dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

We problematiseren te snel, zei staatssecretaris Maarten van Ooijen tijdens een interview. Het ging over de jeugdzorg, waar het al jaren een vreselijke puinhoop is. Zo is er te weinig geld en daardoor te weinig hulp voor kinderen die diep in de shit zitten (denk: depressie, eetstoornis). De oplossing ligt voor hand, zou je denken, maar aangezien Van Ooijen deel uitmaakt van een kabinet-Rutte – dat altijd liever de portemonnee trekt voor grote bedrijven dan voor mensen die het water aan de lippen staat – komt er natuurlijk geen geld bij. Sterker nog: er komen bezuinigingen aan.

Dus probeert de staatssecretaris op een andere manier van zijn budgetissues af te komen: ouders – dat is de ‘we’ die te snel problematiseert – van kroost met ‘lichtere’ problemen moeten zich minder snel tot hulpverleners wenden. Het maakt niet uit dat mensen die in de jeugdzorg werken vaak denken: ‘Waren we er maar eerder bij geweest.’ Volgens Van Ooijen moet ‘niet elk kind dat een keer slecht slaapt in een hulptraject.’ Want: ‘We moeten vaker accepteren dat opgroeien niet zonder tegenslag kan. Je kunt niet leren lopen zonder te vallen. En we moeten onze kinderen af en toe ook de ruimte geven om te vallen.’

‘Niet zonder tegenslag’? ‘Een keer slecht slaapt’? Alsof ouders fragiele aanstellers zijn die bij het eerste hobbeltje in het leven van hun spruit meteen naar een psycholoog marcheren. Wat een bespottelijk idee.

Hoe het wel gaat? Bijvoorbeeld zo. Je kind was nooit helemaal zoals andere kinderen. Of misschien wel, maar is je zoon of dochter veranderd. Misschien keert ze in zichzelf. Misschien heeft hij enorme driftbuien. Misschien kan ze in sommige situaties niet praten, zoals toen ze op een sportclub in een nieuw team kwam en maandenlang geen woord zei.

‘s Avonds, als je kind slaapt, praat je met de andere ouder: maak ik me terecht zorgen? Verbeeld ik het me?

Je verbeeldt het je niet. Maar ach, anders zijn is niet erg. Je houdt van je kind zoals het is. Je rommelt door en past mouwen aan van alles. Jeugdzorg, dat is voor de kinderen die echt vastlopen.

En dan gebeurt er iets. Misschien een scheiding of een nieuwe school, een slepende ruzie binnen de vriendinnengroep, een te grote klas met veel lawaai. Er komt een barst in de breekbare net-niet-balans die je zo zorgvuldig koesterde. Het gaat nu echt niet meer goed op school. Leraren praten met je over dyslexie, concentratie, stemming, gedragsproblemen. Hebben jullie weleens aan autisme gedacht? Dat heb je, maar las je niet ergens dat labels slecht zijn? Een blok aan het been van je kind?

Je vertelt anderen hoe het gaat. Die geven onbehulpzame adviezen: opvoeden is loslaten, iedereen heeft weleens een dipje, ze groeit er vast wel overheen.

Je kind groeit er niet overheen. Er zijn nu meer slechte dagen dan goede. Misschien komt je kind elke dag huilend thuis. Misschien moet je je dochter alweer ophalen van school omdat ze een paniekaanval heeft gehad. Misschien lijkt je zoon nergens meer om te geven.

Als je rijk genoeg bent, koop je particuliere hulp in. Zo niet, dan ga je naar de huisarts. Die hoort de wanhoop in je stem. Nu staat je kind op een wachtlijst.

Inmiddels zou je je linkerarm geven om je kind weer gelukkig te maken. En je rechterarm. Maar het universum ruilt geen armen voor hulp, en bovendien heb je je armen veel te hard nodig om je kind te vast te houden.

