dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

In een hoek van de website van Triple P Nederland staat een foto van een klein meisje dat keihard schreeuwt. Dat lijkt me een gepaste emotie. Want naast haar staat een nieuwsbericht waar de moed je onmiddellijk van in de schoenen zakt. Vanaf dit voorjaar gaat het Nederlands Jeugdinstituut namelijk professionals opleiden om de ‘Triple P Lifestyle’-cursus te geven. In die cursus worden ouders van dikke kinderen – zeer volgens de participatiemaatschappelijke trend du jour – ‘in hun kracht’ gezet op opvoed- en gezondheidsgebied, in de hoop dat de forse vruchten van hun lendenen daarvan afslanken.

Dat is een vrij slecht idee, om een aantal redenen. Om te beginnen blijkt uit wetenschappelijke studies dat het dun maken van dikke mensen bepaald geen sinecure is. Onderzoek laat zien dat op de korte termijn gedragsverandering en daarmee gewichtsverlies nog wel haalbare kaart is, maar dat naarmate er meer tijd verstrijkt de verloren BMI-punten bijna altijd gewoon weer terugkomen. Wellicht verklaart dat waarom we het succes van campagnes als ‘Maak je niet dik’, ‘Zeker vaker nee’ of de verscheidene JOGG-baksels niet primair meten in collectief kwijtgeraakte kilo’s. Dat zou het falen van deze leefstijlinterventies assorti namelijk wel erg zichtbaar maken.

Daarnaast heeft ook Triple P als opvoedondersteuning een nogal dubieuze reputatie. Niet dat de opvoedcursussen niet populair zijn, integendeel: Nederlandse gemeentes gaven er de afgelopen jaren maar liefst 11 miljoen euro aan uit. Op veel plekken, zoals bij mijn plaatselijke afdeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin, is het zelfs de enige methode die men aanbiedt als je aanklopt met pedagogisch leed. ‘Opvoedcursussen met een andere insteek zijn er niet binnen het CJG’, liet een medewerker me weten.

Die populariteit komt onder meer doordat het idee achter Triple P lekker simpel is. Het is een soort behaviorisme-voor-beginners: ouders leren goed gedrag te belonen, slecht gedrag te ontmoedigen door kinderen te negeren en/of af te zonderen, en tussendoor zijn we allemaal lekker positief aan het communiceren met elkaar. Sommige ouders – mijzelf incluis – krijgen daar op voorhand al milde jeuk van. Ze vragen zich bijvoorbeeld af waarom je kinderen überhaupt zou moeten trainen om zich goed en dus niet slecht te gedragen. Is het niet veel liefdevoller als kinderen gewoon zichzelf mogen zijn, good, bad and ugly? En dat je ze laat weten dat zelfs als ze rottigheid uithalen, en je boos op ze bent, ze niet weg hoeven, omdat je nog steeds innig van ze houdt?

Als slagroom op het toetje komt daar nog bij dat Triple P waarschijnlijk niet werkt. In 2012 publiceerden gezondheidswetenschappers een groot onderzoek, waarbij ze 33 studies naar de opvoedmethode samen analyseerden. Hun conclusie liet niets te raden over: ‘We vonden geen overtuigend bewijs dat Triple P-interventies werken voor de hele populatie.’ Ook vonden ze geen bewijs voor voordelen van de cursus op de lange termijn. In dezelfde periode bleek uit Nederlands onderzoek dat een plek op een wachtlijst even effectief is als de cursus – met dien verstande dat het eerste gratis is en het tweede bepaald niet. Met andere woorden: Triple P is eigenlijk Triple K. Met peren.

Het Nederlands Jeugdinstituut gaf toen in deze krant aan open te staan voor kritiek. ‘Ook als Triple P niet zo goed zou werken als wij dachten, willen we dat weten’, zei de directeur.

