dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Een vrouw in Castricum is onlangs door haar dorpsgenoten uitgescholden en bedreigd omdat ze zich had uitgesproken tegen Zwarte Piet. Een andere vrouw, die afgelopen maand in Utrecht op straat protesteerde tegen de pieterbaas, kreeg drie vuistslagen in haar gezicht van een man die de knecht van Sinterklaas graag zwart wil houden. Misdaadverslaggever Peter R. de Vries ontving doodsbedreigingen nadat hij had betoogd dat Piet wat hem betreft aan herziening toe is.

Het oergezellige kinderfeest begon, kortom, nog nooit zo vilein als dit jaar.

Eigenlijk is dat vreemd. De afgelopen jaren heb ik me er namelijk bij herhaling over verbaasd hoe mak wij Nederlanders zijn. Wat de goede goden der kapitalistische voorzienigheid ook over ons uitstortten, de opwinding was slechts minimaal. Economische crises, de afbraak van de geestelijke gezondheidszorg, de ouderzorg en straks de jeugdzorg, de groeiende kloof tussen arm en rijk, mensonterend vluchtelingenbeleid – niets van dit alles leidde tot een aanval van collectieve volkswoede die ook maar in de buurt komt van de actuele pisnijd van de fans van Zwarte Piet.

Die fans willen bijna allemaal hetzelfde: dat Piet blijft zoals hij is, en dat de mensen die daartegen zijn, ophouden met hun ‘gezeur’. Wat hij precies is, daarover zijn de meningen verdeeld, maar volgens de voorstanders is hij in ieder geval géén racistische uiting, en heeft hij ook niets te maken met het slavernijverleden.

Dat is natuurlijk niet helemaal waar. Toen de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman in 1850, tijdens Neerlands koloniale hoogtijdagen, Zwarte Piet in zijn huidige vorm ontwierp, modelleerde hij die overduidelijk naar de zwarte kindslaven uit de zestiende en zeventiende eeuw. Het was in die tijd in gegoede kringen hip om een ‘negerpage’ te hebben, zo vertelde kunsthistoricus Elmer Kolfin van de Universiteit van Amsterdam vorig jaar in de Volkskrant. Hij trekt die conclusie op basis van onder meer zeventiende eeuwse schilderijen en gravures, waarop de slaafjes afgebeeld staan, nota bene in typische Pietenpakjes, met witte kraag en pofbroek en al. De dikke, rode lippen zijn een typisch kenmerk van ‘blackface’, een theaterrol die onder andere in de Verenigde Staten populair was van de negentiende eeuw tot ruwweg de jaren zestig, en waarbij meestal witte mensen zich met rode verf en donkere schoenpoets schminkten om vervolgens de blije, onnozele zwarte te spelen.

En dat blije en onnozele heeft dan weer van alles slavernij te maken, stelt hoogleraar cultuurwetenschappen Gloria Wekker in een rake analyse van het fenomeen Zwarte Piet op de website van New Urban Collective. Uit historisch onderzoek blijkt dat het in de slavernijtijd niet alleen belangrijk was dat zwarte slaven hun witte eigenaren gedienstig gehoorzaamden, maar ook dat ze daarbij deden alsof ze dat reuze jofel vonden. Zo hoefden de witte mensen zich niet schuldig te voelen: immers, de slaven wilden niet eens vrij zijn, want kijk eens zo vrolijk en zorgeloos ze ronddartelen. Diezelfde eigenschappen, zo constateert Wekker, zie je terug in Zwarte Piet.

Zo’n cultuurhistorische kijk op de zaak is belangrijk, omdat fans van Zwarte Piet vaak denken dat hun favoriete knecht niet intrinsiek racistisch is, maar dat het vooral gaat om racisme dat wordt gevóéld door zwarte mensen. En dat gevoel, daarvoor willen deze voorstanders geen verantwoordelijkheid nemen, want zij hebben het immers nooit slecht bedoeld met hun oergezellige kinderfeest. En wie het goed bedoeld, kán toch niet racistisch zijn? Een argument dat zo op het eerste gezicht redelijk lijkt – totdat terzake kundige wetenschappers op basis van betrouwbare bronnen vaststellen dat Sints knecht, los van alle gevoelens en intenties, toch ook echt gewoon een slavenkarikatuur ís.

De grote vraag is natuurlijk: waarom willen zoveel mensen toch zo hard vechten voor een racistisch symbool? Waarom maakt kritiek op Zwarte Piet zo onbeschrijflijk veel woede los? Wekker oppert dat het te maken heeft met het feit dat witte Nederlanders in hun denken nog steeds worden beïnvloed door het koloniale verleden. We zijn gewend aan, zoals Wekker het beschrijft, ‘het vanzelfsprekende en gratis gevoel van morele, culturele en intellectuele superioriteit’. Eeuwenlang golden in ons land de gewoontes en gebruiken van de witte mens zonder meer als de dominante norm. En nu zijn er gekleurde Nederlanders die deze scheve machtsverhouding komen verstoren, die vinden dat dingen anders moeten, zoals het Sinterklaasfeest, en ze hebben nog gelijk ook. En juist daarvan moeten veel mensen even slikken. Of, accurater: even schreeuwen.

