dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Een groepje politiemannen stond zaterdag in de modder bij Lützerath te schreeuwen, de wapenstok boven hun hoofd geheven, om vervolgens op de demonstranten af te rennen. Anderen hadden politiehonden bij zich, of tasers. Ze duwden en sloegen er op los; soms hard genoeg om botten te breken.

Iets verderop ging de ontruiming door van het dorpje dat klimaatactivisten bezet hielden. Duitse politici hadden immers besloten dat ze plaats moesten maken voor de Garzweiliger-II-Schaufelradbagger – een 100 meter hoog gravend monster dat eerst het landschap zal vernietigen en daarna de aarde zoals we die kennen zal helpen bedreigen door de winning van 240 duizend dagelijkse ton smerige bruinkool.

Een paar dagen later protesteerden studenten tegen de warme banden van hun Universiteit van Amsterdam met Shell. Het bestuur verbrak die samenwerking niet, maar deed wel aangifte tegen haar eigen studenten, en liet de ME een bezet gebouw ontruimen en de straat ervoor schoonvegen. Ook dat ging niet zachtzinnig: een politiebusje reed met opzet enkele demonstranten aan.

Wat hier gebeurt, is dat mensen met wapenstokken de belangen van het fossiele grootkapitaal verdedigen. In Amsterdam indirect, in Lützerath in een buitengewoon knus een-tweetje: zo werden gearresteerden afgevoerd in busjes van bruinkoolwinner RWE, en toen er na het leegvegen van het dorp nog twee activisten in een tunnel bleken te zitten, vertrok de Duitse politie en mocht de RWE ze ‘redden’.

Het is belangrijk om in het snotje te houden dat dit keuzes zijn. Het is een keuze om geweld te gebruiken tegen vreedzame demonstranten. Het is een keuze om de belangen van de RWE te stellen boven die van toekomstige generaties. Het is een keuze om liever met Shell in zee te gaan dan met studenten die strijden voor een leefbare planeet.

Sommige mensen zeggen over de ruw opgebroken protesten in Amsterdam en Lützerath: zo is de wet nu eenmaal. Maar wetten zijn nooit ‘nu eenmaal’; ze worden door mensen gemaakt. Bovendien is demonstreren in ons land een grondrecht dat de politie moet faciliteren, niet schenden. En Duitse jongeren wonnen in 2021 een rechtszaak die hun staat verplicht tot stevig klimaatbeleid dat toekomstige generaties niet opzadelt met gebakken peren.

Maar zelfs als de wet in-principe-min-of-meer aan de kant van ontruimingslustige bestuurders en wapenstok-happy agenten zou staan, dan nog hebben zij iets anders niet: gelijk. En de demonstranten wel. De klimaatcrisis is in volle gang. In de afgelopen 600 jaar viel er nooit zo weinig sneeuw in de Alpen als deze winter. De oceanen waren nog nooit zo warm. Deze week waarschuwden klimaatonderzoekers dat de opwarming van de aarde misschien volgend jaar al over de grens van 1,5 graden gaat.

De bezetting van Lützerath kreeg dan ook steun van honderden wetenschappers. Dit is geen detail. Het zou uit moeten maken dat klimaatactivisten niet in verzet komen uit baldadigheid of eigenbelang, maar uit liefde voor de planeet, met de wetenschap achter zich, om druk te zetten op klimaatverwoestende bedrijven en om de regering te bewegen om alsjeblieft het Parijs-akkoord na te leven, voor het te laat is.

Als het tegen de wet is om voor dat doel dorpen en gebouwen te bezetten of wegen te blokkeren, dan is de wet verkeerd. Ze is onrechtvaardig. Martin Luther King stelde dat we de verantwoordelijkheid hebben om aan zulke wetten niet te gehoorzamen. Er bestaat geen groter respect voor de wet, zei hij, dan om een wet te breken waarvan je geweten zegt dat die onrechtvaardig is, zolang je dat in alle openheid doet, opgewekt, liefdevol, beschaafd en met de bereidheid om de gevolgen van je daden te accepteren.

