dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Betere filosofie. Dat was het antwoord van schrijver Carolyn Steel op de vraag van een Shell-topman wat nou een goede oplossing zou zijn voor de klimaatcatastrofe. ‘Hij werd woedend’, vertelt Steel in een Volkskrant-interview. ‘Hij had een antwoord verwacht als ‘Waterstof!’ of ‘Algen!’. Iets waarin hij zijn miljoenen kon investeren. Maar ik zei: laten we, voordat we aan oplossingen denken, eerst eens vaststellen wat we eigenlijk willen bewerkstelligen. Voor mij is dat een goed leven voor iedereen.’

Steel heeft daar natuurlijk wel zo haar ideeën over. Niet: je kapot werken en ‘s avonds uitgeput een afhaalmaaltijd bestellen. Wel: leven in een eerlijke samenleving, omringd door liefde en natuur. En goed eten, zowel maagdarm-technisch als qua voedselproductie. ‘Want voedsel is leven’, betoogt Steel. ‘Eten is de sleutel naar Utopia.’

Nou ben ik een dromer, dus zeg ‘utopia’ en ik begin onmiddellijk te fantaseren over een groene en rechtvaardige maatschappij, gebaseerd op respect voor de aarde, waarin niemand te veel heeft en iedereen genoeg. Na een zinvolle werkdag oogsten we groente in onze volkstuin voor de soep. Vrienden komen langs met zelfgebakken brood. Er is voor iedereen een fijn huis in de buurt van parken die doorlopen tot aan de rand van de stad, waar ze overgaan in grote wilde natuurgebieden, afgewisseld met lieve boerderijtjes waar varkens in de modder spelen en het onbespoten graan wuift in de wind.

Vreemd genoeg maakt deze fantasie niet iedereen wild enthousiast. Filosoof Maarten Boudry schrijft in de essaybundel Meer: hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt zelfs een tikje ongeduldig over luitjes zoals ik en ons gedoe over dat het herstellen van een harmonieus evenwicht met de natuur. Zijn bezwaren: lang niet iedereen is te porren voor zo’n sobere groene levensstijl, en bovendien is zelfs de meest toegewijde boomknuffelende matigheid niet voldoende als je streeft naar een CO2-neutrale wereld. ‘Acht miljard mensen die als klimaatheiligen leven, zouden, gegeven de huidige technologie, nog steeds miljarden tonnen CO2 uitstoten’, schrijft hij. We moeten dus nieuwe technologie ontwikkelen en gratis delen met de rest van de wereld. Het is simpel, stelt Boudry, ‘ofwel lossen we het klimaatprobleem op met technologie, ofwel lossen we het helemaal niet op.’

In dezelfde bundel haalt wetenschapsjournalist Hidde Boersma een streep door mijn wuivend-onbespoten-graan-mijmeringen. Het is waar dat vrijwel alle Europese landen inzetten op een overstap van CO2- en stikstof-uitbrakende intensieve landbouw naar schattige biologische boerderijtjes waar natuur en voedselproductie knus hand in hand gaan, schrijft hij. Maar het zou veel slimmer zijn om de meest vruchtbare grond van ons land – een strook van Zeeland naar Flevoland en de Groningse en Friese klei – juist helemaal intensief te beboeren, met gif en kunstmest en alles.

Recent kwamen Wageningse wetenschappers met een vergelijkbaar plan. Ze stellen bovendien voor om niet-grondgebonden landbouw als kassenteelt en champignonkwekerijen te concentreren in de Randstad. Daar is immers puike infrastructuur en wonen al veel etende mensen, dus dat treft. En behulpzame technologische ontwikkelingen kunnen hierin nog meer mogelijk maken. Een tweede agrarische revolutie, noemt de Groene Amsterdammer het zelfs. Vlees komt straks niet meer van een zielig dier, maar van opgekweekte biefstukcellen. Bacteriën en schimmels kunnen eiwitten maken in fermentatievaten. En groentes groeien in loodsen op LED-licht en uit de lucht geslurpte CO2.

