dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De meeste vrouwen hebben geen spontaan libido (feit)

Volgens de psychiater Sigmund Freud is libido een oerdrift. Een soort honger dus, maar dan naar seks in plaats van naar een boterhammetje. Deze drift stelt het voortbestaan van de mensheid veilig, beredeneerde hij zo’n honderd jaar geleden. Immers: als er in ons niet met enige regelmatig een spontane behoefte aan een wip zou opborrelen, dan zouden we als soort onvoldoende nageslacht maken en sterven we hartstikke uit.

Mis, denken wetenschappers nu. Om te beginnen: libido lijkt helemaal niet zo op honger. Om maar eens een dwarsstraatje te noemen: als je niet eet ga je dood, maar zonder seks kun je heel oud worden. Bovendien, zo vertelde seksuoloog Emily Nagoski onlangs in New Scientist, weten we ondertussen dat zin in seks doorgaans niet zomaar uit de lucht komt vallen. Bij slechts tien tot twintig procent van de vrouwen is spontane geilheid het voornaamste startsignaal voor seks (bij mannen is dat ongeveer zeventig procent). De rest van de dames moet het hebben van wat wetenschappers ‘responsief verlangen’ noemen: je libido floept aan als je in een sexy situatie terecht komt. Pas wanneer je lief je zachtjes in je nek kust, denk je: ‘Oeh, van bil op de keukentafel, dát is best een goed idee.’

Zo bekeken is libido meer een emotie dan een drift. Het is ook de reden dat seksuologen vaak zeggen: zin moet je maken. Als je namelijk niet bij die tien tot twintig procent hitsig-uit-het-niets-vrouwen hoort, dan kun je zonder de juiste prikkels wachten op je libido tot je een ons weegt.

 

Vrouwen hebben van nature minder libido dan mannen (fabel)

Dus mannen voelen zich vaker spontaan wellustig dan vrouwen. Maar hebben vrouwen ook ook over de hele seksuele linie minder zin? Evolutiebiologen dachten lang van wel. Hun theorie ging terug tot in de verre prehistorie. Oermannen, zo redeneerden zij, hadden er baat bij om hun zaad in zoveel mogelijk oervrouwen te stoppen. Elke vrijpartij geeft immer kans op babytechnische bingo, en daarna kun je desgewenst gewoon weer vertrekken naar de volgende grot om daar je sergeant-majoor in de buur-oervrouw te stoppen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

Oervrouwen hadden die luxe niet. Wanneer zij seksten, moesten ze er rekening mee houden dat ze zwanger konden worden, en een kind moesten baren en zogen. Allemaal dingen die een tikkie aan de tijdverslindende en energievretende kant zijn. Dus laat je je niet door zomaar elke lul de behanger bepotelen. Liever ben je kuis en kieskeurig, totdat je iemand vindt met goede genen die ook nog een beetje bij je wil blijven. Zo ritsel je een sterk, gezond kind en een papa die je helpt de babyboel voor elkaar te boksen.

Of niet? De afgelopen tien jaar ontdekten wetenschappers steeds meer dingen die in tegenspraak waren met deze theorie. Zo bleken aapvrouwen bepaald geen gebrek aan lust te hebben. Ze lonkten naar de alfa-mannen, wreven met hun apenflamoesjes tegen de hooggeplaatste apen, en doken de bosjes in met de lagergeplaatsten. En ook bij mensen ontbrak van de geëvolueerde vrouwelijke preutsheid ieder spoor. Want als mannen gemaakt zijn voor veel liefjes en vrouwen voor weinig, hoe kan het dan dat bijvoorbeeld mannelijke en vrouwelijke studenten ongeveer evenveel bedpartners hebben? En waarom blijkt uit onderzoek dat de overgrote meerderheid van de mannen hetzelfde ideaal heeft als de meeste vrouwen: een monogame relatie, en dus seks met één partner?

 

Libido zit in je brein, niet tussen je benen (feit)

Natuurlijk: als je opgewonden raakt, gebeurt er van alles tussen je benen. Je bloedtoevoer neemt toe, je vagina wordt vochtig, de clitoris zwelt alvast op in blijde verwachting van wat er komen gaat. Maar het echte commandocentrum van het libido zit niet daar beneden, maar in het brein.

Dat weten we uit experimenten waarbij vrouwen in het lab naar prettige porno mochten kijken. Ondertussen bekeken nieuwsgierige wetenschappers wat er van boven en onderen allemaal aan geilheid plaatsvond. Met een soort tampon met een lampje kunnen ze zien hoe enthousiast de vagina van hun proefpersoon is. Bij porno zit dat doorgaans wel snor – seksonderzoekers weten al een tijd dat niet alleen mannen maar ook vrouwen het prima kunnen op vieze filmpjes assorti.

Maar terug naar die vaginale geestdrift: of vrouwen die ook echt ervaren, blijkt dus aan het brein te liggen. In de hersenen zit een soort handrem, die standaard aanstaat. En zolang die aanstaat, voelt een vrouw zich niet geil en kan ze emotioneel onbewogen naar de meest sexy beelden kijken. Pas als vrouwen zich voldoende op hun gemak voelen, raakt een bepaald hersencircuit in de linkerhersenhelft uitgeschakeld, en voelen ze dat ook echt ze van onderen helemaal klaar zijn om te gaan met die banaan.

 

Er komt binnenkort een lustpil die het vrouwelijk libido verhoogt (fabel, waarschijnlijk)

Een soort Viagra voor vrouwen: dat zou flink kassa zijn voor de pillenindustrie. Aan de blauwe pilletjes die de mannelijke onderkant van een hangende tuin in een rijzende ster transformeren, verdiende fabrikant Pfizer sinds de lancering een slordige 30 miljard euro.

Toch wil het maar niet lukken met de lustpil voor dames. Kort na de lancering van Viagra voor mannen, begonnen de eerste tests op vrouwen. De clitoris heeft tenslotte een klein zwellichaampje, dus wie weet: misschien hebben libidoloze vrouwen wel een mini-erectiestoornis. Dat bleek niet het geval, waarna de geflopte anti-depressiepil Flibanserin het mocht proberen. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat vrouwen er als bijwerking weleens mild hitsig van werden. Maar helaas: ook hier geen jackpot. In 2013 kondigde producent Adriaan Tuiten het nieuwste wondermiddel aan: Lybrido. Het is een geilheidspil die uit twee laagjes bestaat. Binnenin zit Viagra (waarvan we al wisten dat het niets uithaalde) en buitenom zit een laagje testosteron. Dat hormoon werkt inderdaad bij sommige vrouwen lustverhogend, omdat een tekort aan testosteron bij beide seksen tot suboptimale wipzin leidt. Maar dit geldt lang niet voor alle vrouwen. Bovendien: wie het middel kwistig gebruikt kan er pukkels van krijgen, of een snor. En uit onderzoek bleek ook nog dat de pil – oh, ironie – kan zorgen voor hoofdpijn.

 

Een sexy vreemdeling is opwindender dan je man (feit)

‘Een onbekende man, type Idris Elba, die je tegen de muur van een steegje drukt en de kleren van je lijf scheurt. Hij verlangt zo naar je, hij vindt je zo geil en mooi, dat hij zich niet langer kan beheersen…’ Zulke scenario’s legt psycholoog en seksonderzoeker Marta Meana de vrouwen in haar lab voor. En reken maar van yes dat zowel hun poes als hun brein daar instemmend op reageert. Maar een ander scenario, waarin vrouwen de liefde bedrijven met een oude vriend of met de partner waar ze al tien jaar mee samen zijn, kan de gemoederen onder de riem slechts matig verhitten.

