voor alle seksen.

Kortom, het feminisme is van militante gelijksideologie ontaard tot een vage, inhoudsloze modekreet die te pas en onpas gebruikt wordt en vooral niks meer durft uit te sluiten.

Hier moest ik om lachen. Eerst negeert Merle vrij opzichtig dat feminisme best helder gedefinieerd is (of ze kan niet googelen, dat kan ook). Vervolgens gaat ze zelf een definitie invullen met uiteenlopende en tegenstrijdige zaken die geen feminisme zijn, maar individuele levenskeuzes. Dat zij hierna het feministisch spoor een beetje bijster is, snap ik best. Wat kritisch zelfonderzoek was misschien op zijn plaats geweest, zo van: ‘Hé, misschien moet ik eens wat gaan lezen over wat feminisme precies is.’ Helaas blijft dit uit. In plaats daarvan maakt ze het zojuist door haarzelf veroorzaakte onbegrip tot een algemeen geldige regel, en concludeert ze dat feminisme een ‘vage, inhoudsloze modekreet’ is.

Het feminisme van de 21ste eeuw is opportunistisch en relativistisch. Het is een feminisme op wieltjes: je kunt er alle kanten mee op.

Dit is een raadselachtig stukje alineagebeuren. Dat feminisme opportunistisch en relativistisch is, klinkt stevig – en doet het vast goed onder de usual feminismehaters – maar Merle vertelt niet waarom dat dan zo is. Voorbeelden ontbreken. Ik heb ook geen idee wat die arme wieltjes er mee te maken hebben.

Dat het westers feminisme failliet is…

Dit volgt volgens Merle blijkbaar logischerwijs uit het voorgaande. Maar aangezien het voorgaande vooral over haar eigen onbegrip ging, lijkt deze stelling me voorbarig.

Dat het westers feminisme failliet is, blijkt niet alleen uit de dalende oplagecijfers van Opzij. Het blijkt ook uit een interview met de nieuwe hoofdredactrice van het feministisch maandblad in de Volkskrant van 15 augustus.

Het maandblad Opzij heeft een oplage van 35.000 stuks. Er wonen meer dan 400 miljoen vrouwen in de westerse wereld*. Dat maakt het een beetje gek om het al dan niet failliet zijn van het westers feminisme op te hangen aan de Opzij. De ‘hoofdredactrice’ Irene de Bel heette trouwens in het Volkskrant-stuk nog gewoon ‘hoofdredacteur’.
*) even voor de vuist weg, ik telde de populatie van de EU, de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland bij elkaar op en deelde die door twee.

Toegegeven, de vraagstelling [van dat interview met Irene de Bel, neem ik aan – AtB] was nogal zwart-wit, maar zelfs de meest karikaturale stellingen zouden toch niet moeten leiden tot een situatie waarin het dragen van de hoofddoek in West-Europa als symbool van westerse vrijheid wordt verdedigd, terwijl roze meisjes-Lego als voorbeeld van onderdrukking (want rolbevestigend) wordt beschouwd.

Ho, huh, wat? Oké, deze zin doen we even stukje voor stukje. Laten we beginnen bij ‘het dragen van de hoofdddoek in West-Europa [die] als symbool van westerse vrijheid wordt verdedigd’. Aangezien Merle net over het Volkskrant-interview met Irene de Bel sprak, neem ik aan dat ze hier reageert op deze passage:

Vraag van de Volkskrant (Evelien van Veen deed het interview): ‘De hoofddoek: symbool van onderdrukking of van individuele vrijheid?’
Antwoord van Irene de Bel: ‘Hier in Nederland: van individuele vrijheid. In Afghanistan is het wat anders, maar hier moeten jonge moslima’s zelf de keus kunnen maken. Het is net als mijn korte rokjes in mijn Cobouw-tijd: met de vooroordelen eromheen kun je je voordeel doen.’

