dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Miljoenen Afrikanen komen op onze deur bonken. Althans, dat denkt Martin Sommer, getuige zijn column in de Volkskrant van zaterdag 18 oktober. De reden: in Afrika krijgt men, ondanks toenemende verstedelijking en welvaart, nog steeds lekker veel kinderen. Zo veel, dat er aan het eind van deze eeuw misschien wel vier miljard Afrikanen zijn. Dit verontrust Sommer, want uit een poll van het Amerikaanse onderzoeksbureau Gallup blijkt dat een derde van die Afrikanen het liefst zou emigreren. Sommer neemt aan dat deze mensen in groten getale naar hier zullen komen, waar er voor hen geen werk is, maar wel mensenrechten, ‘en ze dus weten dat ze niet meer weg hoeven’. Om dit debacle in de kiem te smoren, moeten organisaties als de VN de bevolkingsexplosie problematiseren en het taboe op geboortebeperking opheffen.

Zelf zou ik willen voorstellen dat we nog even niet in paniek raken. Bijvoorbeeld omdat Sommer de feiten niet helemaal op een rijtje heeft. Zo spreekt hij over ‘Afrika’ alsof het een land is, in plaats van een zeer divers continent, terwijl ik toch vermoed dat hij niet zozeer vreest voor een invasie van Egyptische hersenchirurgen of Zuid-Afrikaanse wijnboeren, als wel voor zwarte mensen uit landen rond de evenaar van het type bootvluchteling. Dat vermoeden wordt bevestigd door het NRC-artikel van Arne Doornebal dat Sommer aanhaalt: dat stuk blijkt eigenlijk vooral te gaan over Oeganda en een beetje over Congo, en doet op basis van de situatie in die landen uitspraken over heel ‘kinderrijk Afrika’. Zeker als we het over bevolkingsexplosies hebben, is dat een dubieuze keuze, want volgens het CIA World Factbook is het geboortecijfer in Oeganda niet bepaald representatief voor het continent. Sterker nog: het is het een-na-hoogste ter wereld. Alleen in Niger baart men meer.

Ook op het ‘feit’ dat een derde van de Afrikanen wil emigreren is wel wat af te dingen. Zo blijkt het cijfer bij nadere beschouwing van de Gallup-website eigenlijk 24 procent te zijn, en dan zijn landen in Noord-Afrika niet meegenomen, anders was het cijfer nog lager. Ook niet onbelangrijk: ondanks de toename in het aantal bootvluchtelingen meldt Gallup dat het aantal migratielustige sub-Saharanese Afrikanen afneemt. Landen als Botswana, Gabon of Swaziland hebben zelfs een flinke positieve ‘migratiepotentie’, wat betekent dat juist meer mensen naar deze landen toe willen verhuizen dan dat er mensen willen vertrekken.

Dat Sommer toch een heel continent reduceert tot een nogal abstracte black box – falende bevolkingspolitiek erin, bootvluchtelingen eruit – heeft wel een functie: het zorgt ervoor dat het een goed plan lijkt om taboeloos over geboorteperking te praten. Zonder die abstrahering verandert dat, bijvoorbeeld wanneer we gaan nadenken over de vraag hoe geboortebeperking in de praktijk dan zou moeten werken. De ‘Afrikanen’ waar Sommer het over heeft, hebben overduidelijk geen zin om qua voortplanting te minderen. Zij zien veel kinderen als een pensioenvoorziening: ‘Hoe meer kinderen, hoe groter de kans dat er een bij zit die rijk wordt en later voor je kan zorgen’, tekende Doornebal uit de mond van een Congolees op. Dat betekent dat iemand naar Afrika zal moeten afreizen om de mensen daar tot een laag kindertal te brengen. Of, nog wat concreter: witte westerse mensen zullen met name zwarte vrouwen moeten dwingen tot geboorteperking.

