dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het was verder een heel normaal EU-rapport over vrouwenemancipatie. Er stond iets in over het terugdringen van de loonkloof en dat het anno 2013 toch wel eens tijd is om vrouwen voor hetzelfde werk evenveel te betalen als mannen. Er werd wat gemopperd op sekstoerisme. Niks bijzonders. Maar dan artikel 17. Daarin riep initiatiefneemster Kartika Liotard de lidstaten op om eindelijk iets te gaan doen aan porno. Om precies te zijn: ‘Het uitbannen van alle vormen van porno in de media’.

´Te paard! Aksie!´, riepen de roze ridders van GeenStijl, die niet konden aanzien hoe ook-nog-een-vrouw probeerde te morrelen aan wat zij om volkomen duistere redenen hun ´pr0n´ noemen. ´Neem onze pensioenpotten maar, sloop de welvaartsstaat, privatiseer het spoor, vestig een dictatuur en eis nog meer bezuinigingen, maar blijf met je grijpgrage papier-poten van onze pr0n af!´

Ook enkele politici verontwaardigden zich. Marije Cornelissen van GroenLinks vond het een onzalig plan, VVD´er Hans van Baalen voorspelde dat het rapport wel op de berg oud papier zal belanden. Sophie in ‘t Veld (D66) wees erop dat het idee dat vrouwen lustobjecten zijn niet onder dwang zal verdwijnen.

De vraag is echter of dat verdwijnen nodig is. Is porno echt een kwalijk product dat de emancipatie van de vrouw tegenwerkt? Of hoort het tegenwoordig gewoon bij een gezonde zin in seks? Vanuit de wetenschap is voor beide stellingen wel iets te zeggen. Zo zijn jongens die porno kijken minder vrouwvriendelijk en zien ze meisjes vaker als onderdanig seksobject. Ze willen bovendien vaker anale seks: een vast nummertje in de doorsnee pornofilm, die er doorgaans om draait dat een vrouw zich gedwee in al haar gaten laat nemen door een man met een enorme erectie, waarop deze als slotakkoord in haar gezicht klaarkomt. Het is vast overbodig te zeggen dat het gemiddelde meisje deze genoegens liever aan zich voorbij laat gaan.

Aan de andere kant moet men de invloed van porno ook niet overschatten. Jongens worden misschien iets seksistischer, maar andere invloeden tellen zwaarder dus het is niet zo dat er dankzij de ruime beschikbaarheid van internetporno een groep vrouwenhatende macho’s opgroeit. En bovendien: niet alle porno is van het gedwee-in-alle-gaten type. Er is ook porno waarin zeer expliciet maar toch respectvol gesekst wordt met veel aandacht voor het genot van de vrouw. Uit onderzoek blijkt dat mannen én vrouwen zulks erg opwindend vinden. Wie is de EU om zich hiermee te bemoeien?

In dit licht is een verbod op alle vormen van porno een draconische maatregel. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen harde xxx-noten gekraakt hoeven te worden. Zo blijven de werkomstandigheden van porno-actrices een bron van zorg. In de Volkskrant Magazine vertelde porno-actrice Bobbi Eden hoe ze op de set geweld moest gebruiken om te voorkomen dat ze voor het oog van de camera verkracht werd. Veel vrouwen in de business zijn slachtoffer geweest van seksueel geweld. Hoe vrijwillig acteren zij? En in wat voor films? Wat zegt het over een samenleving als op Google de zoekopdracht ‘virgin rape porn’ 31,6 miljoen resultaten teruggeeft? Simpelweg oproepen tot een verbod doet geen recht aan deze vragen. In een reflex roepen dat de EU van onze porno af moet blijven evenmin.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Vrouwen en mannen zijn niet echt gelijk, tot ze ook gelijk zijn in de dood.’ Waar ik deze uitspraak  hoorde weet ik niet precies meer. Ik denk dat het zo’n Amerikaanse actieserie was, vol moedige soldaten die in verre woestijnen sterven voor democratie en vrij toegankelijke olievoorraden. De scène herinner ik me wel: twee grijzende mannen treurden om een gesneuvelde soldate die in vroeger tijden onder hen gediend had. Haar dood kwam harder aan dan dat van haar mannelijke collega’s. Iets wat deze heren van een zekere leeftijd opvatten als teken dat de vrouwenemancipatie binnen het leger in ieder geval wat hen betreft nog niet voltooid was.

Ik moest hieraan denken toen ik in de Elsevier las dat defensieminister Hennis alle gevechtsfuncties van het Neerlands leger wil openstellen voor vrouwen. Dus ook het Korps Mariniers, en de Onderzeedienst.

Ik vind dat stoer van de minister, te meer omdat er nogal wat vooroordelen zijn over vrouwen in het leger. In het Elsevierartikel waarin gewag werd gemaakt van Hennis’ voornemen stond gelijk een fraai voorbeeld. ‘De theorie is dat de aanwezigheid van vrouwen de samenwerking tussen mannen in gewelddadige omstandigheden kan vertroebelen. Ieder lid van de eenheid moet dan zijn taak uitvoeren, maar de aanwezigheid van vrouwen stelt het mannelijke oerinstinct in werking. Mannen beschermen dan eerst de vrouwen en vergeten hun taak. Dit bedreigt de overlevingskansen van de eenheid.’