Merle vat dit op alsof Irene de Bel hier het hoofddoekje verdedigt als symbool van westerse vrijheid. Maar dat is niet wat hier staat. De Bel zegt dat ze vindt dat hier jonge moslima’s ‘zelf de keus moeten kunnen maken’. Dat is een mening of wens over de keuzevrijheid van deze vrouwen, geen verdediging van een bepaald soort kledingstuk. Terug naar onze raadselachtige zin.

…waarin het dragen van de hoofddoek in West-Europa als symbool van westerse vrijheid wordt verdedigd, terwijl roze meisjes-Lego als voorbeeld van onderdrukking (want rolbevestigend) wordt beschouwd.

Dit gaat over deze uitspraak van De Bel:

‘[De emancipatie is] bijna voltooid. Na duizenden jaren ongelijkheid hebben we op papier gelijke rechten. Als de mannen nu nog een dag minder gaan werken, zijn we zo goed als klaar. Wat me wel zorgen baart, is het alledaags seksisme. Al dat rolbevestigende speelgoed, roze voor de meisjes, blauw voor de jongens – wat dat betreft gaan we erop achteruit. Vroeger was de lego toch veel meer uniseks?’

Niet een uitspraak waar ik zelf happy mee was, vooral omdat De Bel het klaar-zijn van het feminisme hier volkomen beredeneerd vanuit het perspectief van de witte, heteroseksuele, cis middenklasse vrouw. Daarmee ontkent ze een groot deel van de huidige feministische bewegingen, die zich onder andere inspannen op het kruispunt tussen seksisme en racisme, transfobie en homofobie, die strijden tegen seksueel en huiselijk geweld, tegen huwelijksdwang, tegen geïnstitutionaliseerde vrouwenverminking, of voor meer vrijheid op het gebied van uiterlijk, seks en gender. Dat gezegd hebbende, zegt De Bel hier niet dat roze meisjes-Lego een voorbeeld is van onderdrukking. Ze plaatst dit nadrukkelijk in de categorie ‘alledaags seksisme’, en gebruikt Lego om te benoemen dat we op dit gebied achteruit emanciperen. Wat gewoon een feitelijk juiste uitspraak is.

Er schuilt toch wel wat meer culturele dwang en seksisme in de traditie waaruit de hoofddoek voortkomt dan in een geëmancipeerde vrijemarkteconomie die ouders en kinderen heel veel keuzemogelijkheden biedt op het gebied van speelgoed.

Drie dingen. Ten eerste was het feminisme nooit een wedstrijd. Het is vrij zinloos om een ranglijst aan te leggen over welke vorm van seksisme of culturele dwang erger is. Al was het maar omdat dit zeer persoonlijk is. Willekeurig voorbeeld: een cis meisje uit een streng gelovig islamitisch gezin zal last hebben van andere vormen van dwang en seksisme dan een trans meisje uit een atheïstisch gezin. Wie het zwaarder heeft, is een volstrekt zinloze vraag. Bovendien suggereert zo’n hiërarchie dat de ene vorm van dwang of seksisme wel opgelost moet worden, en de andere de moeite niet waard is. Alsof artsen alleen nog kanker zouden moeten genezen, maar hun neus dienen op te halen voor versleten kniegewrichten.
Ten tweede: die vrijemarkteconomie voorstellen als een geëmancipeerde bedoening waarin heel veel keuzemogelijkheden zijn, is een wel heel, ehm, interessante voorstelling van de werkelijkheid (bezoek mijn seksismemuseum om te zien hoe het wel zit).
Ten derde: waar komt die tegenstelling tussen hoofddoek en vrijemarkteconomie vandaan? Sinds wanneer zijn Nederlandse moslimvrouwen geen onderdeel van die vrijemarkteconomie? Of, nu we het er toch over hebben, van het westers feminisme?

Traditionele rolpatronen bestaan ook in de westerse cultuur, maar in tegenstelling tot de meeste niet-westerse culturen, bestaat er in het Westen, meer dan waar dan ook, de vrijheid en de ruimte om je niks van die rolpatronen aan te trekken zonder daar zeer nadelige gevolgen van te ondervinden.