Dat hier een taboe op rust, heeft een goede reden. Dit hebben witte westerlingen namelijk al eens geprobeerd, in de jaren zestig en zeventig, toen de overbevolkingspaniek hier op een hoogtepunt was. Wetenschapsjournalist Mara Hvistendahl schreef erover in haar boek Unnatural selection. In bijvoorbeeld Zuid-Korea bouwde men op westers initiatief oude Amerikaanse legertrucks tot rijdende geboorteperkingsbussen, waarin vrouwen door vrijwel ongetraind personeel werden geronseld voor een spiraaltje of sterilisatie, bij zwangerschap voorafgegaan door een gratis abortus. De Koreaanse ‘agenten’ die dit overzagen werden met geld van onder meer het Bevolkingsfonds van de VN ‘per stuk’ betaald, om ze te prikkelen elke dag weer zoveel mogelijk vrouwen onvruchtbaar te maken. In India gebeurde hetzelfde, wederom onder auspiciën van westerse organisaties. Dwang was aan de orde van de dag. ‘Over zoiets basaals het vragen van toestemming om een spiraaltje te plaatsen of een foetus weg te halen, werd met geen woord gerept’, vertelde Hvistendahl me tijdens een interview.

Ik ga ervan uit dat Sommer dit alles niet wist of in gedachten had, toen hij zijn column tikte. Het is ook grotendeels vergeten geschiedenis, een weggestopte zwarte bladzijde. Het probleem is dat dit gebrek aan collectieve kennis, hoewel gerieflijk voor witte mensen, ook gevaarlijk is. Want wat Sommer onbedoeld zeer treffend aantoont, is dat zodra de angst weer toeslaat – ‘miljoenen Afrikanen zullen op onze deur bonken’ – de kans bestaat dat mensonterende gruwelijkheden uit het verleden zomaar een goed idee voor de toekomst lijken.

 

 

Meer lezen: 

De cijfers van het CIA World Factbook: http://www.indexmundi.com/g/r.aspx?t=0&v=25&l=en

De cijfers van de Gallup-poll: http://www.gallup.com/poll/166796/potential-net-migration-index-declines-countries.aspx

Het NRC-stuk van Doornebal: http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2014/september/20/afrikaanse-bevolking-explodeert-verwacht-meer-vl-1420295

De webpagina bij het boek Unnatural selection: http://www.marahvistendahl.com/unnatural-selection/

Het interview met Mara Hvistendahl: https://ashatenbroeke.nl/2011/10/27/liever-een-jongetje/

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Kinderen mogen niet meer in de hoek. Volgens een berichtje op RTL Nieuws vorige week is dat namelijk een vorm van kindermishandeling. Het artikel beroept zich op Amerikaanse onderzoekers, die vaststelden dat de emotionele pijn van zo’n ‘time-out’ er op hersenscans hetzelfde uitziet als fysieke pijn. En aangezien we kinderen ook geen dreun voor hun harses geven, moeten we ze ook niet langer uit het zicht parkeren als ze irritant zijn.

Ik vind het een wonderlijke redenering. Niet omdat ik nou superdol ben op het hoekplaatsen van nageslacht; zelf ben ik nogal een watje, en daarnaast houden kinderen ook aanzienlijk sneller op met krijsen als je ze gewoon een knuffel geeft, wat voor iedereen prettiger is dan geouwehoer met zo’n time-out.

Nee, wat me verbaasde was dat de rol van de hersenscan in dit verhaal. Het lijkt me volkomen logisch dat het een kind pijn doet om afgezonderd te worden na ongewenst gedrag. De meeste kinderen zouden je dat vermoedelijk ook kunnen vertellen: moederziel alleen je frustratie eruit huilen doet van au. Die pijn is, dacht ik, zelfs het hele punt van straf – ook al klinkt dat wat onaangenaam, dus praten we daar liever niet over. Dat we onze spruitjes niet meer massaal over de knie leggen komt vooral door de culturele notie dat lichamelijke soevereiniteit belangrijker is dan geestelijke, niet omdat we in een vlaag van pedagogische verlichting het principe van ‘wie niet horen wil moet maar voelen’ hebben afgeschaft. De vaststelling dat emotionele pijn in het brein lijkt op fysieke pijn zou hierin nuchter bekeken niets moeten uitmaken.

Maar dat doet het wel. Want hersenscans hebben een zeer bijzondere status in onze samenleving: ze maken dingen echt.

Een goed voorbeeld is genderdysforie, waarbij iemand het gevoel heeft dat zijn genderidentiteit niet past bij het geslacht dat op het paspoort staat. Vorige maand meldde het Leids Universitair Medisch Centrum in een persbericht trots dat bij jongeren met dit gevoel ‘subtiele verschillen in de hersenen’ te zien zijn, die ‘een biologische basis suggereren’. Het bericht vertelde ook waarom dit belangrijk is: ‘Deze kennis kan transseksuelen helpen om de benodigde erkenning en behandeling te verkrijgen.’ Puur het feit dat mensen genderdysforie ervaren, was blijkbaar niet genoeg: pas als er ‘hard bewijs’ is voor iemands gevoel, is het reëel genoeg om te erkennen.