Volgens Meana’s onderzoek komt dat doordat vrouwen veel geilheid halen uit het idee dat een minnaar ze intens begeert. Vandaar ook dat veel vrouwen – naar schatting zo’n zestig procent – fantaseren over seks waarbij ze ruw worden overweldigd door een vreemdeling. In de meeste lange relaties, echter, is zulke allesverslindende passie vaak ver te zoeken. Uit studies blijkt dan ook dat vooral vrouwen naarmate een relatie vordert steeds minder vaak spontaan hitsig worden. Wat niet wil zeggen dat ze geen libido meer hebben; die moet alleen even op vakkundige wijze wakker geschud worden. Waarbij het volgens seksuologen overigens niet erg is als je tijdens het minnespel je ogen sluit en doet alsof je met een bloedgeile Idris Elba in een steegje staat.

 

Roodharige vrouwen hebben meer zin (fabel, waarschijnlijk)

Blonds have more fun, maar roodharigen hebben meer seks? Wel volgens seksonderzoeker Werner Habermehl. In 2006 kwam hij in het nieuws met een onderzoek onder honderden Duitse vrouwen, waarbij hij hun seksleven afzette tegen hun haarkleur. Hoeveel vrouwen precies of hoe hij hen precies bevraagd had, zei hij er niet bij. Wel vertelde hij dit aan een Britse krant: ‘Het seksleven van vrouwen met rood haar was duidelijk actiever dan dat van vrouwen met een andere haarkleur, met meer partners en meer seks dan het gemiddelde. Het onderzoek laat zien dat de vurige roodharige haar reputatie zeker waarmaakt.’ Voor lieden in een vaste relatie met een vrouw die ineens besluit tot een rood geverfde coupe had hij een waarschuwing: ‘Ze is op zoek naar iets beters.’

Naar aanleiding van Habermehls onderzoek speculeerden veel journalisten over de oorzaak van dit gepassioneerde verband. Zouden roodharige vrouwen wellust in hun DNA hebben? Of is het juist zo dat mannen hen anders benaderen, omdat die alvast rekening houden met het stereotype van de ontembare redhead? Volgens psycholoog Petra Boynton kunnen we ons beter eerst afvragen of Habermehls conclusies wel kloppen. Ze is sceptisch omdat de Duitser zijn resultaten nooit in een wetenschappelijk vakblad publiceerde en vaag blijft over de details van zijn onderzoek. Bovendien zijn er geen andere studies die zijn bevindingen bevestigen. Haar conclusie: dit nieuwtje was wellicht goed nieuws voor kappers, maar slechte wetenschap.

Oesters zijn goed voor je libido (fabel)

Het was de groothandelaar in verleidingskunsten Giacomo Casanova die ze beroemd maakte als lustopwekker: de oesters. Naar verluid at hij er altijd vijftig voordat hij overging tot zijn wulpse verovering du jour. Maar werkt dat bij gewone stervelingen ook?

Er zitten wel stoffen in oesters die de seksuele eetlust kunnen prikkelen, denken sommige wetenschappers. Zo bevatten de schelpdieren zink, wat in theorie de doorbloeding kan verbeteren – ook down under. En er zitten twee aminozuren in waar ratjes in een lab weleens meer geslachtshormonen van gingen aanmaken, wat in theorie zou kunnen leiden tot meer seksuele activiteit. Maar toch blijkt het verband tussen deze stoffen en libido in de praktijk weerbarstig. Al was het maar omdat je, om een effect te voelen, een half strand aan oesters moet verschalken. En om het feestje helemaal te bederven: het gevoel dat je teveel gegeten hebt is dan weer een bewezen libido-killer.

Hetzelfde geldt trouwens ook voor de meeste andere geilheidsmiddeltjes. Chocolade, rode peper, saffraan, ginseng: het doet allemaal niets, heel weinig, of het werkt alleen in onappetijtelijk hoge doses. Is er dan niets dat we kunnen doen om genitaal in vuur en vlam te geraken? Jawel. Voor sommige mensen helpt alcohol of marihuana; met mate, net genoeg om de remmen los te gooien. Maar het beste recept is heel simpel: lekker vaak klaarkomen. Mensen die niet tegen heug en meug vrijen en bijna altijd een orgasme krijgen, hebben (onbewust) vaker zin, omdat ze weten dat een nummertje vrijwel altijd prijs is.

 

Meer info: 

Interview met seksuoloog Emily Nagoski, over dat libido niet bestaat

http://www.newscientist.com/article/mg22630152.200-theres-no-such-thing-as-a-sex-drive.html#.VSOVRzusUWK

 

Waarom het idee dat vrouwen preuts zijn een mythe is

https://ashatenbroeke.nl/2014/01/07/de-mythe-van-de-kuise-vrouw/

 

Verhaal van een ‘red hot redhead’

http://www.nypress.com/lust-life-red-hot-redheads/

 

Petra Boynton over de vraag of roodharigen echt meer seks hebben

http://www.drpetra.co.uk/blog/do-redheads-really-have-more-sex/

 

Twitter-account van seksonderzoeker Justin Lehmiller

http://twitter.com/JustinLehmiller

 

Over de zoektocht naar een lustpil voor vrouwen

https://ashatenbroeke.nl/2012/10/23/hij-wil-zij-niet/

 

Discussie over de lustpil bij Pauw en Witteman

http://pauwenwitteman.vara.nl/media/303400

 

Meer over opwinding in het brein

https://ashatenbroeke.nl/2012/10/24/porna-vrouwen-worden-niet-zomaar-opgewonden/

 

Over lustopwekkende middeltjes

http://abcnews.go.com/Health/science-lore-aphrodisiacs/story?id=18494745&singlePage=true

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Van ‘hé schatje, mooie benen!’ tot ‘bitch, laat me je neuken’: de meeste vrouwen weten goed hoe het is om op deze manier lastiggevallen te worden. Het is bijna normaal. Maar kan het ook kwaad? En waar ligt de grens tussen compliment en seksuele intimidatie eigenlijk?

Door Asha ten Broeke

‘Ik zat op een bankje op het perron te wachten op een late trein naar huis’, vertelt een vriendin die vanwege haar werk vaak ‘s avonds moet reizen. ‘Drie jongens kwamen op me af, duidelijk aangeschoten. Eén van hen ging vlak naast me zitten en begon tegen me aan te praten. Dat ik er zo geil uitzag, of ik niet met hem mee wilde om hem te pijpen. Ik negeerde hem, maar hij bleef maar doorgaan. Ik was erg opgelucht toen de trein kwam en hij met zijn vrienden in een andere coupé stapte.’

Voor veel vrouwen (en sommige mannen) is dit een herkenbare situatie. Mannen die naar je sissen of fluiten op straat, die je naroepen hoe lekker je bent en wat ze allemaal wel niet met je zouden willen doen als je nou maar gewoon even rustig zou blijven staan. Maar ook een collega die een opmerking maakt over je mooie benen of een opdrachtgever die net iets te vaak, net iets te lang naar je decolleté kijkt: het is zo alledaags dat het bijna normaal is. Sommige vrouwen zien zulke blikken, insinuaties, nafluiten of -roepen zelfs als compliment, terwijl anderen zich zeer ongemakkelijk of zelfs bedreigd voelen. Waar ligt de grens tussen een grap en lastigvallen?