Zeg dat maar tegen mensen die niet aan die rolpatronen en gendernormen voldoen. Zoals het trans meisje Rachel Pepe, die niet naar het Amerikaanse school mag, tenzij ze zich weer als jongen gaat kleden. Of tegen de jongen die niet naar school mocht met zijn My Little Pony-rugzak Of tegen de mannen en vrouwen die slachtoffer werden van het toegenomen anti-homogeweld in Amsterdam*. Of tegen de homoseksuele, lesbische, biseksuele of transgender tieners die op Nederlandse scholen worden gepest, niet zichzelf kunnen zijn, vaker depressief zijn en vaker een zelfmoordpoging doen.
*) De meerderheid (61,8%) van de plegers heeft alleen de Nederlandse identiteit, blijkt uit dit rapport. Een minderheid heeft (ook of alleen) een Surinaams, Turks, Marokkaans, Duits of Roemeens paspoort.

Dat maakt de verdediging van de hoofddoek en de aanval op roze Lego des te absurder: er wordt dwang geconstateerd waar die niet bestaat, en daar waar het risico op vrouwenonderdrukking het grootst is, is er vooral sprake van ‘keuzevrijheid’.

Een verdediging die niet plaatsvond, een aanval die in feite een voorbeeld is van een objectief waarneembaar fenomeen, een hiërarchie in onderdrukking die eigenlijk zinloos is – moving on….

De aanname dat de keuze voor een hoofddoek in de westerse wereld altijd plaats vindt in een situatie van volkome[n] vrijheid is buitengewoon slordig en gemakzuchtig.

Merle betoogt hier, en in de alinea’s hierna, dat het helemaal niet gezegd is dat moslimvrouwen wel allemaal in alle vrijheid voor of tegen een hoofddoek kunnen beslissen. Daar heeft ze natuurlijk helemaal gelijk in. Het is alleen een gek onderdeel van haar betoog tegen het moderne feminisme, want ik ken geen feminist die dit ontkent. Elke feminist die ik ooit heb ontmoet keurt hoofddoekjesdwang af – inclusief Opzij-hoofdredacteur Irene de Bel, die immers stelde dat jonge moslima’s ‘zelf de keus moeten kunnen maken’.

(…) Maar laten we ons niet voor de gek houden en wegkijken wanneer er naast vrijheid, zeker ook sprake is van onderwerping.

Merle geeft hier geen voorbeeld van wegkijkerij. Ook in de voorgaande alinea’s, waarin ze uitweidde over welke vormen van hoofdoekdwang zij zich allemaal kon voorstellen, deed ze dat niet. Als die ‘westerse feministen’ op zo’n grote schaal zouden wegkijken wanneer vrouwen ergens toe gedwongen worden, dan zou het toch een koud kunstje moeten zijn om daar een citaatje of twee van op te duikelen. In plaats daarvan gaan we tijdreizen met Merle:

Het meest extreme voorbeeld van het selectief-radicaal, apologetische wegkijkfeminisme is Germain Greer, boegbeeld van de tweede feministische golf (…)

Juist, ja: de tweede feministische golf. Niets ten nadele van de tweede feministische golf – die heeft ons veel goeds gebracht en ik heb veel liefde en respect voor de feministen van deze generatie – maar we zijn ondertussen bezig met de vierde golf. Bovendien ging Merle toch het moderne westerse feminisme failliet verklaren, en niet het feminisme van dertig jaar geleden?

Dezelfde vrouw [Germaine Greer dus] die haar magnum opus begon met ‘vrouwen beseffen niet hoezeer mannen ze verachten’, zegt dertig jaar later in het vervolg op dat boek doodleuk dat het willen verbieden van vrouwenbesnijdenis een westerse poging is tot het uitroeien van een culturele identiteit.’

Ja, wat Greer daar zegt is absurd. En, net als het idee dat hoofddoekjesdwang prima is, is dit helemaal geen populaire houding binnen het hedendaagse feminisme, laat staan dat het mainstream is. Je moet een beweging niet beoordelen op zijn extremisten.