Dat hoeft natuurlijk niet per se een probleem te zijn. Integendeel, zo’n ‘echt’ breinbewijs kan zeer behulpzaam zijn. Toen professor Dick Swaab in de jaren negentig voor het eerst ontdekte dat de hersenen van transseksuele vrouwen inderdaad meer lijken op dat van een vrouw dan op dat van een man – no shit, Sherlock! – werkte dat emanciperend. Juist ómdat het nu ‘echt’ was, een bonafide biologisch gegeven, raakte het idee dat transseksualiteit een vorm van aanstelleritis of mafkezerij was uit de mode. En terecht.

Lastiger wordt het wanneer iemands hersenscan en zijn gevoel elkaar tegenspreken. Wat doen we, om maar eens iets te noemen, met een kind dat volgens de scanner een jongetjesbrein heeft maar dat zich een meisje voelt?

Dit is geen denkbeeldig issue. Wij mogen dan ons brein zijn, maar dat betekent niet dat verschillen hersenactiviteit per se leiden tot een andere ervaringen. Een paar jaar geleden stond er een publicatie in het topvakblad Nature waarin de onderzoekers stelden dat stedelingen gestresster waren dan plattelandsbewoners. Dat baseerden ze op een experiment waarbij proefpersonen werden getreiterd met een moeilijke rekentaak, waarbij bleek dat bij stadsbewoners een bepaald hersengebiedje heftiger reageerde. Dat de wetenschappers de burgers en buitenlui ook hadden gevráágd hoe gestresst ze zichzelf vonden, en dat beide groepen hierin niet verschilden, speelde geen rol in de conclusies. Blijkbaar was het niet zo belangrijk wat de stedelingen voelden: als je brein stress laat zien, dan heb je stress. De scanner zegt het. Dus het is echt. Punt uit.

Uit deze hersenverheerlijking spreekt een schrale vorm van minachting voor ons subjectieve innerlijke leven. Liever dan gevoelens serieus nemen, krijgt het brein het laatste woord, en treedt de scanner op als magische antwoordmachine. Maar hoe treurig is het dat er er anno 2014 nog steeds een hersenverhaal aan te pas moet komen om transseksuele mensen aan erkenning te helpen. En hoe triest is het dat we pas naar de emotionele pijn van kinderen gaan luisteren als een hersenscanner zegt dat straf zeer doet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In 2011 studeerden er meer dan 125.000 Nederlandse vrouwen aan een universiteit.

Dankzij het feminisme.

Op 12 september 2012 gingen meer dan 4,7 miljoen vrouwen stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen.

Dankzij het feminisme.

Sinds 19 juni 1963 reisden er 57 vrouwen naar de ruimte; 43 vrouwen wonnen ooit een Nobelprijs; 62 vrouwen gaven leiding aan een regering.

Dankzij het feminisme droomt mijn dochter dat ze astronaut wordt.

1123 wetenschappelijke publicaties citeerden de paper van de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde uit 2005, waarin ze op basis van meer dan honderd studies vaststelde dat mannen en vrouwen in bijna al hun vaardigheden en eigenschappen hetzelfde zijn. Uitzonderingen betroffen onder meer het gebruik van porno, fysieke agressie en hoe ver iemand een bal kan gooien. Nadrukkelijk niet uitgezonderd waren zaken als ambitie, rationeel denkvermogen, assertiviteit, leiderschap, zelfvertrouwen, en carrièrevoorkeuren.

Zonder het feminisme hadden we nooit geweten hoe gelijk mannen en vrouwen eigenlijk zijn.

Op 20 januari 2012 steunden al 47.427 mensen een onlinepetitie van protestbeweging Spark. In die petitie riep Spark Lego op te stoppen met zijn bouwsteentjessegregatie. Al een paar jaar richtte het Deense bedrijf zich namelijk in zijn reclames steeds exclusiever op jongens. Eind 2011 was gebleken waarom: Lego lanceerde met veel bombast een nieuwe lijn voor meisjes. Lego Friends heette de lijn, en hij werd geleverd in paarse doosjes en met een overdosis aan vrouwelijk gevormde poppetjes en roze blokjes. Maar het was vooral de tuttige inhoud van die doosjes die Spark chagrijnig maakte: ‘Meisjes houden óók van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden’, schreven ze in hun petitie. ‘Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’ Ondertussen staat het aantal steunbetuigers op 65.703.