 

Foto: Constablequackers / WikiMedia Commons / CC BY-SA 3.0

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Miljoenen Afrikanen komen op onze deur bonken. Althans, dat denkt Martin Sommer, getuige zijn column in de Volkskrant van zaterdag 18 oktober. De reden: in Afrika krijgt men, ondanks toenemende verstedelijking en welvaart, nog steeds lekker veel kinderen. Zo veel, dat er aan het eind van deze eeuw misschien wel vier miljard Afrikanen zijn. Dit verontrust Sommer, want uit een poll van het Amerikaanse onderzoeksbureau Gallup blijkt dat een derde van die Afrikanen het liefst zou emigreren. Sommer neemt aan dat deze mensen in groten getale naar hier zullen komen, waar er voor hen geen werk is, maar wel mensenrechten, ‘en ze dus weten dat ze niet meer weg hoeven’. Om dit debacle in de kiem te smoren, moeten organisaties als de VN de bevolkingsexplosie problematiseren en het taboe op geboortebeperking opheffen.

Zelf zou ik willen voorstellen dat we nog even niet in paniek raken. Bijvoorbeeld omdat Sommer de feiten niet helemaal op een rijtje heeft. Zo spreekt hij over ‘Afrika’ alsof het een land is, in plaats van een zeer divers continent, terwijl ik toch vermoed dat hij niet zozeer vreest voor een invasie van Egyptische hersenchirurgen of Zuid-Afrikaanse wijnboeren, als wel voor zwarte mensen uit landen rond de evenaar van het type bootvluchteling. Dat vermoeden wordt bevestigd door het NRC-artikel van Arne Doornebal dat Sommer aanhaalt: dat stuk blijkt eigenlijk vooral te gaan over Oeganda en een beetje over Congo, en doet op basis van de situatie in die landen uitspraken over heel ‘kinderrijk Afrika’. Zeker als we het over bevolkingsexplosies hebben, is dat een dubieuze keuze, want volgens het CIA World Factbook is het geboortecijfer in Oeganda niet bepaald representatief voor het continent. Sterker nog: het is het een-na-hoogste ter wereld. Alleen in Niger baart men meer.

Ook op het ‘feit’ dat een derde van de Afrikanen wil emigreren is wel wat af te dingen. Zo blijkt het cijfer bij nadere beschouwing van de Gallup-website eigenlijk 24 procent te zijn, en dan zijn landen in Noord-Afrika niet meegenomen, anders was het cijfer nog lager. Ook niet onbelangrijk: ondanks de toename in het aantal bootvluchtelingen meldt Gallup dat het aantal migratielustige sub-Saharanese Afrikanen afneemt. Landen als Botswana, Gabon of Swaziland hebben zelfs een flinke positieve ‘migratiepotentie’, wat betekent dat juist meer mensen naar deze landen toe willen verhuizen dan dat er mensen willen vertrekken.

Dat Sommer toch een heel continent reduceert tot een nogal abstracte black box – falende bevolkingspolitiek erin, bootvluchtelingen eruit – heeft wel een functie: het zorgt ervoor dat het een goed plan lijkt om taboeloos over geboorteperking te praten. Zonder die abstrahering verandert dat, bijvoorbeeld wanneer we gaan nadenken over de vraag hoe geboortebeperking in de praktijk dan zou moeten werken. De ‘Afrikanen’ waar Sommer het over heeft, hebben overduidelijk geen zin om qua voortplanting te minderen. Zij zien veel kinderen als een pensioenvoorziening: ‘Hoe meer kinderen, hoe groter de kans dat er een bij zit die rijk wordt en later voor je kan zorgen’, tekende Doornebal uit de mond van een Congolees op. Dat betekent dat iemand naar Afrika zal moeten afreizen om de mensen daar tot een laag kindertal te brengen. Of, nog wat concreter: witte westerse mensen zullen met name zwarte vrouwen moeten dwingen tot geboorteperking.

Dat hier een taboe op rust, heeft een goede reden. Dit hebben witte westerlingen namelijk al eens geprobeerd, in de jaren zestig en zeventig, toen de overbevolkingspaniek hier op een hoogtepunt was. Wetenschapsjournalist Mara Hvistendahl schreef erover in haar boek Unnatural selection. In bijvoorbeeld Zuid-Korea bouwde men op westers initiatief oude Amerikaanse legertrucks tot rijdende geboorteperkingsbussen, waarin vrouwen door vrijwel ongetraind personeel werden geronseld voor een spiraaltje of sterilisatie, bij zwangerschap voorafgegaan door een gratis abortus. De Koreaanse ‘agenten’ die dit overzagen werden met geld van onder meer het Bevolkingsfonds van de VN ‘per stuk’ betaald, om ze te prikkelen elke dag weer zoveel mogelijk vrouwen onvruchtbaar te maken. In India gebeurde hetzelfde, wederom onder auspiciën van westerse organisaties. Dwang was aan de orde van de dag. ‘Over zoiets basaals het vragen van toestemming om een spiraaltje te plaatsen of een foetus weg te halen, werd met geen woord gerept’, vertelde Hvistendahl me tijdens een interview.