Dat is precies hoe vreedzame klimaatactivisten protesteren, in Lützerath, in Amsterdam, volgende week op de A12 in Den Haag. De vraag is nu: wat zegt het geweten van onze bestuurders? Welke keuzes zullen ze voortaan maken? Zullen ze het aandurven om bij de volgende bezetting de demonstranten gewoon te laten zitten? Aan welke kant van de geschiedenis willen zij staan?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als ik zou voorstellen om een nieuwe feestdag in te voeren, waarbij dronken mensen explosieven afsteken die het milieu vervuilen, dieren ontregelen en kinderen verwonden, dan zou u vermoedelijk denken dat ik mijn verstand had verloren. En terecht.

Toch is dit natuurlijk precies het feest dat we de afgelopen jaarwisseling hebben ‘gevierd’. Sommige politici pleitten daarom voor een vuurwerkverbod, maar merkwaardig genoeg niet iedereen. Zo omarmde de VVD-minister van Justitie en Veiligheid vuurwerk als ‘een mooie traditie’. Ze kreeg bijval van eveneens-VVD-Kamerlid Ingrid Michon, die democratie en kapitalisme even door elkaar haalde door te stellen dat er ‘duidelijk geen draagvlak’ is om een en ander te verbieden, want ‘kijk maar naar de verkoopcijfers.’ (Speciaal voor haar: volgens een recent onderzoek van het tijdschrift Binnenlands Bestuur is een stabiele twee op de drie Nederlanders voor een verbod). Caroline van der Plas (BBB) stelde dat zo’n verbod niet te handhaven is en nam het op voor ‘gewone burgers die gezellig met de buurt wat sierpotten willen afsteken’.

Wat je gezellig noemt. Vuurwerk zorgt voor evenveel fijnstofuitstoot als zeven maanden aan autoverkeer. De zware metalen in siervuurwerk vervuilen de bodem en vergiftigen het oppervlaktewater.

Er ontstond deze Oud en Nieuw voor meer dan 10 miljoen euro aan schade. In Amsterdam werd een school opgeblazen. In Veghel brandde een kerk uit. In Den Haag waren branden op straat; omdat omstanders de brandweer niet wilde laten blussen moest de ME eraan te pas komen. In Groningen idem dito.

De meeste dieren zijn doodsbang voor vuurwerk. Honden en katten trillen van angst. Vogels vliegen massaal op. Sommige ganzen leggen in paniek tot honderden kilometers af. Egels worden gestoord in hun winterslaap.

Psychologen waarschuwden dat vluchtelingen met oorlogstrauma’s door ‘harde, onverwachte vuurwerkknallen een herbeleving [kunnen] krijgen van een bombardement of beschietingen’.

In de Bommelerwaard werden hulpverleners bekogeld met vuurwerk. In Zeist gooiden jongeren zwaar vuurwerk naar de brandweer. In Assen, Helmond en Den Haag liepen politiemensen zo gehoorschade op. Bij een agente ketste een cobra af op haar helm en ontplofte bij haar schouder.

Chirurgen voerden zeker 32 vingeramputaties uit. In Sevenum moest er een traumahelikopter komen voor een vuurwerkslachtoffer. In Kloosterlande kreeg een man een steekvlam in zijn gezicht. Een man uit Meppel raakte ernstig gewond door een vuurwerkongeluk. In Diessen overleed een man nadat hij gewond was geraakt bij het carbidschieten. De meeste ongelukken gebeuren met legaal vuurwerk.

Een jongetje uit Drachten raakte zwaargewond toen er vuurwerk werd afgestoken in zijn tuin. In Hengelo verloor een jongen een oog. Utrechtse chirurgen amputeerden de hand van een 11-jarig jongetje. In het Rotterdamse oogziekenhuis kwamen 24 mensen binnen met verwondingen door vuurwerk. De jongste was zeven. De artsen spraken van een horrornacht.

Dit is wat de politici van de VVD en BBB, met steun van CDA, SP en fascisten assorti, in stand willen houden. Want het is ‘gezellig’ en ‘traditie’, en voor die twee grootheden moet in ons land vaak van alles wijken. Wie aan ‘tradities’ komt, krijgt allerhande fuifnummers achter zich aan die je vertellen dat je zelf maar moet oprotten, en wie vraagtekens zet bij ‘gezellig’ is een azijnpissende zuurpruim.