Meer dan een kwart miljoen mensen protesteren sinds mei 2013 op de website change.org tegen de makeover die Disney aan Brave-prinses Merida gaf. Is ze in de film nog jongensachtig en stoer, met ontembaar rood kroeshaar, in de nieuwe versie heeft ze zachte kastanjebruine krullen, en is ze verwulpst, met een sexy slanke taille en grotere borsten.

Het is nog geen revolutie, maar het is een begin. Met dank aan het feminisme.

Op 30 december 2012 demonstreerden tienduizenden Indiase vrouwen (en mannen) naar aanleiding van de dood van Jyoti Singh tegen de verkrachtingsvriendelijke cultuur in hun land, en voor het recht om ’s avonds veilig over straat te kunnen lopen.

Het Everyday Sexism-project verzamelt sinds het voorjaar van 2012 de ervaringen van meer dan tienduizend vrouwen die als seksobject werden behandeld op straat, of werden betast in de metro. ‘Pas toen ik op kantoor kwam, merkte ik dat er sperma op de achterkant van mijn benen zat.’

Dankzij het feminisme mogen vrouwen nu terugschreeuwen dat hun lichaam van hen is. En niet van een man. Laat staan van een of andere viezerik in de trein of een donker steegje.

In dit boek beschrijven 22 vrouwen welk idee Nederland heeft veranderd. Ja, en 79 mannen. Niemand heeft ook gezegd dat we al klaar waren, feminisme-technisch gezien. Maar het is een hele stap vergeleken met de vroeger tijden, waarin de helft van Homo sapiens’ intellectuele capaciteit gewoon werd weggegooid.

Zonder het feminisme had er geen enkele vrouw in dit boek gestaan. En dat had u niet eens raar gevonden.”

Dit korte essay staat in het boek ‘Nederland in ideeën‘ (Maven Publishing, 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Honderdduizend harde euro’s. Die kunnen medisch specialisten die in het ziekenhuis werken krijgen van minister Schippers, vertelde ze vorige week in een interview in deze krant. Het enige wat de artsen hoeven te doen is hun werk niet langer als zelfstandige uit te voeren, maar in loondienst. De reden: onzelfstandige artsen zijn een stuk goedkoper. Niet supergoedkoop, trouwens, want het gemiddelde jaarsalaris van een specialist in loondienst is nog steeds 140.000 euro bruto. En daarnaast mogen de artsen nog individueel met de directies van hun ziekenhuizen onderhandelen over extra geld, bijvoorbeeld ter compensatie van het bedrag dat ze ooit hebben neergelegd toen ze de praktijk van hun voorganger overnamen. Niemand hoeft dus de bedelstaf te vrezen, en Schippers benadrukt ondertussen ook nog zeer vriendelijk dat het hier gaat om een stimulans: ‘Ik dwing niets af.’

Met de zzp’ers die in de thuiszorg voor terminale patiënten werken, werd niet uitgebreid onderhandeld. En ze werden ook niet liefdevol gestimuleerd met honderdduizend euro. Minstens 1200 van hen zijn van de ene op de andere dag brodeloos gemaakt door de Belastingdienst, die lang een constructie gedoogde waarin de zzp’ers in onderaanneming voor doodzieke mensen zorgden, en toen opeens zonder enige vorm van overleg niet meer. Eén van de gedupeerden, Liesbeth van Wijk, zei in Nieuwsuur: ‘Ik snap er werkelijk niets van. Ik doe dit werk al jaren, nooit problemen. Ik heb zeven opdrachtgevers en nu ineens zegt de Belastingdienst dat ik een schijnzelfstandige ben.’

Terwijl ik dit eigenaardige verschil in behandeling aan het overpeinzen was, dacht ik ineens: van de medisch specialisten is 70 procent man. En van de thuiszorgmedewerkers is 94 procent vrouw. Zou dat er iets mee te maken hebben?