Verkrachting als deel van de cultuur

Als seksueel geweld in het nieuws is, gaat de aandacht meestal uit naar de ernstigste vormen. Afgelopen maart verscheen er een groot Europees onderzoek, waaruit bleek dat 45 procent van de vrouwen in Nederland ooit is verkracht, aangerand of mishandeld. Rutgers WPF, kenniscentrum voor seksualiteit, verzamelt onafhankelijk daarvan cijfers die een gedetailleerder beeld geven van wat er in Nederland speelt. Daaruit komt naar voren dat ongeveer een op negen vrouwen hier ooit verkracht wordt. Tel je de verschillende vormen van aanranding daarbij op, dan blijkt dat ongeveer de helft van de vrouwen met seksueel geweld te maken krijgt. Ongewenste seksueel getinte opmerkingen tellen in die statistieken niet mee; dat overkomt zo’n 60 procent.

In de Verenigde Staten verscheen dit voorjaar een nationaal rapport – ‘Unsafe and harrassed in public places’ –, specifiek over dit laatste, verbaal lastigvallen. De percentages bleken vergelijkbaar met Nederland. Het rapport ging nog een stap verder, en koppelde het nafluiten en oneerbare voorstellen doen aan ernstiger zaken. Een flink deel van de vrouwen die nare seksuele opmerkingen naar hun hoofd kregen, vertellen dat de situatie escaleerde toen ze niet op de ‘juiste’ manier reageerden. De mannen in kwestie bleven ze bijvoorbeeld achtervolgen, probeerden hen te betasten of gingen zelfs over tot aanranding.

Deze koppeling past in de (vooral) Amerikaanse en Britse manier van nadenken over seksueel geweld, waarin sociologen en gedragswetenschappers stellen dat alles tussen nafluiten en verkrachting onderdeel is van dezelfde cultuur. In deze rape culture worden vrouwen aan de lopende band als seksobjecten neergezet en benaderd. Zo ontstaat er een maatschappelijke sfeer waarin het niet echt als een groot probleem wordt gezien als mannen meisjes en vrouwen lastigvallen of geweld aan doen.

Aanhangers van dit idee van verkrachtingscultuur wijzen vaak naar onderzoeken op Amerikaanse universiteiten, waaruit telkens blijkt dat een aanzienlijke minderheid van de jongens over de seksuele schreef kan gaan, zonder verdere gevolgen. Zo vroeg klinisch psycholoog David Lesak van de Universiteit van Massachusetts aan 1882 mannelijke studenten of weleens iemand hadden gedwongen tot seks (of dat hadden geprobeerd), en of dat ze het ooit hadden gedaan met iemand die te dronken of te stoned was om nee te zeggen. Ruim 6 procent zei ja op tenminste één van die vragen; samen was deze groep goed voor 439 verkrachtingen of pogingen daartoe. Toch zagen deze jongens zichzelf niet als zedendelinquenten. Had je ze gevraagd of ze ooit een meisje hadden verkracht of dat geprobeerd, dan hadden ze waarschijnlijk allemaal nee gezegd.

Grijs gebied

Hoe zit dat in Nederland? Onderzoeker Linda Duits, verbonden aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in seksualiteit, gender en cultuur, kijkt er nuchter tegenaan. ‘Verkrachting hoort niet bij onze cultuur zoals lunchen met een broodje kaas bij onze cultuur hoort.’ Ze vindt het ook belangrijk verkrachting of aanranding niet gelijk te stellen aan ongepast verbaal geouwehoer in metro’s, op straat of van een vervelende baas. ‘Van dat laatste loop je geen blijvend trauma op, wat je wel kunt hebben als iemand je ongewenst aanraakt.’

Maar dat wil volgens Duits niet zeggen dat er geen cultureel bepaald grijs gebied is tussen vervelend en grappig, of tussen intimiderend en complimenteus. Hoe een bepaalde actie uitpakt in dat grijze gebied hangt onder andere van de man af, vertellen vrouwen desgevraagd. ‘Van de ene man vind ik een knipoog of “lekker ding” echt prima, terwijl ik het bij een ander op een lopen wil zetten.’ Een collega van haar beaamt dat: ‘Als je je er mooi door voelt is het een compliment, als je je er een slet of hoer door voelt is het een belediging. Maar dat verschilt inderdaad per man.’

En het ligt ook aan de situatie, ontdekte psycholoog Kimberley Fairchild, verbonden aan het Manhattan College. Zij vroeg bijna 1300 vrouwen naar hun ervaringen met vreemden die spontaan hun mening over het uiterlijk van de dames in kwestie lieten weten. Haar hoofdvraag: wanneer vind je het nou echt naar en wanneer juist leuk?

Veel ligt het aan de tijd en de plek. Zo voelt een opmerking over dat je zo’n lekker ding bent vrijwel nooit als compliment als je in het donker alleen over straat loopt – de overgrote meerderheid van de vrouwen vond dat beangstigend. Ook oudere heren (40+) die op straat of in het openbaar vervoer hun move maakten konden bij Fairchilds relatief jonge ondervraagden niet op een warme reactie rekenen: ongeveer een derde kreeg daar de rillingen van. Eigenlijk konden vrouwen eigenlijk alleen blij worden van de seksuele waardering van de mannelijke kunne wanneer het ging om een aantrekkelijke vent, en dan het liefst wanneer ze in gezelschap waren van hun vriendinnen.

Onzekerheid

Volgens Linda Duits is dat ook wel logisch. In gezelschap van vrienden heb je immers minder te vrezen. ‘Een seksuele opmerking is vooral bedreigend wanneer je niet weet waar je aan toe bent, dus als je onzeker bent over de situatie’, legt ze uit. ‘Kijk, als mijn wat puberale vrienden mijn beha losmaken, dan weet ik dat het bij een flauw geintje blijft, en dat er geen groepsverkrachting volgt. Maar als dat in de kroeg of op straat gebeurt, dan weet je niet wat er gaat gebeuren of wat je positie is op dat moment. Dat is eng.’

Dat heeft ook een culturele kant, vertelt Duits. ‘Als je wordt nagefloten door een stel bouwvakkers, dan is dat niet zo bedreigend omdat die onzekerheid klein is. Zo zijn ze niet echt anoniem: ze werken daar op die bouwplaats, waar vaak een groot bord staat met de naam van hun werkgever erop. Bovendien is er een soort cultureel script dat hoort bij nagefloten worden door bouwvakkers. Dat kennen we allemaal. Je weet van te voren dat ze niet hun gereedschap zullen neerleggen om achter je aan te komen om je aan te randen.’ Het culturele script dat bijvoorbeeld bij Marokkaans-Nederlandse hangjongeren hoort is anders, zegt Duits. Als ze naar je sissen, en je reageert daar niet goed op, dan verwacht je dat ze je een hoer zullen noemen of dat het nog verder escaleert. Niet dat dit per se hoeft te gebeuren, maar dat beeld zit het wel tussen onze collectieve oren.

Ik ben een ding

Ander onderzoek van Kimberley Fairchild laat zien dat verbaal lastiggevallen worden voor vrouwen niet goed uitpakt. Vrouwen die vaak last hebben van seksuele intimidatie blijken banger te zijn dat ze verkracht worden, en ze doen meer aan zelf-objectificatie. Met dat laatste bedoelt de Amerikaanse psycholoog dat ze zichzelf vanuit een soort derde persoon gaan zien, als een ding dat je vooral op zijn uiterlijk dient te beoordelen.

En juist dat is volgens diverse studies geen overweldigend genoegen voor de psyche van de vrouw. Psychologen brengen het onder meer in verband met minder zelfvertrouwen en een neiging om erg op je lichaam te gaan letten, wat er onder meer voor zorgt dat je een minder florissant lichaamsbeeld hebt, minder gemakkelijk flow ervaart en je sneller schaamt voor je lijf. En dat zijn op hun beurt weer risicofactoren voor depressie.