Dus bel je instanties en stuur je lange mails. Het gaat niet meer. Misschien zeg je: ik denk dat mijn zoon zichzelf pijn doet. Of: ik ben bang dat m’n dochter zal breken en ik durf niet na te denken over wat er dan gebeurt.

Ondertussen probeer je de moed erin te houden. Het komt goed, lieverd, zeg je, terwijl je tranen droogt. Het is nu moeilijk, maar als er hulp komt, wordt het beter. We moeten gewoon nog even volhouden. Ik ben er voor je. Ik zie je. Ik houd van je. Geef alsjeblieft niet op.

En dán pas krijgt je kind hulp.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als het aan jonge mensen had gelegen, was de BBB bij de Provinciale Staten-verkiezingen niet de grootste geworden. Van alle kiezers die op deze boeren-eerst-natuur-nooit-partij hebben gestemd, waren veruit de meesten 50-plus. Slechts 3 procent was 18 tot 24 jaar oud. Een smet op de overwinning: geen enkele andere partij deed het zo slecht onder jongeren.

Het zette me aan het denken. Wat als jonge mensen het voor het zeggen hadden? Nou, om iets te noemen: als bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen alleen jongeren tot 24 jaar hadden mogen stemmen, had GroenLinks geen zetels verloren en was niet de VVD maar D66 de grootste partij geworden.

Sowieso stellen jongeren vaak andere prioriteiten. EenVandaag peilde al eens dat een flinke meerderheid van de jongelui zich zorgen maakte over het klimaat, terwijl het merendeel van de ouderen dat niet deed; die zaten vooral in de piepzak over wie alle maatregelen moest gaan betalen. Hetzelfde blijkt uit andere studies: kinderen en jongeren zijn ongeruster over het klimaat dan de gemiddelde boomer, en willen beter beleid. Bovendien, zo schreef VN-jongerenvertegenwoordiger Sarah Oey gisteren in Trouw, laat onderzoek zien dat jonge mensen vaak boos en angstig zijn over het klimaat. Ze voelen zich in de steek gelaten door volwassenen.

Even tussendoor: daarin hebben ze natuurlijk gewoon gelijk. Terwijl de rijken rijker worden, wordt de klimaatcrisis erger. Terwijl multinationals hun miljardenwinsten tellen, gaat het grote uitsterven van planten- en diersoorten gewoon door. Terwijl politici op hun handen zitten, is een eigen huis of vaste baan voor veel jonge mensen een fata morgana. Hoogleraar Ewald Engelen vatte de positie van jongeren zo samen: ‘Ze zijn absolutely fucked, en ze weten het.’

Dit maakt jonge mensen, naast groener dan de grijsaards, ook kritischer op dat andere grote probleem van onze tijd: kapitalisme. Een Britse denktank becijferde dat bijna 80 procent van de jongeren de schuld voor de huizencrisis bij het kapitalisme legt, dat driekwart vindt dat de klimaatcrisis een ‘specifiek kapitalistisch probleem’ is en dat twee derde liever in een socialistisch economisch systeem leeft. Zelfs in de Verenigde Staten, waar kapitalisme de tweede staatsreligie is, verwerpt meer dan de helft van de jonge mensen dit systeem. In Nederland citeerde Het Parool de 16-jarige Sytze Fortuin: ‘Ik hoop dat wij kunnen bijdragen aan de afbraak van het neoliberale kapitalisme.’

Er is een nieuwe protestgeneratie opgestaan, duidde psycholoog Jos Ahlers. ‘Jongeren zien de hele dag hoe overal ter wereld het systeem faalt.’ Dat is frustrerend, zei ook Pippi van Ommen, 26 en actief bij Extinction Rebellion en Milieudefensie. ‘De helft van alle CO2-uitstoot is van na 1990. Ik ben geboren in 1996. Toen waren er al internationale klimaattoppen geweest, maar nog steeds is er niets gebeurd.’ Ze geeft echter niet op. ‘Dit is de defining decade. Nu bepalen we hoe de wereld eruit gaat zien voor ons en alle generaties na ons.’