Zou het? Genoemd nieuwsbericht over de aanstaande ‘Triple P Lifestyle’-cursussen linkt door naar wat achtergrondinformatie, dat in alle toonaarden zwijgt over die kritiek. Er staat wel een verwijzing naar een proefschrift, waarbij de suggestie wordt gewekt dat deze de effectiviteit van dit stukje lifestyle-gebeuren aantoont. Geen hond die dat proefschrift ook echt gaat lezen, zullen ze bij Triple P gedacht hebben, maar helaas voor hen kwam ik langs. Uit het promotie-onderzoek bleek, als verwacht, dat de cursus de dikke kinderen niet slanker had gemaakt. Interessanter was dat ik op pagina 189 het volgende zag staan: ‘Gebaseerd op de resultaten van de huidige studie kan bredere implementatie van de Lifestyle Triple P-interventie op dit moment niet aanbevolen worden.’ Niet, dus.

Samengevat is dit dus het plan: men wil van gemeenschapsgeld professionals gaat opleiden voor een niet-aanbevelenswaardige variant van een niet-effectieve cursus die een vrijwel niet-oplosbaar issue aanpakt. Het is, kortom, de zoveelste overgewichtmaatregel die we kunnen bijzetten in het kerkhof der mislukte leefstijlinterventies. En ja, ik weet dat in het verleden behaalde non-resultaten geen garantie bieden voor de toekomst. Maar ik denk toch dat gemeenten hun geld beter ergens anders aan kunnen uitgeven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een vrouw in Castricum is onlangs door haar dorpsgenoten uitgescholden en bedreigd omdat ze zich had uitgesproken tegen Zwarte Piet. Een andere vrouw, die afgelopen maand in Utrecht op straat protesteerde tegen de pieterbaas, kreeg drie vuistslagen in haar gezicht van een man die de knecht van Sinterklaas graag zwart wil houden. Misdaadverslaggever Peter R. de Vries ontving doodsbedreigingen nadat hij had betoogd dat Piet wat hem betreft aan herziening toe is.

Het oergezellige kinderfeest begon, kortom, nog nooit zo vilein als dit jaar.

Eigenlijk is dat vreemd. De afgelopen jaren heb ik me er namelijk bij herhaling over verbaasd hoe mak wij Nederlanders zijn. Wat de goede goden der kapitalistische voorzienigheid ook over ons uitstortten, de opwinding was slechts minimaal. Economische crises, de afbraak van de geestelijke gezondheidszorg, de ouderzorg en straks de jeugdzorg, de groeiende kloof tussen arm en rijk, mensonterend vluchtelingenbeleid – niets van dit alles leidde tot een aanval van collectieve volkswoede die ook maar in de buurt komt van de actuele pisnijd van de fans van Zwarte Piet.

Die fans willen bijna allemaal hetzelfde: dat Piet blijft zoals hij is, en dat de mensen die daartegen zijn, ophouden met hun ‘gezeur’. Wat hij precies is, daarover zijn de meningen verdeeld, maar volgens de voorstanders is hij in ieder geval géén racistische uiting, en heeft hij ook niets te maken met het slavernijverleden.

Dat is natuurlijk niet helemaal waar. Toen de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman in 1850, tijdens Neerlands koloniale hoogtijdagen, Zwarte Piet in zijn huidige vorm ontwierp, modelleerde hij die overduidelijk naar de zwarte kindslaven uit de zestiende en zeventiende eeuw. Het was in die tijd in gegoede kringen hip om een ‘negerpage’ te hebben, zo vertelde kunsthistoricus Elmer Kolfin van de Universiteit van Amsterdam vorig jaar in de Volkskrant. Hij trekt die conclusie op basis van onder meer zeventiende eeuwse schilderijen en gravures, waarop de slaafjes afgebeeld staan, nota bene in typische Pietenpakjes, met witte kraag en pofbroek en al. De dikke, rode lippen zijn een typisch kenmerk van ‘blackface’, een theaterrol die onder andere in de Verenigde Staten populair was van de negentiende eeuw tot ruwweg de jaren zestig, en waarbij meestal witte mensen zich met rode verf en donkere schoenpoets schminkten om vervolgens de blije, onnozele zwarte te spelen.