Het zou zelfs kunnen dat vrouwen minder goed gaan presteren wanneer ze zichzelf als object zien. Onderzoekers van Cornell College hesen studentes afwisselend in een bikini en in een trui, en lieten ze in beide outfits sommen maken. Daaruit bleek dat ze dat in bijna naakte toestand een stuk slechter deden. Jongens in een zwembroek hadden nergens last van. De onderzoekers stelden vast dat het de zelf-objectificatie was, samen met het het culturele geseksualiseerde ideaalbeeld dat we van vrouwen hebben, dan hier hun rekenvaardigheid de das om deed. Andere wetenschappers, zoals Linda Duits, zijn sceptischer. ‘Een bikini dragen is niet per se objectificerend. Het is ook nog koud, en oncomfortabel. Misschien zegt het wel minder over wat het met je doet als je als seksobject wordt behandelt, maar meer over hoe je presteert als je je ongemakkelijk voelt.’

Vlijend, maar helaas

Maar hoe zit het dan als de vrouw in kwestie de opmerkingen over haar uiterlijk niet ziet als intimiderend, maar als compliment? Is er dan niets aan de hand? Toch wel, blijkt uit een studie van de sociaal psychologen Nathan Heflick en Jamie Goldenberg van de Universiteit van Zuid-Florida. Ze vroeg 133 studenten om een opstel te schrijven over ofwel de Amerikaanse politica Sarah Palin ofwel actrice Angelina Jolie. Ze mochten zelf weten hoe lang ze het maakten, maar de ene helft moest er verplicht iets in zetten over het uiterlijk dan de dames, en de andere helft over hun persoonlijkheid. Vervolgens vulden de studenten een vragenlijst in, waarin ze aangaven hoe competent ze hen achtten.

Wat bleek? Studenten die in hun opstel op het uiterlijk van Palin en Jolie hadden gefocust, vonden de vrouwen minder intelligent en vaardig. Het idee hierachter is dat mensen, wanneer ze erg letten op hoe een vrouw eruit ziet, haar minder als mens en meer als object gaan zien. Geen zelf-objectificatie dus, maar objectificatie door een ander. In een vervolgonderzoek bevestigden Heflick en collega’s dit idee. Studenten die opdracht hadden gekregen om te letten op de looks van een nieuwslezeres vonden haar minder warm en schreven haar minder normbesef toe dan wanneer ze hadden gelet op haar professionele prestaties. Een nieuwslezende man had – net als in het bikini-onderzoek – van dit alles geen last.

Het is natuurlijk de vraag wat zulke experimenten onder Amerikaanse studenten zeggen over, om eens iets te noemen, de Nederlandse werkvloer. Toch zullen ook hier veel vrouwen dit gevoel herkennen: dat je toch minder serieus wordt genomen door die collega die net goedkeurend je billen bewonderde toen je langsliep. Zelfs als je het eigenlijk wel vlijend vond. Het grijze gebied tussen seksuele intimidatie en complimenten valt voor vrouwen eigenlijk gewoon steeds psychologisch onvoordelig uit. Adviesje aan de mannen dan maar: misschien gewoon beter niet meer doen, dat kijken, fluiten en naroepen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Deze column stond op 6 juni 2014 in de Volkskrant.

 

Dankbaar ben ik, dat ik niet in Saoedie-Arabië woon. Dat ik van mijn overheid mag autorijden. Dat ik alleen over straat mag, met mijn gezicht in de zon. Dat ik mag schrijven wat ik denk, zonder dat me tien jaar cel en duizend zweepslagen te wachten staan.

Dankbaar ben ik ook, dat ik niet in Pakistan woon. Dat ik van mijn familie mag trouwen met de man die ik liefheb, zonder dat ze me doodslaan op straat terwijl niemand iets doet.

En dankbaar ben ik, dat mijn twee dochters niet in India wonen, waar zusjes die even het veld ingaan om te plassen door een groep mannen worden verkracht, vermoord en opgehangen in een boom, en bestuurders en politici dan zeggen: ach, ja, nou, boys will be boys.

De afgelopen twee weken lieten zien dat het nog altijd vrij suboptimaal is om een vrouw te zijn in deze wereld. De VN geeft er wat ontluisterende cijfers bij. Eén op de drie vrouwen wereldwijd krijgt te maken met seksueel of huiselijk geweld. Er zijn op deze aardkloot 64 miljoen kindbruidjes. Ongeveer 140 miljoen meisjes worden besneden.

De VN heeft het over een pandemie van geweld tegen vrouwen. De Pakistaanse schrijfster Bina Shah noemde het vorige week een oorlog: ‘We zitten al middenin de Derde Wereldoorlog. Het is de oorlog voor de rechten, veiligheid en waardigheid van vrouwen. We zijn deze oorlog nog niet aan het winnen. Ik vraag me af of we dat ooit zullen doen.’

Er zijn mensen die denken dat deze oorlog tegen vrouwen enkel in landen ver weg woedt. Dat we in onze ‘beschaafde’ westerse wereld gevrijwaard blijven van zulke zaken. Rosanne Hertzberger, bijvoorbeeld, benoemde ons land in haar column in het NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag tot een paradijs voor vrouwen. ‘Wij Nederlandse vrouwen, wij hebben de loterij gewonnen.’

Het was mooi geweest als dat waar was; dan had ik nog meer gehad om dankbaar voor te zijn. Maar ook in Nederland en aanverwante naties is er nog genoeg te bevechten. In een land als de Verenigde Staten wordt van alle moordslachtoffers meer dan 40 procent omgebracht door haar (ex)-manlief. In Nederland maakt ruwweg de helft van de vrouwen een vorm van seksueel geweld mee, blijkt uit studies van Rutgers WPF, waarvan ongeveer 16 procent voor haar zestiende. Eén op de negen vrouwen is ooit verkracht.

Het idee is vaak dat achter deze cijfers een reeks aan incidenten schuilgaat, begaan door losgezongen maniakken. Die gedachtengang sprak ook uit de berichtgeving rondom de slachtpartij van Elliot Rodger. Waar de moorden in India en Pakistan van een degelijke cultuuranalyse werden voorzien – over eerwraak, en dat een vrouw daar al snel een hoer is – werd Rodger omschreven als ‘geestelijke gestoorde man’. Het onderliggende patroon van vrouwenhaat in westerse samenlevingen bleef goeddeels onbesproken.

Maar dat patroon is er wel. Zoals feminist Marilyn French schreef in haar boek De oorlog tegen vrouwen: ‘De gewelddaden van individuele mannen vormen een intrinsiek deel van een cultureel geheel.’

Het zit hem in de manier waarop een verkrachtingsbedreiging op internet in veel kringen een aanvaarde manier is om een vrouw te laten weten dat je het met haar oneens bent. In dat er bijna geen vrouw is die nooit seksuele intimidatie meemaakte. In hoe daders slechts bij hoge uitzondering voor de rechter komen. In hoe tienduizenden vrouwen op twitter onder de vlag #yesallwomen hun ervaringen met vrouwenhaat deelden en de meeste mannen hun handen er vanaf trokken met een ‘zou ík nooit doen’. In hoe jongens onderling hun mannelijkheid kunnen bewijzen door meisjes als minderwaardig neukobject te beschrijven. In hoe vorige week in een Amerikaanse metro twee gekleurde trans vrouwen werden aangevallen en ontkleed terwijl medereizigers foto’s en filmpjes maakten, maar niemand de politie belde. In hoe elke vrouw die ‘s avonds alleen over straat loopt weet dat ze beter tijdig kan oversteken als ze een groepje aangeschoten mannen tegenkomt, en weet hoe ze haar sleutels tussen haar vingers kan klemmen zodat ze zichzelf daarmee in geval van nood kan verweren.

