dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Toen ik net voor mezelf begon als journalist, las ik in een boek over ‘de ladder der abstractie’. Onderaan deze letterkundige ladder staan de hoogstpersoonlijke ervaringen van echte mensen. Bovenaan staan de grote thema’s van het leven: liefde, dood, vrijheid, onafhankelijkheid. Een sterk verhaal, zo vertelde dit boek, beweegt zich snel over ladder en verbindt zo boven en beneden met elkaar. Het laat de link zien tussen het leven van het individu en de Kwesties van Gewicht. Een zwak verhaal blijft hangen in het midden van de ladder: te abstract om tot leven te komen, te concreet om aan echt belangrijke vragen te raken.

Dit geldt niet alleen voor de verhalen van journalisten, maar ook voor die van politici, realiseerde ik me toen ik afgelopen zaterdag het interview met Jet Bussemaker las, en de golf van irritatie aanzag die als reactie op haar uitspraken loskwam. En dan heb ik het niet zozeer over lieden haar in een acute aanval van intellectueel barbarisme vergeleken met Stalin en zeiden dat feminisme van Satan kwam. Ik heb het vooral over de velen die als door een wesp gestoken reageerden dat Bussemaker aan hún keukentafel niets te zoeken had. Sywert van der Linden, bijvoorbeeld: ‘Hoop dat ik in staat ben mijn vrouw zelf de keuze te geven fulltime, parttime of niet te gaan werken, Jet.’

Nou wil Bussemaker zich helemaal niet bemoeien met die keukentafel. Zoals ze zei: ‘Je moet zelf nadenken wat in jouw situatie gewenst is.’ Maar ze vond wel – en volkomen terecht – dat we moeten blijven praten over het belang van financiele onafhankelijkheid. Het probleem van haar betoog was echter dat het in het midden van de ladder der abstractie bleef hangen. ‘Vrouwen moeten af van hun schuldgevoel over hun gezin.’ ‘Vrouw moet talenten beter benutten.’ ‘Te veel vrouwen teren op hun man.’ Algemene uitspraken over geen enkele vrouw in het bijzonder, waardoor tegelijkertijd iedereen zich voelt aangesproken, maar niemand zich het punt persoonlijk aantrekt.

Bovendien blijven de echt relevante Grote Vragen van bovenaan de ladder op deze manier buiten schot. Zoals de allesbehalve eenvoudige kwestie wat nou het ultieme doel is van de vrouwenemancipatie: de vrijheid om je eigen levenswandel te kiezen, of de onafhankelijkheid van te allen tijden op eigen benen staan?

Nog zo’n vraag: is het niet zo dat als vrouwen werkelijk vrijheid zouden hebben – geen loonkloof, geen roze-blauwe opvoeding, geen ouderwetse stereotypen, geen seksisme, niemand die à la Sywert impliceert dat fulltime, parttime of niet werken een keuze is die je als vrouw door een man moet worden gegéven – ze net als mannen vrijwel automatisch voor onafhankelijkheid zouden kiezen? Moeten we het daar niet eerst over hebben, voordat een minister ‘de vrouw’ tot verantwoording roept voor een keus waarvan hare excellentie ook niet weet hoe die aan de keukentafel, op de onderste trede van de abstractieladder, precies gemaakt moet worden?

Bussemaker doet er goed aan om voortaan meer oog te hebben voor enerzijds de grote, abstractere kwesties en anderszijds hun concrete gevolgen voor echte vrouwen. Anders vrees ik dat ze gedoemd is tot het midden van de ladder, en daarmee tot het limbo van de feministische middelmatigheid: prima boodschap, slecht verhaal.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er waren geen rellen op de kroningsdag. Integendeel: het was een leuk feestje. Een moment waarop iedereen zich weer even saamhorig Van Oranje kon voelen. Nou ja, iedereen behalve Joanna de Republikein, voor wie de politie de kernwaarden van de rechtstaat wat bijboog opdat de balkonscène niet zou worden verpest door een ongezellig antimonarchistisch protestbord. Maar verder was er geen vuiltje aan de lucht. De demonstratievakken bleven goeddeels leeg, en niemand gooide stenen naar de ME.

En dat terwijl er toch genoeg is om kwaad over te zijn. Dat bijbuigen van de rechtstaat, bijvoorbeeld. Dat de woningmarkt nog steeds hevig op slot zit. Hoe politici niks doen tegen klimaatverandering. De oorlog in Syrië. De verschraling van de zorg. De stijgende jeugdwerkloosheid. Het salonracisme van Wilders en co. Alledaags seksisme. Dat studeren weer iets voor kinderen van rijke ouders dreigt te worden.