‘Als er een heel hoge prijs – zoals uitstoting, vernedering, laster en soms zelfs mishandeling – voor een bepaalde keuze betaald moet worden, zullen maar weinig vrouwen de moed hebben om die keuze te maken. Voor zeuren over speelgoed wordt per slot van rekening ook een veel lagere prijs betaald dan voor het bekritiseren van een religie die nog wel eens neigt naar fanatisme.’

De suggestie hier lijkt te zijn dat moderne, westerse feministen liever over speelgoed praten dan aan islamkritiek doen omdat ze laf zijn. Dit raakt aan het hardnekkige cliché dat je alleen een goede feminist kunt zijn als je voortdurend de islam bekritiseert (dat vind ik nou vermoeiend ;-)). Bovendien kan ik uit ervaring melden dat praten over speelgoedseksisme je komt te staan op een flinke porte laster, vernedering, alsmede immer gezellige doods- en verkrachtingsbedreigingen. Ik zou het leveren van kritiek op de gendernormen in de westerse cultuur dus niet zo snel de makkelijkste weg noemen ;-).

En ook andere moderne, westerse feministen kiezen niet bepaald de eenvoudigste weg met de laagste prijs. Ik denk aan de Nederlandse feministen van kleur die het lef hebben om kritiek te leveren op onderdrukkende elementen uit de islam of de cultuur van het land van hun ouders of grootouders, en dan ook nog energie hebben om het racisme binnen de Nederlandse samenleving (witte feministen incluis) aan de kaak te stellen (veel, veel kudos!). Of de LGBT-feministen die zich in een klimaat van onbegrip en afwijzing hard maken voor inclusiviteit en gendervrijheid (steun! liefde!). Of de sex positive feministen die opkomen voor een wereld waarin seks weer vooral gaat over vrijheid in plaats van over morele paniek (hou van jullie!). Of de feministen in de sekswerkbusiness die opkomen voor hun rechten, omdat hun werk ook gewoon werk is (zet hem op!). Of de onvermoeibare vrouwenrechtenstrijders die onderdrukking en verminking van en geweld tegen vrouwen steeds weer op de agenda zetten (applaus! <3!). Wat deze feministen gemeen hebben is dat ze volop deelnemen aan de moeilijke strijd voor die gelijke rechten en kansen voor vrouwen waar we het eerder over hadden.

Zo niet Merle. Zij kiest ervoor om vanaf de zijlijn kritiek te leveren op een fenomeen dat ze niet echt begrijpt, met argumenten die niet echt ergens op slaan en voorbeelden die niet echt iets zeggen over het hedendaagse feminisme. Dat is veel minder moeilijk, want eigenlijk heb je dan niks gezegd. Je bent nergens voor gaan staan, je hebt niet het risico genomen dat hoort bij het formuleren van een echt standpunt. Je hebt eigenlijk alleen gezegd: jullie zijn stom. Over vaag en inhoudsloos gesproken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Toen ik een jaar of zestien was, liep ik bijna elke zaterdagnacht een rondje om mijn stamkroeg. Ik was op zoek naar een lieve vriend, die zich in het weekend tijdens het stappen steevast een delirium zoop. Hij begon met glaasjes cocktails – een plaatselijk café mixte ze in zeven kleurtjes en de kunst was natuurlijk om ze allemaal te nuttigen – en ging dan via vele flesjes bier over op Jägermeister, Smirnoff, Kleiner Feigling of wat er verder zoal ter tafel kwam. Het resultaat van dit vloeibare bacchanaal was dat hij rond een uur of drie zwalkend verdween van de dansvloer, doorgaans om achter een nabijgelegen muurtje enige tijd in zijn eigen braaksel te liggen.