Kweekvleesfabrieken en komkommerflats: ze zijn niet lieflijk of mooi, en er wuift helemaal niets. En toch lijkt dit de weg, moet ik schoorvoetend toegeven. Want, zoals Boersma schrijft: ‘Hoe meer wij doen op weinig land, hoe meer ruimte er is voor ‘echte’ natuur, de enige plek waar dieren en planten werkelijk floreren.’

Technologie omarmen en harmonie met de aarde zoeken zijn geen tegengestelde waarden. Ook de Wageningse hoogleraren dromen hardop van ‘kuddes die door uitgestrekte weides banjeren, afgewisseld met kleinschalige vormen van biologische landbouw en voedselbosbouw in een landschap van beekjes, vennen en natuur.’ En het stuk in de Groene over revolutionaire voedseltech sluit af met een romantisch visioen over een groene en ongerepte wereld: ‘De natuur kan weer op adem komen. De visstanden in de oceanen kunnen aansterken. Nederland kan weer een bosrijk land worden, met stekelbaarsjes in heldere beekjes en wolven en lynxen in dichte bossen.’ Over goed leven gesproken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Elke keer als ik schrijf over de klimaatcatastrofe vertellen mensen me dat ik het echte probleem negeer: overbevolking. We zijn met teveel en de wereldpopulatie groeit nog steeds: dat is het echte issue, broeikastechnisch gezien. Deze mensen zien de bevolkingskwestie als de verwaarloosde roze olifant in de kamer van de klimaatbeweging; een taboe, onterecht onder het linkerkarpet gebezemd door politiek correcte luitjes assorti die beleid dat tot in de baarmoeder reikt maar onkies vinden. Sylvain Ephimenco schreef in Trouw zelfs al eens over ‘de dodelijke bevolkingsexplosie die door een consortium van hypocrieten al zo lang wordt verzwegen.’

Van zo’n consortium wil ik natuurlijk geen lid zijn. Laat me dus de argumenten van de overbevolkingsdenkers nader bekijken. Ik begin bij de basis: elk extra persoon op onze aardkloot zorgt ook voor extra CO2-uitstoot. Als je een grafiek van de groei van de wereldbevolking sinds 1750 en een grafiek van de stijging van CO2 in de atmosfeer naast elkaar legt, vertonen ze ongeveer dezelfde lijn.

Dat oogt overtuigend, maar is de ‘elk pondje gaat door het mondje’ van de overbevolkingsargumenten: het is niet per se onwaar, maar ook zo’n enorme versimpeling van de complexe werkelijkheid dat het niet echt klopt. Die broeikasgasuitstoot is namelijk zeer ongelijk verdeeld. Zo was een Ethiopiër in 2019 verantwoordelijk voor gemiddeld 0,15 ton; de doorsnee Nederlander voor ruim 9 ton. De rijkste 10 procent van de wereld zorgt voor de helft van alle consumptiegerelateerde CO2-uitstoot; de armste helft van de wereld draagt hier slechts 10 procent aan bij. En 1 procent van de wereldbevolking veroorzaakt de helft van alle CO2-uitstoot van de luchtvaart. De klimaatcatastrofe is geen voortplantingsprobleem; het is een eliteprobleem.

Maar wacht even, zeggen de overbevolkingsadepten: het is toch de bedoeling dat mensen wereldwijd juist uit de armoede komen? Als die voorbeeld-Ethiopiërs van jou straks een Hollands middenklasseleven leiden maar niet hun bevolkingsgroei terugdringen, is de klimaatboot aan.

Niet per se, werpt politicoloog Kiza Magendane tegen in OneWorld. Want wie zegt dat iedere regio dezelfde ontwikkeling moet doormaken als West-Europa en Noord-Amerika? Misschien doen de mensen op het Afrikaanse continent het beter dan wij en laten ze hun welvaart stijgen in harmonie met de planeet; zonder vervuilende industrie, zonder vrachten vlees te eten.

En als het anders loopt, zou het dan niet rechtvaardiger zijn om de opbloeiende voorspoed van de armsten niet te compenseren met baarmoederbemoeienissen, maar door de consumptie in het Westen terug te dringen? Als wij hier minder CO2 uitstoten, kunnen zij wat meer.