Ik ga ervan uit dat Sommer dit alles niet wist of in gedachten had, toen hij zijn column tikte. Het is ook grotendeels vergeten geschiedenis, een weggestopte zwarte bladzijde. Het probleem is dat dit gebrek aan collectieve kennis, hoewel gerieflijk voor witte mensen, ook gevaarlijk is. Want wat Sommer onbedoeld zeer treffend aantoont, is dat zodra de angst weer toeslaat – ‘miljoenen Afrikanen zullen op onze deur bonken’ – de kans bestaat dat mensonterende gruwelijkheden uit het verleden zomaar een goed idee voor de toekomst lijken.

 

 

Meer lezen: 

De cijfers van het CIA World Factbook: http://www.indexmundi.com/g/r.aspx?t=0&v=25&l=en

De cijfers van de Gallup-poll: http://www.gallup.com/poll/166796/potential-net-migration-index-declines-countries.aspx

Het NRC-stuk van Doornebal: http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2014/september/20/afrikaanse-bevolking-explodeert-verwacht-meer-vl-1420295

De webpagina bij het boek Unnatural selection: http://www.marahvistendahl.com/unnatural-selection/

Het interview met Mara Hvistendahl: https://ashatenbroeke.nl/2011/10/27/liever-een-jongetje/

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Kinderen mogen niet meer in de hoek. Volgens een berichtje op RTL Nieuws vorige week is dat namelijk een vorm van kindermishandeling. Het artikel beroept zich op Amerikaanse onderzoekers, die vaststelden dat de emotionele pijn van zo’n ‘time-out’ er op hersenscans hetzelfde uitziet als fysieke pijn. En aangezien we kinderen ook geen dreun voor hun harses geven, moeten we ze ook niet langer uit het zicht parkeren als ze irritant zijn.

Ik vind het een wonderlijke redenering. Niet omdat ik nou superdol ben op het hoekplaatsen van nageslacht; zelf ben ik nogal een watje, en daarnaast houden kinderen ook aanzienlijk sneller op met krijsen als je ze gewoon een knuffel geeft, wat voor iedereen prettiger is dan geouwehoer met zo’n time-out.

Nee, wat me verbaasde was dat de rol van de hersenscan in dit verhaal. Het lijkt me volkomen logisch dat het een kind pijn doet om afgezonderd te worden na ongewenst gedrag. De meeste kinderen zouden je dat vermoedelijk ook kunnen vertellen: moederziel alleen je frustratie eruit huilen doet van au. Die pijn is, dacht ik, zelfs het hele punt van straf – ook al klinkt dat wat onaangenaam, dus praten we daar liever niet over. Dat we onze spruitjes niet meer massaal over de knie leggen komt vooral door de culturele notie dat lichamelijke soevereiniteit belangrijker is dan geestelijke, niet omdat we in een vlaag van pedagogische verlichting het principe van ‘wie niet horen wil moet maar voelen’ hebben afgeschaft. De vaststelling dat emotionele pijn in het brein lijkt op fysieke pijn zou hierin nuchter bekeken niets moeten uitmaken.

Maar dat doet het wel. Want hersenscans hebben een zeer bijzondere status in onze samenleving: ze maken dingen echt.

Een goed voorbeeld is genderdysforie, waarbij iemand het gevoel heeft dat zijn genderidentiteit niet past bij het geslacht dat op het paspoort staat. Vorige maand meldde het Leids Universitair Medisch Centrum in een persbericht trots dat bij jongeren met dit gevoel ‘subtiele verschillen in de hersenen’ te zien zijn, die ‘een biologische basis suggereren’. Het bericht vertelde ook waarom dit belangrijk is: ‘Deze kennis kan transseksuelen helpen om de benodigde erkenning en behandeling te verkrijgen.’ Puur het feit dat mensen genderdysforie ervaren, was blijkbaar niet genoeg: pas als er ‘hard bewijs’ is voor iemands gevoel, is het reëel genoeg om te erkennen.

Dat hoeft natuurlijk niet per se een probleem te zijn. Integendeel, zo’n ‘echt’ breinbewijs kan zeer behulpzaam zijn. Toen professor Dick Swaab in de jaren negentig voor het eerst ontdekte dat de hersenen van transseksuele vrouwen inderdaad meer lijken op dat van een vrouw dan op dat van een man – no shit, Sherlock! – werkte dat emanciperend. Juist ómdat het nu ‘echt’ was, een bonafide biologisch gegeven, raakte het idee dat transseksualiteit een vorm van aanstelleritis of mafkezerij was uit de mode. En terecht.

Lastiger wordt het wanneer iemands hersenscan en zijn gevoel elkaar tegenspreken. Wat doen we, om maar eens iets te noemen, met een kind dat volgens de scanner een jongetjesbrein heeft maar dat zich een meisje voelt?