Nou hoef ik niet per se aardig gevonden te worden, dus ik lucht even m’n hart. Vuurwerk is verschrikkelijk. Dat elke aangeschoten Frits en Gerda op het pleintje met buskruit in de weer mag, is totaal bespottelijk. ‘Gezellig’ is hierbij geen hoger gebod of heilige wet. Dat een handjevol lieden (zo’n 11 procent, volgens Binnenlands Bestuur) reuze in hun sas zijn met hun explosieven, verheft hen niet boven de mensen en dieren die eronder lijden.

En ‘traditie’ is geen magische bezwering die een handeling onaantastbaar maakt. Dat sommige mensen al jaren innig gehecht zijn aan een potentieel schadelijk en verminkend gebruik, geeft ze niet het recht om daar ongehinderd mee door te gaan. Genoeg is genoeg. Laat deze jaarwisseling de laatste zijn die we vieren met verwoesting, angst en bloed.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is ongetwijfeld de liefste kerstreclame van het jaar, die van J&B Blended Scotch Whisky. We zien een oude man die leert hoe hij make-up op moet doen. Eerst is onduidelijk waarom, tot zijn familie arriveert voor het kerstdiner. De man blijkt een opa, die zijn kleinzoon apart neemt en mooi opmaakt. De kleinzoon is namelijk trans; ze was dus altijd al een kleindochter, en nu kan iedereen het zien. De jonge vrouw wordt vervolgens liefdevol omarmd door haar familie. Er komt tekst in beeld: ‘De magie zit niet alleen in Kerst. Ze zit ook in ons.’ Waar opa vanzelfsprekend een glas J&B Blended Scotch Whisky op drinkt.

Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van J&B. En toch jeukt er iets. Niet de genegenheid tussen de trans vrouw en haar opa – die is prachtig en ontroerend – maar wel: wat heeft whisky hier eigenlijk mee te maken? Gebruikt J&B nou de behoefte van trans mensen aan warme acceptatie van hun familie om ons aaibare gevoelens bij hun merk te geven?

Het antwoord is waarschijnlijk: ja. In de vorige eeuw legde ene Edward Bernays de basis voor de moderne manier van reclame maken: door de psychologische behoeftes en al dan niet onbewuste verlangens van mensen te manipuleren. ‘Hij overtuigde het publiek dat je bewonderd, benijd, geliefd of veilig voelen altijd slechts één aankoop verwijderd is’, vat econoom Kate Raworth het samen. Reclames zorgen ervoor dat mensen geen producten meer kopen, maar oplossingen voor hun emotionele problemen. In feite verkopen ze onze eigen pijn, frustraties en verlangens aan onszelf terug.

Deze strategie is razend effectief gebleken, niet in de laatste plaats omdat een en ander superhandig is als je een groot bedrijf met dito PR-bureau bent wiens voornaamste afzetmarkt bestaat uit de Westerse middenklasse die vrijwel alles al heeft. Dus verkoopt Gilette geen scheermesjes, maar een onbezorgde dag aan het strand. H&M verkoopt geen glitterjurken met matige pasvorm, maar een bevrijdend feest met vrienden. Dove verkoopt geen zeep, maar zelfvertrouwen.

Alleen: zelfvertrouwen is natuurlijk niet te koop. Vrienden, zorgeloosheid en liefhebbende families evenmin. Dus is dit wat er gebeurt, in een op zijn best halfbewust proces: we verlangen zo diep naar de oplossingen voor onze pijn en problemen die de reclames beloven, dat we het geadverteerde product kopen. Maar dat werkt uiteraard niet: een aanschaf fikst niets wezenlijks en onze emotionele behoeftes blijven gewoon bestaan. Dit is voor Dove & co echter geen probleem, want dan kunnen ze in de volgende ronde commercials gewoon nog een keer ons hartzeer en onze hunkeringen gebruiken om ons spullen aan te smeren die we niet echt nodig hebben. En zo draaien we steeds hetzelfde onbevredigende rondje in een intens treurige kapitalistische carrousel.