Maar dit is niet genoeg, is het volgende argument. Het klimaatprobleem is zo groot, dat we geen enkele oplossing kunnen negeren. Alle zeilen moeten worden bijgezet; ook het bevolkingszeil.

Dit klinkt redelijk, maar het maakt me ook ibbelig. Want de focus op voortplanting is ook een manier om andermaal de verantwoordelijkheid voor het lenigen van de klimaatnood bij individuen te leggen. En dat terwijl er grotere zeilen zijn die aandacht vragen, zoals grootverstokers en bosverbranders als de VS, China en Brazilië, en de twintig olie- en gasbedrijven die samen een derde van alle CO2-emissies voor hun rekening nemen. En in tegenstelling tot baarmoeders kun je het grootkapitaal gewoon, zonder moreel failliet te gaan, via rechters en wetten dwingen om het beste te doen voor de planeet.

Dit heeft bovendien veel sneller effect. Want, even praktisch: bevolkingspolitiek is, naast andere bezwaren, ook nog eens veel te traag. Zelfs als iedereen morgen als razende Rita’s aan geboortebeperking gaat doen, zelfs dan is de wereldbevolking in 2050 zo’n 8 à 9 miljard. Het doel is om in dat jaar een wereldwijde CO2-uitstoot van netto nul te hebben. Dit lukt dus alleen als we vervuilende bedrijven en landen beteugelen, elites ter verantwoording roepen en minder consumeren.

Ook in de kamer van de mensen die stellen dat overbevolking het grote klimaatprobleem is, staat zo een roze olifant: het klopt niet. Wat overblijft is een manier om met grote woorden – ‘dodelijke bevolkingsexplosie’ – de verantwoordelijkheid te verplaatsen van onze vervuilers, onze tandeloze politici, onze rijken en onze manier van leven naar de baarmoeders van zwarte en bruine mensen die zelf geen schuld hebben aan de opwarming van de aarde. Is dat niet veel hypocrieter dan zwijgen over bevolkingspolitiek?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik weet niet hoe je een bom maakt. En misschien is dat jammer. Het is niet dat ik een gewelddadig mens ben of onmiddellijk snode sabotageplannen heb. Maar wat nou als we te maken zouden krijgen met bezetting, onderdrukking, verwoesting, omstandigheden waarin levens gered kunnen worden met een welgemikte explosie? In zo’n situatie kan enige bomkennis best van pas komen.

Ik zat hierover te peinzen nadat ik in deze krant Sander van Walsums essay las. ‘Wat zou ík hebben gedaan?’ vraagt hij zich af, terugdenkend aan de Tweede Wereldoorlog. ‘Zou ik een zolderkamer voor Joden beschikbaar hebben gesteld? .. Of zou ik toch tot de grijze massa hebben behoord die slechts heeft geprobeerd ‘er het beste van te maken’? .. wat zouden wij, Nederlanders, hebben gedaan als de bezettingsgeschiedenis zich zou herhalen?’

Van Walsum is niet optimistisch. Het zou kunnen dat we in geval van hoge nood nog een verzet weten te organiseren, schrijft hij, ‘maar we kunnen ook niet uitsluiten dat onze samenleving te veel gefragmenteerd is geraakt om een vuist tegen grof onrecht te maken.’ Op sombere momenten deel ik die zorg. Om in verzet te komen moet je het gevoel hebben dat je verschil kunt maken. Is die vorm van politiek zelfvertrouwen nog wel mogelijk onder neoliberaal kapitalisme, waarin mensen meer consument zijn dan burger? Waarin de voornaamste macht die we denken te hebben, is hoe we ons geld uitgeven? Het is een gedachtegoed dat mijlenver is verwijderd van elke vorm van rebellie.

Dit is geen puur filosofische kwestie. Want onze tijd kent zijn eigen grof onrecht. Datzelfde kapitalisme heeft de aarde bijna op haar knieën: de rijken worden rijker terwijl de planeet vervuilt, land verschraalt, bossen branden, gletsjers smelten en we nog steeds op een klimaatcatastrofe afstevenen. Zelfs als de puike plannen die er nu zijn worden uitgevoerd, is de kans dat de opwarming onder de 2 graden blijft slechts 26 procent.