Ik moest aan deze oude vriend denken toen ik afgelopen woensdag in deze krant een stukje las over hoe raar het is om studenten zonder bier te zien tijdens de universiteitsintroducties die deze week plaatsvinden. De reden van deze bierloosheid: vanwege de nieuwe alcoholwet mogen 16- en 17-jarigen niet meer drinken. ‘Het is een beetje een sneu gezicht: zijn vrienden die alle tien tegelijk een biertje achterover slaan, terwijl Ruben (17) de andere kant opkijkt en rustig van zijn cola nipt’, observeerde de verslaggeefster. Uit de mond van de eveneens minderjarige Rutger werd opgetekend dat ‘een biertje dit soort activiteiten toch net wat gezelliger maakt’.

De reportage illustreerde daarmee fraai de unieke manier waarop we in onze samenleving met alcohol omgaan. Zo is het de enige bewustzijnsveranderende drug die ouders niet alleen op grote schaal gebruiken maar zelfs aanprijzen in het bijzijn van hun kinderen: ‘Zo, nu neemt mama even relaxed een lekker glaasje wijn.’ Ik kan me ook zo snel geen andere drug voorstellen waarvan een kwaliteitskrant zou schrijven dat het sneu is dat een 17-jarige er geen toegang toe heeft.

Deze merkwaardige uitzonderingspositie heeft ongetwijfeld te maken met poezelige imago van drank als onschuldige sfeerverbeteraar. De cijfers en feiten zijn echter een stuk minder gezellig.

In 2010 stelde een Britse wetenschappelijke commissie dat alcohol de gevaarlijkste drug is die we kennen, nog voor crack en heroïne. Het RIVM voegt aan dit illustere drietal nog tabak toe. Beide clubs zijn het erover eens dat drank veel riskanter is dan verboden middelen als LSD of XTC, omdat het zowel giftiger als verslavender is en meer sociale schade oplevert.

Over die schade: een kwart van de geweldsdelicten wordt gepleegd met alcohol op, zo bleek een paar jaar geleden uit een proef bij drie politiekorpsen. Hetzelfde aandeel geldt voor incidenten met huiselijk geweld. Bij uitgaansgeweld ligt dat hoger, tussen de 52 en 86 procent, meldt het Trimbos Instituut. Bovendien belanden jaarlijks 24.000 dronken jongeren op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. De maatschappelijke kosten daarvan worden geraamd op 31 miljoen euro.

Bij ongeveer 25 procent van alle doden die in de Europese Unie vallen in het verkeer was er alcohol in het spel; het gaat dan om zo’n 10.000 doden per jaar. Tel je daar het aantal jaarlijkse doden aan leveraandoeningen en dergelijke bij op, dan kom je op 195.000 EU-inwoners met een tuintje op hun buik. Eén op de 4 Europese jongemannen die het loodje legt, doet dat drankgerelateerd, en één op de 10 jonge vrouwen.

Dat brengt ons bij de probleemdrinkers. In de EU zijn dat naar schatting zo’n 55 miljoen mensen. In Nederland gaat het om ruwweg 15 procent van de mannen en 5 procent van de vrouwen. Dit zijn niet allemaal cliché-alcoholisten die met ongewassen lijf om half acht ‘s ochtends op een bankje in het park hun eerste halveliterblik Best Bier opentrekken. Het kan ook die collega zijn die z’n antibioticakuur niet afmaakte, omdat hij er bloedchagrijnig van werd dat hij er geen wijn bij mocht drinken. Of het familielid dat extra vroeg weggaat op de verjaardagsvisite bij geheelonthoudende vrienden, omdat hij dan thuis tenminste een glaasje kan nemen. Of de vriendin die in tijden van stress om vijf over twee ‘s middags besluit dat de vijf in de klok zit, en haar werk er verder maar bij laat zitten. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de binge-drinkers die zich elk weekend onder het mom van feest en vrijheid naar de filistijnen zuipen, zoals mijn lieve vriend.

