Dat is attent van Colin van Heezik, dacht ik toen ik vanochtend zijn opiniestuk in de Volkskrant las. ‘En toch heeft feminisme mannen nodig’, stond erboven. Het was een reactie op de reacties op zijn eerdere artikel, waarin hij betoogde dat feministen meer naar mannen moesten luisteren, maar ons feministen vervolgens precies nul komma nul redenen gaf waarom dat geluister voor vrouwen dan iets zou opleveren. Dat was dan ook de strekking van mijn column vorige week: ik luister op zich graag naar mannen, maar als ze gehoord willen worden in het feministisch debat, dan verneem ik ook graag wat zij aan feministische plannen hebben en wat zij denken te gaan doen aan akkefietjes als schendingen van vrouwenrechten en machtsongelijkheid. Kun je dat niet, dan is je wens om gehoord te worden loos, want waarom zou je in hemelsnaam gehoord moeten worden als je niets zinvols te melden hebt?
Wat nou zo attent is van Van Heezik, is dat hij in zijn tweede stuk nog stééds niets nuttigs te zeggen heeft over feminisme. Dat maakt dat ik geen nieuwe column hoef te tikken; mijn eerste column is nog onverminderd geldig.
Desalniettemin lijkt het me aardig om het laatste opiniestuk van Van Heezik aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Om te laten zien wat hij allemaal niet zegt, al is het maar voor de verwarde zielen die denken dat ons aller Colin wel echt iets heeft beweerd.
Van Heezik begint met een soort grapje.
Laat ik het maar toegeven: dat ik door de men’s rights activisten gestuurd ben als een paard van Troje om feminisme van binnenuit uit te hollen.
Niemand dacht dit, maar Van Heezik zet de feministen die niet helemaal supersmurfig waren over zijn eerste stuk wel handig in de hoek van de complotdenkers. En bedankt!
Ik moet u teleurstellen, zo was het niet.
Hevige gevoelens van opluchting maken zich van mij meester, dat begrijp je.
Ik had echt goede bedoelingen met mijn stuk.
Feministen overal zullen zekerlijk in vreugdedansjes uitbarsten. Tevens: iets met de weg naar de hel, enzo.
Volgens mij is er een heel nieuwe generatie mannen aan zet – zij zijn geen onderdrukkers, geen seksisten of chauvinistische varkens. Lijkt me logisch dat feminisme dan meeverandert, een andere toon aanslaat, méér dialoog zoekt.
Waarom zou feminisme moeten veranderen omdat mannen willen meespelen? Het lijkt me stukken beter als mannen veranderen omdat ze feministisch gaan doen.
Verandering gaat sneller als mannen meedoen.
Dat kan best wezen, maar als die verandering behelst dat vrouwen zelfs als ze aan het praten zijn over vrouwenrechten en machtsongelijkheid voortaan moeten luisteren naar mannen, hun toon moeten aanpassen aan mannen, en in plaats van gewoon zichzelf bevrijden nu de dialoog moeten zoeken met mannen, dan lijkt me dit een verandering die beter niet dan snel kan plaatsvinden.
Als mannen gewoon mogen janken, hun emoties op een niet-machomanier kunnen ventileren, zullen ze minder snel vervallen in aberraties zoals seksueel geweld.
Whoa. Ten eerste: het zijn niet de vrouwen, laat staan de feministen, die mannen vertellen dat ze niet mogen janken. Ten tweede: mannen verkrachten vrouwen omdat ze niet mogen huilen? Meen je dat nou?
Asha ten Broeke schreef dat ik ‘weinig zinvols’ te melden had en dat mijn feminisme niets meer is dan de ‘status quo met een feministisch sausje’.
Dat klopt.
Sommigen schreven dat feminisme ‘een frontale, nietsontziende aanval op de man’ moet zijn (Hassan Bahara), onder verwijzing naar een satirisch pamflet vol mannenhaat dat uitmondde in een niet-satirische moordaanslag (op Andy Warhol).
Klopt ook. Het was een prachtige column van Bahara. Hier de link. Van Heezik negeert in zijn opiniestuk overigens dat Bahara’s punt eigenlijk dit was: “Ik snap dan ook niet waarom journalist Colin van Heezik vorige week in deze krant pleitte voor een ‘feministisch discours dat niet te veel mannen afschrikt’. Als de uitspraken van Danny Nelissen, radio-dj’s en een hele keur aan andere kerels iets bewijzen, dan is het wel dat het feministische discours niet genoeg schrik aanjaagt. Er is een discours nodig dat deze mannen wel twee keer doet nadenken voordat ze hun scheur opentrekken. Tere mannenzieltjes die het maar stom vinden dat het feminisme geen rekening met ze houdt, moeten maar gaan wielrennen ofzo.” Badadum-tish.
Die militante visie op feminisme staat inderdaad haaks op de mijne
De Van Dale meldt dat de betekenis van het woord ‘militant’ is: ‘strijdvaardig, strijdlustig’. Ik poneer dat als je feminisme haaks staat op strijdvaardigheid, het een volkomen nutteloos soort feminisme is.