Wat er boven die 2 graden precies gebeurt, is ongewis, maar beslist onprettig: fikse zeespiegelstijging, woest weer, dodelijke hittegolven, droogtes, honger, oorlog. Er zullen zeker veel mensen sterven. Het eens zo vanzelfsprekende ideaal dat elke generatie de kinderen het weer wat beter zullen hebben dan hun ouders is stilletjes ingeruild voor de zekerheid dat hun levens moeilijker zullen zijn dan die van ons. Het kapitalisme van nu parasiteert op de toekomst.

‘Een gevecht tegen grof onrecht vergt grof geschut, leert de geschiedenis’, schrijft Jaap Tielbeke in de Groene Amsterdammer. ‘Zelfs de meest overtuigde pacifist zal de sabotage van verzetsstrijders tijdens de Tweede Wereldoorlog niet veroordelen.’ Hij citeert Andreas Malm, schrijver van het boek How to blow up a pipeline, die vindt dat de ecologische noodtoestand soortgelijke tactieken rechtvaardigt. ‘We moeten de kunst van gecontroleerd politiek geweld onder de knie krijgen’, stelt Malm. De klimaatbeweging kan baat hebben bij een militante vleugel, die ver blijft van geweld tegen mensen, maar geweld tegen dingen niet schuwt. Het kan broodnodige extra druk leggen op onze politiek leiders; alleen vreedzame acties brokkelen onvoldoende in de melk.

Malm vindt dit verdedigbaar omdat ‘de verbranding van fossiele brandstoffen een vorm van geweld is, die dodelijk is voor mensen over de hele wereld. Dat is iets om je kwaad over te maken. Het wordt een keer tijd dat we onze woede botvieren op de materiële objecten die de planeet de vernieling in helpen.’

Hoewel ik zelf niet denk dat de mogelijkheden voor vreedzaam verzet al zijn uitgeput, heeft hij een punt. Politici die de uitstoot van broeikasgassen niet uit alle macht beteugelen terwijl ze weten dat er doden zullen vallen door hun labbekakbeleid, hebben bloed aan hun handen. Bedrijven die zich blijven verrijken terwijl ze weten dat er een kans bestaat dat ze van de aarde een onherbergzaam oord maken, begaan misschien niet formeel maar wel moreel een misdaad tegen de menselijkheid. Dat onbetoomd CO2 uitstoten wettelijk is toegestaan en een pijplijn opblazen niet, maakt het eerste niet juist en het tweede verkeerd; het maakt vooral duidelijk hoe dik we in de puree zitten.

Dus zit ik me af te vragen: wat zou ik doen? Als er een moment komt waarop we alleen met explosieven de levens en toekomst van onze kinderen kunnen redden, zou ik dan gewoon doorgaan met mijn leven en er het beste van hopen? Of zou ik leren hoe je een bom maakt?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Iets meer dan een jaar geleden klommen inwoners van de Indiase stad Jalandhar op de daken van hun huizen en zagen daar voor het eerst in tientallen jaren weer de besneeuwde toppen van de Himalaya. Inmiddels is hun land in de greep van een verwoestende coronagolf, maar destijds konden ze heel even genieten van een van de weinige mooie kanten van de pandemie: een lockdown had voor de schoonste luchten in decennia gezorgd. Een paar weken eerder maakten de inwoners van Venetië verrukt foto’s van heldere kanalen vol vissen. Wat een wonder is dit, zei een Italiaanse, ‘het virus heeft iets prachtigs gebracht.’

Ik had er toen geen oog voor, moet ik bekennen. Mijn opa lag op dat moment eenzaam in een verpleeghuis te sterven aan corona, dor hout was hij genoemd; ik was verdrietig, boos en bang. Dus toen journalisten en economen begonnen te schrijven over hoe ze in die klare kanalen en zuivere luchten het begin van iets moois zagen, een nieuwe kans, een omwenteling, sloeg ik de artikelen op om ze later eens te lezen, als alles minder pijn deed.