Je zou denken dat zulke cijfers en feiten leiden tot een collectieve heroverweging van de notie van alcohol als onschadelijke genotsbevorderaar. Misschien zouden we alcohol zelfs een harddrug kunnen gaan noemen – want dat is het. Maar nee. In plaats daarvan roept een jongen met een colaatje medelijden op, en stellen we vast dat het zonder bier niet gezellig is. En ik vraag me af: wie is hier nou eigenlijk sneu?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ebola geen bedreiging voor toeristen’, kopte de Telegraaf begin deze week. De immer charmante krant van wakker Nederland weet wat er echt belangrijk is wanneer er honderden Liberianen, Guineeërs en Sierra Leoners sterven aan een gruwelijke ziekte.

Deze intense bezorgdheid voor het lot van West-Afrikaanse burgers zag je de afgelopen dagen in meer westerse media. Zo bracht CNN op haar website zeer prominent het nieuws dat twee Amerikaanse hulpverleners besmet waren geraakt met het virus. Verdere aandacht volgde toen bleek dat er een ebolapatiënt had rondgelopen op de internationale luchthaven van Lagos, Nigeria. Diverse verslaggevers kwamen met behulpzame kaartjes waarop te zien was welke landen een rechtstreekse vliegverbinding hebben met deze miljoenenstad. ‘Slechts één vlucht verwijderd’, zette zakenwebsite Quartz er onheilspellend bij.

Ook de Britse kranten waren hartverwarmend betrokken bij de getroffenen. ‘Ebola is afschuwelijk – en het laat zien hoe onvoorbereid we zijn op epidemieën’, luidde een kop in de Telegraph. Die ‘we’, dat zijn Europeanen, blijkens de eerste alinea. Gisteren leefde de Telegraph zelfs zo intens mee met de arme zieken, dat ze een liveblog begonnen. Openingszin: ‘Vakbondsleiders waarschuwen dat douanemedewerkers onvoorbereid zijn op de mogelijkheid dat het ebolavirus naar Groot-Brittannië komt…’.

Voor een deel is dit natuurlijk huis-, tuin- en keukenbangmakerij. Mede met dank aan Hollywood zijn we gewend geraakt aan een irrationale angst voor ebola en aanverwante bloederige akeligheden. De nuchtere vaststelling dat er netto veel meer mensen het loodje leggen door malaria weegt niet op tegen dat ene chocoladeletterbesef: er zou OP DIT MOMENT een KILLERVIRUS in het vliegtuig naar EUROPA kunnen zitten. Een besef dat, indien vakkundig aangewakkerd, wonderen kan doen voor de krantenverkoop.

Maar dat is niet de enige verklaring. Feit is dat we in Europa een lange geschiedenis hebben van niet warm of koud worden van overleden Afrikanen. Eén van de cynischer journalistieke vuistregels luidt niet voor niets dat nieuwswaarde gelijk is aan het aantal doden gedeeld door de afstand. Het lot van Sierra Leoners is daarmee verminderd interessant. De uitermate minimale kans dat we hier uit onze oogbollen gaan bloeden, echter, vereist blijkbaar onmiddellijke aandacht.

Dit geldt niet alleen voor journalisten. Terwijl ebola om zich heen greep vroeg ik me af waarom er eigenlijk geen vaccin is. De reden bleek dat eigenlijk niemand er geld aan wil uitgeven. Er is voor commerciële farmaceuten geen winst te behalen, en de potjes voor tropisch virusleed richten zich veelal op grotere moordenaars als hiv en wederom malaria. Maar ook hier speelt afstand een rol; geld was vast geen issue geweest als ebola niet op het West-Afrikaanse platteland zou huishouden, maar in, zeg, Iowa. Nu moeten ebolavaccinmakers het doen met geld van met name het Pentagon. En ook daar geven ze het niet uit omdat ze zo ontzettend begaan zijn met het lot van de Liberianen & co, maar omdat ze vrezen dat een of andere grapjurk van ebola een biologisch wapen zal maken waar westerlingen aan doodgaan.

Het zal wel heel menselijk zijn, om vooral voor de eigen huid te vrezen. Maar het is ook best onkies, dat het sterven van die arme mensen in Liberia, Guinee en Sierra Leone grotendeels uit zicht blijft, tenzij we doen alsof hun dood over ons leven gaat.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.