Dit is geen denkbeeldig issue. Wij mogen dan ons brein zijn, maar dat betekent niet dat verschillen hersenactiviteit per se leiden tot een andere ervaringen. Een paar jaar geleden stond er een publicatie in het topvakblad Nature waarin de onderzoekers stelden dat stedelingen gestresster waren dan plattelandsbewoners. Dat baseerden ze op een experiment waarbij proefpersonen werden getreiterd met een moeilijke rekentaak, waarbij bleek dat bij stadsbewoners een bepaald hersengebiedje heftiger reageerde. Dat de wetenschappers de burgers en buitenlui ook hadden gevráágd hoe gestresst ze zichzelf vonden, en dat beide groepen hierin niet verschilden, speelde geen rol in de conclusies. Blijkbaar was het niet zo belangrijk wat de stedelingen voelden: als je brein stress laat zien, dan heb je stress. De scanner zegt het. Dus het is echt. Punt uit.

Uit deze hersenverheerlijking spreekt een schrale vorm van minachting voor ons subjectieve innerlijke leven. Liever dan gevoelens serieus nemen, krijgt het brein het laatste woord, en treedt de scanner op als magische antwoordmachine. Maar hoe treurig is het dat er er anno 2014 nog steeds een hersenverhaal aan te pas moet komen om transseksuele mensen aan erkenning te helpen. En hoe triest is het dat we pas naar de emotionele pijn van kinderen gaan luisteren als een hersenscanner zegt dat straf zeer doet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In 2011 studeerden er meer dan 125.000 Nederlandse vrouwen aan een universiteit.

Dankzij het feminisme.

Op 12 september 2012 gingen meer dan 4,7 miljoen vrouwen stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen.

Dankzij het feminisme.

Sinds 19 juni 1963 reisden er 57 vrouwen naar de ruimte; 43 vrouwen wonnen ooit een Nobelprijs; 62 vrouwen gaven leiding aan een regering.

Dankzij het feminisme droomt mijn dochter dat ze astronaut wordt.

1123 wetenschappelijke publicaties citeerden de paper van de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde uit 2005, waarin ze op basis van meer dan honderd studies vaststelde dat mannen en vrouwen in bijna al hun vaardigheden en eigenschappen hetzelfde zijn. Uitzonderingen betroffen onder meer het gebruik van porno, fysieke agressie en hoe ver iemand een bal kan gooien. Nadrukkelijk niet uitgezonderd waren zaken als ambitie, rationeel denkvermogen, assertiviteit, leiderschap, zelfvertrouwen, en carrièrevoorkeuren.

Zonder het feminisme hadden we nooit geweten hoe gelijk mannen en vrouwen eigenlijk zijn.

Op 20 januari 2012 steunden al 47.427 mensen een onlinepetitie van protestbeweging Spark. In die petitie riep Spark Lego op te stoppen met zijn bouwsteentjessegregatie. Al een paar jaar richtte het Deense bedrijf zich namelijk in zijn reclames steeds exclusiever op jongens. Eind 2011 was gebleken waarom: Lego lanceerde met veel bombast een nieuwe lijn voor meisjes. Lego Friends heette de lijn, en hij werd geleverd in paarse doosjes en met een overdosis aan vrouwelijk gevormde poppetjes en roze blokjes. Maar het was vooral de tuttige inhoud van die doosjes die Spark chagrijnig maakte: ‘Meisjes houden óók van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden’, schreven ze in hun petitie. ‘Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’ Ondertussen staat het aantal steunbetuigers op 65.703.

Meer dan een kwart miljoen mensen protesteren sinds mei 2013 op de website change.org tegen de makeover die Disney aan Brave-prinses Merida gaf. Is ze in de film nog jongensachtig en stoer, met ontembaar rood kroeshaar, in de nieuwe versie heeft ze zachte kastanjebruine krullen, en is ze verwulpst, met een sexy slanke taille en grotere borsten.

Het is nog geen revolutie, maar het is een begin. Met dank aan het feminisme.

Op 30 december 2012 demonstreerden tienduizenden Indiase vrouwen (en mannen) naar aanleiding van de dood van Jyoti Singh tegen de verkrachtingsvriendelijke cultuur in hun land, en voor het recht om ’s avonds veilig over straat te kunnen lopen.

Het Everyday Sexism-project verzamelt sinds het voorjaar van 2012 de ervaringen van meer dan tienduizend vrouwen die als seksobject werden behandeld op straat, of werden betast in de metro. ‘Pas toen ik op kantoor kwam, merkte ik dat er sperma op de achterkant van mijn benen zat.’

Dankzij het feminisme mogen vrouwen nu terugschreeuwen dat hun lichaam van hen is. En niet van een man. Laat staan van een of andere viezerik in de trein of een donker steegje.

In dit boek beschrijven 22 vrouwen welk idee Nederland heeft veranderd. Ja, en 79 mannen. Niemand heeft ook gezegd dat we al klaar waren, feminisme-technisch gezien. Maar het is een hele stap vergeleken met de vroeger tijden, waarin de helft van Homo sapiens’ intellectuele capaciteit gewoon werd weggegooid.

Zonder het feminisme had er geen enkele vrouw in dit boek gestaan. En dat had u niet eens raar gevonden.”

