Ik hoorde het mezelf zeggen: ‘Het is gênant en oneervol dat we Zwarte Piet niet allang hebben afgeschaft.’ En vervolgens verbaasde ik me over mijn eigen woordkeuze. Oneervol? Is dat niet een superantiek begrip? Wat is ‘eer’ eigenlijk? Wie heeft het, wie komt het toe? Hebben we er iets aan?
Dit is wat ik zou willen dat eer is: een drijfveer om het goede te doen, niet voor jezelf, zonder er iets voor terug te verwachten, zelfs als het je iets kost, omdat je je eraan gehouden voelt om een goed mens te zijn. Ik zou willen dat eer een deugd is die het beste in ons naar boven haalt: moed, toewijding, solidariteit, compassie, onbaatzuchtigheid.
Eigenschappen die ik bij veel witte mensen, zeker die uit het gematigde midden, mis in wat ‘het racismedebat’ is gaan heten.
Ik realiseer me dat ik hiermee een rooskleurige invulling geef aan het begrip ‘eer’. Misschien maak ik er zelfs iets van dat het nooit is geweest. Eer is van oudsher bijvoorbeeld hopeloos verknoopt met klasse; dat ‘eervol’ als bijna-synoniemen ‘nobel’ en ‘ridderlijk’ heeft, zegt veel. Eer was historisch gezien iets voor rijke, witte mannen, niet voor armen of mensen van kleur. Voor vrouwen draait eer traditioneel vooral om de vraag of je je knieën netjes bij elkaar houdt; eer gaat over je vagina, niet over morele verheffing. Eer bestaat bovendien vanouds bij gratie van de eerloosheid van anderen: mannen hebben eer ten koste van vrouwen, rijken ten koste van armen, witte mensen ten korte van mensen van kleur.
Eer is gedoopt in bloed en pijn.
In 1621 liet Jan Pieterszoon Coen bijna 15.000 Bandanezen afslachten. Toen hij na deze volkerenmoord thuiskwam, werd hem eer bewezen: hij kreeg een koekje van de stadhouder, en later een standbeeld in Hoorn, een filegevoelige tunnel en een kek nisje op de hoek van de Beurs van Berlage. ‘Dispereert niet’, staat er op die laatste gebeiteld. Maar als we nog steeds genocideplegers eren, en niet vanzelfsprekend van hun voetstuk halen, is enige wanhoop niet misplaatst.
Ik ben op zoek naar een vorm van eer die beter is dan de eer die stinkt naar bloed en uitsluiting en dood. Ik zoek hiernaar, omdat ik vrees dat empathie niet genoeg is.
De afgelopen weken deelden mensen van kleur uitgebreid hun pijn en onderdrukking. Ze vertelden hoe ze als kind ‘kankerzwart’ waren genoemd. Hoe hun gezin bedreigd wordt door schoften die ze voor ‘vieze zwarte aap’ uitmaken.
‘Het stille midden bereik je niet met woorden. Ze willen je zien lijden voordat ze jou geloven’, schreef Jerry Afriyie in OneWorld. Maar hoeveel lijden moet worden getoond voor gematigde witte mensen veranderen? ‘Ik snap de pijn’, zei onze premier over Zwarte Piet, maar hij wilde het geen racisme noemen. Een koor van witte middenmensen zong na de Black Lives Matter-protesten het vertrouwde deuntje: we moeten niet zo hard tegenover elkaar staan, dat is niet vruchtbaar, moet het nou zo, met loopgravenstrijd en slachtofferschap, laten we verbinding zoeken, ‘denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit’, en sowieso is alle nadruk op kleur wel erg Amerikaans, overgewaaid giftig identiteitsdenken is het, wij zijn anders, een tolerant land, land van duizend meningen en nuchterheid, op dit hele kleine stukje aarde.
Ik zou willen dat eer dit is: dat je als gematigde witte, na de pijn van zwarte mensen te hebben aangehoord, de verantwoordelijkheid voor verbetering en rechtvaardigheid bij jezelf legt en niet bij hen. Dat eer een gesprek met jezelf is: ‘Oké, voor mij persoonlijk hoeft de strijd tegen racisme misschien niet zo, maar ik doe het toch, want als ik racisme verkeerd vind, dan is antiracisme juist, en dit gaat verder niet over mij.’ Eer als onbaatzuchtige solidariteit.
En dat deze eer zorgt voor empathie die verder gaat dan ‘ik snap de pijn, maar…’. Leslie Jamison schreef in een mooi essay in The Believer dat we empathie vaak zien als iets dat we spontaan voelen, of niet, en dat is dan dat. Maar empathie kan ook bestaan uit inspanning, uit werk, uit keuzes. ‘Soms geven we om een ander omdat we weten dat het zou moeten, of omdat het van ons gevraagd wordt, maar dit maakt onze bekommernis niet leeg.’ Ik geloof in werk, zegt Jamison. ‘Ik geloof in midden in de nacht wakker worden, je tas pakken, en je slechtste zelf verlaten voor je betere zelf.’
Ik kan me weinig eervollers voorstellen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.