Ook zij heeft groot gelijk. De vraag is alleen: wie mag dat precies bepalen? De laatste verkiezingsuitslag laat zien hoe in een vergrijsd land de stemmen van jonge mensen kunnen verzuipen in die van de na-ons-de-zondvloed-generatie. Minderjarigen hebben rode-potlood-technisch al helemaal niets in de melk te brokkelen. Waarmee we zijn aangekomen bij een groot onrecht in het hart van onze democratie: degenen die het langst met de consequenties van beleid moeten leven, hebben er het minst over te zeggen.

Dit is geen natuurwet. Het onrecht komt voort uit keuzes, lang geleden gemaakt – door volwassenen. Bijvoorbeeld de beslissing om in het stemrecht een scheve vorm van discriminatie in te bouwen: wel een minimumleeftijd, maar geen maximumleeftijd. Of om kinderen om allerlei redenen het stemrecht te ontzeggen – ze zijn onervaren, het gaat ze boven de pet, ze zijn beïnvloedbaar – terwijl we dit bij volwassenen geen geldige gronden vinden om ze de toegang tot het stemhokje af te nemen. Als onze kinderen, de aarde en de toekomst ons lief zijn, dan is het nu tijd om die keuzes te heroverwegen. Verstandige jonge mensen staan klaar om de wereld te veranderen. Geef ze die kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Overijssel is van ons’, zei Carla Evers, lijsttrekker van de BBB in Overijssel, voor de verkiezingen. Woensdag kreeg ze gelijk. In onze provincie werd haar partij verpletterend de grootste, met 17 zetels, ruim vier keer zoveel als de nummer twee, het CDA, en meer dan alle groene en linkse partijen samen.

Evers is naast lijsttrekker ook pluimveeboer. Haar bedrijf ligt vlakbij een Natura 2000-gebied, maar ze weigert te vertrekken. Daarmee vertegenwoordigt ze niet alleen in woord maar ook in daad het beleid van de BBB. Kort samengevat: de partij wil wel innoveren op kosten van de overheid, maar verder wil ze eigenlijk niets. Niet de natuur beschermen, geen reductie van de veestapel, niet biologisch boeren, en uiteraard niet de stikstofuitstoot van boerenbedrijven terugdringen. Ze willen niet eens proberen minder gif te gebruiken. ‘Ook planten hebben recht op een medicijnkast met gewasbeschermingsmiddelen’, heet dat in hun verkiezingsprogramma.

In het waterschap Drents Overijsselse Delta is het van hetzelfde politieke laken een pak: geen investeringen in duurzaamheid of in het beschermen van planten en dieren. Bij droogte krijgen boeren altijd voorrang op natuurgebieden. Die laatste heb je ook helemaal niet nodig, lees ik in het provinciale programma, want: ‘Boerennatuur is ook natuur.’ Aha.

Aangezien ik vorige week de BBBui al zag hangen, belde ik even met Ine Nijveld, boswachter op de Sallandse heuvelrug. Een Natura2000-gebied, uiteraard, en een van de mooiste plekken van ons land: met slenken en stuwwallen, heide, bos, prachtige uitzichten. De heuvels zijn tevens bijna volledig omringd door boerenbedrijven, die al dat moois zodanig onder druk zetten dat er recent een nieuw wandelpad is geopend: de route van verloren soorten. Onder andere het gentiaanblauwtje en de kamsalamander zijn we al kwijt, vertelde een ecoloog aan RTV Oost.

Omdat boswachters voor de staat werken en dus geen politieke uitspraken doen, kon ik Nijveld niet vragen wat een verpletterende winst van de BBB zou betekenen voor onze heuvels. Maar ze kon me wel allerlei andere dingen uitleggen. Bijvoorbeeld hoe, als droogtes erger worden, een kwelwatergebied droog komt te vallen, de kikkervisjes die normaalgesproken in dat water leven het niet redden en de weidevogels er dus geen voedsel meer kunnen vinden.