En dat blije en onnozele heeft dan weer van alles slavernij te maken, stelt hoogleraar cultuurwetenschappen Gloria Wekker in een rake analyse van het fenomeen Zwarte Piet op de website van New Urban Collective. Uit historisch onderzoek blijkt dat het in de slavernijtijd niet alleen belangrijk was dat zwarte slaven hun witte eigenaren gedienstig gehoorzaamden, maar ook dat ze daarbij deden alsof ze dat reuze jofel vonden. Zo hoefden de witte mensen zich niet schuldig te voelen: immers, de slaven wilden niet eens vrij zijn, want kijk eens zo vrolijk en zorgeloos ze ronddartelen. Diezelfde eigenschappen, zo constateert Wekker, zie je terug in Zwarte Piet.

Zo’n cultuurhistorische kijk op de zaak is belangrijk, omdat fans van Zwarte Piet vaak denken dat hun favoriete knecht niet intrinsiek racistisch is, maar dat het vooral gaat om racisme dat wordt gevóéld door zwarte mensen. En dat gevoel, daarvoor willen deze voorstanders geen verantwoordelijkheid nemen, want zij hebben het immers nooit slecht bedoeld met hun oergezellige kinderfeest. En wie het goed bedoeld, kán toch niet racistisch zijn? Een argument dat zo op het eerste gezicht redelijk lijkt – totdat terzake kundige wetenschappers op basis van betrouwbare bronnen vaststellen dat Sints knecht, los van alle gevoelens en intenties, toch ook echt gewoon een slavenkarikatuur ís.

De grote vraag is natuurlijk: waarom willen zoveel mensen toch zo hard vechten voor een racistisch symbool? Waarom maakt kritiek op Zwarte Piet zo onbeschrijflijk veel woede los? Wekker oppert dat het te maken heeft met het feit dat witte Nederlanders in hun denken nog steeds worden beïnvloed door het koloniale verleden. We zijn gewend aan, zoals Wekker het beschrijft, ‘het vanzelfsprekende en gratis gevoel van morele, culturele en intellectuele superioriteit’. Eeuwenlang golden in ons land de gewoontes en gebruiken van de witte mens zonder meer als de dominante norm. En nu zijn er gekleurde Nederlanders die deze scheve machtsverhouding komen verstoren, die vinden dat dingen anders moeten, zoals het Sinterklaasfeest, en ze hebben nog gelijk ook. En juist daarvan moeten veel mensen even slikken. Of, accurater: even schreeuwen.

 

Foto: Constablequackers / WikiMedia Commons / CC BY-SA 3.0

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Miljoenen Afrikanen komen op onze deur bonken. Althans, dat denkt Martin Sommer, getuige zijn column in de Volkskrant van zaterdag 18 oktober. De reden: in Afrika krijgt men, ondanks toenemende verstedelijking en welvaart, nog steeds lekker veel kinderen. Zo veel, dat er aan het eind van deze eeuw misschien wel vier miljard Afrikanen zijn. Dit verontrust Sommer, want uit een poll van het Amerikaanse onderzoeksbureau Gallup blijkt dat een derde van die Afrikanen het liefst zou emigreren. Sommer neemt aan dat deze mensen in groten getale naar hier zullen komen, waar er voor hen geen werk is, maar wel mensenrechten, ‘en ze dus weten dat ze niet meer weg hoeven’. Om dit debacle in de kiem te smoren, moeten organisaties als de VN de bevolkingsexplosie problematiseren en het taboe op geboortebeperking opheffen.