‘De beschaving en de vooruitgang van een samenleving worden afgemeten aan de positie van de vrouw’, zei de Saoedische activiste Souad Al Shammary zondag in Seks en de Zonde. Ze heeft mijn diepe respect en mijn steun. De weg die vrouwen in haar land te gaan hebben is veel langer dan de onze. Dankbaar ben ik dus, dat ik in Nederland woon. Maar ook hier zijn wij nog niet klaar. We zijn pas klaar als de oorlog tegen vrouwen overal helemaal is afgelopen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Je kunt er vergif op innemen. Wanneer er qua vrouwenemancipatie goed nieuws is, is er ook iemand die roept dat die emancipatie nu voltooid is. Zo ook deze week.

Het goede nieuws kwam van de Emancipatiemonitor 2014 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het lijvige rapport stond dit jaar vol met olijke tijdingen over de genderverhoudingen in Nederland, en dus was het tijd voor wat onvervalste hoera-journalistiek. Zo meldde de Volkskrant dat er de afgelopen tien jaar veel meer meisjes op de middelbare school voor techniek zijn gaan kiezen. Trouw kwam met een ander jofel Monitor-nieuwtje: vrouwen raakten door de crisis niet massaal hun baan kwijt. Sterker nog: ondanks alle economische onheil zaten ze wat steviger in het arbeidsmarktzadel dan mannen.

Ook het Parool had nog iets aardigs toe te voegen: het aantal vrouwen dat liever geen betaald werk doet omdat ze de zorg voor manlief, huishouden en kleine oempaloempa’s voorrang willen geven, halveerde sinds 2003. En NRC Handelsblad ging van enthousiasme helemaal uit z’n sterretje: ‘De emancipatie zegeviert’, ronkte de avondkrant van eloquent Nederland. Alsmede: ‘Coördinerend SCP-onderzoeker Ans Merens kan geen domein bedenken waarop de ontwikkeling achteruit is gegaan.’

De definitieve voltooid-verklaring van de emancipatie kwam van het radio 1-programma De Ochtend. Luisteraars en experts mochten afgelopen dinsdag reageren op de stelling: ‘Nederland is voldoende geëmancipeerd.’ Op hun website stemden meer dan 1200 mensen; twee derde was het ermee eens.

De uitgenodigde deskundigen hadden wat meer moeite met het volhouden van deze goednieuwsshow. Demograaf Jan Latten van het CBS deed nog echt zijn best, maar kon niet voorkomen dat een en ander wat karig begon te klinken: ‘Er zijn niet méér vrouwen op de arbeidsmarkt gekomen, maar toch is dat gunstig, want er zijn mínder mannen op de arbeidsmarkt gekomen, door economische tegenwind.’ Ook een ander damesmazzeltje dat hij aanstipte kwam verminderd puik uit de verf: ‘Vrouwen hebben een extra recht, die leven een paar jaar extra. Mannen krijgen zware gebreken en gaan dood. Vrouwen krijgen zware gebreken en blijven leven. Dat is toch een pluspunt voor vrouwen.’ Juist, ja.

Voormalig Opzij-hoofdredacteur Cisca Dresselhuys hield bij Radio 1 zelfs de schijn niet meer op: ‘We zijn niet klaar.’ Vooral de situatie die na 1 januari 2015 gaat ontstaan, baart haar zorgen. Als gemeentes links en rechts mensen in hun eigen kracht gaat zetten, wie moet dan de bijbehorende mantelzorg leveren? Het zullen wel weer de vrouwen zijn die hier ingepiepeld gaan worden.

En dat is niet de enige domper op het emancipatiefeestje. Tussen alle vrolijkheid door staat er in de Emancipatiemonitor bijvoorbeeld ook dat het aantal financieel onafhankelijke vrouwen niet is gestegen. En dat vrouwen gemiddeld zo’n 26 uur per week werken, maar mannen bijna full-time. En dat het SCP en het CBS vrezen dat met de nakende bezuinigingen in de zorg toch weer veel vrouwen hun baan kwijt gaan raken – het gevolg van buitengewoon ongeëmancipeerd regeringsbeleid dat er in grote lijnen op neerkomt dat werk waarvoor we vooral-vrouwen eerst betaalden, straks door vooral-vrouwen gratis moet worden gedaan.

En dan is er nog een akkefietje dat niet in het persbericht stond en waar niemand het over had: dat ‘zegevieren van de emancipatie’, dat gaat vooral over witte, hoogopgeleide vrouwen. Het aantal laagopgeleide vrouwen dat werkt blijft onverminderd laag; slechts 33 procent van de dames met alleen basisschool heeft een baan, meldt het rapport. Ook bij vrouwen van Turkse of Marokkaanse afkomst is de arbeidsdeelname niet om te juichen: 40 procent. Bovendien nam dit percentage af, niet toe. Bij Surinaams-Nederlandse vrouwen idem.

In dit licht lijkt het me wat voorbarig om de journalistieke champagnekurken kanttekeningloos te laten knallen. Niet dat ik niet van een feestje houd – integendeel. En ik realiseer me ook best dat de strijd voor vrouwenemancipatie langzaam gaat en daarmee voor de gemiddelde verslaggever sub-spannend is. En dat je dan zelfs een klein snufje goed nieuws graag opkalefatert tot een gezellig hoera-verhaal of een prikkelende stelling. Zo houden we het leuk.

Desalniettemin: stellen dat de emancipatie af is, is toch een beetje alsof je in de auto stapt om van Amsterdam naar Apeldoorn te rijden, en bij Hilversum zegt: ‘Nou, mensen, we gaan de goede kant op, dus we kunnen nu wel ophouden met gas geven.’

Het probleem is: zo komen we er nooit.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Gij zult niet vuistneuken. Dat is één van de nieuwe ‘pornogeboden’ die Sajid Javid, de Britse minister van Cultuur, Media en Sport, deze week afgekondigde. In totaal tien sexy handelingen wil hij verbannen uit ondeugende internetfilms van Britse makelij. Zo mogen porno-acteurs elkaar niet langer afranselen, onderplassen, vernederen, wurgen, vastbinden of penetreren met iets engs – ook niet ter wederzijdse bevrediging. Tevens mag er niemand meer op hun gezicht zitten, en de pornodames moeten met onmiddellijk ingang stoppen met spuitend klaarkomen (mannen mogen dit uiteraard wel).

Javid kwam tot dit nogal willekeurig ogende lijstje van clandestiene pornodaden op advies van de British Board of Film Classification, die besloot dat genoemde handelingen onmogelijk te zien zijn als ‘fijne seks’. Daarover is uiteraard te twisten. Ik denk bijvoorbeeld dat de beroemde negentiende eeuwse Britse arts en seksonderzoeker Havelock Ellis hiertegen had geprotesteerd. Ellis heeft, niet onironisch, het grootste deel van zijn leven gedacht dat hij impotent was. De arme ziel ontdekte pas op zijn zestigste dat hij hevig opgewonden raakte van urinerende vrouwen. Wat puike plasporno had hier wonderen gedaan.