En hoe stikstof de bodem verzuurt, waardoor allerlei bloemetjes die tussen de heide groeien verdwijnen, terwijl het mos en gras juist welig tiert. Insecten die afhankelijk zijn van deze bloemen of van het zand tussen de heidepollen – zandbijen en graafwespen maken daar hun holletjes – sterven. En daarmee komen ook de dieren die deze insecten eten in de problemen. Zoals de leeuwerik. Of het korhoen. Nijveld: ‘Als de kuikens uit het ei komen en er zijn geen insecten, wat nu aan de orde is, dan hebben ze niets te eten en dan gaan ze dood.’

Er lijkt in mijn provincie geen gebrek aan mensen die denken: wat kan mij die verdraaide zandbij schelen? Maar het is precies dat soort denken waar boswachter Nijveld me indringend voor waarschuwt. ‘Alles hangt aan elkaar in de natuur, en haal je er een schakeltje tussenuit, dan zakt alles in elkaar.’ Dit raakt ons allemaal: ‘Mensen denken in hokjes: ja, als het korhoen uitsterft, dan kunnen wij nog gewoon fietsen. Maar alles is verbonden.’ Ze laat er geen misverstand over bestaan: ‘Als het systeem instort, zijn wij uiteindelijk zelf aan de beurt.’

Het is een besef dat totaal ontbreekt bij onze nieuwe allergrootste partij. De BBB speelt met vuur en met de toekomst. Toch bijten sommige provinciegenoten me toe dat ik hier niet over moet miepen: de boeren hebben gewonnen, de natuur heeft verloren, accepteer het en houd verder je waffel.

Tegen hen wil ik zeggen: ho even. Democratie betekende nooit: de partij met de meeste stemmen gaat haar nieuwverworven macht gebruiken om over de kwetsbaarste wezens onder haar invloed heen te walsen, terwijl de rest zwijgend toekijkt. De BBB kan wel claimen dat Overijssel nu van haar is, maar onze provincie is ook nog steeds van het korhoen en de graafwesp. Het verschil is dat zij niets te kiezen hebben; tenzij iemand voor ze opkomt, kunnen ze alleen maar stilletjes sterven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Is vreedzaam klimaatprotest genoeg? Of moeten activisten, in de strijd om het leven op aarde te beschermen, het gebruik van geweld tegen objecten of personen heroverwegen? Over deze interessante vragen zullen actievoerders en groene politici volgende week níét debatteren in Pakhuis de Zwijger. De discussie is helaas prematuur gesmoord in een aanval van rechtse nep-verontwaardiging.

De VVD noemde het debat ‘totaal bizar’ en kondigde Kamervragen aan. JA21-voorvrouw Annabel Nanninga – eerder nog aangesloten bij een partij die wilde strijden voor een dominant blank Europa, nu ineens hevig bezorgd – noemde het ‘doodeng dat extreemlinks serieus gaat praten over geweld toepassen’. Pakhuis de Zwijger schrok en cancelde de boel: ‘Wij wijzen elke vorm van geweld of oproep tot geweld af.’

De nuance dat een debat geen van beide is, ging in het geraas verloren. Stichtelijk verklaarden mensen dat geweld een harde grens is, die je nimmer dient te overschrijden. Dat klinkt buitengewoon keurig, maar is onzin. Of, althans: ik vermoed dat de meeste vroomsprekers niet misprijzend terugkijken op het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook niet fronsen wanneer Oekraïners zichzelf verdedigen tegen een Russische invasie. Niks harde grens; het is eerder zo dat bijna iedereen geweld afkeurt, maar het in uitzonderlijke situaties toch gerechtvaardigd vindt. En dat men het enkel oneens is over welke situaties dat precies zijn.

Bij zulke meningsverschillen biedt een debat normaalgesproken uitkomst. ‘Geweld tegen mensen is altijd verwerpelijk, daar hoeven we het niet over te hebben’, hadden de aanwezigen bijvoorbeeld kunnen zeggen. ‘Maar geldt dat ook voor geweld tegen dingen?’ had de debatleider gevraagd.