Zelf zou ik willen voorstellen dat we nog even niet in paniek raken. Bijvoorbeeld omdat Sommer de feiten niet helemaal op een rijtje heeft. Zo spreekt hij over ‘Afrika’ alsof het een land is, in plaats van een zeer divers continent, terwijl ik toch vermoed dat hij niet zozeer vreest voor een invasie van Egyptische hersenchirurgen of Zuid-Afrikaanse wijnboeren, als wel voor zwarte mensen uit landen rond de evenaar van het type bootvluchteling. Dat vermoeden wordt bevestigd door het NRC-artikel van Arne Doornebal dat Sommer aanhaalt: dat stuk blijkt eigenlijk vooral te gaan over Oeganda en een beetje over Congo, en doet op basis van de situatie in die landen uitspraken over heel ‘kinderrijk Afrika’. Zeker als we het over bevolkingsexplosies hebben, is dat een dubieuze keuze, want volgens het CIA World Factbook is het geboortecijfer in Oeganda niet bepaald representatief voor het continent. Sterker nog: het is het een-na-hoogste ter wereld. Alleen in Niger baart men meer.

Ook op het ‘feit’ dat een derde van de Afrikanen wil emigreren is wel wat af te dingen. Zo blijkt het cijfer bij nadere beschouwing van de Gallup-website eigenlijk 24 procent te zijn, en dan zijn landen in Noord-Afrika niet meegenomen, anders was het cijfer nog lager. Ook niet onbelangrijk: ondanks de toename in het aantal bootvluchtelingen meldt Gallup dat het aantal migratielustige sub-Saharanese Afrikanen afneemt. Landen als Botswana, Gabon of Swaziland hebben zelfs een flinke positieve ‘migratiepotentie’, wat betekent dat juist meer mensen naar deze landen toe willen verhuizen dan dat er mensen willen vertrekken.

Dat Sommer toch een heel continent reduceert tot een nogal abstracte black box – falende bevolkingspolitiek erin, bootvluchtelingen eruit – heeft wel een functie: het zorgt ervoor dat het een goed plan lijkt om taboeloos over geboorteperking te praten. Zonder die abstrahering verandert dat, bijvoorbeeld wanneer we gaan nadenken over de vraag hoe geboortebeperking in de praktijk dan zou moeten werken. De ‘Afrikanen’ waar Sommer het over heeft, hebben overduidelijk geen zin om qua voortplanting te minderen. Zij zien veel kinderen als een pensioenvoorziening: ‘Hoe meer kinderen, hoe groter de kans dat er een bij zit die rijk wordt en later voor je kan zorgen’, tekende Doornebal uit de mond van een Congolees op. Dat betekent dat iemand naar Afrika zal moeten afreizen om de mensen daar tot een laag kindertal te brengen. Of, nog wat concreter: witte westerse mensen zullen met name zwarte vrouwen moeten dwingen tot geboorteperking.

Dat hier een taboe op rust, heeft een goede reden. Dit hebben witte westerlingen namelijk al eens geprobeerd, in de jaren zestig en zeventig, toen de overbevolkingspaniek hier op een hoogtepunt was. Wetenschapsjournalist Mara Hvistendahl schreef erover in haar boek Unnatural selection. In bijvoorbeeld Zuid-Korea bouwde men op westers initiatief oude Amerikaanse legertrucks tot rijdende geboorteperkingsbussen, waarin vrouwen door vrijwel ongetraind personeel werden geronseld voor een spiraaltje of sterilisatie, bij zwangerschap voorafgegaan door een gratis abortus. De Koreaanse ‘agenten’ die dit overzagen werden met geld van onder meer het Bevolkingsfonds van de VN ‘per stuk’ betaald, om ze te prikkelen elke dag weer zoveel mogelijk vrouwen onvruchtbaar te maken. In India gebeurde hetzelfde, wederom onder auspiciën van westerse organisaties. Dwang was aan de orde van de dag. ‘Over zoiets basaals het vragen van toestemming om een spiraaltje te plaatsen of een foetus weg te halen, werd met geen woord gerept’, vertelde Hvistendahl me tijdens een interview.