Of die nieuwe plannen, die ervoor zorgen dat nadat je je als jongere diep in de schulden hebt gestoken om je eigen studie te betalen, en nadat je met die molensteen om je nek met veel pijn en moeite een te dure hypotheek afsloot, en nadat je zonder ooit een vast contract te krijgen van werkgever naar werkloosheid naar werkgever hopte terwijl je kinderen in de peperdure opvang zaten, en nadat ze van het toch maar bij elkaar geschraapte spaargeld gingen studeren, en nadat je ontdekte dat er voor jouw generatie geen pensioengeld over is, dat na dit alles de overheid bij je komt aankloppen voor een financiële bijdrage aan de zorg voor je ouders. En of je even wilt gaan mantelzorgen, alstublieft, dankuwel.

Ik ben beslist geen voorstander van geweld, maar soms denk ik: dat is wel een kinderkopje of twee waard.

Maar nee: mijn generatie is niet boos te krijgen. Ik heb de afgelopen dagen zitten nadenken waarom. En de reden is volgens mij dit: we zijn, met dank aan het neoliberalisme, te individualistisch geworden. Zoals psychiater Paul Verhaeghe schrijft in zijn boek ‘Identiteit’: jongeren zijn vooral bezig met eigen succes. Je bent manager van je eigen leven. Dat leven is maakbaar, en dat maakt je diep verantwoordelijk voor het eigen falen of welslagen.

Dit maakbaarheidsindividualisme heeft elk besef van collectieve solidariteit compleet doen verdwijnen. Veel van mijn generatiegenoten stellen zich nog slechts één vraag wanneer ze geconfronteerd worden met problemen en onrecht: wat betekent dit eigenlijk voor mij? Zit de woningmarkt op slot door decennia aan beroerd beleid: hoe kan ik toch aan een leuk huisje komen? Wordt de zorg onbetaalbaar: hoe kom ik aan genoeg geld? Stijgt de werkloosheid: waar vind ik toch nog een baan?

Wie zo druk bezig is met het doppen van de eigen boontjes, heeft geen oog voor het grotere plaatje en geen tijd om te demonstreren. Dus staat er geen groep op om te zeggen: dit tast ons bestaan op onacceptabele wijze aan. Op naar het Malieveld! En is het niet voor mezelf, dan voor het grotere onrecht. En voor mijn medemens, die zichzelf wellicht straks niet meer redden kan.

Maar dat gebeurt niet. Want met ‘dank’ aan het neoliberalisme zijn we brave burgers geworden. Goede consumenten. Machteloze, geïsoleerde individuen. En nee, die rellen niet. Zelfs niet als er eigenlijk wel reden toe is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Honderdtwintig kilo. Zoveel woog ik toen ik op mijn zwaarst was. En aangezien ik klein ben, was er op dat moment ongeveer twee keer zoveel mij als de normen voorschrijven. Mijn body mass index lag ruim boven de 40. Morbide obesitas heet dat, wat naar klinkt, alsof je ieder moment dood om kan vallen.

Mijn flinke gewicht was het resultaat van een jaartje erop los leven. Net als het gros van mijn huisgenoten had ik me in het eerste jaar van mijn studententijd een dieet van bier, pizza en chocoladekoekjes aangemeten. Dat bleek met mijn aangeboren neiging tot molligheid geen overdreven goed idee. Terwijl vrienden wegkwamen met een minuscuul buikje waren voor de kerstvakantie al mijn broeken te klein. Mijn buik groeide zo snel dat ik striae kreeg.

De volgende zomer, aan de rand van het zwembad – in een nieuw aangeschaft grotematenbadpak – besloot ik dat dit niet zo door kon gaan. Ik moest gezonder gaan leven, anders prijkten aan de horizon des mijnes levens enkel nog joggingbroeken, saunaslippers en scootmobielen. Mijn voornemen slaagde redelijk; ik onttrok mezelf voor een groot deel aan het kroegleven, dronk voortaan met een vriend op mijn studentenflat groene thee in plaats van bier en ging bij de veganistische kookclub waar de meest chique saus op het menu werd gemaakt van groentenat met een half lepeltje maizena (ik verzin dit niet).

Mijn gewicht daalde – hoewel niet zo snel als ik had gehoopt – en ik voelde me beter. Ik was, en ben, volgens alle maatstaven behalve de weegschaal een gezonde vrouw. Ik eet dingen met veel vitaminen erin, ben in vorm, beweeg regelmatig, mijn bloeddruk, cholesterolgehalte en bloedsuikerwaarden zijn picobello in orde. Ja, ik heb nog steeds obesitas, flink zelfs, maar ik voel me kiplekker. Met enige regelmaat voel ik me zelfs mooi.