Eerst overwoog ik dat ik leed aan een acute aanval van feministische paranoia, maar toen las ik een stuk dat eerder deze maand in Trouw stond. Daarin waarschuwde de Nederlandse Vrouwenraad dat juist vrouwen de dupe gaan worden van de aanstaande overheveling van onder meer de jeugd- en wmo-zorg naar de gemeente. Die gemeentes moeten immers stevig bezuinigen en er is veel onzekerheid over de hoeveelheid zorg die volgend jaar nodig zal zijn, en dus raken veel mensen – vooral vrouwen – in deze branches hun baan kwijt. Het vacuüm aan zorg dat zo ontstaat moet, in het kader van de participatiesamenleving, met name opgevangen worden door die ‘eigen kracht’ waar politici zo dol op zijn tegenwoordig. En ‘eigen kracht’, zo weten we van hoe het nu al in de mantelzorg werkt, komt veelal van vrouwen.

Er vindt dus een belangrijke verschuiving plaats: werk waarvoor vrouwen eerst betaald werden, moeten vrouwen nu gratis doen. (Iets wat we niet aan medisch specialisten zouden vragen, zelfs niet als we ze een ton geven.)

Die verschuiving van betaald naar gratis zien we trouwens op meer plekken. Bijvoorbeeld bij het sluiten van de verpleeg- en verzorgingstehuizen, omdat ook hulpbehoevende ouderen langer thuis moeten blijven wonen. Raad eens wie hen daarbij gaat helpen. Of neem de kinderopvang: doordat die duurder werd en het aantal kinderen afnam verloren veel leidsters hun baan, maar ouders zijn ondertussen niet minder gaan werken. Dat betekent dat die kinderen door iemand anders opgevangen worden; ik durf de gok wel aan dat dit vooral onbetaalde vrouwen zijn. Nog een voorbeeld: onlangs stelde SER-lid Barbara Braams voor om kraamzorg uit het basispakket te halen. Dat is slecht nieuws voor de tienduizend kraamhulpen (m/v, maar vooral v). Braams had bedacht dat papa wel kan bijspringen, maar als die niet kan, niet wil of er niet is, laat het zich niet moeilijk raden wie er komen kramen.

Vrouwenraad-voorzitter Dorenda Gerts is bang dat op deze manier oude rolpatronen er weer insluipen. Die vrees lijkt me niet onterecht, te meer omdat niemand zich hier erg druk over lijkt te maken. Als we al praten over emancipatie, dan gaat het vaak over het aantal topvrouwen, en over hoe met name witte hoogopgeleide middenklassevrouwen zorg en werk combineren. Over de vrouwen die al deze ambities mede mogelijk maken, de vrouwen die over onze kinderen, ouderen en doodzieken waken, en voor wie zorg gewoon werk is, heeft zelden iemand het.

Deze vrouwen verdienen het niet om bij wijze van bezuiniging en onder het mom van ‘participatie’ via de achterdeur het vrijwilligerswerk in te worden gesluisd. Zij verdienen wel een prominente plek in het maatschappelijk debat, en bovenal verdienen ze het om gewoon netjes betaald te worden. Als minister Schippers medisch specialisten een alleraardigst cadeautje van honderdduizend euro kan aanbieden, dan moet dat toch ook te doen zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel?’ Die vraag zorgde deze week voor een aardig relletje. En wel hierom: hij staat in het maatschappijleerboek Blikopener, dat uitgeverij Malmberg voor het vmbo In in elkaar geknutseld heeft. Iets verderop stelt het boek dat (sommige) Marokkaanse jongens crimineel worden doordat ze spijbelen en op straat rondhangen. Dit alles staat er al sinds 2001, verklaarde de uitgever, en had nog nooit tot commentaar geleid, totdat HP/De Tijd er dinsdag een venijnig stukje over schreef.

Diverse politici raakten hevig van hun theewater. De PvdA besloot Kamervragen te gaan stellen. Ondertussen liet de uitgever weten dat een en ander bedoeld was om ‘jongeren op een open manier over herkenbare maatschappelijke onderwerpen te laten nadenken en discussiëren zonder daar een waardeoordeel over te geven’. Het lijkt me dat zo’n intentie beter uit de verf komt als je in je lesboek wat minder kort door de criminologische bocht gaat, of – om nog eens een dwarsstraatje te noemen – als je vooraf bedenkt dat deze ‘Marokkaanse jongens’ gewoon Nederlanders zijn.