Ik ga ervan uit dat Sommer dit alles niet wist of in gedachten had, toen hij zijn column tikte. Het is ook grotendeels vergeten geschiedenis, een weggestopte zwarte bladzijde. Het probleem is dat dit gebrek aan collectieve kennis, hoewel gerieflijk voor witte mensen, ook gevaarlijk is. Want wat Sommer onbedoeld zeer treffend aantoont, is dat zodra de angst weer toeslaat – ‘miljoenen Afrikanen zullen op onze deur bonken’ – de kans bestaat dat mensonterende gruwelijkheden uit het verleden zomaar een goed idee voor de toekomst lijken.

 

 

Meer lezen: 

De cijfers van het CIA World Factbook: http://www.indexmundi.com/g/r.aspx?t=0&v=25&l=en

De cijfers van de Gallup-poll: http://www.gallup.com/poll/166796/potential-net-migration-index-declines-countries.aspx

Het NRC-stuk van Doornebal: http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2014/september/20/afrikaanse-bevolking-explodeert-verwacht-meer-vl-1420295

De webpagina bij het boek Unnatural selection: http://www.marahvistendahl.com/unnatural-selection/

Het interview met Mara Hvistendahl: https://ashatenbroeke.nl/2011/10/27/liever-een-jongetje/

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Kinderen mogen niet meer in de hoek. Volgens een berichtje op RTL Nieuws vorige week is dat namelijk een vorm van kindermishandeling. Het artikel beroept zich op Amerikaanse onderzoekers, die vaststelden dat de emotionele pijn van zo’n ‘time-out’ er op hersenscans hetzelfde uitziet als fysieke pijn. En aangezien we kinderen ook geen dreun voor hun harses geven, moeten we ze ook niet langer uit het zicht parkeren als ze irritant zijn.

Ik vind het een wonderlijke redenering. Niet omdat ik nou superdol ben op het hoekplaatsen van nageslacht; zelf ben ik nogal een watje, en daarnaast houden kinderen ook aanzienlijk sneller op met krijsen als je ze gewoon een knuffel geeft, wat voor iedereen prettiger is dan geouwehoer met zo’n time-out.

Nee, wat me verbaasde was dat de rol van de hersenscan in dit verhaal. Het lijkt me volkomen logisch dat het een kind pijn doet om afgezonderd te worden na ongewenst gedrag. De meeste kinderen zouden je dat vermoedelijk ook kunnen vertellen: moederziel alleen je frustratie eruit huilen doet van au. Die pijn is, dacht ik, zelfs het hele punt van straf – ook al klinkt dat wat onaangenaam, dus praten we daar liever niet over. Dat we onze spruitjes niet meer massaal over de knie leggen komt vooral door de culturele notie dat lichamelijke soevereiniteit belangrijker is dan geestelijke, niet omdat we in een vlaag van pedagogische verlichting het principe van ‘wie niet horen wil moet maar voelen’ hebben afgeschaft. De vaststelling dat emotionele pijn in het brein lijkt op fysieke pijn zou hierin nuchter bekeken niets moeten uitmaken.

Maar dat doet het wel. Want hersenscans hebben een zeer bijzondere status in onze samenleving: ze maken dingen echt.

Een goed voorbeeld is genderdysforie, waarbij iemand het gevoel heeft dat zijn genderidentiteit niet past bij het geslacht dat op het paspoort staat. Vorige maand meldde het Leids Universitair Medisch Centrum in een persbericht trots dat bij jongeren met dit gevoel ‘subtiele verschillen in de hersenen’ te zien zijn, die ‘een biologische basis suggereren’. Het bericht vertelde ook waarom dit belangrijk is: ‘Deze kennis kan transseksuelen helpen om de benodigde erkenning en behandeling te verkrijgen.’ Puur het feit dat mensen genderdysforie ervaren, was blijkbaar niet genoeg: pas als er ‘hard bewijs’ is voor iemands gevoel, is het reëel genoeg om te erkennen.