Het wordt nog lulliger. Want terwijl wij draaien, staat precies dit consumentenkapitalisme de echte vervulling van onze emotionele behoeftes – veiligheid, minder stress, meer tijd voor jezelf en je geliefden, een betere wereld – in de weg. Kapitalisme, waar alles draait om meer, groei en geld, duwt mensen in een permanente ratrace die je aan het eind van de dag uitgeput en leeg achterlaat, met net genoeg energie om te shoppen op je telefoon, maar niet voor een spelletje met je kinderen. De producten die in onze lieflijke reclames voorbij komen, zijn vaak elders in de wereld gemaakt door mensen te onderdrukken en natuur te verwoesten.

Reclame is de glanzende strik die bedrijven om kapitalisme heen doen; de fancy verpakking die een wreed en onverzadigbaar systeem er mooi uit laat zien, zodat je denkt dat je een soort cadeau krijgt, terwijl je feitelijk genaaid wordt.

Het is tijd om die strik eraf trekken. Ik stel voor dat we onszelf bevrijden van de kunstmatig in ons aangewakkerde neiging tot bodemloze consumptie en reclame gewoon verbieden. Volgende kerst laten we ons dan niet gedachteloos verleiden door een lief kerstverhaal van een whisky-merk, maar zoeken we troost en vreugde zonder inmenging van het grootkapitaal. Want we weten het eigenlijk allang: wat er echt toe doet, was nooit te koop.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Power to the people / The people got the power / Tell me: can you feel it? / Getting stronger by the hour’, zingen we, terwijl we op 28 november bij het Ministerie van Economische Zaken en de tijdelijke Tweede Kamer de A12 oplopen. Ik zwaai met een groene Extinction Rebellion-vlag. En ik voel iets dat ik al een poos niet gevoeld heb: oprechte, uitbundige hoop.

Hoop was voor mij steeds vaker een wilsbesluit. In de klimaatcrisis staat alles op het spel: een leefbare planeet, de wereld zoals we die kennen, de toekomst van alle kinderen op aarde. Opgeven is geen optie. Alleen: klimaattoppen, rechtszaken, IPCC-rapporten, klimaatmarsen – ze brengen niet genoeg teweeg. Ik was moedeloos geworden als ik niet zo geïnspireerd was geraakt door de klimaatbeweging. Door de burgerlijk ongehoorzame activisten, die bezetten, blokkeren en ontregelen, om te laten zien dat het leven misschien normaal lijkt, maar niet is. De crisis is er al. We kunnen het tij keren, maar het moet nu.

Niets bezielde me dit jaar meer dan de Inheemse jongeren die een speech van de Canadese premier Justin Trudeau verstoorden om te protesteren tegen ecocide. De Britse actievoerders die de hoofdkantoren van fossiele investeerders en luxe automerken bespoten met oranje verf. De Ugandese activisten die zich verzetten tegen de EACOP-pijplijn. Mensen die voor privévliegtuigen gingen liggen. De universiteitsbezetters, de vastlijmers, de soepgooiers. De rebellen met wie ik op de A12 stond.

Guardian-columnist George Monbiot zei onlangs in De Balie dat democratie ontspringt uit directe actie. Dit is hoe burgers politieke macht terugpakken van grote bedrijven en hun lobbyisten, en zeggen: wij kunnen niet meer genegeerd worden. Wij eisen een beschaving die gebaseerd is op wat de planeet kan dragen. Activisten, zei hij, doen het belangrijkste werk op aarde. Ik zou zeggen: amen. Of, nog liever: ‘People! Power!’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik kan dit niet’, huilt mijn dochter van 15. Ze zit aan de keukentafel, tussen stapels schoolboeken. Er vallen tranen op haar huiswerkplanner, waarin geen vakje meer leeg is. Tien toetsen en opdrachten voor een cijfer heeft ze volgende week. Dat betekent het hele weekend doorwerken en elke dag om half zes op om te leren. Alweer.

Een nuance: ze kan het wél. M’n dochter haalt prima cijfers. Ze is slim, ijverig en enthousiast. Maar ze worstelt met de werkdruk; de schooldagen zijn lang en het is normaal dat daar nog een uur of twintig aan huiswerk bij komt. Haar nieuwsgierigheid maakt steeds vaker plaats voor faalangst; haar bezieling voor stress. En als ze weer eens zit te snikken, vrees ik soms dat ze op deze manier in de knop zal knakken.

