Het is niet hip om te zeggen, maar ik ben heel blij met de felle Zwarte Pieten-discussie. En ook met die Pietitie op Facebook, waar een slordige twee miljoen mensen hebben laten weten dat ze Zwarte Piet leuk vinden en dat hij moet blijven.
Onder die twee miljoen zitten dierbaren van me. Mannen en vrouwen voor wie ik, indien noodzakelijk, een brandend huis in zou rennen, en zij – zo hoop je dan – ook voor mij. Aardige, warme, nette mensen. Geen Wilders-stemmers. Fijne buren, lief voor dieren. Vrijwilligerswerkers. Goed volk.
Ik ben blij met deze mensen en met het debat omdat het me iets leert over het Nederland van nu. Zo is het belangrijk om te weten dat deze twee miljoen zichzelf geen racist vinden. Ook niet als ze zeggen dat eenieder die Zwarte Piet wil moderniseren ‘maar moet oppleuren’. En ook niet als ze vernemen dat er achter blackface een inherente hatelijkheid zit, of historici horen opperen dat Piet is afgeleid van Afrikaanse kindslaven. Dit alles glijdt van hen af als een gebakken ei van teflon. Het heeft namelijk niets met hén te maken. Zíj maken geen onderscheid tussen mensen met een witte en een donkere huid. Nooit gedaan ook. Wij zijn kleurenblind, dus laat ons kinderfeest met rust.
Op de website van De Correspondent gaf Rob Wijnberg een wat doordachtere versie van deze denkwijze ten beste. Hij vertelt dat hij als ‘raciaal scepticus’ niet in ras gelooft. Volgens hem is ras een culture misvatting, gebaseerd op het ouderwetse idee dat je de menselijke soort zou kunnen opdelen in aparte, uiterlijk verschillende clubjes. Het woord ‘ras’ verwijst volgens Wijnberg niet naar iets dat werkelijk bestaat.
Vervolgens redeneert Wijnberg dat veel Nederlanders, conform deze wijsheid, geen onderscheid naar ras maken en dus geheel en al uit kleurenblindheid in Zwarte Piet geen negerkarikatuur of denigrerende verwijzing naar het slavernijverleden zien. Met dat niet-zien zou VN-inspecteur Verene Shephard volgens hem juist verguld moeten zijn. We zijn de rassen en daarmee het racisme ontstegen.
Puur biologisch bekeken heeft Wijnberg gelijk. Wetenschappers vonden in de loop der jaren vrijwel geen bewijs dat homo sapiens is op te delen in gedragsmatige of genetische ‘subsoorten’ – en geloof me, dat is niet omdat ze het niet hebben geprobeerd. Maar sociologisch gezien is ras wel degelijk een factor van belang. Zoals een kennis-of-color zei: ‘Vertel me niet dat ras niet bestaat zolang ik in een maatschappij leef waar ik elke dag beoordeeld word op de kleur van mijn huid.’ Kleurenblind zijn is vooralsnog een wit privilege.
Psycholoog Monnica Williams van de Universiteit van Louisville gaat zelfs nog een stapje verder en stelt dat kleurenblindheid zelfs racisme in de hand werkt. Door geen ras en huidskleur te willen zien, zo schrijft ze in een artikel op de website van Psychology Today, creëer je een samenleving die ook blind is voor de discriminatie en ongelijkheid, en voor het culturele erfgoed en het unieke perspectief van zwarte mensen. Kleurenblindheid maakt ras niet onzichtbaar, maar taboe.
Dit taboe kennen we ook in Nederland. Over ras spreken we normaliter niet. Groot is ons ongemak als kinderen een opmerking maken over de relatieve bruinheid van iemands huid. Dat hoor je immers niet te zien. Veel ouders denken dat als ze het maar nooit over ras hebben, hun kinderen automatisch kleurenblind opgroeien. Niets in minder waar. Kinderen maken uit zichzelf voortdurend onderscheid op basis van uiterlijk. In psychologische experimenten was het voldoende om zonder verder commentaar de ene helft van een klas rode t-shirts te geven, en de andere helft blauwe. Binnen een paar dagen was het shirtisme niet van de lucht. ‘Rood is gewoon beter en blauwen zijn stom!’, dat soort werk. Kinderen hebben nog niet geleerd dat je dit soort sentimenten onder het mom van kleurenblindheid moet verstoppen.
Tijdens het Zwarte Pieten-debat hielden ook volwassenen even op met het verstoppen van raciale ongenoegens assorti. Allerlei gevoelens die voorheen werden bedekt met de mantels der liefde en goed fatsoen staan er nu open en bloot bij. Zoals ik zei: ik vind dat goed. Liever dat het misnoegen en de intolerantie op straat ligt, waar we het kunnen bekijken en een schop kunnen geven, dan dat het verstopt zit in de harten van allemaal lieve, nette mensen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.