Als dit waar zou zijn, dan zou het echt linke soep zijn om zomaar een stel wijven los te laten in de frontlinie. Gelukkig valt het met dat beschermende oerinstinct van de man wel mee. Vorig jaar bleek uit onderzoek dat bij scheepsrampen mannen de grootste overlevingskansen hebben. Zodra de zooi begint te zinken begeven zij zich als hazen naar de reddingsboten. Slechts wanneer de kapitein bereid is om het met geweld af te dwingen, geldt: vrouwen en kinderen eerst.

Maar er zijn natuurlijk meer zorgen over piemelloze soldaten. Nadat het Amerikaanse leger besloot vrouwen toegang te geven tot alle gevechtsfuncties, stond in het wetenschapstijdschrift New Scientist een overzicht van eigenschappen die ze ongeschikt zouden maken voor het betere knokwerk. Misschien zijn ze niet sterk genoeg, is een veelgehoord maar slap argument: iemand die het fysiek niet trekt, laat je niet toe in je eenheid, ongeacht sekse.

Vrouwen zouden bovendien te teerhartig zijn, en onhandigerwijs medelijden krijgen met de vijand. Dat blijkt niet het geval: in de ‘juiste’ omstandigheden is iedereen (m/v) in staat tot meedogenloos en gewelddadig handelen, concludeerden psychologen in 2004. Raken vrouwen dan wellicht sneller getraumatiseerd? Ook niet. Amerikaanse damessoldaten die in Irak of Afghanistan in gevecht raakten, hadden naderhand niet vaker psychische problemen dan hun mannelijke mede-militairen.

Eigenlijk staat maar één ding de legervrouw in de weg: de legerman. Uit een enquête onder 3800 defensiemedewerkers uit 2006 bleek dat vier procent van de vrouwen in de werkkring seksuele dwang had meegemaakt (tegen nul procent van de mannen). Ik hoop dat Hennis dit ook aanpakt, zodat vrouwen niet alleen in alle eenheden maar ook viezerik-vrij kunnen meevechten. Omdat ze dus gelijk zijn, in het leven en in de dood.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Lieve nieuwe paus,

Het zijn spannende tijden. U staat op het punt om herder te worden van meer dan een miljard christenen, die met grote belangstelling zullen kijken wat u gaat doen. Nu ben ik zelf geen lid van deze grote goddelijke fanclub, maar ik houd wel erg van de mensheid en dus wil ik u toch graag iets vragen. Over naastenliefde.

Bij uw voorganger liep dit een beetje in de soep. Zo was er dat akkefietje in 2008 waarbij het Vaticaan oppositie voerde tegen de VN-declaratie die een einde wilde maken aan het discrimineren en vervolgen van homoseksuele mannen en vrouwen. Afgelopen januari was er de Keulse bisschop die artsen onder druk zette om verkrachte vrouwen niet te helpen met sporenonderzoek en een morning-after pil. Hulp zou immers leiden tot een gesprek over zwangerschapsafbreking en dat mag niet. En dan was er nog de kersttoespraak, waarin Benedictus nét niet letterlijk zei dat homoseksualiteit in strijd is met de natuurlijke orde, en een bedreiging voor de toekomst van de mensheid bovendien.

Ik vraag me in alle ernst af wat Jezus daarvan zou denken. En wel hierom. Vorige week las ik een bijzonder boek: ‘The cross in the closet’, van Timothy Kurek. Tim is een zeer conservatief-christelijke jongeman uit Nashville, Tennessee. Hij gelooft dat het zijn pad is om de woorden uit de Bijbel zo letterlijk mogelijk na te leven. Dus wanneer hij een homo ziet, dan spreekt hij hem vol vuur aan: of deze flikker niet weet dat zijn keuze God een doorn in het oog is, en dat hij naar de hel gaat als hij niet terugkeert naar het rechte, heteroseksuele pad.

Dan komt een vriendin uit de kast. Huilend ligt ze in zijn armen, omdat haar zeer gelovige ouders haar nu nooit meer willen zien. Daar begint Tims twijfel. Is dit wat Jezus zou willen? Deze haat, dit verdriet? Hij besluit zijn geloof op de proef te stellen met een experiment. Een jaar lang leeft hij als homo. In dat jaar leert hij de homo’s die hij verafschuwde kennen als mensen zoals hij, op zoek naar hoop, liefde en geluk. Hij leert de pijn kennen die al die afwijzing uit naam van de Heer veroorzaakt. Hij leert van homo’s houden.

Zijn grootste openbaring komt wanneer hij in New York de Vaticaanse ambassade binnenloopt. Op de muur daar staat geschreven: ‘Het pad naar vrede’. Maar die vrede is een leugen, realiseert hij zich: ‘Kan ik zeggen dat ik Jezus volg en tegelijkertijd ruzie maken met Zijn kinderen? Verlossing is geen country club, je hebt niet het recht om iemand de toegang te weigeren.’ Hij redeneert verder. Als de mens in Gods evenbeeld geschapen is, wie zijn wij dan om te zeggen dat dit voor sommige mensen niet geldt? Zou de zoon van God, die at met prostituees en tollenaren, mensen die houden van iemand van hetzelfde geslacht haten en uitsluiten? Toen Jezus zei dat ‘heb uw naaste lief zoals uzelf’ één van de belangrijkste geboden is, zei hij niet: PS: dit geldt niet voor homo’s.