In kranten en tijdschriften lees ik dat dit eigenlijk niet kan. Overgewicht en obesitas zijn immers heel slecht voor de gezondheid. Nagels aan de maatschappelijke doodskist, want wie dik is krijgt onvermijdelijk hartklachten of diabetes en vroegtijdig een tuintje op zijn buik. En een geld dat die gezondheidsproblemen kosten: drie miljard per jaar aan zorgkosten en verzuimde dagen op het werk. En het wordt alleen maar meer. Oh, zouden al die dikke mensen nou maar wat meer gaan bewegen en wat minder eten! Een samenleving met alleen maar Claudia Schiffers erin, dat zou een gezond idee zijn.

De overgewichtszorgen zijn voor een deel terecht. Niemand betwist dat dikke mensen als groep meer kans hebben op hart- en vaatziekten, diabetes en gewrichtsproblemen. Maar tegelijkertijd is er in de wetenschap nog volop debat over de vraag wat nou de precieze oorzaak is van die ziektes. Zijn de vetrolletjes zelf het probleem, of is het de leefstijl die aan de ene kant leidt tot zwaarlijvigheid, en aan de andere kant tot suikerziekte of hartklachten? In februari kwamen Amerikaanse onderzoekers bijvoorbeeld tot de conclusie dat niet obesitas leidt tot diabetes, maar een eetpatroon met teveel suiker. Of je van die suikerconsumptie nu dik werd of niet. Dit simpele feitje laat zien dat het belangrijk is om onderscheid te maken leefstijl en gewicht, en om niet op basis van alleen gewicht conclusies te trekken over de gezondheid van een individu.

En dit is niet het enige onderzoek dat vraagtekens zet bij de aanname dat lichaamsvet een bedreiging voor je gezondheid is. De Amerikaanse epidemioloog Katherine Flegal van de Centers of Disease Control analyseerde afgelopen januari bijna honderd studies en stelde vast dat mensen met matig obesitas (een BMI tussen 30 en 35) even lang leefden als mensen met een zogenoemd gezond gewicht. Mensen met overgewicht (een BMI tussen de 25 en 30) bleken zelfs langer te leven. Ze denkt dat dit komt doordat een beetje extra lichaamsvet als gezondheidsbuffer kan dienen als je ernstig ziek wordt.

Flegal heeft dan ook niet zoveel op met BMI-indelingen als ‘overgewicht’ en ‘obesitas’. ‘Dit zijn gewichtscategorieën, geen gezondheidscategorieën’, stelt ze. Een uitspraak die gestaafd wordt door de cijfers. Van alle mensen die last krijgen van typische ‘overgewichtsaandoeningen’ zoals hoge bloeddruk, hoog cholesterol, veel buikvet en afwijkende bloedsuikerwaarden is bijvoorbeeld veertig procent slank. ‘Thin on the outside, fat on the inside’, wordt dat ook wel genoemd. En nog zoiets: van alle mensen met obesitas is een op de vier op deze vlakken zo gezond als een vis.

 

Het is precies dit zwakke verband tussen gezondheid en gewicht dat hoogleraar Paul Campos van de Universiteit van Michigan aan het twijfelen heeft gebracht over het nut van een Claudia Schiffer-rijke samenleving. Er is geen enkel bewijs dat de volksgezondheid erop vooruitgaat als alle dikke mensen dun worden, schrijft hij in zijn boek The obesity myth. Sterker nog: niemand heeft enig idee hoe je zwaarlijvigen slank maakt. Van alle mensen die op dieet gaan is 83 procent na twee jaar zwaarder dan voordat ze begonnen met lijnen. Een percentage dat toeneemt naarmate er meer jaren verstrijken. Echt heel veel gewicht verliezen lukt bijna niemand. Mensen die van morbide obees naar slanke den gaan zijn zo zeldzaam, dat er in de VS een speciaal register voor is. Iets meer dan tienduizend Amerikanen staan erin, die gemiddeld 35 kilo zijn afgevallen en dat al zo’n zes jaar volhouden. Voor het perspectief: er zijn meer dan 100 miljoen Amerikanen met obesitas.

Experts weten dit alles. Net zoals ze weten dat overgewicht de sterftekans niet verhoogt, en dat je tegelijkertijd dik en gezond kunt zijn. Waarom blijven ze in de media dan toch zo hameren op de nadelen van dik zijn? Waarom struikel je in de krant over de stukken die wijzen op de noodzaak om af te vallen door meer te bewegen en minder te eten? Campos vermoedt dat de zorgen over overgewicht misschien wel helemaal niets met volksgezondheid te maken hebben, maar eerder met het feit dat mensen zwaarlijvigheid erg verkeerd en afkeurenswaardig vinden.