Helaas is dat niet het enige wat er mis gaat. Zo steeg mijn wetenschapsjournalistieke bloeddruk behoorlijk toen ik in Blikopener een pagina aantrof over de verschillen tussen de hersenen van jongens en die van meisjes. Daar las ik de bekende cliché’s: ‘Meisjes hebben meer verbindingen tussen de linker- en rechterhersenhelft. Daardoor zijn ze beter in taal. En kunnen ze ook beter hun gevoelens uiten dan jongens. Jongens hebben een beter ruimtelijk inzicht. Jongens zijn daardoor meestal beter in wiskunde en techniek.’ Naast dit voordeeltje kunnen jongens ook beter darten, inparkeren en plannen maken. Dit laatste in tegenstelling tot de meiden, want – en dit staat er echt – die ‘doen het eerst zus, dan proberen ze het zo’.

Wetenschappelijk gezien variëren deze wijsheden van gillende onzin tot zeer twijfelachtig. Neem die verbinding tussen de hersenhelften. Die heet het corpus callosum en blijkt inderdaad in sommige studies kleiner in mannen dan in vrouwen. Maar dat zijn toevalstreffers, het soort grote-stappen-snel-thuis-nepresultaten die je soms krijgt als je te weinig mensen in je hersenscanner duwt, stelden onderzoekers vast toen ze in 2008 een groot aantal studies samen analyseerden. In 2013 kwamen er aanwijzigingen dat het wellicht zelfs andersom is: als je netjes compenseert voor het feit dat mannen gemiddeld een iets groter brein hebben dan vrouwen, dan is het heren-corpus wat flinker dan dat van de dames.

Ook op het jongensvoordeel in ruimtelijk inzicht is wel wat af te dingen. Zo blijkt dat je dit keiharde sekseverschil veel kleiner kunt laten worden of zelfs kunt laten verdwijnen met de meest lullige ingrepen: door mee te nemen hoeveel computerspelletjes iemand speelt, of door proefpersonen een kwartiertje te laten oefenen, of door in de standaardtest het tetrisblokje te vervangen door een organisch gevormd poppetje. Zogenaamd diep in het brein ingebakken sekseverschillen in wiskundevaardigheden blijken goeddeels te verdwijnen wanneer in een land de emancipatiegraad toeneemt.

Ondanks de feiten doen neuromythes (m/v) het goed in het onderwijs. Adviesbureau Onderwijs Maak Je Samen – volgens hun website zowel inspirerend als gebruik makend van ‘wetenschappelijk gebaseerde kennis’ – heeft bijvoorbeeld een hele pagina over jongens-meisjesverschillen. Er worden trainingen aangeboden van dik 400 euro, en men kan er een blauwe en een roze poster downloaden over hoe jongens en meiden werken, met daarop onder meer die kullebul over die superieur verbonden dameshersenhelften. Leerkrachten vertelden me dat deze posters ook echt in alle ernst op onze scholen hangen.

Ik klink verbaasd, maar dat is eigenlijk onterecht. In 2012 bleek al uit onderzoek van de Vrije Universiteit dat geloof in hersentechnische larie wijdverbreid is in het Nederlandse onderwijs. Zo meent bijna de helft van de docenten dat we slechts tien procent van ons brein gebruiken. En een trieste 86 procent denkt dat kinderen een dominante hersenhelft hebben (links danwel rechts), en dat dit bepaalt hoe ze leren.

In dat licht is het misschien niet zo vreemd dat leraren maatschappijleer al sinds 2001 kritiekloos uit Blikopener staan les te geven. Verontrustend is het wel. Het doet me vrezen dat ons onderwijs een broedplaats is geworden voor flauwekul. Dat op de plek waar onze kinderen worden voorbereid op hun volwassen leven misinformatie welig kan tieren, zolang je er een neurosausje overheen gooit of de onzin zich beperkt tot vooroordelen over etnische minderheden. Noem me een kniesoor, maar ik vind dat verminderd tof. Juist een school zou een apekoolvrije omgeving moeten zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Geachte professor Dawkins, beste Richard,

Al jaren ben ik fan van u. In mijn werkkamer ligt, altijd onder handbereik, een beduimeld exemplaar van uw boek ‘The selfish gene’. Met mijn dochters kijk ik graag in ‘De betoverende werkelijkheid’, waarin u zo fraai uitlegt hoe prachtig de wetenschappelijke verklaringen voor de wereld om ons heen zijn. Ik deel uw mening dat de evolutietheorie een orde van grootte mooier is het idee dat een godheid de hele janboel schiep in zes dagen. Als mijn dochters later groot zijn, hoop ik dat ze net zoveel genoegen scheppen in logisch nadenken als u doet.