Als een jongen uit Nashville tot zoveel liefde en begrip kan komen, dan moet dat voor Uwe Heiligheid toch een pauselijke peuleschil zijn. Daarom mijn vraag: zou u die paus kunnen zijn die zijn hand uitsteekt naar homo’s, lesbo’s, queers en transgenders, en ze welkom heet in de schoot van God? Ik denk namelijk dat dat is wat Jezus gedaan zou hebben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Geef duidelijk je grenzen aan. Niet alleen naar huis fietsen na het uitgaan. Draag schoenen waar je op kunt wegrennen als dat nodig is. Zorg dat je altijd je telefoon bij je hebt. Liefst een niet al te kort rokje. En zo, lieverd, trap je een man in zijn ballen. Voor het geval dát.

Dit is wat we onze dochters leren over verkrachting: hoe je kunt proberen het te voorkomen. Een verstandige boodschap, doorgaans omkleed met woorden als ‘maar het is natuurlijk nooit jouw schuld als het toch gebeurt’. Woorden die ik ongetwijfeld ook tegen mijn dochters zal spreken als ze wat ouder zijn. Aangezien in Nederland een op de negen vrouwen ooit in haar leven wordt verkracht, kun je maar beter pragmatisch zijn en je dochters leren hoe ze moeten schoppen waar het zeer doet.

Maar er ontbreekt iets aan deze boodschap, realiseerde ik me toen ik een foto zag van een Amerikaanse studente die een groot bord omhoog hield: ‘Ik heb het feminisme nodig, omdat mijn universiteit tijdens de introductie voor eerstejaars wel onderwijst hoe je kunt voorkomen dat je verkracht wordt maar geen cursus heeft: niet verkrachten.’

Dat zette me aan het denken. We vertellen meisjes ontzettend veel over verkrachting, maar wat leren we jongens eigenlijk? Ik vroeg eerst rond onder familie en kennissen. ‘Seksueel geweld? Ja, daar kregen de meisjes op school wel les over. Wij jongens mochten die les rugby’en’, vertelde een vriend.

Ook instanties die jongeren voorlichten over seksuele aangelegenheden richten zich vooral op meisjes. Zo staat de tekst over seksueel geweld van een voorlichtingsfolder van het seksualiteitscentrum Rutgers WPF – ‘En dan ga je… vrijen!’ – volledig in de jij-vorm. De websites van verschillende Centra voor Jeugd en Gezin idem dito: ‘Als je bent verkracht, voel je je erg vernederd, vies, machteloos en diep ongelukkig. Je denkt dat je meer had kunnen doen om de verkrachting te voorkomen’, dat soort werk. Alleen het mogelijke slachtoffer (niet altijd maar vaak een meisje) wordt aangesproken, niet de potentiële dader (niet altijd maar vaak een jongen).

In een column in Trouw concludeerde ik daarom onlangs: ‘We leren jongens niet dat ze niet moeten verkrachten. Dat ‘nee’ nooit ‘ja’ is. Dat alles behalve expliciete instemming betekent dat je hem er niet in hangt, wat je achtergrond of normen en waarden ook zijn. De onderliggende boodschap: niet verkracht worden is hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de vrouw.’

Die stelling werd me niet door iedereen in dank afgenomen. Feministisch verantwoorde moeders vlogen in de pen om me te vertellen dat zij hun zoons heus leerden dat nee is nee. Hoezo leren we onze zonen niet om niet te verkrachten? Wat een aantijging. Natuurlijk leren we ze dat.

Maar is dat aan alle keukentafels zo? Ik sprak met meer ouders. Praten over seks met een puberzoon bleek niet voor iedereen even gemakkelijk. Een moeder met zoons van 13 en 15 vindt het al moeilijk genoeg om het over condooms te hebben, laat staan over verkrachting. ‘Ik kom niet veel verder dan ze te vertellen dat ze respect moeten hebben, dat een meisje zich gemakkelijk en veilig moet voelen bij hen. Dat alles om liefde draait. Als volwassen vrouw weet ik dat dit waardeloze antwoorden zijn, maar als iemand iets beters weet? Dit blijft een heel erg moeilijk onderwerp.’

De vaders zijn over het onderwerp ‘seksueel geweld’ veelal kort van stof. Op de vraag hoe ze hun zoon hierover voorlichten hoorde ik met name variaties op: ‘Nooit. Doen. Begrepen?’ En daarmee is de kous wel af.

Andere ouders maken er een langjarenproject van. Ze beginnen al wanneer zoonlief een peuter is te praten over fysieke grenzen. Dit is mijn lichaam, dit is jouw lichaam. Niemand mag iets met jouw lijf doen wat jij niet wilt. En jij mag niets doen wat de ander niet wil. In de hoop dat dit lesje lichamelijke soevereiniteit ook nog volstaat wanneer hun zoon botergeil en ladderzat op de achterbank van de auto ligt met een meisje dat bij nader inzien toch alleen maar wil zoenen.