Een genodigde had wellicht het boekje How to blow up a pipeline van ecoloog Andreas Malm erbij gepakt, die filosoof William Smith aanhaalt. Smith betoogt dat sabotage verdedigbaar als aan drie voorwaarden is voldaan. Het object dat je saboteert moet anders ernstige en onomkeerbare schade doen (zoals een kolencentrale of privévliegtuig), een mildere aanpak heeft niet gewerkt en dit gebrek aan vooruitgang is een symptoom van hoe diep en structureel het probleem is (dit behoeft geen commentaar), en degenen tegen wie de sabotage zich richt, hebben een hoger gebod geschonden (zoals, zeg, een klimaatakkoord).

In zo’n geval is sabotage minder verkeerd dan het onrecht laten voortbestaan, had een van de gasten kunnen aanvoeren. Je kunt je zelfs afvragen wat gewelddadiger is: opkomen voor het leven en de toekomst door CO2-uitstotende machines onklaar te maken, of de klimaatbedreigde status quo laten voorbestaan. Iemand had vast Jessica Reznicek genoemd, een activiste die herhaaldelijk de Dakota Access Pipeline saboteerde, omdat een eventuele lekkage het grondgebied van de Standing Rock Sioux Tribe, kostbare natuur en het drinkwater van miljoenen burgers zou bedreigen. Overdag lasten werkers stukken van de oliepijplijn aan elkaar, ‘s nachts laste Reznicek ze weer los. Waarom, vroeg ze, zien we een vrouw die uit liefde voor mensen en de planeet een pijplijn ontmantelt als gewelddadig, maar het bedrijf dat de pijplijn in elkaar zet niet?

En, zou de debatleider opperen, zijn we al op een punt dat zulke acties nodig zijn? Misschien niet, had een aanwezige kunnen zeggen. Mogelijk zijn burgerlijk ongehoorzame bezettingen en blokkades genoeg, keert de mening van de massa, vinden politici bijtijds achterin het keukenkastje onder de gootsteen ineens hun ruggengraat terug en gaan ze doen wat nodig is. Het kán.

Maar er is ook een ander scenario denkbaar, zou een andere genodigde kunnen aanvoeren. Ze citeert Andreas Malm: ‘Over een paar jaar worden de kinderen van de Thunberg-generatie en de rest van ons op een ochtend wakker, en we realiseren ons dat de status quo ongewijzigd is, ongeacht alle stakingen, de wetenschap, de smeekbedes […] Wat doen we dan? Zeggen we dat we alles gedaan hebben wat we konden, de mogelijkheden die we hadden hebben benut en hebben gefaald? Concluderen we dat het enige dat er nog opzit is leren hoe te sterven?’ Ik mag hopen van niet, zou ze zeggen; iets opblazen is beter dan opgeven, sabotage is beter dan de dood.

Als dat geen debat waard is, wat dan wel?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dit is de realiteit: terwijl wij, gewone stervelingen, deze winter leerden om in drie minuten te douchen en warm te blijven in een huis van 17 graden, maakte Shell over 2022 een recordwinst van 37 miljard euro. Een andere olie- en gasgigant, BP: 26 miljard. ExxonMobil: 52 miljard.

Terwijl wij onze kinderen vertelden dat ze moesten kiezen tussen gitaarles en voetbal, want allebei kunnen we niet meer betalen nu de boodschappen zo duur zijn, harkte Unilever – het bedrijf achter onder meer Knorr, Unox en Dove – een jaarwinst binnen van bijna 10 miljard euro. Heineken: 4,5 miljard. Ahold Delhaize, van bijvoorbeeld bol.com en Albert Heijn: 2,5 miljard.