Het ‘geen fijne seks’-argument is in dezen niet de enige merkwaardige overweging. Javid en co hebben ook bedacht dat vuistneuken ‘levensbedreigend’ is, wat heftig klinkt, een beetje alsof porno-acteurs hiermee het seksequivalent te pakken hebben van nonchalant tegen een hoogspanningskabel leunen. Gelukkig blijkt dit nogal mee te vallen. Een snelle blik op de medische literatuur levert niet meer dan een handvol gevallen op van dood-door-vuistneuken. Zo kan het bij zwangere vrouwen in uiterst zeldzame gevallen een fatale luchtembolie veroorzaken, doordat lucht via de vagina in een bloedvat in de baarmoeder terecht komt. Verder gebeurt het heel af en toe dat er iets scheurt, en als iemand de benedenboel dan niet tijdig en vakkundig weer in elkaar zet, kan dat vervelend aflopen. Heel tragisch natuurlijk, maar nauwelijks reden voor dringend overheidsingrijpen.

Maar dan zijn er nog de kinderen. Volgens de Britten zijn de verboden handelingen ‘schadelijk voor minderjarigen’. Dat denkt men daar sowieso al gauw van porno; vandaar ook dat ze begin dit jaar de sexy stoutigheid des internets achter een nationaal kinderslot stopten, waardoor liefhebbers nu toestemming moeten vragen om porno te mogen kijken.

Wetenschappers zijn echter niet in paniek over de tere tienerziel. Ja, het maakt maagdelijke jongeren wat onzeker, zo laat onderzoek zien, en jongens gaan vrouwen gemiddeld wellicht wat gemakkelijker als gedwee seksobject zien. Dat is natuurlijk niet zo’n kek idee, maar het moet wel in perspectief gezet: porno is hierbij maar één invloed in een zee van andere, en niet eens een supergrote.

Bovendien wordt er steeds meer porno gemaakt waarin de vrouw helemaal niet zo gedwee is. Dat op iemands gezicht zitten, is bijvoorbeeld populair in ‘femdom’-porno, waarin het draait om de macht en het verlangen van de vrouw. En dat spuitend klaarkomen, ook al niet meer toegestaan aan de andere kant van de Noordzee, is een vrouwelijke uiting van puur erotisch genoegen. In een opiniestuk in The Independent schrijft regisseur Erika Lust dat het haar een raadsel is waarom mannen in een film wel zouden mogen ejaculeren en vrouwen niet: ‘We zouden tieners moeten onderwijzen over het belang van vrouwelijk genot, niet het censureren.’

Erika Lust vreest dat de nieuwe geboden een terugkeer inluiden naar de tijd dat porno vooral ging over een man die ter meerdere eer en glorie van zijn eigen libido wat in het rond penetreert. En dat juist op een moment dat steeds meer filmmakers afwijken van die huis-, tuin- en keukenformule. In hun films doen acteurs met wederzijdse, enthousiaste instemming aan al dan niet kinky seks, worden vrouwen gerespecteerd in plaats van genomen (tenzij ze dat zelf graag anders zien), en krijgen allerlei minderheden hun eigen hoekje in pornoland. Vooral zulke producties gaan lijden onder de Britse regels, vrezen deze filmmakers.

Dat kan toch niet de bedoeling zijn van een verstandige, zinnige minister, zou je denken, om ontluikende erotische diversiteit en seksuele emancipatie de kop in te drukken. Tenzij er iets anders speelt. Dat het Javid en de British Board vooral gaat om wat ‘normaal’ en ‘netjes’ is, bijvoorbeeld, en dat ze daar later wat lulsmoezen over schade en gevaar bij hebben bedacht. Of dat ze gewoon zo’n blinde hekel hebben aan porno dat een snufje staatscensuur niet zo’n punt meer lijkt. In dát licht lijken de nieuwe pornogeboden ineens volkomen logisch. Maar dat maakt ze nog niet juist.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Waar blijven de vrouwen in de wetenschap? Al bijna twintig jaar studeren er aan de Nederlandse universiteiten meer vrouwen af dan mannen, en toch wil het met de doorstroom maar niet lekker lukken. Zo is nog geen 45 procent van de gepromoveerden vrouw, en onder universitair docenten daalt het damesaandeel nog verder, naar ongeveer een derde.

Schermafdruk 2015-05-01 12.14.50Verklaringen voor deze ‘fuik’ zijn vaak wat aan de simpele kant. Vrouwen hebben gewoon niet de behoefte om ziel en zaligheid te doneren aan de wetenschap, stellen sommigen, terwijl anderen wijzen naar seksisme in de academische wereld. Volgens Marieke van den Brink, universitair hoofddocent op het gebied van gender en diversiteit aan de Radboud Universiteit, ligt het genuanceerder. ‘Er is niet één struikelblok’, vertelt ze. ‘Er zijn juist heel veel kleine struikelblokjes, gedurende de hele carrière, die vaak op individueel niveau niet te moeite waard lijken en die je als individu soms niet eens bewust opmerkt, maar die vrouwen uiteindelijk toch minder succesvol maken.’ Maar wat zijn die struikelblokjes precies? Waarom zwemmen de dames na twintig jaar nog steeds die academische fuik in?

 

Geen kwestie van niet willen

Om maar te beginnen met het ontkrachten van een hardnekkige mythe: het is niet dat vrouwen niet vooruit wíllen in de wetenschap. De gedachte dat ze liever al dan niet parttime bij hun gezin zijn, of liever beleid maken dan boven de reageerbuisjes hangen, klopt volgens Van den Brink niet. De aanname achter dit idee, zo legt ze uit, is dat op universiteiten een zuivere meritocratie heerst. Wie zijn best doet en alle zeilen bijzet, komt er sowieso wel. En als je een paar carrièrerondes verder dan aanzienlijk minder vrouwen dan mannen overhebt, dan moet dat volgens deze redenering wel komen doordat de vrouwen onderweg uit vrije wil hebben besloten iets anders te gaan doen. ‘Maar dat bleek niet uit een onderzoek dat ik deed onder Amsterdamse studenten in de aardwetenschappen’, zegt Van den Brink. ‘De meisjes werden tijdens hun studie al aangemoedigd om meer de ‘zachte’ beleidskant op te gaan. Want ja, geologie is zo’n mannenwereld. Jongens kregen daarentegen wel het advies om zich met de ‘harde’ geologie bezig te houden.’

Het is een voorbeeld van het subtiele seksisme dat op universiteiten nog veel voorkomt. In 1997 deden onderzoekers Christine Wennerås en Agnes Wold van de Göteborg Universiteit een klassieke studie onder Zweedse biomedici. Het ging om een groep jonge, enthousiaste wetenschappers, ongeveer evenveel mannen als vrouwen, die graag in aanmerking wilden komen voor een post-doc-plek en daartoe gingen solliciteren bij een commissie die hen kritisch beoordeelde. Tegelijkertijd maakten Wennerås en Wold hun eigen, minder subjectieve inschatting van de kwaliteit van de kandidaten, op basis van het aantal publicaties dat ze op hun naam hadden staan. Vervolgens vergeleken de onderzoekers beide oordelen, met een verrassende uitkomst: de mannen werden door de commissie veel beter beoordeeld dan de vrouwen, ondanks dat ze het objectief niet veel beter deden. Sterker nog: de vrouwen die qua publicatiedrift het allerbeste scoorden, werden door de commissie even competent geacht als de allerslechtste mannen. Vrouwen moesten maar liefst tweeënhalf keer meer presteren om dezelfde beoordeling te krijgen.