Een moreel probleem met dikke mensen, dus. Om precies te zijn: volgens Campos heeft onze samenleving last van een aanval van morele overgewichtpaniek. Morele paniek is een sociologisch verschijnsel dat voor het eerst werd opgetekend in de jaren zeventig. De bedoeling was om een verklaring te vinden voor het bijzondere fenomeen dat een complete samenleving zich soms ineens ontzettend druk maakt over een enkel moreel beladen onderwerp: de ze-stelen-ons-werk-stuip rondom Midden- en Oosteuropeanen, bijvoorbeeld, of de seksualisering-van-de-samenleving-paniek naar aanleiding van een enorm reclamebord met een schaarsgeklede vrouw in een goudkleurige bikini die lingerieketen Hunkemöller prominent in het centrum van Utrecht hing.

Tijdens zo’n morele paniekaanval staat een bepaalde bevolkingsgroep heel negatief in de belangstelling – volksduivels, noemt Campos ze. Het publiek maakt zich luidruchtig zorgen over de schade die deze volksduivels aanrichten (‘drie miljard per jaar!’), en er volgt een felle oproep aan beleidsmakers, experts en ander invloedrijke luitjes om ‘iets te doen’. In het geval van de overgewichtpaniek zijn de volksduivels dikke mensen, en wat er gedaan moet worden: ze moeten afvallen. Vandaar alle aandacht voor ‘gewoon minder eten en meer bewegen’, en boodschappen als ‘van overgewicht word je ziek’.

 

Hoogleraar en overgewichtexpert Kathleen LeBesco van MaryMount Manhattan College is het eens met Campos’ analyse. In haar artikel Fat panic and the new morality ontleedt ze de morele overgewichtpaniek nog wat nauwgezetter dan Campos dat doet. Zo vertelt ze hoe elke uitbraak van morele paniek begint wanneer binnen de samenleving een bezorgdheid over een onderwerp ontstaat, die de gemoederen flink verhit maar bij nuchtere beschouwing wat overdreven is. Die overdrijving is in het obesitasdebat ruimschoots aanwezig. Ik liet eerder zien dat de relatie tussen overgewicht en gezondheidsproblemen complex en genuanceerd is. En toch stonden in de Nederlandse kranten de afgelopen jaren koppen als: ‘Vraatzucht nekt Nederland’ en ‘Overgewicht wordt een ramp in Nederland’. Hans de Goeij, voormalig directeur-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid zei zelfs: ‘de obesitasepidemie heeft het karakter gekregen van een sluipmoordenaar en het effect van een kernramp.’

De nuance is dan ver te zoeken. Dat houdt mensen echter niet tegen om te roepen ‘dat er iets gedaan moet worden’, zegt LeBesco. Degene die niet kan of wil meedoen aan de voorgeschreven oplossing – zoals de dikke medemens – kan rekenen op flink wat vijandigheid. ‘We wijzen met een beschuldigende vinger naar de individuen die volgens ons lui of onwetend zijn, die het uit de hand laten lopen, die geen wilskracht hebben, of een combinatie daarvan’, schrijft LeBesco.

Die beschuldigende vinger, die ken ik heel goed. Van de verloskundige, die me berispte omdat ik voor mijn eerste zwangerschap niet op dieet was gegaan. Of ik wel wist wat voor risico’s ik nam met mijn ongeboren kind? Dat ik verder kerngezond was maakte volgens haar niet uit. Want ik was dik. Of van mensen op straat, die me ‘vretend varken’ noemden toen ik met de inmiddels 3-jarige dochter een ijsje at, om de eerste echt warme lentedag te vieren.

De maatschappelijke vijandigheid blijkt ook uit onderzoek. Een studie naar veelal Amerikaanse televisieseries liet zien dat dikke karakters minder werden aangeraakt, minder vrienden hadden en vaker het doelwit waren van nare grappen. En wetenschappers van Yale University ontdekten dat in de media zwaarlijvige mensen 23 keer zo vaak als dunne mensen zonder gezicht op de foto staan. Hun vetrollen waren tot in detail in beeld gebracht, maar het hoofd was gewoon, hopla, van de foto geknipt. Een aanpak waar ook Nederlandse media beslist niet immuun voor zijn, weet ik sinds ik er op ben gaan letten.