Dat hoeft natuurlijk niet per se een probleem te zijn. Integendeel, zo’n ‘echt’ breinbewijs kan zeer behulpzaam zijn. Toen professor Dick Swaab in de jaren negentig voor het eerst ontdekte dat de hersenen van transseksuele vrouwen inderdaad meer lijken op dat van een vrouw dan op dat van een man – no shit, Sherlock! – werkte dat emanciperend. Juist ómdat het nu ‘echt’ was, een bonafide biologisch gegeven, raakte het idee dat transseksualiteit een vorm van aanstelleritis of mafkezerij was uit de mode. En terecht.

Lastiger wordt het wanneer iemands hersenscan en zijn gevoel elkaar tegenspreken. Wat doen we, om maar eens iets te noemen, met een kind dat volgens de scanner een jongetjesbrein heeft maar dat zich een meisje voelt?

Dit is geen denkbeeldig issue. Wij mogen dan ons brein zijn, maar dat betekent niet dat verschillen hersenactiviteit per se leiden tot een andere ervaringen. Een paar jaar geleden stond er een publicatie in het topvakblad Nature waarin de onderzoekers stelden dat stedelingen gestresster waren dan plattelandsbewoners. Dat baseerden ze op een experiment waarbij proefpersonen werden getreiterd met een moeilijke rekentaak, waarbij bleek dat bij stadsbewoners een bepaald hersengebiedje heftiger reageerde. Dat de wetenschappers de burgers en buitenlui ook hadden gevráágd hoe gestresst ze zichzelf vonden, en dat beide groepen hierin niet verschilden, speelde geen rol in de conclusies. Blijkbaar was het niet zo belangrijk wat de stedelingen voelden: als je brein stress laat zien, dan heb je stress. De scanner zegt het. Dus het is echt. Punt uit.

Uit deze hersenverheerlijking spreekt een schrale vorm van minachting voor ons subjectieve innerlijke leven. Liever dan gevoelens serieus nemen, krijgt het brein het laatste woord, en treedt de scanner op als magische antwoordmachine. Maar hoe treurig is het dat er er anno 2014 nog steeds een hersenverhaal aan te pas moet komen om transseksuele mensen aan erkenning te helpen. En hoe triest is het dat we pas naar de emotionele pijn van kinderen gaan luisteren als een hersenscanner zegt dat straf zeer doet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In 2011 studeerden er meer dan 125.000 Nederlandse vrouwen aan een universiteit.

Dankzij het feminisme.

Op 12 september 2012 gingen meer dan 4,7 miljoen vrouwen stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen.

Dankzij het feminisme.

Sinds 19 juni 1963 reisden er 57 vrouwen naar de ruimte; 43 vrouwen wonnen ooit een Nobelprijs; 62 vrouwen gaven leiding aan een regering.

Dankzij het feminisme droomt mijn dochter dat ze astronaut wordt.

1123 wetenschappelijke publicaties citeerden de paper van de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde uit 2005, waarin ze op basis van meer dan honderd studies vaststelde dat mannen en vrouwen in bijna al hun vaardigheden en eigenschappen hetzelfde zijn. Uitzonderingen betroffen onder meer het gebruik van porno, fysieke agressie en hoe ver iemand een bal kan gooien. Nadrukkelijk niet uitgezonderd waren zaken als ambitie, rationeel denkvermogen, assertiviteit, leiderschap, zelfvertrouwen, en carrièrevoorkeuren.

Zonder het feminisme hadden we nooit geweten hoe gelijk mannen en vrouwen eigenlijk zijn.