Sindsdien zijn zulke vormen van gender bias vaker aangetoond. Psycholoog Rhea Steinpreis en haar collega’s namen bijvoorbeeld de c.v. van een echte vrouwelijke onderzoeker, en stuurde die bij wijze van sollicitatie naar collega-psychologen overal in de Verenigde Staten. Daarbij had ze ervoor gezorgd dat er twee varianten waren: één met een mannennaam erop, één met een vrouwennaam. Die met een vrouwennaam werd significant vaker afgewezen. Onderzoekers van Yale ontdekten in 2012 hetzelfde. Zij lieten nep-sollicitatiebrieven (m/v) voor de positie van hoofd van een lab lieten beoordelen door 127 faculteitsleden. Ook hier maakten de vrouwen veel minder kans op de functie.

 

Onbewuste vooroordelen

Wat opvalt aan deze studies is dat de mensen die de mannen hoger aansloegen dan de vrouwen hier helemaal geen seksistisch klinkende redenen bij gaven. In plaats daarvan kwamen ze met volkomen redelijk klinkende argumenten: deze vrouw is niet competent genoeg, het ontbreekt haar aan de juiste ervaring, dat soort werk.

En dit zijn geen smoesjes, denkt Van den Brink. Wetenschappers denken oprecht dat zo’n vrouw minder kan; de vooroordelen die daaraan ten grondslag liggen zijn volkomen onbewust. ‘Wanneer je mensen ernaar vraagt, zullen ze aangeven dat mannen en vrouwen dezelfde competenties hebben. Maar wanneer we iemand moeten evalueren, schatten we de ambities van vrouwen onbewust lager in, en dichtten we mannen meer leiderschap en betere vaardigheden toe’, legt ze uit. ‘Stel je voor wat er dan gebeurt als je bijvoorbeeld nadenkt over je promovendi, omdat je iemand postdoc wilt maken. Dan maakt die onbewuste bias als het puntje bij het paaltje komt toch de man tot veiliger keuze. Natuurlijk zijn we het er allemaal over eens dat het om kwaliteit moet draaien. Uiteraard! Maar het gaat erom wát we dan kwaliteit vinden, wát we als kwaliteit zien. En dáár speelt gender een belangrijke rol.’

Maar zit er dan niet een kern van waarheid in die onbewuste vooroordelen? Marise Born, hoogleraar personeelspsychologie aan de Erasmus Universiteit, denkt het niet. Ze wijst op onderzoek van haar Amerikaanse collega Janet Shibley Hyde, die al jaren meta-analyses maakt op het gebied van sekseverschillen. Uit die meta-analyses blijkt keer op keer dat mannen en vrouwen veel meer gelijk zijn dan verschillend in eigenlijk alle eigenschappen die je nodig hebt voor academisch succes: intelligentie, leiderschap, assertiviteit, competitiviteit, rationeel denken, om een paar te noemen. Alleen op seksgebied en qua fysieke agressie lopen de heren en dames consequent wat uiteen – maar die vaardigheden heb je als het goed is op een universiteit zelden tot nooit nodig.

 

De universiteit wil alles van je

En seksisme is niet de enige rem op de vaart der vrouwvolkeren. Ook de manier waarop de academische wereld is georganiseerd, speelt een rol. Die is anno 2014 nog altijd erg traditioneel. Van oudsher werden universiteiten immers vooral bevolkt door mannen zonder zorgtaken, in de tijd dat gezinnen nog bestonden uit een kostwinner – de academicus in kwestie – en een huisvrouw die voor de kinderen zorgde en indien nodig meeverhuisde naar een andere stad of een ander land. In dat systeem is het helemaal niet problematisch dat voltijds werken en buitenlandervaring opdoen dwingende normen zijn. Maar in moderne tijden, waarin meestal beide partners werken, levert dat wel degelijk problemen op.

‘De universiteit is een greedy institution, die heel veel van je opeist’, zegt Van den Brink. ‘Ik zie veel collega’s, vrouwen maar ook mannen, daarmee worstelen. Het idee dat je je volledig aan je carrière moet wijden om succesvol te zijn, is helemaal vervlochten geraakt met het klimaat op de universiteiten. Maar dat helpt vrouwen niet. Integendeel.’

Om maar eens iets te noemen: voor pogingen om een balans te vinden tussen werk en privé is er bijzonder weinig ruimte. Zo legt Marise Born uit dat deeltijders die voor een volgende loopbaanstap in aanmerking willen komen aan dezelfde onderzoekseisen worden gehouden als voltijders. ‘Bij een evaluatie wordt namelijk niet gecorrigeerd voor het feit dat je bijvoorbeeld maar drie dagen werkt. Er wordt gewoon gekeken wat je in totaal allemaal hebt gepubliceerd. Zo’n achterstand, dat loop je moeilijk in.’

Daardoor heerst er ook een cultuur waarin parttime werken eigenlijk geen serieuze optie is. Van den Brink vertelt: ‘Een hoogleraar zei laatst trots tegen me dat hij een briljante promovenda had. Al negen keer had ze gepubliceerd, vertelde hij, en ze was nog niet eens gepromoveerd. Toen vroeg ik: en wat nou als ze straks een periode parttime wil werken? Nee, dat kon niet, zei hij. Dat heeft teveel negatieve gevolgen voor je carrière. En dát snap ik niet. Telt excellentie dan niet meer mee als je niet bereid bent altijd maar alles te geven?’

 

Moordende competitie

Wat deze geef-alles-cultuur struikelbloktechnisch extra fnuikend maakt: het moment dat je er het hardst aan moet trekken is ook het moment dat de meeste jonge onderzoekers graag een huis willen kopen, en trouwen, en kinderen krijgen. Tegen de tijd dat ze eind twintig, begin dertig zijn, komen ze in een soort levensfase-mismatch terecht. Hun carrière vraagt om lange dagen, het liefst aan buitenlandse universiteiten. Vaste contracten zijn extreem schaars, de competitie om een plek in een tenure track extreem groot. Uit het dit jaar bij het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren verschenen rapport Onderzoek naar het Tenure Track Beleid van de Nederlandse Universiteiten blijkt dat vooral vrouwelijke onderzoekers in deze fase worstelen met vragen als: hoe regel je dan een hypotheek? Hoe plan je een zwangerschaps- en bevallingsverlof in? Hoe zorg je dat je niet overwerkt raakt als je de hoge prestatie-eisen gaat combineren met de zorg voor een baby?

En ook jonge mannen worstelen hier steeds vaker mee, bleek afgelopen september uit een onderzoek waarvoor 74 mannen aan Amerikaanse topuniversiteiten uitgebreid werden geïnterviewd. De conclusie: ‘De meerderheid van de mannen vindt dat de allesverslindende aard van academische wetenschap conflicteert met de veranderende vaderschapsnormen’.

Er zijn een aantal manieren om jezelf in deze fase van moordende competitie overeind te houden. Wie fondsen weet aan te boren, heeft betere kansen: een universiteit zit altijd wel te wachten op onderzoekers die geld in het laatje brengen. Van den Brink beaamt dat: ‘Je moet toch eigenlijk wel een Veni-subsidie binnenhalen om verder te komen.’

‘Bovendien: je moet jezelf keihard in de spotlights zetten’, zegt Born. ‘Misschien zijn vrouwen daar te bescheiden voor. En willen mannen juist laten zien dat ze fantastisch zijn.’ Zeker weten doet ze dat niet, benadrukt ze: ‘Het is een hypothese.’ Maar wel één die goed past bij wat we weten over hoe jongens en meisjes worden opgevoed. Waar jongens leren dat een beetje opscheppen best oké is, leren meisjes dat bescheidenheid de vrouw siert, en dat al te veel openlijke ambitie zich gemakkelijk tegen je keert omdat anderen het bitchy en arrogant vinden. Zelfs laten zien dat je competent bent, is voor vrouwen een riskante aangelegenheid, blijkt onder meer uit een studie van Laurie Rudman van Rutgers Universiteit. In sollicitatieprocedures worden sterke, vaardige vrouwen stelselmatig als minder sociaal gezien, en dus als minder geschikt. Een even terzake kundige man heeft hier geen last van, en daarmee automatisch meer kansen op een baan.