Vervolgens praat Van Heezik wat over een middenveld waarin open dialoog moet plaatsvinden op basis van gelijkwaardigheid. Het is allemaal heel mooi en je kunt er eigenlijk niets op tegen hebben, maar ik heb er geen tijd voor. Er worden vrouwen verkracht, tot huwelijken gedwongen en daarin gevangen gehouden, meisjes besneden, kinderen in knellende stereotypen gestopt, vrouwen verrot gescholden en bedreigd omdat ze een mening én een lichaam (mooi danwel lelijk, neukbaar danwel onneukbaar) durven hebben, jongeren die niet aan gendernormen voldoen worden vaker gepest of zijn ongelukkig, vrouwen krijgen nog altijd minder kansen, de regering maakt beleid dat zorgt dat werk dat eerst voornamelijk door vrouwen werd gedaan nu vrijwilligerswerk in de ‘participatiesamenleving’ is… en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Dus nee, ik heb geen behoefte aan gelijkwaardig keuvelen op een middenveld. Ik heb behoefte aan mannen die deze problemen ook bloedserieus nemen, en willen helpen er iets aan te doen.
Nee, feminisme is niet per definitie manvriendelijk.
En de wereld is niet per definitie vrouwvriendelijk. Of vaak zelfs: per definitie niet (zie hierboven). Noem me een scherpslijper, maar voor een feminist als Van Heezik zou dat toch een veel groter probleem moeten zijn.
Hoe krijgen we nou méér mannen mee? (..) Want feminisme heeft mannen nodig.
Het feminisme heeft alleen mannen nodig als die ook echt iets feministisch gaan doen. Soultired gaf een fraaie extragratisbonustip op Tumblr: “Men who want to be feminists do not need to be given a space in feminism. They need to take the space they have in society and make it feminist.”
Er zijn ook vrouwelijke feministen zoals Camille Paglia en Cathy Young die zich distantiëren van een doorgeslagen, manonvriendelijk feminisme. Paglia roept Amerikaanse feministen op te stoppen met hun ‘anti-male rhetoric’, Young heeft het over ‘pseudofeminism – preoccupied with male misbehaviour, no matter how trivial’.
Je moet je als man toch stevig achter de oren krabben als de twee feministen die je echt heel tof vindt beide bekend staan om hun afkeer van de meeste andere feministen. Young heeft zelfs de social media campagne ‘Women against feminism’ verdedigd, lees ik in de Washington Post. Als Van Heeziks lievelingsfeministen eigenlijk tegen feminisme zijn, wat zegt dit dan over zijn feminisme?
Van Heezik sluit af met een vage opmerking over liberale en radicale feministen, en hoe die dezelfde doelen hebben. En hoe we van mening kunnen verschillen over hoe we die doelen kunnen bereiken. Het is een beetje algemeen allemaal. Hij constateert:
Daarom is het zinvol het gesprek met allerlei mensen te voeren – ook met mannen die hun muil niet houden.
Dat hij zijn muil niet houdt, dat was me onderhand duidelijk. En dat hoeft ook niet. Maar helaas weet ik na het andermaal zorgvuldig luisteren naar Van Heezik nog steeds niet wat hij nou wil met dat feminisme van hem. Ik heb nog steeds geen idee waarom hij de moeite van het aanhoren waard zou zijn. Wat gaat Van Heezik doen voor de bevrijding van de vrouw? Om vrouwenrechten te bevorderen? Machtsongelijkheid tegen te gaan? Stereotypering te bevechten? Wat zijn zijn plannen? Heeft hij anders misschien ideeën of analyses waar vrouwen iets mee opschieten?
We komen het niet te weten, omdat Van Heezik – alweer – zo druk was met vertellen dat hij gehoord moet worden, dat hij is vergeten om iets te zeggen dat de moeite van het beluisteren waard is.
De vraag blijft waarom Van Heezik in godsfuckingvredesnaam dan toch steeds zo graag het woord wil nemen. Het zou natuurlijk kunnen dat hij nog pareltjes van stukken, vol feministische wijsheid en nuttig discours, voor ons verborgen houdt. Maar na een tweede stuk zonder inhoud heb ik daar een hard hoofd in, en overweeg ik alternatieve verklaringen.
Zou hij gespeend zijn van elke vorm van zelfinzicht, en stiekem denken dat hij met zijn twee stukken een hele nuttige bijdrage heeft geleverd aan de bevrijding van vrouwen? Zou hij zo gewend zijn om aangehoord te worden – hallo, male privilege! – dat hij het niet verdragen kan dat er een interessant en waardevol debat is dat zonder hem gevoerd wordt? Zou hij het gewoon als zijn grondrecht zien om mee te praten, ook als hij niets te melden heeft?
Ik weet het werkelijk niet. Maar hier ben ik zeker van: mannen die in een gesprek luidruchtig het woord vragen, maar niets zinvols te melden hebben, die kunnen we in het feministisch debat missen als kiespijn.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.