Op 20 januari 2012 steunden al 47.427 mensen een onlinepetitie van protestbeweging Spark. In die petitie riep Spark Lego op te stoppen met zijn bouwsteentjessegregatie. Al een paar jaar richtte het Deense bedrijf zich namelijk in zijn reclames steeds exclusiever op jongens. Eind 2011 was gebleken waarom: Lego lanceerde met veel bombast een nieuwe lijn voor meisjes. Lego Friends heette de lijn, en hij werd geleverd in paarse doosjes en met een overdosis aan vrouwelijk gevormde poppetjes en roze blokjes. Maar het was vooral de tuttige inhoud van die doosjes die Spark chagrijnig maakte: ‘Meisjes houden óók van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden’, schreven ze in hun petitie. ‘Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’ Ondertussen staat het aantal steunbetuigers op 65.703.

Meer dan een kwart miljoen mensen protesteren sinds mei 2013 op de website change.org tegen de makeover die Disney aan Brave-prinses Merida gaf. Is ze in de film nog jongensachtig en stoer, met ontembaar rood kroeshaar, in de nieuwe versie heeft ze zachte kastanjebruine krullen, en is ze verwulpst, met een sexy slanke taille en grotere borsten.

Het is nog geen revolutie, maar het is een begin. Met dank aan het feminisme.

Op 30 december 2012 demonstreerden tienduizenden Indiase vrouwen (en mannen) naar aanleiding van de dood van Jyoti Singh tegen de verkrachtingsvriendelijke cultuur in hun land, en voor het recht om ’s avonds veilig over straat te kunnen lopen.

Het Everyday Sexism-project verzamelt sinds het voorjaar van 2012 de ervaringen van meer dan tienduizend vrouwen die als seksobject werden behandeld op straat, of werden betast in de metro. ‘Pas toen ik op kantoor kwam, merkte ik dat er sperma op de achterkant van mijn benen zat.’

Dankzij het feminisme mogen vrouwen nu terugschreeuwen dat hun lichaam van hen is. En niet van een man. Laat staan van een of andere viezerik in de trein of een donker steegje.

In dit boek beschrijven 22 vrouwen welk idee Nederland heeft veranderd. Ja, en 79 mannen. Niemand heeft ook gezegd dat we al klaar waren, feminisme-technisch gezien. Maar het is een hele stap vergeleken met de vroeger tijden, waarin de helft van Homo sapiens’ intellectuele capaciteit gewoon werd weggegooid.

Zonder het feminisme had er geen enkele vrouw in dit boek gestaan. En dat had u niet eens raar gevonden.”

Dit korte essay staat in het boek ‘Nederland in ideeën‘ (Maven Publishing, 2013)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Honderdduizend harde euro’s. Die kunnen medisch specialisten die in het ziekenhuis werken krijgen van minister Schippers, vertelde ze vorige week in een interview in deze krant. Het enige wat de artsen hoeven te doen is hun werk niet langer als zelfstandige uit te voeren, maar in loondienst. De reden: onzelfstandige artsen zijn een stuk goedkoper. Niet supergoedkoop, trouwens, want het gemiddelde jaarsalaris van een specialist in loondienst is nog steeds 140.000 euro bruto. En daarnaast mogen de artsen nog individueel met de directies van hun ziekenhuizen onderhandelen over extra geld, bijvoorbeeld ter compensatie van het bedrag dat ze ooit hebben neergelegd toen ze de praktijk van hun voorganger overnamen. Niemand hoeft dus de bedelstaf te vrezen, en Schippers benadrukt ondertussen ook nog zeer vriendelijk dat het hier gaat om een stimulans: ‘Ik dwing niets af.’

Met de zzp’ers die in de thuiszorg voor terminale patiënten werken, werd niet uitgebreid onderhandeld. En ze werden ook niet liefdevol gestimuleerd met honderdduizend euro. Minstens 1200 van hen zijn van de ene op de andere dag brodeloos gemaakt door de Belastingdienst, die lang een constructie gedoogde waarin de zzp’ers in onderaanneming voor doodzieke mensen zorgden, en toen opeens zonder enige vorm van overleg niet meer. Eén van de gedupeerden, Liesbeth van Wijk, zei in Nieuwsuur: ‘Ik snap er werkelijk niets van. Ik doe dit werk al jaren, nooit problemen. Ik heb zeven opdrachtgevers en nu ineens zegt de Belastingdienst dat ik een schijnzelfstandige ben.’