De plotselinge stilstand van de lockdown, zo las ik in een van die bewaarde stukken, biedt een kans om te kijken hoe de wereld eruit zou zien als we wereldwijd snel zouden reageren op de klimaatcrisis. In Teen Vogue stelde Kandist Mallett zich een getransformeerde samenleving voor, waarin iedereen krijgt wat die nodig heeft en we in balans leven met de aarde. Dat betekent dat we afscheid moeten nemen van het kapitalisme, een verrot systeem waarbij een hele kleine groep mensen zich al veel te lang tot in het absurde mag verrijken ten koste van de natuur, het klimaat, de toekomst en de talloze gewone mensen die ondanks alle overvloed leven in armoede, met schulden, soms zelfs zonder huis of zonder eten. ‘We moeten erkennen dat covid-19 niet het enige virus is dat vernietigd moet worden’, schreef Mallet. ‘We moeten ook de confrontatie met het kapitalisme aangaan en met de wereld die het in stand houdt.’

De coronacrisis geeft ons een kans om kapitalisme anders te doen, schreef ook economiehoogleraar Mariana Mazzucato rond die tijd in The Guardian. Nu draait het systeem compleet om de wens van bedrijven om zoveel mogelijk winst te maken; alles is daaraan ondergeschikt. De overheid is slechts een soort achtervang voor als de vrije markt iets verprutst of te moeilijk vindt. Dat moet veranderen, zei ze. De overheid moet met haar investeringen bedrijven dwingen om te werken in het algemeen belang.

Want het is al veel te vaak zo geweest, voegde ze er aan toe op de website van het World Economic Forum, dat bedrijven zich gedragen als parasieten. In slechte tijden leggen ze zichzelf volgaarne aan de staatstiet, maar in goede tijden geven ze niets terug: geen deel van hun winst, geen echt duurzame of eerlijke bedrijfsvoering. Ze betalen zelfs zo min mogelijk belasting. Deze keer moet het anders, betoogde Mazzucato. De overheid moet niet langer de sukkel (haar woorden) zijn die gewoon maar sloten geld in bedrijven pompt om de economie op haar hoefjes te houden. Wie gered of geholpen wil worden, moet aan voorwaarden voldoen. Voorwaarden waar gewone mensen en de planeet iets aan hebben. Leve het volk, fuck de winst (mijn woorden).

Ik moet denken aan de dikke zak geld die onze regering aan KLM overhandigde, waar qua klimaat enkel een paar voornemens aan vastzaten die milieuorganisaties omschreven als ‘te mager om serieus te nemen’. En aan de beschamende situatie rondom de vaccins, die zijn ontdekt en ontwikkeld met publiek geld, maar waarvan westerse regeringen weigeren om de fabrikanten te dwingen de patenten vrij te geven zodat ook armere landen genoeg vaccin voor hun burgers kunnen maken. Wat de overheden beschermen? Geen mensenlevens, maar kapitalisme. Pfizer, bijvoorbeeld, verwacht dit jaar 4 miljard dollar pure winst te maken op hun vaccin.

‘Een killer virus heeft enorme zwakheden in westerse kapitalistische economieën blootgelegd’, stelt Mazzucato, die we nu moeten fiksen. Dit is het moment waarop we moeten besluiten hoe we uit deze crisis willen komen. Onze leiders staan voor een keuze: gaan ze ons deze shitshow uitmodderen zoals ze ons er ook ingemodderd hebben, of willen ze meer? Kunnen we de crisis gebruiken om de veren van het roofzuchtige kapitalisme af te schudden en een echt groene en rechtvaardige samenleving te bouwen? Kunnen we meer doen dan overleven? Kunnen we verrijzen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ondanks de voorspelbare debatten met tandeloze stellingen en voorgekookte semi-snedigheden, ondanks de belegen politici die strooien met mooie beloftes die ze straks weer zullen inruilen voor een plekje op het pluche, ondanks dat houd ik van verkiezingstijd. Het is de belofte ervan, denk ik; de hoopvolle verwachting dat het tij kan keren, dat de revolutie binnen handbereik zou kunnen zijn. Verkiezingstijd is als lopen op een groot station wanneer de omroeper meldt dat de trein naar Parijs zal vertrekken vanaf spoor 14; het gevoel in je buik wanneer je beseft dat je niet per se naar huis hoeft te gaan; je zou vanavond ook langs de Seine kunnen lopen. Je doet het misschien niet, maar het kán. De mogelijkheid is er.