Dit korte essay staat in het boek ‘Nederland in ideeën‘ (Maven Publishing, 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ze zijn de voetbalhooligans van het internet: trollen en reaguurders. Elke poging tot inhoudelijk debat proberen ze te ontregelen door er met gestrekt been in te gaan en mensen af te zeiken, te intimideren of zelfs te bedreigen. Wat beweegt deze mensen?

‘Wat een minderwaardig mens.’
‘Akelig liegend haatzaaiend mannetje.’
‘Door uw soort is Fortuyn vermoord.’
Het zijn zomaar een paar reacties onder een bericht van het weblog GeenStijl. Onderwerp is D66-leider Alexander Pechtold, die de vorige dag op televisie kritiek had gehad op het Marokkaanonvriendelijke taalgebruik van Geert Wilders. De GeenStijl-lezers vonden dat onterecht en keerden zich tegen Pechtold. Niet met argumenten, maar met minachting en zeer op de man.

Het is de vaste modus operandi van deze reaguurders. En niet alleen van hen. Bij de meeste internetfora en websites die lezersreacties toestaan zijn trollen en andere digitale hooligans een bekend verschijnsel. Ze ontregelen vakkundig elke poging tot inhoudelijk debat door anderen af te zeiken, te intimideren en soms zelfs te bedreigen. Maar waarom eigenlijk? Wat beweegt deze mensen? En wat zijn de gevolgen?

 

Verloren paradijs

‘In den beginne creëerden de technologiegoden het internet, en zij zagen dat het goed was. Toen vond iemand “lezersreacties” uit, en het paradijs was verloren.’ Dat schrijven communicatiewetenschappers Dominique Brossard en Dietram Scheufele van de Universiteit van Wisconsin-Madison half grappend in de New York Times. Hun opmerking slaat op een onderzoek naar de invloed van trollerige lezersreacties dat ze in 2013 publiceerden. Daarin kregen bijna 1200 proefpersonen een nieuwsbericht te lezen over een heet hangijzer: nanotechnologie. Geen opruiend artikel, maar een stuk dat neutraal de voor- en nadelen uiteenzette. Hierna lazen de proefpersonen een aantal speciaal voor de studie gefabriceerde reacties. In de helft van de gevallen waren die beschaafd, in de andere helft onbeschoft – ‘Als je de voordelen van nanotechnologie in deze producten niet ziet, ben je een idioot’, dat werk.

Vervolgens peilden Brossard en Scheufele de mening van de proefpersonen over nanotechnologie. Degenen die de tekst plus redelijke reacties hadden gelezen, waren door het lezen van de tekst niet van gedachten veranderd over de technologie. Voor de proefpersonen die de lezersreacties-op-de-man hadden moeten lezen, lag dat anders. In deze groep waren de voorstanders nog enthousiaster pro-nano geworden, en de tegenstanders waren nog feller tegen. Trollende reaguurders polariseren het debat, concludeerden de onderzoekers. En ze zorgen ervoor dat lezers een genuanceerd verhaal anders interpreteren.

Voor het Amerikaanse tijdschrift Popular Science deed dat de deur dicht. Zij verwijderden afgelopen september de reactiemogelijkheid op hun website. ‘Het is geen beslissing die we lichtvaardig hebben genomen’, schrijft de redactie in een toelichting. Ze koesteren het levendige intellectuele debat over wetenschap, maar als trollen dat debat verstoren, is er van een goed gesprek over wetenschap juist geen sprake meer, vinden ze. ‘Zelfs een twistzieke minderheid heeft genoeg macht om de kijk van een lezer op een verhaal scheef te trekken.’

 

Vanuit de zolderkamer

Maar waarom is die minderheid zo twistziek? Om te beginnen: ontregelende en opruiende retoriek is natuurlijk zo oud als de weg naar Rome. Letterlijk – zo beschreef de Romeinse redenaar Cicero zijn tijdsgenoot en politicus Marcus Antonius als een ‘publieke prostituee’, waarna hij er nog aan toevoegde: ‘maar laten we nu zwijgen over uw losbandigheid en uitspattingen.’ Dat is weliswaar iets eloquenter geformuleerd dan de gemiddelde GeenStijl-reactie, maar inhoudelijk niet eens zo verschillend.

Wat wel anders is dan toen, is de anonimiteit. Wie nu een politicus een hoer wil noemen, hoeft niet op een zeepkist te klimmen, maar kan dat doen vanuit de veiligheid van zijn eigen zolderkamer. En dat verandert de zaak, schrijft hoogleraar psychologie John Suler aan Rider Universiteit in een invloedrijke paper uit 2004.

Suler oppert dat mensen online meer ontremd zijn dan wanneer ze gewoon zomaar wat met iemand staan te kletsen. Dat hoeft trouwens niet per se negatief te zijn: er zijn ook mensen die zich meer blootgeven online, eerder iemand te hulp schieten of sneller intiem praten met iemand waar ze veel mee gemeen hebben. Trollen en reaguurders vallen echter in de minder lieflijke categorie ‘toxic disinhibition’, oftewel ‘giftige ontremming’. Hier laat anonimiteit zijn minst rooskleurige gezicht zien. Immers: het maakt niet als je je online misdraagt. Zolang je zelf je identiteit niet bekendmaakt weet niemand wat je uitgespookt hebt en heeft je gedrag nauwelijks consequenties. Je kunt de volgende dag gewoon naar je werk zonder dat iemand je raar aankijkt.