Dat klinkt misschien wat karikaturaal, maar het is precies dit soort situaties waarin het mis gaat. Vrijwel elke jongen weet dat hij niet met een mes uit een bosje mag springen om een meisje te verkrachten, maar er zijn meer dan genoeg onduidelijke, grijze seksgebieden waar met jongens niet of nauwelijks over wordt gepraat. Seks hebben met een stomdronken meisje, kan dat? Mag je je vriendinnetje vingeren als ze slaapt? Als iemand je de hele avond heeft zitten opgeilen, kun je dan gevoeglijk aannemen dat ze zin heeft in seks of moet je dat eerst nog vragen? En wat nou als je middenin het voorspel zit en zij besluit dat ze alsnog wil stoppen?

Het is een illusie om te denken dat jongens op de een of andere manier automatisch wel meekrijgen wat ze in zulke situaties moeten doen. Hoogleraar antropologie Peggy Sanday van de Universiteit van Pennsylvania stelt vast dat veel jongens bijvoorbeeld neuken met een dronken meisjes niet als verkeerd zien. Ze wijst in haar artikelen op de Steubenville-verkrachtingszaak, waarin een laveloos meisje door twee plaatselijke footballhelden van feestje naar feestje werd gesleept en herhaaldelijk werd verkracht. ‘Vrienden’ legden een en ander vast op twitter en facebook. Het besef dat hier iets vreselijks gebeurde was helemaal zoek, niet alleen op de avond zelf maar ook naderhand. Een footballcoach verklaarde bijvoorbeeld: ‘Het is geen verkrachting want je niet weet of ze het wilde of niet.’

Wanneer jongens niet expliciet worden voorgelicht kunnen ze de grenzen van het toelaatbare heel anders inschatten. Zoals deze jongen, die anoniem een verhaal op de website Reddit plaatste. Ten tijde van de Steubenville-verkrachtingszaak dook het herhaaldelijk op in de Amerikaanse media omdat het scherp duidelijk maakt wat er in het hoofd van de dader gebeurt: ‘Ik was een eerstejaars student en met een meisje dat naakt bij me in bed kroop en toen nee zei. Ik denk dat ze alleen oraal wilde. Ik was extreem geil en al bijna klaar om het te doen, dus ik negeerde haar en deed het gewoon. Ze realiseerde zich wat er gebeurde en probeerde haar benen tegen elkaar te klemmen, maar het was te laat en ik was veel sterker dan haar. Ze bleef nee fluisteren, maar ik negeerde haar.’ De man in kwestie voelt zich, nu hij wat ouder is en vader is geworden van een dochter, er best rot over. Maar hij noemt zichzelf geen verkrachter en verklaart ook: ‘Een erectie heeft geen geweten.’

Nederlandse jongens zijn wat dat betreft niet anders. Marianne Cense van Rutgers WPF onderzoek naar de seksuele gezondheid van jongeren. Uit dat onderzoek blijkt dat jongens, wanneer je het ze op de man af vraagt, allemaal netjes zeggen dat je niet over iemands grenzen heen mag gaan. Maar een besef van wat die grenzen zijn, daar schort het bij sommige jongens aan. Cense: ‘Zoals een jongen die denkt: ze zegt wel nee, maar ze lacht erbij, dus het zal wel goed zijn. Of de jongen die zei: ja, het meisje stapte in de auto met drie jongens. Wat denkt ze dan dat er gaat gebeuren?’

Voor ouders die nog denken dat deze jongens zeldzame uitzonderingen zijn heb ik een onaangename verrassing. In een Amerikaans onderzoek werd aan 1882 mannelijke studenten gevraagd of ze weleens iemand hadden gedwongen tot seks (of dat hadden geprobeerd), en of dat ze het ooit hadden gedaan met iemand die te dronken of te stoned was om nee te zeggen. Ruim 6 procent zei ja op tenminste één van die vragen. Samen bleek die 6 procent verantwoordelijk te zijn voor maar liefst 439 verkrachtingen of pogingen daartoe. Ik durf te wedden dat hun ouders of leraren dat nooit achter deze jongens hadden gezocht.

Er moet dus iets gebeuren aan onze collectieve keukentafels. Er moet expliciet en uitvoerig met zoons gepraat worden over seks en verkrachting. Dat vereist een kleine cultuuromslag. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ouders sowieso meer met meisjes over seks praten dan met jongens. Cense: ‘Dat komt doordat dit soort gesprekken meestal worden gevoerd omdat ouders zich zorgen maken over bepaalde risico’s. Zwangerschap of verkrachting bijvoorbeeld. En daar zijn meisjes toch kwetsbaarder voor.’ De jongens moeten het, op wat SOA- en condoomvoorlichting en een paar korte waarschuwende woorden van vader na, veel meer zelf uitzoeken.

Op school gaat het qua jongensvoorlichting iets beter. Voor het voortgezet onderwijs zijn lespakketten ontwikkeld waarin grenzen stellen én respecteren uitgebreid aan bod komt. De hoop is dat zulke lessen pubers leren ‘nee’ te zeggen, ook als de norm is om ‘ja’ te doen. ‘Meisjes vinden het het moeilijk om als ze A hebben gezegd, geen B te zeggen’, legt Cense uit. ‘Jongens vinden het lastig om te zeggen: nee, dat meisje is dronken, dat doe ik niet.’