Het gevaar is dat de verkiezingen vooral over corona zullen gaan. De VVD lijkt daar zelfs op te mikken: tussen het RTL-debat door zag ik spotjes met zogenaamd gewone mensen die zogenaamd spontaan vertellen dat ze op Mark Rutte gaan stemmen want ‘ja, hij doet het toch maar’. En: ‘Omdat het einde van de coronacrisis nog niet in zicht is, en dan mag ie het afmaken ook.’ Gelukkig blijkt uit een peiling van EenVandaag dat kiezers slimmer zijn dan dat. Bijna 70 procent van het panel vindt dat het te weinig gaat over Nederland na de coronacrisis. ‘Klimaat, milieu en duurzaamheid’ is na gezondheidszorg het belangrijkste thema; voor jongeren staat het zelfs op 1.

In dat licht is het aardig om eens te kijken wat Mark-hij-doet-het-toch-maar-Rutte in het decennium dat hij met zijn kabinetten aan de macht was allemaal voor de bakker heeft gekregen. Milieudefensie kwam, attent, met een rapport. Onze natuur staat er slecht voor en onze CO2-uitstoot daalt te traag. De energievoorziening bestaat nog steeds voor zo’n 90 procent uit kolen, aardgas en aardolie – net als tien jaar geleden. Slechts 3 procent van de belastingen wordt gehaald bij vervuilers – net als tien jaar geleden. De staat geeft grote bedrijven jaarlijks minstens 3 tot 5 miljard euro subsidie op fossiel brandstofgebruik – net als tien jaar geleden.

Er is een oppervlakte van drie keer Nederland nodig voor al onze consumptie – net als tien jaar geleden. Onze stikstofuitstoot is superhoog, onder meer door ammoniak, want dat spul zit in mest en we hebben per hectare de grootste kakkende veestapel ter wereld – net als tien jaar geleden. Het aantal boerenlandvogels en vlinders is aan het dalen – net als … Afijn.

En ook buiten Nederland gaat het niet zo fluks. ‘Negen miljoen mensen sterven jaarlijks vroegtijdig door milieuvervuiling, een op de acht plant- en diersoorten dreigt uit te sterven en de opwarming van de planeet zal met de huidige trend maar liefst 3 graden bedragen aan het einde van de eeuw’, zo vatte Trouw een VN-milieurapport samen. ‘2021 moet het jaar worden waarin de mensheid zich verzoent met de natuur’, zei de secretaris-generaal van de VN eerder, tijdens een klimaattop in Parijs. ‘Tot nu toe zijn we de planeet aan het verwoesten. We hebben haar misbruikt alsof we een reserve hebben.’

Dit jaar staan er twee grote conventies gepland: over biodiversiteit in Kunming en een klimaattop in Glasgow. Daar moet het roer om, van het Grote Plunderen naar het Grote Herstel. Niet alleen moeten we nu écht-echt onze CO2-uitstoot fors terugdringen en bestaande natuur beschermen, maar, zo schrijft Graham Lawton in de New Scientist, we moeten verder gaan en op grote schaal natuur maken. Voor ons land betekent dit vooral dat we landbouwgrond laten verwilderen of liefdevol restaureren met inheemse planten, herstelde waterlopen en de herintroductie van wilde dieren.

Dit zijn de betere revoluties. Minder vee, meer bos. Minder koeien, meer bloemen. Minder gebouwen, meer beekjes. Minder vervuilen, meer bloeien. En het is nog goed voor de economie ook, stelt Lawson. Voor elke dollar die je uitgeeft aan het opkalefateren van een zielig ecosysteem krijg je er 10 terug, met name omdat natuur dingen levert die anders geld kosten, zoals schoner water en dito lucht, gewasbestuiving en CO2-opslag. Extragratisbonus is dat we dan in een land zullen wonen vol groen en wildernis om in te fietsen en wandelen, zodat we op mooie zondagen niet meer in polonaise door het bos hoeven te schuifelen.