Recent onderzoek van Arthur Santana van de Universiteit van Houston laat zien hoe groot dat anonimiteitseffect is. Hij analyseerde 900 lezersreacties op online nieuwsberichten van Amerikaanse kranten. Ze gingen over immigratie; een onderwerp dat de troltechnische gemoederen doorgaans flink weet te verhitten. Van de anonieme reacties bleek ruim de helft ronduit onbeschaafd te zijn; veel meer dan van de reacties van geregistreerde krantenlezers. In totaal waren de anonieme reaguurders verantwoordelijk voor bijna driekwart van alle scheldpartijen, racistische opmerkingen en andere ontregelingen.

 

Sadist of gelegenheidshooligan?

Maar betekent dit nou dat het anonieme internet het slechtste in goede mensen naar boven kan halen? Of is het juist een plek waar de engerds, pestkoppen en sadisten, bevrijd van goede manieren en sociale grenzen, hun ware aard laten zien?

Een beetje van beiden, denkt onderzoeker Whitney Philips van de Universiteit van Oregon, die zich al jaren in de wondere wereld der internettrollen verdiept. In één van haar artikelen vertelt ze hoe ze met een trol aan het praten was, toen deze ineens in de derde persoon begon te spreken over een onder-de-gordel-actie die hij een tijdje geleden zelf had uitgehaald. Philips realiseerde zich dat het online profiel dat de trol gebruikt deels losstaat van de mens achter de trol. Het is eerder een soort marionet, bestuurd vanachter een computer in die zolderkamer.

Dat blijkt ook uit een uitgebreid interview dat Philips eerder als onderdeel van haar onderzoek deed met online herrieschopper Paul Socash (niet zijn echte naam). Hij vertelt hoe hij alternatieve persoonlijkheden ‘bouwt’, als een soort projecties van zichzelf. Anonimiteit is hiervoor essentieel, zegt hij, want alleen daardoor kan hij zijn ‘marionet’ onpopulaire standpunten laten innemen en mensen die naar zijn mening dwaze dingen zeggen stevig aanpakken zonder beleefheidsnormen in acht te nemen.

John Suler legt precies hetzelfde verband tussen anonimiteit en de neiging van trollen en reaguurders om de daden op het internet los te koppen van hun ‘echte’ identiteit. Hij ziet het als een psychologisch effect: als je online daden geen consequenties hebben in je dagelijks leven, raak die twee zaken onthecht. Mensen splitsen zichzelf als het ware op in een online-zelf en een offline-zelf. Zodra de computer uitstaat voelen ze dan ook geen echte verantwoordelijkheid meer voor wat ze getrold en gereaguurd hebben. Een beetje zoals iemand die tijdens een potje squashen bloedfanatiek op de baan staat, en daarna weer overgaat tot zijn normale, zachtmoedige orde van de dag.

Met één belangrijk verschil: wanneer de fanatieke squasher te ver gaat, kan hij dat direct zien aan de emotionele reacties van zijn mede-spelers. Hij ziet ze schrikken, of boos kijken, en aangezien mensen sociale dieren zijn, zal hij zich dat in de meeste gevallen aantrekken. Maar juist deze intermenselijke signalen ontbreken wanneer iemand op een internetforum of in lezersreacties een ander uitscheldt of afzeikt. De reaguurder ziet niet wat hij aanricht. En dat versterkt de onthechting en ontremming waar Suler het over had.

 

Mensen pijn doen is spannend

Zo gesteld klinkt het misschien alsof trollen vooral gelegenheidstreiteraars zijn, tot hun daden aangezet door de unieke eigenschappen van het internet. Maar dat klopt niet helemaal, bleek uit een onderzoek dat afgelopen februari verscheen. Een team van Canadese psychologen namen bij meer dan 1200 mensen twee vragenlijsten af. De eerste ging over hun internetgedrag: of ze weleens reaguurden. Ongeveer één op de tien meldde dat dit zelfs hun favoriete online activiteit was. De tweede vragenlijst ging over hun persoonlijkheid, en dan met name de duistere kantjes daarvan, zoals psychopathie, machiavellisme en sadisme – met stellingen als ‘mensen pijn doen is spannend’. Vooral sadisme bleek sterk samen te hangen met het uithangen van de internethooligan. Een trol mag dan een online persoonlijkheid voor zichzelf creëren, de marionet is niet volledig losgezongen van de marionet. Volgens de onderzoekers heeft hij namelijk zelf wel degelijk oprecht plezier in het ontregelen, verstoren, dreigen en intimideren. Trollen zijn volgens de onderzoekers ‘prototypische alledaagse sadisten’.