Maar met goede bedoelingen en dito lesmateriaal zijn we er nog niet. ‘Veel leraren vinden seksuele weerbaarheid erg belangrijk, maar ook een lastig onderwerp. Je merkt dat leraren soms heel verlegen worden van seksuele voorlichting. Ze zijn huiverig om over seksueel geweld te praten’, zegt Cense.

En de ouders? Voor hen heeft schrijfster Stassa Edwards een paar stevige adviezen. Ze was pas bevallen van een jongetje toen in de VS de Steubenville-verkrachtingszaak speelde. De kranten stonden er vol van, maar er was één vraag die Edwards niet los liet: hoe voorkom ik dat mijn zoon een verkrachter wordt? En hoe voorkom ik dat in een maatschappij waarin seksueel geweld zo normaal is geworden dat omstanders een verkrachting niet proberen te stoppen maar vastleggen op sociale media?

Het is duidelijk dat de voorzichtige manier waarop we jongens voorlichten over seks en verkrachting een complete en totale mislukking is, schrijft Edwards in een artikel op de website van het Amerikaanse tijdschrift Ms Magazine. Zo hekelt ze de aanpak waarin ouders hun zoon leren over verkrachten na te denken in termen van ‘stel je voor dat het voor dat het jouw zus of moeder was’. Edwards: ‘Dit impliceert dat vrouwen die geen familie zijn minder mens zijn en daarom hun slachtofferschap verdienen.’

Edwards veegt ook de vloer aan met de gedachte dat het volstaat om je zoon simpelweg te leren dat nee is nee. ‘Zulke taal impliceert dat de afwezigheid van een luid en krachtig nee gelijk is aan een ja.’ Het gevolg: een cultuur waarin een jongen, zolang een meisje niet keihard ‘nee’ zegt, denkt dat hij kan doen wat hij wil. Terwijl het zoveel beter zou zijn als het andersom zou zijn: dan jongens leren te vragen of een meisje dit wel wil (en vice versa natuurlijk), en het feest alleen bij een duidelijk ‘ja’ doorgaat.

Ik kan me voorstellen dat ouders maar moeilijk kunnen geloven dat hun zoon de grenzen van zijn lief niet zou respecteren. En natuurlijk zijn niet alle jongens zo. Sterker nog: de meeste jongens zijn tedere goedzakken en hebben dat stevige keukentafel- of schoolklasgesprek over verkrachting helemaal niet nodig. Maar sommigen wel. We weten niet wie. En daarom moeten we allemaal met onze zoons over verkrachting praten.

20130218-152332.jpg

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dus ik wilde praten over verkrachte vrouwen. Over hoe ze vaak anonieme slachtoffers blijven, maar het verdienen om mensen van vlees, bloed en dromen te zijn. Over hoe de verantwoordelijkheid om niet verkracht te worden in onze samenleving voornamelijk bij meisjes en vrouwen wordt gelegd. Over er een zweempje schuld over ze ligt als het toch gebeurt. Over hoe ik dat had beleefd nadat mij zoiets was overkomen op mijn achttiende, toen ik onverhoopt alleen was met de dronken vriend van mijn vriendje.

Ik had me van te voren natuurlijk mentaal schrap gezet. Een paar keer figureren op afvoerputje der internet GeenStijl is wat dat betreft reuze leerzaam. Dus toen tussen de vele warme, steunende reacties door een of andere sneuneus zei dat mannen zich niet kunnen voorstellen dat iemand seks met mij zou willen en dat mijn verhaal dus vast niet waar was, haalde ik mijn schouders op. Toen mensen twijfelden of het cijfer van 11,7 procent verkrachte vrouwen wel klopte, was ik voorbereid en stuurde eenieder die dat wilde een linkje naar het degelijke onderzoek van de zeer respectabele instituten RIVM en Rutgers WPF waaruit dit percentage was gebleken.

Een paar keer werd ik echter toch van mijn stuk gebracht door de reacties. Bijvoorbeeld toen Sylvia Witteman – een columniste die ik tot voor kort bewonderde om haar geestigheid – ervaringen als de mijne ‘alledaags’ noemde en bagatelliserend twitterde: “Ja, verkracht worden is heel erg. Een dronken vent van je af meppen is ook niet leuk, maar niet daarmee te vergelijken.” Of toen een reageerder wat mij was overkomen “een mislukte vrijpartij” noemde. Of toen iemand poneerde dat ik, door in eerste instantie niet hard op te treden tegen het dronken gepotel van de vriend van m’n vriendje, de verkrachting zelf had uitgelokt. “De Amerikanen hebben daar een mooi woord voor: een ‘cockteaser’ heet zo’n vrouw daar.”