 

De vraag is natuurlijk hoe we als samenleving zover gekomen zijn. Wat voedde de morele paniek? Ten eerste de geschiedenis, schrijft hoogleraar en historicus Peter Stearns van George Mason University schrijft in zijn boek Fat history. Al sinds het einde van de negentiende eeuw, toen magerheid in de mode raakte, staat het beschimpen van de dikke medemens hoog op de publieke agenda. Stearns geeft talloze voorbeelden, waaronder deze, uit een advertentie voor een middeltje waarmee je – aldus de verkoper – moeiteloos een pond per week kunt verliezen: ‘Gebruik NU Rengo. Wacht niet tot u een walgelijke verschrikking bent.’ Deze afkeer kwam decennia vóór de eerste kennis over diabetesrisico’s, over de relatie tussen obesitas en hartklachten, of over de link tussen overgewicht en overlijden. Lang voordat er zorgen waren over gezondheid, was het oordeel: dikke mensen zijn fout. Wie er maar wat op los leeft, kan op afkeuring rekenen.

Dat heeft trouwens nog een andere, meer psychologische reden. Mensen hebben van nature een diep gewortelde behoefte aan een wereld die rechtvaardig in elkaar steekt. Goede mensen overkomen goede dingen, en wie iets slechts overkomt moet zelf wel slecht zijn. Het is mentaal extreem oncomfortabel om te denken dat dingen zomaar gebeuren. Toch is dat vaak zo. Uit tweelingenonderzoek blijkt keer op keer dat gewicht voor zo´n 75 procent in de genen zit. Het gevolg: de een heeft het idee dat ze alles kan eten wat ze wil, en de ander heeft het gevoel dat ze van een glas water al dik wordt.

Echt rechtvaardig is dat niet, en om het wereldbeeld te herstellen haalt ons onbewuste een truc uit die psychologen ‘blaming the victim’ noemen. We geven degene die iets slechts overkomt (of dik wordt) zelf wat schuld. Dat herstelt het idee dat narigheid alleen met de slechteriken gebeurt en dan knaagt een en ander niet zo, van binnen.

Hoe dat ‘blaming the victim’ er in de praktijk uitziet, is al jaren het onderzoeksterrein van psycholoog Rebecca Puhl van Yale University. Haar artikelen en boeken geven een onthutsend beeld van de manier waarop mensen met overgewicht, kennis over genen ten spijt, de verantwoordelijkheid voor hun eigen omvang in de schoenen geschoven krijgen. Zo zou hun karakter niet deugen: een op de drie huisartsen vindt dikkerds ruggengraatloos, morsig en lui. Of zwaarlijvigen zouden de verkeerde beslissingen genomen in hun leven: zeven op de tien Britse verpleegkundigen vond dat obesitas het gevolg was van persoonlijke keuzes op het gebied van eten en bewegen.

Deze manier van denken – dikke bult, eigen schuld – beïnvloedt hoe naar dikke mensen gekeken wordt. Een derde van de verpleegkundigen vindt obese patiënten weerzinwekkend en wil ze liever niet verplegen. Bazen vinden mensen met overgewicht minder competent; de beslissing om iemand al dan niet aan te nemen hangt voor 35 procent af van lichaamsgewicht. Uit een onderzoek onder 449 Amerikaanse studenten bleek dat zij liever een relatie hadden met iemand met een geslachtsziekte dan met iemand met obesitas. De conclusie, volgens Puhl: het stigma van dikke mensen is het laatste vooroordeel dat nog helemaal geaccepteerd is. Het is in onze samenleving allang niet meer oké om over vrouwen te praten als het zwakke geslacht, of over zwarte mensen als een heel ander ras, maar afkeer tonen van mensen met overgewicht, dat mag gewoon.

Het ironische hieraan is dat uit onderzoek bekend is dat juist afkeer en vooroordelen schadelijk zijn voor de gezondheid. Vele studies toonden aan dat mensen in een gestigmatiseerde bevolkingsgroep qua ziektes meer te lijden hebben. Paul Campos heeft daarom in het debat over obesitas en gezondheid maar één advies: laten we ophouden over gewicht. Het verband met kwalen en sterfte is zo zwak, en de stigmatisering zo groot, dat experts, media en beleidsmakers de BMI’s en kilogrammen maar beter helemaal uit hun hoofd kunnen zetten. Gezond leven is een prima idee, maar laten we de weegschaal gewoon wegdoen.

Dat advies ga ik zelf ook ter harte nemen. Een groot deel van mijn leven had ik er zonder nadenken voor getekend om mijn mollige lijf te ruilen voor dat van Claudia Schiffer. Maar aan de andere kant: de wereld is toch veel leuker als we er niet allemaal hetzelfde uitzien? Gezondheid kan vele vormen aannemen. Ook dikke. Dat is geen probleem, dat is diversiteit.