Dit is de realiteit: we worden genaaid waar we bijstaan. Ons is verteld dat we in een soort economische noodsituatie verkeerden, door de oorlog tegen Oekraïne, de pandemie, grondstoftekorten. Het zijn gewoon moeilijke tijden. Zet de tering naar de nering. ‘We moeten beseffen dat we collectief een stukje armer zullen worden’, zei onze minister van financiën, Sigrid Kaag. Onzin, natuurlijk. We werden helemaal niet ‘collectief’ armer. Veel burgers, de kwetsbaarsten het eerst en het hardst, werden armer. Multinationals en aandeelhouders werden heel veel rijker.

Dit is de realiteit: het grootkapitaal schaamt zich nergens meer voor. Een Unilever-topman kondigde alvast aan dat de boodschappen dit jaar nog duurder zullen worden. De eindbaas van Shell liet weten dat zijn bedrijf het muizenhapje dat ze uitgeven aan duurzame energie – nog geen 3 procent van hun investeringen, becijferde Follow the Money – niet gaan verhogen. De prioriteit ligt bij ‘aantrekkelijke opbrengsten waarmee we onze shareholders kunnen belonen’. Bij geld voor mensen die al rijk zijn, dus. Niet bij mensen in de kou, niet bij onze planeet, niet bij iets waar gewone lieden wat aan hebben.

Niet iedereen snapt waarom deze realiteit mij zo dwars zit. Sommigen zeggen: ‘Shell maakt gewoon handig gebruik van de wetten van vraag en aanbod.’ Of: ‘Het staat je toch vrij de spullen van Unilever links te laten liggen? Dat is het mooie van kapitalisme: er is concurrentie en keus voor consumenten.’

Is dat het mooie? Ik vraag het me af. Een van de grootste politieke veranderingen van de afgelopen vijftig jaar is dat we onze problemen niet meer collectief adresseren, maar als individuen, schreef George Monbiot in The Guardian. Onder invloed van de marketing van het grootkapitaal zijn we veranderd van burgers in consumenten. ‘Het is niet moeilijk te zien waarom we deze kant opgestuurd zijn’, betoogt hij. ‘Als burgers die zich samen verenigen om politieke verandering te eisen, zijn we machtig. Als consumenten zijn we bijna machteloos.’

Dit is de realiteit: als een bedrijf een smerig hoge winst maakt in tijden van crisis, kunnen we inderdaad stemmen met de voeten, en onze benzine of soep-in-zak voortaan ergens anders halen. Als we vooral consumenten zijn, dan is dat de reikwijdte van onze macht. Misschien verandert er iets, misschien niet. Is dat nog acceptabel?

Is het nog acceptabel om een economisch systeem in stand te houden waarin gewone mensen kromliggen en de aarde verwoest wordt, terwijl CEO’s en aandeelhouders andermaal proosten op een job well done? Is het acceptabel dat onze regering en ons gekozen parlement niet kunnen voorkomen dat het volk genaaid wordt terwijl het grootkapitaal er met miljardenwinsten vandoor gaat? Leven we dan nog wel in echte democratie?

Dit is de realiteit: als het antwoord op die laatste vraag geen volmondig ‘ja’ is, dan is een ander merk pindakaas kopen niet genoeg. Dan moeten we absoluut en onmiddellijk in de eerste plaats burgers zijn. Want als burgers mogen we meer verlangen dan als consumenten. We mogen een economie verlangen die voor ons en voor de planeet werkt, in plaats van voor het grootkapitaal. We mogen van onze leiders verlangen dat ze met rechtvaardige oplossingen komen in plaats van met sussende kullebul over ‘collectief een stukje armer’. We mogen verlangen dat het leven altijd voorrang krijgt op het grote geld.

En zolang dit geen realiteit is, moeten we ons verzetten. Samen, met alle macht die we hebben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het schijnt dat er mensen bestaan die niet van de natuur houden. Die onverschillig blijven als ze een zonsondergang boven het water zien, die half-lauw zijn over een eekhoorn of aalscholver, die in het herfst alleen per ongeluk door het bos fietsen en dan hun schouders ophalen over het oranjegouden bladerdak. Mensen die zeggen: geef mij maar een leuke stadswijk, of een fraai weiland – iets bruikbaars. Mensen, zelfs, zoals de economieleraar van mijn oudste dochter, die zeggen dat een boom pas waarde heeft als hij is omgekapt, want dat heb je hout en dat is tenminste een verhandelbare grondstof.

Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik begin te denken dat deze denkwijze een van de grootste problemen is die we als samenleving hebben. Om in natuursferen te blijven: de bijl aan de wortel van onze beschaving. Antropoloog Jason Hickel omschrijft dit gedachtegoed zo: ‘Mensen staan los van de natuur en zijn er superieur aan; mensen zijn wezens met een ziel en geest en handelend vermogen, terwijl de natuur een inert, mechanisch object is.’ Hierdoor vinden we ‘dat mensen het recht hebben om de natuur te exploiteren en beheersen.’

Het is een oud idee, stelt Karen Armstong in De heilige natuur. Het Bijbelboek Genesis zegt het al: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op aarde rondkruipen.’

De filosoof Francis Bacon ging in de zeventiende eeuw bijzonder invloedrijk met die notie aan de haal: mensen moesten de natuur niet langer vereren, maar haar stevig onderwerpen. Descartes voegde daar het denkbeeld aan toe dat natuurverschijnselen (dieren incluis) geen innerlijk leven hadden en dat hun waarde alleen afhing van hun nut. Het idee van een heilige, bezielde natuur werd bij het grofvuil geparkeerd, het kapitalisme zei alsjeblieft-dankjewel en begon met het plunderen van de natuur dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

Sindsdien wordt het idee van de heilige natuur, van rivieren, bossen, dieren en zelfs de planeet als bezielde wezens, weggehoond: onwetenschappelijke zweefteverij. Maar met uw welnemen ga ik me er toch even mee inlaten. Het is immers altijd slim om sceptisch te zijn over denkbeelden die het kapitalisme verdraaid goed uitkomen. En bovendien heeft het voortschrijden van de wetenschap iets duidelijk gemaakt: zo inert is die natuur helemaal niet. Wie goed kijkt, kan zelfs iets van een innerlijk leven ontwaren.

Om een voorbeeld te noemen: er bestaat schimmels waarvan de uitlopers zichzelf verstrengelen met de wortels van bomen en planten. Hier vindt een soort gesprek plaats: de plant vertelt met chemische signalen over de lucht, de schimmel over de bodem. En ze onderhandelen over voedingsstoffen: de schimmel vraagt suiker en koolstof, en biedt in ruil onder andere stikstof en fosfor. Bomen gebruiken schimmelnetwerken bovendien om, heel vriendschappelijk, met andere bomen water en voedingsstoffen te delen en elkaar te waarschuwen bij gevaar.

Misschien is het wat schilderachtig om te zeggen dat een boom of bos een ‘ziel’ heeft. Maar toch doet dat woord aanzienlijk meer recht aan deze complexe, rijke, behulpzame niet-menselijke samenleving dan woorden als ‘grondstof’ of ‘natuurlijke hulpbron’. En niet alleen is het accurater, het is ook minder schadelijk. Want de reductie van de natuur tot wingewest heeft niets goeds gebracht: het rechtvaardigde vervuiling en verwoesting, en leidde zo tot klimaatrampen, uitstervende soorten, verschraalde landschappen. Het is de filosofie van de verschroeide aarde.

Daarom pleit Karen Armstrong voor een spirituele revolutie. Een nieuwe manier van leven, met nieuwe waarden, waarbij we de aarde liefhebben en van al het leven op haar huid leren houden alsof het onze broeders en zusters zijn. Ook als je zelf de heiligheid van de natuur nooit ervaart, is het tijd om te erkennen dat andere wezens samenlevingen en vormen van naastenliefde kennen die ons compleet vreemd zijn, maar niet ondergeschikt zijn aan die van ons. Niet minder. En niet aan ons om te vernietigen. Wij moeten niet langer heersers zijn, maar goede buren.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.