De Canadese studie is niet vlekkeloos uitgevoerd. Zo mochten deelnemers zichzelf aanmelden, wat de resultaten kan kleuren, en er zaten onder die deelnemers naar verhouding erg veel jonge mannen. Toch sluiten hun conclusies goed aan bij bijvoorbeeld het verhaal van trol Socash. Die geeft toe dat hij het ‘entertaining’ vindt om hippies en andere gekkies woedend te maken door hun te shockeren of hun standpunten te vervormen. En daar ziet hij verder geen enkel kwaad in. Het idee dat mensen die het lijdend voorwerp van trollen en reaguurders zich geïntimideerd of zelfs bedreigd voelen wuift hij weg. ‘Je kunt je afmelden op het forum waarop je discussieert’, zegt hij. ‘Je kunt de mensen die online niet aardig tegen je zijn ontvrienden, blocken, terugslaan of wat dan ook. Het is niet hetzelfde als in elkaar geslagen worden of gepest worden terwijl je naar de bushalte loopt omdat je controle hebt op een manier die je in het echte leven niet hebt – je kunt uitloggen.’

Niet dat hun slachtoffers dat zo voelen. Voor hen zijn de bedreigingen en intimidaties maar al te echt, helemaal niet als iets dat je kunt oplossen door de booswichten te blocken of ontvrienden. En ook de ontkoppeling tussen online en offline bestaat voor hen niet. De Britse journaliste Helen Lewis werd onder meer bedreigd met verkrachting. Ze vertelt erover in een artikel in The Observer: ‘Iemand vroeg me of ik me niet realiseerde dat ik niet echt verkracht zou worden. Maar dreigen met seksueel geweld is op zichzelf al een aanval.’ Ze denkt terug aan collega’s die merkten hoe hun Facebook-pagina was doorzocht, hoe hun thuisadressen waren achterhaald. ‘Het voelt echt alsof deze mensen op je jagen.’ En daar helpt geen uitlogknop tegen.

=

BRONNEN:

Ashley Anderson, Dominique Brossard, Dietram Scheufele en collega’s: The “Nasty Effect:” Online Incivility and Risk Perceptions of Emerging Technologies | Journal of Computer-Mediated Communication (19 februari 2013 online).

Asha ten Broeke: In het brein van de reaguurder | Vrij Nederland (19 december 2013).

Arthur Santana: Virtuous or Vitriolic, the effect of anonymity on civility in online newspaper reader comment boardsfebruari | Journalism Practice (18 juli 2013 online)

Whitney Philips: Interview with a troll | Index on Censorship (14 september 2011).

Whitney Philips: LOLing at tragedy: Facebook trolls, memorial pages and resistance to grief online | First Monday (5 December 2011).

Erin Buckels, Paul Trapnell en Delroy Paulhus: Trolls just want to have fun | Personality and Individual Differences (8 februari 2014 online).

Vanessa Thorpe en Richard Rogers: Women bloggers call for a stop to ‘hateful’ trolling by misogynist men: anonymous trolls regularly threaten female writers with rape | The Observer (6 november 2011)

=

Nasleepje:
Bovenstaand stuk viel verminderd goed bij de redactie van GeenStijl. KIJK plaatste dit bericht:

In KIJK 12/2014 schrijft Asha ten Broeke over de psychologie van de reaguurder. De reacties bleven niet uit.

Naar aanleiding van het artikel riep de redactie van GeenStijl haar reaguurders op om in het toetsenbord te klimmen en zich op de KIJK-site massaal te beklagen over het onrecht dat hen werd aangedaan. En dat deden ze! Omdat het om een flink aantal, nogal uiteenlopende opmerkingen gaat, die Asha ten Broeke niet allemaal persoonlijk kan beantwoorden, geeft ze deze reactie:

“GeenStijl stelt dat ik met mijn stuk in KIJK de reaguurder onheus heb bejegend. Dat artikel open ik met een paar voorbeelden van lezersreacties die inderdaad van deze website komen. Zo werd D66-leider Pechtold uitgemaakt voor ‘een minderwaardig mens’ en ‘akelig liegend haatzaaiend mannetje’.

Ik omschreef deze reacties als ‘niet met argumenten, maar met minachting en zeer op de man’, en wees er vervolgens op dat dit geen exclusief GeenStijl-fenomeen is. Verder gaat het stuk ook niet over GeenStijl, maar over meer algemeen psychologisch onderzoek naar internettrollen. (Maar hé, wie de schoen past, trekke hem aan, natuurlijk!)

Ondanks dat GeenStijl slechts de rol van voorbeeld vervulde in mijn verhaal, raakte de roze redactie toch hevig van haar theewater. Zij vindt haar reaguurders namelijk intelligent, scherp, grappig en beschaafd. Een lovenswaardige reactie: het is altijd hartverwarmend als een medium zich zo vierkant achter haar lezers opstelt.

Daarnaast riep de GeenStijl-redactie haar reaguurders op vooral op de KIJK-website te reageren. ‘Kom op, laat u van uw beste kant zien en toon aan dat KIJK er volledig naast zit’, was het verzoek. Reaguurders hebben daar in groten getale gehoor aan gegeven. ‘Ik neuk jullie allemaal de moeder’, zei iemand. En: ‘Asha wat ben je toch een akelig liegend haatzaaiend vrouwtje!’ Ik laat het verder aan de KIJK-lezer over of ze dat grappig, beschaafd en intelligent vinden, of argumentloos, minachtend en op de man.”