Het waren klassieke voorbeelden van wat psychologen ‘blaming the victim’ noemen: we geven het slachtoffer de schuld van wat er is gebeurd. Aan de basis van dit opmerkelijke gedrag ligt een algemeen menselijke en grotendeels onbewuste behoefte aan een rechtvaardige wereld. Mensen hebben het nodig dat goed volk (zoals zijzelf) goede dingen overkomen, en dat slechte dingen alleen gebeuren met slechte mensen. Het is beangstigend om te denken dat de wereld ook anders, willekeuriger, in elkaar zou kunnen zitten.

Wanneer een goed persoon toch iets slechts overkomt kun je twee dingen doen om het geestelijk ongemak dat dit oplevert te verminderen. Je kunt het slechte wat minder slecht maken, bijvoorbeeld door verkrachting te bagatelliseren. Of je kunt het ‘goede’ slachtoffer wat minder goed maken, bijvoorbeeld door te betogen dat ze het er per kort rokje of te weinig assertiviteit zelf naar gemaakt heeft.

Natuurlijk heeft niet iedereen die neiging altijd even sterk. Maar afgaand op wat ik de afgelopen week heb meegemaakt, is de groep die het nodig heeft om ten koste van een verkrachte vrouw hun eigen wereldbeeld te herstellen een stuk groter dan ik eerder had gedacht. De reacties van deze fuifnummers zijn het bewijs van mijn gelijk: vrouwen krijgen in onze ‘moderne’ cultuur inderdaad de schuld van hun eigen verkrachting. Nu weet ik zeker dat we hierover moeten praten.

 Deze column verscheen op 29 januari 2013 in Trouw. Het is het vervolg op deze column, die een week eerder verscheen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Borsten zijn fantastisch. Ze zijn het enige lichaamsdeel dat vrijwel volledig na de geboorte ontstaat. Zodra de puberteit aanvangt, beginnen de paar borstcellen die in de baarmoeder waren aangelegd zich fanatiek te vermeerderen. Melkklieren worden aangelegd, vetweefsel verzameld. Dat gaat een tijdje zo door, en dan, voilá: tieten. Ze zijn één van de meest veelzijdige stukjes mens. Je kunt er geliefden mee bekoren, zakenpartners mee afleiden en kinderen mee voeden. Ze worden bezongen, geschilderd, vereeuwigd in glanzend marmer (of in de kalender bij de plaatselijke autogarage). Je kunt wereldberoemd worden als je ze op kunstige wijze weet te verpakken (zie Marlies Dekkers). Diverse industrieën zouden onmiddellijk failliet gaan zonder borsten.

Borsten zijn ook bijzonder. Mensenvrouwen zijn de enige dieren die ze hebben. Apendames hebben alleen als ze zogen een kleine zwelling op de plek waar anders hun tietjes zouden kunnen zitten. Zodra hun jong gespeend is worden ze voorgeveltechnisch weer zo plat al een dubbeltje. Vrouwen niet: die lopen vanaf de puberteit hun leven lang met van die uitzonderlijke flappen aan de voorkant. Waarom eigenlijk?

De meeste bekende theorie over het waarom van de menselijke memmen komt uit de koker van de Britse zoöloog Desmond Morris. In 1967 schreef hij het boek ‘De naakte aap’. Daarin linkt hij een breed palet aan modern gedrag – hoe we zorgen, eten, ruzie maken, vrijen – aan de omstandigheden waar onze prehistorische voorouders mee te maken hadden. Ook de borst komt voorbij. Volgens Morris zijn pronte voorgevels een direct gevolg van een belangrijke stap in onze evolutie: dat we rechtop gingen lopen.

Deze tweebenigheid had invloed op de manier waarop oermensen aan voedsel kwamen. Plukten aapachtigen voorheen het rijpe fruit zo uit de boom, dankzij dat rechtop lopen hadden onze menselijke voorouders hun handen vrij om speren te werpen naar langsrennend wild. Of althans, dat deden de mannen, want in Morris’ versie van de oertijd zaten de vrouwen maar een beetje met de kinderen te hannesen en verder te niksen. Ze moesten er echter wel voor zorgen dat na een woeste jachtpartij manlief zin had om a) naar huis te komen en b) de geschoten buffel eerlijk te delen.

Dat lukte volgens Morris natuurlijk alleen als mannen en vrouwen echte stelletjes gingen vormen. Paarbinding, noemt hij dat, en volgens hem wordt dat gestimuleerd door geen seks meer te hebben van achteren maar met de gezichten naar elkaar toe. En om mannen ertoe aan te moedigen hun aandacht te verleggen naar de voorkant van hun vrouw ontstonden daar de borsten, als een soort spiegelbeeld van de reeds zo boeiende billen. Morris schrijft in ‘De naakte aap’: ‘De vooruitstekende, halfronde borsten van het vrouwtje moeten absoluut kopieën zijn van de vlezige billen, en de duidelijk begrensde rode lippen rond de mond moeten kopieën van de rode labia zijn.’ Het decolleté als kont, dus, en de mond als vulva. Je zou toch nooit meer een push-upbeha of lippenstift durven dragen.

