Toen ik een jaar of zestien was, liep ik bijna elke zaterdagnacht een rondje om mijn stamkroeg. Ik was op zoek naar een lieve vriend, die zich in het weekend tijdens het stappen steevast een delirium zoop. Hij begon met glaasjes cocktails – een plaatselijk café mixte ze in zeven kleurtjes en de kunst was natuurlijk om ze allemaal te nuttigen – en ging dan via vele flesjes bier over op Jägermeister, Smirnoff, Kleiner Feigling of wat er verder zoal ter tafel kwam. Het resultaat van dit vloeibare bacchanaal was dat hij rond een uur of drie zwalkend verdween van de dansvloer, doorgaans om achter een nabijgelegen muurtje enige tijd in zijn eigen braaksel te liggen.
Ik moest aan deze oude vriend denken toen ik afgelopen woensdag in deze krant een stukje las over hoe raar het is om studenten zonder bier te zien tijdens de universiteitsintroducties die deze week plaatsvinden. De reden van deze bierloosheid: vanwege de nieuwe alcoholwet mogen 16- en 17-jarigen niet meer drinken. ‘Het is een beetje een sneu gezicht: zijn vrienden die alle tien tegelijk een biertje achterover slaan, terwijl Ruben (17) de andere kant opkijkt en rustig van zijn cola nipt’, observeerde de verslaggeefster. Uit de mond van de eveneens minderjarige Rutger werd opgetekend dat ‘een biertje dit soort activiteiten toch net wat gezelliger maakt’.
De reportage illustreerde daarmee fraai de unieke manier waarop we in onze samenleving met alcohol omgaan. Zo is het de enige bewustzijnsveranderende drug die ouders niet alleen op grote schaal gebruiken maar zelfs aanprijzen in het bijzijn van hun kinderen: ‘Zo, nu neemt mama even relaxed een lekker glaasje wijn.’ Ik kan me ook zo snel geen andere drug voorstellen waarvan een kwaliteitskrant zou schrijven dat het sneu is dat een 17-jarige er geen toegang toe heeft.
Deze merkwaardige uitzonderingspositie heeft ongetwijfeld te maken met poezelige imago van drank als onschuldige sfeerverbeteraar. De cijfers en feiten zijn echter een stuk minder gezellig.
In 2010 stelde een Britse wetenschappelijke commissie dat alcohol de gevaarlijkste drug is die we kennen, nog voor crack en heroïne. Het RIVM voegt aan dit illustere drietal nog tabak toe. Beide clubs zijn het erover eens dat drank veel riskanter is dan verboden middelen als LSD of XTC, omdat het zowel giftiger als verslavender is en meer sociale schade oplevert.
Over die schade: een kwart van de geweldsdelicten wordt gepleegd met alcohol op, zo bleek een paar jaar geleden uit een proef bij drie politiekorpsen. Hetzelfde aandeel geldt voor incidenten met huiselijk geweld. Bij uitgaansgeweld ligt dat hoger, tussen de 52 en 86 procent, meldt het Trimbos Instituut. Bovendien belanden jaarlijks 24.000 dronken jongeren op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. De maatschappelijke kosten daarvan worden geraamd op 31 miljoen euro.
Bij ongeveer 25 procent van alle doden die in de Europese Unie vallen in het verkeer was er alcohol in het spel; het gaat dan om zo’n 10.000 doden per jaar. Tel je daar het aantal jaarlijkse doden aan leveraandoeningen en dergelijke bij op, dan kom je op 195.000 EU-inwoners met een tuintje op hun buik. Eén op de 4 Europese jongemannen die het loodje legt, doet dat drankgerelateerd, en één op de 10 jonge vrouwen.
Dat brengt ons bij de probleemdrinkers. In de EU zijn dat naar schatting zo’n 55 miljoen mensen. In Nederland gaat het om ruwweg 15 procent van de mannen en 5 procent van de vrouwen. Dit zijn niet allemaal cliché-alcoholisten die met ongewassen lijf om half acht ‘s ochtends op een bankje in het park hun eerste halveliterblik Best Bier opentrekken. Het kan ook die collega zijn die z’n antibioticakuur niet afmaakte, omdat hij er bloedchagrijnig van werd dat hij er geen wijn bij mocht drinken. Of het familielid dat extra vroeg weggaat op de verjaardagsvisite bij geheelonthoudende vrienden, omdat hij dan thuis tenminste een glaasje kan nemen. Of de vriendin die in tijden van stress om vijf over twee ‘s middags besluit dat de vijf in de klok zit, en haar werk er verder maar bij laat zitten. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de binge-drinkers die zich elk weekend onder het mom van feest en vrijheid naar de filistijnen zuipen, zoals mijn lieve vriend.
Je zou denken dat zulke cijfers en feiten leiden tot een collectieve heroverweging van de notie van alcohol als onschadelijke genotsbevorderaar. Misschien zouden we alcohol zelfs een harddrug kunnen gaan noemen – want dat is het. Maar nee. In plaats daarvan roept een jongen met een colaatje medelijden op, en stellen we vast dat het zonder bier niet gezellig is. En ik vraag me af: wie is hier nou eigenlijk sneu?
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.