*****

 

KADER:

De ene dikkerd is de andere niet. Maar wanneer is overgewicht wel een probleem? Canadese artsen onder leiding van Arya Sharma ontwikkelden de Edmonton Obesity Staging System, een schaal waarop mensen met obesitas kunnen worden ingedeeld al naar gelang de daadwerkelijke gezondheidsklachten die ze hebben. Sharma en co adviseren om kerngezonde dikkerds met rust te laten, maar er moet er wel iets gebeuren als iemand:

  • ook nog een ziekte heeft die aan obesitas gerelateerd is (zoals diabetes of slaapapneu)
  • of middelmatig tot zware psychologische problemen ondervindt door haar gewicht (depressie, een eetstoornis, angst)
  • of dagelijkse bezigheden niet meer goed kan uitvoeren, bijvoorbeeld omdat ze snel buiten adem is, niet meer goed kan bewegen of haar werk niet meer kan doen

Daarnaast zijn er symptomen die wijzen op een vergroot risico op ‘typische overgewichtsziekten’. Deze symptomen kunnen ook bij dunne mensen of mensen met ‘gewoon’ overgewicht voorkomen:

  • een hoge bloeddruk
  • verhoogd cholesterolgehalte
  • afwijkende bloedsuikerwaarden (gemeten op een lege maag)
  • teveel buikvet
  • verhoogde hoeveelheid triglyceriden (dat zijn vetten in de bloedbaan)

Wanneer iemand drie of meer van deze symptomen heeft, spreken artsen van metaboolsyndroom en stijgt de kans op onder meer een hartinfarct of een beroerte aanzienlijk.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je bent mooier dan je denkt.’ Dat is de boodschap van een nieuw filmpje van Dove dat ondertussen 33 miljoen keer online bekeken is. In het filmpje gaan vrouwen langs bij een forensisch tekenaar. Zonder hen te zien schetst hij hun gezicht, op basis van hun beschrijvingen. Vervolgens komen er vreemden binnen. Ook zij omschrijven het uiterlijk van de vrouwen. En, wis en waarachtig, de schets die hieruit voortkomt pakt voor de dames veel florissanter uit.

Het filmpje laat zien hoe de vrouwen moeten huilen om de onthulling dat ze blijkbaar zelf veel kritischer over hun uiterlijk zijn dan vreemden. De les die dames hieruit moeten leren is een oude bekende in Dove-land: geloof het nu maar, je bent prachtig zoals je bent. De feel-good druipt letterlijk van het scherm wanneer een vrouw het even samenvat: “[natural beauty] couldn’t be more critical to your happiness.”

Ik geloof er geen woord van. Om te beginnen: de definitie van schoonheid die Dove hanteert is angstwekkend nauw. Toegegeven, iets minder nauw dan de gemiddelde cosmeticareclame, maar toch: de vrouwen in het filmpje zijn allemaal blank, aantrekkelijk, stijlvol gekleed en gekapt, slank. Geen van hen heeft rimpels, littekens, acne, eczeem, vet haar, gele tanden, foute make-up, een onderkin of iets anders wat we normaliter niet associëren met het schoonheidsideaal.

Hetzelfde gold voor een eerdere campagne van Dove. Daarin waren zogenaamde ‘echte vrouwen’ te zien: van normale omvang in plaats van graatmager, en oudere dames met zelfs wel hier en daar een rimpel of drie. Wat minder mensen weten is dat een professioneel beeldbewerker later in de New Yorker toegaf dat de beelden van deze echte vrouwen zwaar geretoucheerd waren zodat ze er niet al te onaantrekkelijk uitzagen. Het moet blijkbaar ook weer niet té echt worden. Of té natuurlijk.

Wat me vooral verontrust is welke boodschap hiervan uitgaat. Wat leren Dove & co mijn dochters over hun lichaam, als zelfs in de kritische reclamefilmpjes alle vrouwen strakgetrokken, onthaard, geföhnd, gehydrateerd, gestyled en opgemaakt zijn? In ieder geval niet dat hun lijf oké is zoals het werkelijk echt en puur natuur is: make-uploos, harig, met flapjes en kwabjes, littekens, stug haar dat niet in de plooi wil en huidproblemen.

Wat ik vrees dat ze leren: dat het hebben van een vrouwenlijf een voortdurende strijd is tegen de elementen en tegen jezelf. Dat je niet mooi kunt zijn zonder te scheren, harsen, smeren en stylen. En dat het Heel Erg Belangrijk is dat je dit doet. ‘Most critical to your happiness’, zelfs.

Want laten we wel wezen: het is in de huidige samenleving niet mogelijk om je dochters groot te brengen zonder dat ze leren dat knap zijn één van hun belangrijkste taken is. Daar zorgen barbies, Disney-prinsessen en make-upkinderfeestjes wel voor. En de juffen en crècheleidsters die elke dag tegen mijn dochters zeggen hoe mooi ze er uitzien.