Dit is het jaar, dit is het moment om de belofte daarvan in je buik te voelen. Om de opwinding te proeven. Om de revolutie te ruiken. En dan te gaan stemmen. Want het is nu niet aan Mark-dan-mag-ie-het-afmaken-ook-Rutte. Het is aan ons.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De laatste tijd denk ik vaak aan de kikker van Al Gore. In de film An inconvenient truth, vijftien jaar oud alweer, vertelt hij dat een kikker die onverhoopt een pan kokend water inhupst, er onmiddellijk weer uit springt, omdat hij weet dat hij in gevaar is. Maar wanneer precies dezelfde kikker in een pan terechtkomt met lauw water dat langzaam aan de kook wordt gebracht, blijft hij zitten, zelfs als de temperatuur hoog oploopt. Het is natuurlijk een metafoor: wij zijn de kikker, de pan is de aarde. Wat Gore wil zeggen, is dat er iets schort aan hoe we nadenken over klimaatverandering. We reageren niet of nauwelijks, omdat het proces te langzaam gaat.

Het zijn de kikkers die Gore met deze metafoor tekort doet. Die blijken namelijk wel degelijk uit de pan te springen wanneer het water oncomfortabel heet wordt. Of mensen zo snugger zijn, valt nog te bezien. Een populaire theorie schrijft ons gebrek aan actie in de klimaatcrisis toe aan een onwillig oerbrein, dat geëvolueerd is om vooral op onmiddellijke onraad te reageren, niet op zaken die hachelijk zijn voor anderen, elders, in de toekomst.

Inmiddels moge duidelijk zijn dat deze theorie een probleempje heeft: de klimaatcrisis is niet langer iets van elders en ooit; het is hier en nu. IJskappen smelten in recordtempo. Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. In een artikel over het werk van fotograaf Kadir van Lohuizen is te zien hoe er op Kiribati niet meer is tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij: langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren.

En wat doen we aan deze nijpende kwestie? Wat doen onze leiders? Ze hikken tegen toch al niet hemelbestormende klimaatdoelen aan, eikelen wat in de marge met een subsidietje hier en daar, en organiseren een internationale top, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om het tij alsnog te keren, maar over adaptatie; over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

‘Je vraagt je af: hoe werkt ons brein?’, zegt Van Lohuizen. Maar is dat de juiste vraag? Hoogleraar psychologie Michael Schmitt en zijn collega’s denken van niet. Het is te beperkt, stellen ze, om het gebrek aan klimaatactie enkel te wijten aan een onbehulpzame psyche. Zo verdonkeremaan je andere belangrijke factoren; sociale en economische structuren, de machtskwestie. Om iets te noemen: er zijn talloze mensen – klimaatactivisten, inheemse actievoerders – wier hersenen heel prima in staat zijn om klimaatgevaar te zien en in verzet te komen. Maar zij hebben in een kapitalistische wereld weinig macht; minder dan, zeg, bedrijven die superrijk worden van de verwoesting van de planeet en dus belang hebben bij de status quo.

Het probleem is niet dat wij kikkers zijn; het is dat we kikkers zijn in een kapitalistische samenleving, waar geld te verdienen valt aan het opwarmen van de pan.

In dat licht is het bijna cynisch dat premier Rutte de wereldleiders op de adaptatietop voorhield dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen kan opleveren, spiegelde hij voor. Dit zit me dwars. Natuurlijk is aanpassing ook nodig; we hebben zelfs de morele plicht zulks voor armere landen te betalen, want zij hebben dit probleem niet veroorzaakt.

Maar wat als iemand straks roept dat álle aandacht naar adaptatie moet gaan, en de focus zodanig verschuift dat onze leiders de lust en moed verliezen om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen? Wat als ze ontdekken dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Jammer voor de mensen in Bangladesh of Mozambique, maar goed voor BV Nederland? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist niet te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

Theoretisch gezien is het natuurlijk mogelijk dat Rutte ons eens niet teleurstelt. Of dat groene idealen het groots en meeslepend winnen van de kapitalistische belangen van rijke mensen en machtige bedrijven. Mocht het echter anders lopen, onthoud dan: wij zijn misschien de kikkers – maar het is verdorie ónze pan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.