Of eigenlijk moet ik zeggen: als u deed. Want het gaat de afgelopen tijd even wat minder goed met dat nadenken van u. De eerste keer dat ik me zorgen begon te maken was naar aanleiding van het incident met blogger Rebecca Watson, in 2011. Dat jaar nam zij deel aan de World Atheist Convention, waar u ook was, om in een panel te vertellen over het seksisme in de wondere wereld der atheïsten. Na een lange discussie hierover werd ze gevolgd door een man die – het was inmiddels vier uur ‘s nachts – bij haar de lift instapte en haar zonder veel verdere plichtplegingen uitnodigde om mee te komen naar zijn hotelkamer. In een videoblog vertelde Watson dat ze zich hier ongemakkelijk bij had gevoeld, zoals vrijwel elke vrouw dat zou voelen, zo in het holst van de nacht alleen in een afgesloten ruimte met een vreemde die blijkbaar seksuele plannen met je heeft.

Uw reactie op Watsons blog was eigenaardig. Ik had verwacht dat een man van uw intelligentie zich zou kunnen inleven in deze situatie. Al was het maar omdat u ruimschoots over het denkgereedschap beschikt om simpele statistieken te begrijpen – zoals het gegeven dat ruim de helft van de westerse vrouwen in haar leven te maken krijgt met seksueel geweld. Maar in plaats van met begrip reageerde u met sarcasme, in de vorm van een brief aan een denkbeeldige moslimvrouw. ‘Hou op met jammeren, jij. Ja, ja, ik weet dat je genitaliën zijn verminkt met een scheermesje, en… gaap… zeg maar niks, ik weet dat je geen auto mag rijden, en het huis niet kunt verlaten zonder een mannelijk familielid, en dat je echtgenoot je mag slaan, en dat je ter dood gestenigd zult worden als je overspel speelt. Maar houd op met jammeren, jij. Denk aan het lijden dat je arme Amerikaanse zusters moeten verdragen.’

Zo’n sneer heeft maar één denkbare functie: u wilde aantonen dat Watsons ervaring aanstellerij was door te wijzen op het lot van vrouwen die ergere dingen meemaken. Dat is niet alleen onder de gordel, het is ook een grove denkfout. Immers: puur het gegeven dat er ergere problemen in de wereld zijn, zegt niets over het probleem dat je op dat moment bij de hand hebt.

Gelukkig weet u dat inmiddels zelf ook, want afgelopen zomer zei u dat er ‘geen rivaliteit in slachtofferschap zou moeten zijn’ en dat u spijt had van uw oneigenlijke vergelijking tussen Amerikaanse vrouwen en moslima’s. Liefhebber als u bent van rationele gedachtes, twitterde u bovendien het volgende: ‘Date rape is erg. Verkracht worden door een vreemde met een mes is erger. Als je denkt dat dit een goedkeuring is van date rape, ga dan weg en leer nadenken’.

Ik ben blij dat u afstand nam van uw sneer richting Rebecca Watson. Maar helaas lijdt uw twitterbericht, hoewel logisch correct, inhoudelijk andermaal aan hetzelfde euvel: onwetendheid op het gebied van seksueel geweld. Want hoe ‘erg’ een verkrachting is, ligt aan een hoop factoren: de kenmerken van de daad en de dader, maar ook bijvoorbeeld of het slachtoffer geloofd wordt of niet, en welke lichamelijke, psychologische en sociale schade er is aangericht. Hier is gewoon wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, dat u had kunnen opzoeken.

Op zijn best twitterde u een onacceptabel versimpelde versie van de werkelijkheid. Op zijn slechtst verspreidde u een onnozele, schadelijke verkrachtingsmythe. Ik neem u dat extra kwalijk, omdat u hiermee uw imago als rationeel denker en scepticus gebruikte om flauwekul te verkopen. Zo geeft u het fantastische gedachtegoed waar u zo lang voor heeft gestaan een slechte naam. Met pijn in mijn hart wil ik u daarom laten weten dat ik geen fan meer van u kan zijn.

Hoogachtend,

Asha ten Broeke

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.