Ik had mijn meiden iets anders gegund. Een wereld zonder beauty-terreur, waarin je uiterlijk ondergeschikt is aan de schoonheid die van binnen zit. Waarin echte vrouwen niet gedefinieerd worden door digitaal bewerkte plaatjes maar door hun inzicht, moed en doorzettingsvermogen. Waarin we meisjes voor de verandering eens vertellen: ‘Je bent stoerder dan je denkt.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Goedbedoeld portretteren de media mensen met overgewicht vaak zonder hoofd. Daarmee versterken ze juist het negatieve beeld, waarschuwt ASHA TEN BROEKE

‘Matig overgewicht doet langer leven.’ ‘Gezonde leefstijl? Zorgverzekeraar Menzis beloont dat met spaarpunten.’ ‘Verbied reclame voor ongezond kindereten.’ Deze koppen stonden de afgelopen maanden in respectievelijk de Volkskrant, op NRC.nl en in Trouw. De bijbehorende artikelen hadden twee dingen gemeen: ze gingen over overgewicht en er stond een foto bij van een dikkerd van wie het hoofd was afgeknipt.

Die afgeknipte hoofden zijn geen incidenten. In de meeste binnen- en buitenlandse media is het gebruikelijk om dikke mensen zonder hoofd af te beelden. Volgens een onderzoek onder leiding van psycholoog Rebecca Puhl van Yale University bestaat meer dan de helft van de foto’s bij nieuwsberichten en artikelen over overgewicht uit zo’n headless bodyshot.

Puhl stelde dat vast nadat ze de archieven van grote Amerikaanse nieuwssites als CNN.com had doorzocht. Op de foto’s wordt ingezoomd op een dikke buik of op een kwabberige rug, vaak in strakzittende kleding, zodat je alle rolletjes goed ziet zitten. Soms houdt de zwaarlijvige in kwestie een gebakje of een zak chips vast. Maar steevast houdt de foto op waar het gezicht had moeten beginnen.

Dunne mensen overkomt dit zelden. De kans dat iemand met overgewicht hoofdloos op de foto komt is volgens Puhls cijfers wel 23 keer zo groot als de kans dat iemand met een normaal gewicht of ondergewicht het zonder gezicht moet stellen. Cijfers voor Nederlandse media ontbreken, maar ook hier is de hoofdloze dikkerd eerder regel dan uitzondering.

Theo Audenaerd, fotoredacteur bij de Volkskrant, legt uit hoe zo’n foto in de krant komt. ‘Wanneer er een artikel over overgewicht gaat verschijnen, willen we het liefst een portret van iemand die in het stuk voorkomt. Als dat niet kan, kijken we eerst in ons eigen archief en daarna in de beeldbanken van ANP en Hollandse Hoogte of er een passende foto te vinden is. Dat is dan vaak een foto van een zwaarlijvige persoon, meestal op straat genomen, zonder toestemming van de gefotografeerde.’

Dat mag, maar de meeste fotografen menen wel dat het privacytechnisch prettiger is voor de gefotografeerde om niet met al zijn of haar vetrolletjes herkenbaar in de krant te staan. Dus brengen ze de dikkerds onherkenbaar in beeld, bijvoorbeeld door alleen de buik te fotograferen. Audenaerd: ‘Dat onherkenbaar afbeelden doen we ook bij andere onderwerpen waarover negatief wordt gedacht in de maatschappij: rokende jongeren, zwervers, hoeren, junks.’

Op het punt van dat negatieve denken heeft Audenaerd gelijk. Zwaarlijvigen kunnen in onze samenleving op collectieve afkeer rekenen. Onderzoek na onderzoek laat zien dat een meerderheid van de mensen – leraren, verpleegkundigen en artsen incluis – dikkerds zien als lui, wilskrachtloos en onverantwoordelijk. Puhl: ‘Het stigma van overgewicht is het laatste sociaal geaccepteerde vooroordeel.’

Proefpersonen
Maar uit een vervolgstudie van Puhl en co blijkt dat zo’n hoofdloze foto ook weer actief bijdraagt aan het negatieve beeld van mensen met overgewicht. Ze nodigden 188 mensen uit om neutraal geformuleerde nieuwsberichten over obesitas te lezen. Soms zat daar een respectvolle foto van een dik iemand mét gezicht bij, en soms een headless bodyshot.

De proefpersonen die het laatste type foto’s hadden gezien, bleken negatiever te denken over zwaarlijvige mensen. De hoofdloze foto’s leiden ertoe dat obese mensen ontmenselijkt raken, constateren de onderzoekers. ‘Ze worden gereduceerd tot symbolen van de overgewichtepidemie.’