M’n zorgen blijken niet helemaal onterecht. ‘We zien een ongekende daling in de mentale gezondheid van meisjes’, zei Gonneke Stevens van de Universiteit Utrecht in september in de NRC. Maar liefst 43 procent van de meiden in het voortgezet onderwijs heeft emotionele problemen, tegen 28 procent een paar jaar eerder. In groep 8 steeg dit percentage van 14 naar 33 procent. Ze piekeren, zijn angstig, ongelukkig. ‘Dat hebben we in de twintig jaar dat we dit onderzoek doen nog nooit zodanig gezien.’ Onlangs trokken ook jeugdartsen aan de bel. Ze zien dat middelbaar scholieren steeds meer stress hebben; soms zoveel dat ze zich ziek melden.

Er zijn mensen die dit aanstellerij vinden. Ze mopperen over de ‘woke-generatie’, die zou bestaan uit kasplantjes die bij het minste van hun theewater raken. Wanneer we kinderen in hun vroege jeugd aan behapbare moeilijkheden blootstellen, kunnen ze later beter tegen een stootje, is het idee. Maar omdat we kinderen nu teveel pamperen, ze niet meer in bomen laten klimmen en bloedneuzen laten oplopen, hebben ze als pubers te weinig ‘stresstolerantie’, om psychologie-orakel Jan Derksen te citeren.

Ik vraag het me af. Mijn dochter heeft een Derksen-droomjeugd gehad – veel buiten zonder toezicht, aan uitdagingen of kwetsuren geen gebrek – maar dat heeft haar helemaal niet voorbereid op een schooltijd waarin ze bijna voortdurend overvraagd wordt. En waarom zou het ook?

Volgens Stevens ligt het probleem ergens anders. Als het gaat om die meisjes met emotionele problemen, speelde corona waarschijnlijk mee, maar zij ziet dat meer als ‘katalysator van een al bestaande maatschappelijke ontwikkeling’, namelijk: dat presteren steeds belangrijker is geworden. En dat geeft stress. Stevens: ‘Tussen 2001 en 2021 is het percentage jongeren dat last heeft van druk door schoolwerk bijna verdrievoudigd, van 16 naar 45 procent.’

Dit is geen kwestie van individueel falen: leerlingen zijn geen sneeuwvlokjes en leraren werken zich vaak ook de blubber. Het is een systeemprobleem. In onze neoliberale prestatiemaatschappij hangt veel af van een goede opleiding en is slagen of falen niet alleen, zoals mijn dochter zou zeggen, ‘echt een ding’, maar ook ieders hoogstpersoonlijke verantwoordelijkheid.

Als je die prestatiemaatschappij toelaat in het onderwijs, leidt tot onherroepelijk tot schraalheid. Ontdekken en ontplooien komen op de tweede plaats, na het behalen van meetbare successen. Er is teveel huiswerk, stelt jeugdpsycholoog Marijke van de Laar vast in een ander NRC-artikel. Sommige tieners die ze ziet, zeggen: zelfs als ik niet zou sporten en geen muziek zou maken, zou ik het niet afkrijgen. ‘Er wordt veel te veel getoetst’, voegt gepensioneerd docent Jeanet Meijs eraan toe. ‘Dat was in mijn tijd echt minder. Daardoor staan die kinderen permanent onder druk.’

Het is een soort onderwijs dat verwondering in de kiem smoort en onze kinderen met de gebakken psychische peren laat zitten. En dat kan niet de bedoeling zijn. Ik zou mijn dochter, en alle leerlingen, zo graag een goede schooltijd gunnen. Ik gun ze dat ze in plaats van bakken huiswerk geestdrift over hun lievelingsvakken mee naar huis nemen. Dat ze niet gebukt gaan onder prestatiedruk, maar hun interesse in de wereld zien ontwaken. Dat ze niet huilen aan de keukentafel, maar zich opgetild voelen. Dat ze niet knakken, maar bloeien.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘In het noorden van Syrië zijn zeker tien mensen omgekomen bij bombardementen door Syrische regeringstroepen op vluchtelingenkampen en andere doelen in de provincie Idlib.’ Het was een kort berichtje, een paar weken geleden. Een aanval met clustermunitie, meldde de NOS. ‘Hulpverleners zeggen dat veel kinderen het slachtoffer werden.’