Zodra het feminisme in volle hevigheid zijn intrede deed in de wetenschap, begonnen onderzoekers aan de stoelpoten van Morris’ tieten-kont-theorie te zagen. Afgaand op moderne jager-verzamelaarsvolkeren constateerde men dat vrouwen helemaal niet nutteloos in de grot zaten te duimendraaien. Bij veel volkeren zijn ze juist verantwoordelijk voor het grootste deel van de voedselvoorziening, danwel doordat ze noten en vruchten verzamelen, danwel doordat ze zelf op pad gaan om een konijntje aan hun pijl en boog te rijgen. Bovendien is het maar de vraag of het kerngezin wel de evolutionaire standaard is: er zijn nauwelijks culturen te vinden waarin het concept levenslange monogamie echt super werkt (ook de onze niet). En dan nog dit: er zijn onder de mensapen ook soorten te vinden die met de gezichten naar elkaar toe seksen. De bonobo en de orang oetan, bijvoorbeeld. Beide apen hebben helemaal geen borsten nodig gehad om de evolutie van dit standje te bewerkstelligen. En aan paarbinding doen ze ook al niet.

Desmond Morris liet zien door al deze kritiek niet van de wijs brengen en bleef achter zijn theorie staan. De meeste van zijn collega’s gaven zich echter gewonnen en kwamen met nieuwe verklaringen voor de voluptueuze vrouwenbuste. Psycholoog Gordon Gallup van de University at Albany was daarin het meest succesvol. In 1982 formuleerde hij een theorie die zich, net als bij Morris, afspeelt in de oertijd en die borsten ziet als vooral heel nuttig voor mannen.

Gallup zag het zo: met een vrouw vrijen kost een man een hoop energie. Niet alleen moet er zaad worden geleverd, maar hij moet ook een hoop trammelant doorstaan voordat het zover is: de prehistorische variant op bosjes bloemen, lieve sms’jes en dinertjes bij kaarslicht, het in elkaar slaan van mogelijke concurrenten, het winnen van haar hart, eindeloos kussen en strelen en dan uiteindelijk de daad zelf. Een beetje vent begint daar niet aan zonder tenminste een soort basisgarantie dat al dit geouwehoer uiteindelijk zin heeft en tot een baby leidt. Vrijen met een onvruchtbare vrouw is tijdverspilling. En hoe kan een man nou zien of zijn oogappel hem gezonde kinderen zal schenken? Juist: aan de borst.

De borst is in deze theorie een soort indicator van vruchtbaarheid. Is een meisje te jong om zwanger te worden, dan heeft ze nog geen borsten. Is ze te mager om te ovuleren, dan is haar boezem gekrompen tot een schim van zijn voormalige zelf. Is ze te oud om te baren, dan is dat te zien aan een laaghangende voorgevel. Maar is de vrouw precies vruchtbaar en sappig genoeg, dan heeft ze volgens Gallup mooie, ronde, stevige, flinke borsten. Geen wonder dat dit precies is wat ook moderne mannen mooi vinden: de prehistorische mannen die hierop vielen hadden de meeste kans om succesvol nakomelingen te verwekken. We stammen allen af van voorvaderen die liefhebbers waren van grote, bolle tieten. De volgende keer dat u uw auto laat repareren kunt u de plaatselijke garagehouder dus melden dat hij met zijn pikante topless-kalender gewoon zijn evolutionaire erfgoed gedenkt.

Gallup had zijn flinke-prammen-theorie nog niet gelanceerd of er kwamen bezwaren. Zo zijn de borsten van een vrouw op zijn grootst, rondst en volst als ze zwanger is of borstvoeding geeft en dus juist helemaal niet vruchtbaar is. En als mannen geen mierentietjes willen, waarom bestaan er dan vandaag de dag nog steeds vrouwen met hele kleine borsten, die overigens ook gewoon trouwen, vrijen en kinderen krijgen?

Nou is het aardige aan Gallups theorie dat je kunt testen of ze klopt. Je kunt bijvoorbeeld mannen uitnodigen in een gedragswetenschappelijk laboratorium, ze plaatjes van naakte vrouwen met verschillende bustegroottes laten zien en ze vervolgens vragen of ze de vrouwen met de dikste tieten ook inderdaad het aantrekkelijkst vinden. Precies dat deed Nieuw-Zeelandse bioloog Barnaby Dixson van de Victoria University of Wellington. Met een twist: de mannen bekeken de naakte vrouwen door een apparaat dat hun oogbewegingen bijhield, om te controleren of ze ook echt wel naar de blote borsten van de vrouw keken. (Ik hoor u denken: serieus, hadden ze daar een apparaat van 60.000 dollar voor nodig? Ik had ze zo ook wel kunnen vertellen dat mannen hun ogen niet van een ontklede voorgevel kunnen afhouden. Maar ja, meten is weten, hè.)

Het onderzoek van Dixson leverde een aantal inzichten op die het goed doen op borrels en partijen. Zo stelde hij vast dat bij het zien van een blote vrouw de blik van de gemiddelde man er slechts 200 milliseconden over doet om over de borsten te glijden. Pas daarna kijkt een man naar haar gezicht. Hij constateerde ook dat mannen aanzienlijk langer naar de borsten kijken dan naar andere tekenen van schoonheid en evolutionaire fitheid, zoals een slanke taille en een zandloperfiguur. Zijn derde conclusie was verrassender: toen de mannen de vrouwen gingen beoordelen op aantrekkelijkheid, bleek vooral dat zandloperfiguur doorslaggevend. De borstgrootte maakte niet echt uit.