Kan dit niet anders? Yale heeft, geschrokken van het eigen onderzoek, een serie foto’s aan de pers beschikbaar gesteld waarin dikke mensen – hoofd intact – gewonemensendingen doen zoals een boswandeling maken, groente snijden of op kantoor werken. Audenaerd vertelt dat er ook in gewone Amerikaanse beeldbanken wel degelijk foto’s voorhanden zijn waar dikke mensen van top tot teen op staan.

‘Maar die Amerikaanse foto’s vind ik vaak veel te gelikt. Dan neem ik liever voor lief dat het hoofd er niet bij zit.’ Ideaal vindt hij het niet. ‘Het is goed dat je ons wakker schudt. We maken de krant in volle vaart, dan denk je niet altijd na over de mogelijke schade die zo’n foto kan doen.’ Zijn oplossing: laten we geen foto’s meer zetten bij artikelen over overgewicht. We weten toch wel hoe een dikke buik eruitziet?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Erg vrouwelijk ben ik niet. Ik bezit nul paar hoge hakken, trek een ladder in elke panty die binnen mijn bereik durft te komen, en heb zowel been- als oksel- als schaamhaar omdat ik mijn tijd in de badkamer het liefst tot een minimum beperk. Mijn make-upverzameling bestaat uit een enkel tubetje lipgloss dat het grootste deel van het jaar ergens onderin m’n tas rondslingert. Ik haat shoppen. Van mode krijg ik de kriebels. Kappers idem dito. En nimmer in mijn leven ben ik emotioneel opgeknapt van het kopen van een leuk jurkje.

Ondamesachtig zijn is niet iets dat vrouwen in onze samenleving in dank wordt afgenomen. Dat bleek afgelopen zaterdag weer eens uit een stuk in Tijd over misdaadheldinnen als Sarah Lund uit de serie ‘The killing’ en Sage Noren uit ‘The bridge’. Ik vind ze leuk, juist omdat ze niet elegant of fijnbesnaard zijn, maar wel extreem sterk, intelligent en doelgericht. Ze doen me denken aan  klassieke mannelijke detectives als Morse, Frost en Wallander. Blijkbaar is het archetype van de chagrijnige en tot aan het bittere eind vasthoudende rechercheur niet langer voorbehouden aan de man. Heel goed. Lange leve de emancipatie.

Helaas sprak uit het Tijd-artikel nauwelijks enige waardering voor deze vrouwelijke Wallanders. Ze werden omschreven als gestoord en ergerniswekkend, en als zoonverwaarlozend en obsessief (Lund), autistisch, extreem onbehouwen en robotachtig (Noren) en hypernerveus en hysterisch (Carrie Mathison uit ‘Homeland’). Wat bij moordzaakoplossende mannen charmant is, is bij vrouwen blijkbaar een reden tot afkeuring.

En niet alleen op tv. De machtige Facebookzakenvrouw Sheryl Sandberg beschrijft in haar nieuwe boek ‘Lean in’ hoe ook op de werkvloer een gebrek aan vrouwelijkheid wordt bestraft. ‘Als een vrouw krachtig optreedt, of wanneer ze zeer competent is, of wanneer ze focust op de resultaten in plaats van op het plezieren van anderen, dan gedraagt ze zich als man. En als ze zich gedraagt als man, vinden mensen haar niet aardig.’ En ook hier geldt: op een onaardige vrouw reageert men uitgesproken negatief.

Sandberg illustreert haar punt met een veelzeggend psychologisch experiment. De helft van een groep studenten kreeg een beschrijving te lezen van een succesvolle zakenvrouw, Heidi Roizen. ‘Roizen heeft een extraverte persoonlijkheid en een groot persoonlijk en professioneel netwerk met daarin enkele van de machtigste leiders in de technologiesector.’ Dat soort werk. De andere helft van de studenten kreeg dezelfde beschrijving, maar bij hen was de naam Heidi vervangen door Howard.

Dat maakte alle verschil. Waar de studenten Howard beoordeelden als een fijne collega, zagen ze Heidi als egocentrisch en ‘niet het type waar je graag mee zou willen samenwerken’. Dit alles omdat Heidi niet voldeed aan het stereotype van de lieve, vrouwelijke vrouw.

Maar lieverds onderhandelen geen fantastische zakendeals. En vrouwen die iedereen een plezier doen lossen geen moordzaken op. En daar zit hem de kern van het probleem. Om te slagen moet een vrouw mannelijk genoeg zijn om te doen wat de kerels doen, maar niet zo mannelijk dat ze afstoot. Een nare spagaat, met een pijnlijk gevolg: vrouwen moeten nog steeds twee keer zo hard werken voor de helft van de waardering.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.