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik kijk altijd graag naar wetenschappers als ik antwoorden wil. Ondanks alle ophef van de afgelopen jaren – fraudezaken, replicatiecrises, Ioannidis’ vaststelling dat de meeste bevindingen onjuist zijn – denk ik nog steeds dat onderzoek de beste manier is om de werkelijkheid te kennen. Het liefst natuurlijk volgens de academische regelen der kunst, maar ook andere grondige bestuderingen van de complexiteiten des levens kunnen bijdragen bij een van dé missies van de moderne mensheid: het verminderen van de totaal somma der stupiditeit op deze wereld.

Althans, dat is het idee.

Enter Ineke Strouken, directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed. Ze schoof 10 juni aan bij Knevel en van den Brink om het over Zwarte Piet te hebben. Strouken kwam vertellen dat er na het heftige debat over de pieterbaas behoefte was aan meer inzicht, en dat haar centrum daartoe een onafhankelijk onderzoek had laten doen door historicus Gábor Kozijn. Kozijn had heel netjes twintig voor- en tegenstanders geïnterviewd over wat hen aan- of tegenstond aan de assistent-kindervriend, en daaruit destilleerde Strouken op tv een nieuwe compromis-Piet, die critici en liefhebbers dichter bij elkander zou moeten brengen.

Het pagepak mocht blijven, maar stenen des aanstoots als de grote, dikke, rode lippen, de gouden oorringen en de kroeshaarpruik waren in de polder-Piet verdwenen, om hem wat minder op de racistische blackface te laten lijken. Zijn haar was echter nog steeds zwart en zijn vel nog steeds bruin geschminkt, omdat de Piet-fans tijdens het onderzoek hadden laten weten dat dit voor hen echt essentiële kenmerken waren. Er was, kortom, een gewogen gemiddelde getrokken uit de resultaten van het onderzoek en dit werd aan de kijker gepresenteerd.

Niemand was blij. De voorstanders van Zwarte Piet vonden hem vanwege de aanpassingen niet meer authentiek genoeg, en de tegenstanders waren geshockeerd omdat hun hoofdprobleem – namelijk: dat hij dus zwart is – niet was geadresseerd. Sterker nog: door Piet een iets lichter getinte bruine huid te geven en stijl zwart haar in plaats van kroeshaar, konden nu nog meer etnische minderheden zich herkennen in de knecht van Sinterklaas. ‘Alleen in Nederland proberen ze iets minder racistisch te maken door het meer racistisch te maken’, was een veelgehoorde conclusie op Twitter.

Hoewel de beschikbare kennis over het Zwarte Pieten-debat was toegenomen, was de totale somma der stupiditeit groter geworden in plaats van kleiner.

Het probleem was natuurlijk dat de afwegingen rondom Piet politiek en moreel van aard zijn, en niet feitelijk. Het gaat helemaal niet over hoe iedereen een klein beetje kan inschikken om vervolgens tevreden te zijn met een gemiddelde compromis-Piet, het gaat over hoe we in dit land met elkaar omgaan. Of de witte meerderheid de stemmen en standpunten van een etnische minderheid voldoende belangrijk vindt om iets op te geven waar ze aan gehecht is. Het gaat over één van de kernwaarden van de democratie – dat de meerderheid van het volk beslist maar daarmee de verplichting op zich neemt om naar minderheden te luisteren – en of onze politici het aandurven om die waarde hoog te houden, ook als ze zich daarmee bij miljoenen kaaskoppen onsterfelijk onpopulair maken.

Het Zwarte Pieten-debat heeft daarmee een cruciale parallel met het klimaatdebat. Op gezette tijden verschijnt er weer een nieuw onderzoeksrapport, doorgaans met een nieuwe onheilstijding. Nog niet zo lang geleden waarschuwden wetenschappers bijvoorbeeld dat de opwarming van de aarde zich niet zou beperken tot de eerder afgesproken bovengrens van twee graden Celsius. Dat is verontrustend nieuws, maar het doet niets aan stupiditeitsvermindering, want de stompzinnigheid zit hem ook hier niet in de feitelijke staat van het broeikaseffect, maar in het politiek onvermogen om met deze informatie iets zinvols te doen.

Het is verleidelijk om steeds maar meer onderzoek tegen zulke problemen aan te gooien. We zien de politici immers ronddwalen, zoekend naar wijsheid, en we denken: als we nou nog maar iets meer zouden weten, als we het ze nog maar iets beter zouden kunnen uitleggen, als we nou maar iets minder dom waren met zijn allen, dan zouden we de wereld misschien een betere plek kunnen maken.

Maar soms zijn het niet de antwoorden die de totale somma der stupiditeit te lijf moeten gaan; het zijn de beslissingen. Niet de wetenschap, maar de macht. Niet de kennis, maar de moed. Niet het brein, maar de wil.

 

Foto: FreeImages.com / Jean Scheijen

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.