 

Old boys

Een andere manier om de competitie voor te blijven is met behulp van de welbekende kruiwagens: mensen die hogerop in de organisatie zitten en je kunnen aanbevelen voor mooie projecten. Maar ook hiervan profiteren de mannen meer dan de vrouwen, stelt Van den Brink. ‘Onderzoekers nemen mensen op sleeptouw die hen aan hun vroegere zelf doen denken – “Ah, zo was ik ook toen ik jong was!”. Ze nemen deze jonge mensen onder hun vleugels, geven ze steun, mooie opdrachten.’

Deze – wederom grotendeels onbewuste – neiging staat bekend als het ‘similar to me effect’. Jonge vrouwen hebben er veel minder baat van, al was het maar omdat er veel minder vrouwen in topposities zitten die dit voor hen kunnen doen. ‘En als universiteiten proberen dat gat te vullen door mentorprogramma’s voor jonge onderzoeksters op te zetten, reageren hun mannelijke collega’s vaak nog verongelijkt ook’, voegt Van den Brink eraan toe. ‘Alsof de vrouwen een voordeeltje krijgen dat zij mislopen. Terwijl zij dat voordeel al automatisch hebben.’

Ander nadeel is dat mannenclubjes, de zogenoemde old boys networks, zo ook in stand blijven. Uit het promotie-onderzoek van Van den Brink bleek dat dit invloed heeft op nieuwe academische benoemingen, bijvoorbeeld van hoogleraar. De procedures daarvoor zijn vaak gesloten, waarbij leden van de selectiecommissie – meestal heren – vooral in hun eigen, man-rijke netwerk zoeken.

En kom je in vrouw al in aanmerking voor zo’n baan, dan komen de onbewuste-vooroordeel- obstakels weer om de hoek kijken. ‘Kijk, wat ze zoeken aan de universiteiten is een schaap met vijf poten’, vertelt Van den Brink. ‘Maar wat ik zag in mijn promotie-onderzoek was dat sollicitatiecommissies bij veel mannen met maar drie of vier poten zeggen: ach, dat komt wel goed, dat leert hij wel bij. Of: ach, hij is niet zo sterk qua onderwijs, dan zetten we er gewoon nog een extra universitair docent naast. Maar bij vrouwen die een pootje missen gaat het van: ja, helaas. Dan twijfelen we toch aan haar kwaliteit.’

==

 

Kader: Wat is er mis?

– De levensfase-mismatch: als onderzoekers rond de dertig zijn, beginnen ze vaak te denken aan het kopen van een huis en het stichten van een gezin. Maar op de universiteit is dit juist de fase waarin ze er hard aan moeten trekken: er is een felle strijd om een handjevol tenure tracks, je moet naar het buitenland om ervaring op te doen. Deze ‘levensfase-mismatch’ treft vrouwen extra, omdat zij degenen zijn die op zwangerschapsverlof gaan, en het moeilijker hebben met de gulzigheid waarmee een academische carriere je tijd opeet.

– Mannenclubjes: het werven van functies gaat nog altijd vaak informeel en via-via, vaak via het old boys network. Vrouwen krijgen zo minder kansen om te solliciteren, en als ze solliciteren, worden er vaak hogere eisen aan hen gesteld of worden hun kwaliteiten minder op waarde geschat.

– Kruiwagenissues: het is belangrijk dat iemand met macht en invloed op een universiteit je op sleeptouw neemt en je aanbeveelt voor mooie projecten. Maar ervaren onderzoekers hebben de neiging om die mentorfunctie te willen vervullen voor jonkies die hen aan zichzelf doen denken. Aangezien de meeste zeer ervaren wetenschappers mannen zijn, krijgen jongemannen vaker een duwtje in de rug dan jonge vrouwen.

– Seksisme: zowel mannen als vrouwen hebben vooroordelen over wat de kwaliteiten zijn van een ’typische man’ en een ’typische vrouw’. Zo heerst het idee dat vrouwen minder ambitieus zijn dan mannen, terwijl van vrouwen wordt verwacht dat ze in eerste instantie teamplayers zijn en pas in tweede instantie hun eigen vakbekwaamheid benadrukken. Deze vooroordelen zijn grotendeels onbewust, maar spelen wel een grote rol als vrouwen beoordeeld worden.

 

Kader: Hoe kan het beter?

– Het kan wel wat minder met de competitie om tenure track-plekken. In tegenstelling tot in de Verenigde Staten kennen we in Nederland immers lange promotie-trajecten, waarin je talent-in-de-dop uitgebreid kunt observeren. Je weet dus al vóór een tenure track wat je aan iemand hebt.

– Leidinggevenden en leden van sollicitatiecommissies zouden zich meer bewust kunnen worden van hun onbewuste vooroordelen. Het is nuttig als ze weten welke vooroordelen er zijn over vrouwelijke wetenschappers, zodat ze zich erop kunnen betrappen. Ook zijn er betrekkelijk eenvoudige tests waarmee je onbewuste associaties zichtbaar kunt maken.

– Om de levensfase-mismatch tegen te gaan, zouden universiteiten zich meer kunnen inspannen om partner die beiden in het onderzoek zitten, allebei een functie te geven. In de Verenigde Staten is het al zo dat sommige instellingen, wanneer ze één buitenlandse medewerker aannemen, actief op zoek gaan naar een functie voor zijn of haar partner.

– Vrouwen die duidelijk maken hoe competent ze zijn, worden als minder sociaal of zelfs als bitchy gezien. In haar boek ‘Lean in’ vertelt Facebook-COO Sheryl Sandberg hoe zij vrouwen dat heeft zien oplossen. Een groepje vrouwen ging elke maand met elkaar lunchen, zodat ze goed op de hoogte waren van elkaars vaardigheden en ambities. Vervolgens gingen ze in de weken na de lunch over elkaar opscheppen, elkaar naar voren schuiven voor leuke klussen en in vergaderingen benadrukken hoe goed hun lunchgenotes waren. Zo konden de vrouwen lobby’en zonder daar op aangekeken te worden.

– Als dit alles niet werkt, is het de moeite waard om te overwegen om vrouwenquota in te voeren. Zo zou je kunnen bepalen dat van de beurzen en subsidies er minstens een bepaald percentage naar een vrouw moet gaan, dat in een tenure track-traject minimaal een bepaald aantal vrouwen wordt toegelaten, enzovoorts.

(Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de interviews met Marieke van den Brink en Marise Born)

 

Kader: Beurzen en subsidies

Wie fondsen binnenhaalt, heeft op de universiteit betere carrièrekansen. Dat maakt het zorgelijk dat het NWO fors minder subsidies uitkeert aan vrouwen dan aan mannen. Dat komt vooral doordat vrouwelijke academici veel minder vaak meedingen naar onderzoeksfinanciering dan mannelijke: in 2013 kwam slechts 30 procent van de aanvragen van een vrouw. Ook in de toekenning van die aanvragen zit een kleine genderbias: 25 procent van alle subsidies ging naar een vrouw, wat betekent dat mannen ook relatief vaker een beurs binnenhalen. Om precies te zijn: een man had vorig jaar 27 procent kans dat het NWO zijn aangevraagde subsidie toekende, een vrouw 21 procent.

(Bron: NWO Jaarverslag 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.