Dat vroeg om vervolgonderzoek, en dat kwam er dan ook. Deze keer keken Dixsons mannen, wederom met behulp van het oogbewegingsapparaat – hij had het ding toch staan – weer naar de borstgrootte. In deze studie nam hij ook een ander vruchtbaarheidssignaal mee: de kleur van het tepelhof (dat is het stukje getinte huid rondom het kleine knopje van de tepel zelf). Bij vrouwen die nog kinderloos zijn is dat hof doorgaans heel licht, om dan naarmate er vaker gebaard en gezoogd wordt donkerder te kleuren. Hier vond Dixson alweer een verrassing: de mannen bleken helemaal geen voorkeur te hebben voor lichte tepelhoven. Ze vonden de donkere juist het meest sexy. En hoewel ze van de allerkleinste borsten iets minder enthousiast werden, maakten ze geen onderscheid tussen gemiddelde of grote borsten. Dixson concludeert: ‘Signalen die wijzen op seksuele rijpheid zijn voor mannen aantrekkelijker.’

Dat was een stevige knauw voor de theorie van Gordon Gallup, die immers had voorspeld dat jonge borsten helemaal het ding zouden zijn. En aan de categorie ‘stevige knauwen’ kunnen we er nog eentje toevoegen: de voorkeur voor rondborstige vrouwmensen is helemaal niet universeel, zoals je zou verwachten van een eigenschap die deel is van ons oererfgoed. In haar boek ‘Borsten’ schrijft wetenschapsjournalist Florence Williams dat mannen van de nomadische Azande- en Ghandavolkeren juist het liefst lange hangborsten zien. In Japan is het helemaal niet de boezem maar de achterkant van de nek die mannen gek maakt. En in grote delen van West-Afrika en Zuid-Amerika is het juist het bolle achterwerk. (Wat zou Desmond Morris daarvan zeggen?)

Williams is dan ook meer gecharmeerd van de theorie van de Amerikaanse antropoloog Frances Mascia-Lees van Bard College. Zij schudde de wereld van de borstwetenschap eerst in de jaren tachtig en later nog eens in 2009 op door te opperen dat bustes er misschien helemaal niet ontstaan zijn om te man te behagen of signalen aan hem af te geven. In een essay in het vakblad ‘Anthropology Now’ maakt ze duidelijk dat ze dat een cultureel geïnspireerd cliché vindt. In de westerse samenleving worden borsten al honderden jaren ‘bijna dweepziek geëroticeerd’, schrijft ze. Maar dat geldt – zoals we zagen – niet voor alle samenlevingen, iets wat Mascia-Lees ertoe aanzette om een nieuwe verklaring voor de volle mensenboezem te formuleren: misschien zitten die tieten er wel voor de vrouw zelf.

Centraal in haar theorie staat vetopslag. Vrouwen zijn daar sowieso goed in. Een volwassen vrouw slaat gemiddeld twee keer zoveel lichaamsvet op als een volwassen man. En met reden: dat vetweefsel heeft ze hard nodig als ze zwanger is of een kind aan de borst heeft en er onverhoopt magere tijden aanbreken. Zou ze dan niet op die reserves kunnen terugvallen dan zou ze al snel moeten beginnen met spierweefsel afbreken, en dat is onhandig. Daarom is het ook zo geregeld dat een meisje pas voor het eerst gaat ovuleren als ze een bepaald percentage lichaamsvet heeft. En vermagerd een volwassen vrouw heel sterk, dan kan haar eisprong het laten afweten.

In de prehistorie, zo oppert Mascia-Lees, was het zo moeilijk om samen met je kinderen te overleven dat een paar procent extra vet – in de vorm van borsten – het verschil konden maken tussen voortplanten of niet, of zelfs tussen leven of dood. In haar essay werpt ze zelf mogelijke kritische noten op. Waarom kwam dat vet dan in de borststreek terecht, en niet op, zeg, je ellebogen of op je rug? Haar antwoord zit hem in de hormonen. De aanleg van de melkklieren aan het begin van de puberteit, gebeurt onder invloed van vrouwelijke geslachtshormonen, oestrogenen. Maar oestrogenen zijn ook betrokken bij vetopslag. Het is dus logisch dat het vet bij voorkeur aanzet op een oestrogeenrijk plekje: bij de borsten.

Of haar lekker-vet-theorie klopt, weet Mascia-Lees ook niet zeker. Ze is zich er ook van bewust dat haar verklaring niet zo sexy is als die van Morris of Gallup. Trots is ze wel. De tieten-kont-theorie en de flinke-prammen-theorie berusten volgens haar meer op twintigste eeuwse seksuele fantasietjes dan op wetenschappelijk bewijs, schrijft ze. Haar theorie biedt een degelijk alternatief: ‘Het maakt duidelijk dat de evolutie van permanent aanwezige borsten bij mensenvrouwen niet per se verklaard hoeft te worden vanuit hun erotische aantrekkingskracht op mannen.’ Misschien, dames, hebben we die fantastische borsten dus wel gewoon helemaal lekker voor onszelf. En dat mannen ervan mogen meegenieten, is eigenlijk heel aardig van ons.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.