Ik schrok daarvan, om alle voor de hand liggende redenen, maar ook omdat ik tot mijn schaamte moest toegeven dat ik al maanden niet aan de oorlog in Syrië had gedacht. Ergens tussen m’n dochter helpen met haar economiehuiswerk en zorgen over het klimaat waren de mensen in Idlib bij mij uit beeld geraakt. En dat zette me aan het denken. Over wat ik nog meer was vergeten. Over de rampen die geen liveblog meer hebben. Het geweld dat het journaal niet meer haalt. Het leed dat eerst verdwijnt uit het nieuws, dan uit de publieke belangstelling, en tenslotte uit ons hart.

Er verdrinken nog steeds vluchtelingen in Middellandse zee. In september kwamen er tenminste 70 Syriërs, Libanezen en Palestijnen om. Hulp kwam te laat voor Loujin, een Syrisch meisje van 4. Drie jonge landgenoten, 1, 2 en 12 jaar oud, stierven van de dorst terwijl ze wachtten op redding. Het dodental voor 2022 staat nu op ruim 1200 mensen.

In Haiti zijn delen van het land bezet door gewapende bendes, het vuilnis is al maanden niet opgehaald en de riolen overstromen. Het aantal cholera-gevallen neemt schrikbarend toe. Bijna de helft van de bevolking lijdt honger.

China is niet gestopt met de genocide op de Oeigoeren. Er was en is hoogstwaarschijnlijk ook nu nog sprake van massale opsluiting, marteling, dwangarbeid, verkrachtingen, en gedwongen sterilisatie en abortus. De VN spreken over misdaden tegen de menselijkheid.

De meeste Rohingya zijn na de genocide door het leger van Myanmar gevlucht naar Bangladesh. Ze zitten in kampen waar geen zorg of onderwijs is. Geweld en ontvoeringen zijn aan de orde van de dag.

In Jemen zijn na een staakt-het-vuren de gevechten weer begonnen. Er zijn 3,3 miljoen mensen op de vlucht en 19 miljoen mensen hebben niet genoeg te eten. Dat er zowel extreme droogtes als verwoestende overstromingen zijn geweest, maakt alles nog erger.

Twee derde van de Afghanen heeft honger. Criminaliteit en terrorisme tieren welig. Meisjes kunnen meestal niet naar school.

In Madagascar is de situatie iets beter dan vorig jaar, maar voor meer dan een miljoen mensen is het onzeker of er genoeg te eten is, en bijna 25.000 kinderen moesten worden opgenomen omdat ze ondervoed waren.

Toeristen merken er weinig van, maar op Sint-Maarten zijn ruim vijf jaar na orkaan Irma nog steeds niet alle huizen gerepareerd.

In Pakistan zijn er enorme gebieden die nog steeds onder water staan; zo’n 4300 vierkante kilometer land in totaal. Veel mensen die gevlucht waren, keren terug naar huis, maar er is een groot tekort aan onderdak en zorg. De voedselprijzen zijn torenhoog en de winter staat voor de deur.

Niet alleen Nigeria maar ook landen als Tsjaad, Niger en Kameroen kampen nog steeds met de gevolgen van zware regenval en overstromingen. Twintig landen zijn getroffen, bijna 2 miljoen mensen zijn ontheemd en bijna een half miljoen huizen zijn verwoest.

En dan was er Iran. Inmiddels weer in het nieuws, nu het tirannieke regime bloedige moordpartijen aanricht in Koerdische steden. Maar daarvoor ook even nauwelijks, terwijl mensen na de moord op Jani (Mahsa) Amini toch keer op keer de straat opgingen. Misschien was ik deze revolutie zelf ook half vergeten, als twitteraars zoals de Nederlands-Koerdisch-Iraanse filmmaker Beri Shalmashi niet steeds opnieuw met hoopvolle en ijzingwekkende beelden aandacht had gevraagd voor deze strijd. ‘Ik moet het delen’, zei ze. ‘Ik hoop dat jullie blijven kijken.’

Blijven kijken. Blijven delen. Proberen zoveel mogelijk mensen in je hart te houden. Dat kan ik doen. Dat kunnen wij doen. Omdat solidariteit niet dood is. Omdat leed zoveel erger is als de hele wereld onverschillig lijkt. Omdat ergens om geven altijd beter is dan vergeten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.