Terwijl ik dit eigenaardige verschil in behandeling aan het overpeinzen was, dacht ik ineens: van de medisch specialisten is 70 procent man. En van de thuiszorgmedewerkers is 94 procent vrouw. Zou dat er iets mee te maken hebben?

Eerst overwoog ik dat ik leed aan een acute aanval van feministische paranoia, maar toen las ik een stuk dat eerder deze maand in Trouw stond. Daarin waarschuwde de Nederlandse Vrouwenraad dat juist vrouwen de dupe gaan worden van de aanstaande overheveling van onder meer de jeugd- en wmo-zorg naar de gemeente. Die gemeentes moeten immers stevig bezuinigen en er is veel onzekerheid over de hoeveelheid zorg die volgend jaar nodig zal zijn, en dus raken veel mensen – vooral vrouwen – in deze branches hun baan kwijt. Het vacuüm aan zorg dat zo ontstaat moet, in het kader van de participatiesamenleving, met name opgevangen worden door die ‘eigen kracht’ waar politici zo dol op zijn tegenwoordig. En ‘eigen kracht’, zo weten we van hoe het nu al in de mantelzorg werkt, komt veelal van vrouwen.

Er vindt dus een belangrijke verschuiving plaats: werk waarvoor vrouwen eerst betaald werden, moeten vrouwen nu gratis doen. (Iets wat we niet aan medisch specialisten zouden vragen, zelfs niet als we ze een ton geven.)

Die verschuiving van betaald naar gratis zien we trouwens op meer plekken. Bijvoorbeeld bij het sluiten van de verpleeg- en verzorgingstehuizen, omdat ook hulpbehoevende ouderen langer thuis moeten blijven wonen. Raad eens wie hen daarbij gaat helpen. Of neem de kinderopvang: doordat die duurder werd en het aantal kinderen afnam verloren veel leidsters hun baan, maar ouders zijn ondertussen niet minder gaan werken. Dat betekent dat die kinderen door iemand anders opgevangen worden; ik durf de gok wel aan dat dit vooral onbetaalde vrouwen zijn. Nog een voorbeeld: onlangs stelde SER-lid Barbara Braams voor om kraamzorg uit het basispakket te halen. Dat is slecht nieuws voor de tienduizend kraamhulpen (m/v, maar vooral v). Braams had bedacht dat papa wel kan bijspringen, maar als die niet kan, niet wil of er niet is, laat het zich niet moeilijk raden wie er komen kramen.

Vrouwenraad-voorzitter Dorenda Gerts is bang dat op deze manier oude rolpatronen er weer insluipen. Die vrees lijkt me niet onterecht, te meer omdat niemand zich hier erg druk over lijkt te maken. Als we al praten over emancipatie, dan gaat het vaak over het aantal topvrouwen, en over hoe met name witte hoogopgeleide middenklassevrouwen zorg en werk combineren. Over de vrouwen die al deze ambities mede mogelijk maken, de vrouwen die over onze kinderen, ouderen en doodzieken waken, en voor wie zorg gewoon werk is, heeft zelden iemand het.

Deze vrouwen verdienen het niet om bij wijze van bezuiniging en onder het mom van ‘participatie’ via de achterdeur het vrijwilligerswerk in te worden gesluisd. Zij verdienen wel een prominente plek in het maatschappelijk debat, en bovenal verdienen ze het om gewoon netjes betaald te worden. Als minister Schippers medisch specialisten een alleraardigst cadeautje van honderdduizend euro kan aanbieden, dan moet dat toch ook te doen zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.