dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De politiecellen in Apeldoorn blijken een onverwacht goede akoestiek te hebben, ontdekte ik een paar weken geleden. Eerder die dag had ik samen met andere klimaatactivisten van Extinction Rebellion de lobby van het plaatselijke ING-kantoor bezet. Agenten hadden gevraagd of we wilden weggaan. ‘Natuurlijk’, zeiden wij, ‘zodra de CEO aankondigt dat de bank meteen stopt met het financieren van de fossiele industrie.’ Dat vonden ze niet goed, dus moesten we mee naar het bureau, waar ik in de spirit van Johan Cruijff – elk nadeel heb zijn voordeel – een liedje van de Dixie Chicks zong, over hoe we een voorbeeld zijn voor onze kinderen.

‘And I hope’, zong ik, ‘for more love, more joy and laughter / I hope, you’ll have more than you’ll ever need / I hope, you’ll have more happy ever afters / I hope, you can live more fearlessly / And you can lose all your pain and misery / I hope, I hope’. Ik hoop dat mijn kinderen een leven zullen hebben vol liefde en plezier, zonder angst en pijn.

Er zijn momenten dat die kans klein lijkt. Klimaatrampen en -ellende waren ooit zelden nieuws, toen af en toe, en inmiddels elke dag; bosbranden, droogtes, overstromingen, orkanen, honger, dood. Maar wanneer vrienden of lezers me vragen waarom ik het doe – lobby’s bezetten, de A12 blokkeren – dan is mijn antwoord altijd: omdat ik nog hoop heb.

Om te beginnen: een kleine kans is ook een kans. En activisme is altijd een gok. Het is een manier om te wedden op de toekomst, schrijft historica Rebecca Solnit in haar boekje Hope in the dark. Want dit is de crux: we weten niet wat er zal gebeuren. En die onzekerheid biedt ruimte om te handelen. Optimisten weten zeker dat het allemaal goed komt, zonder dat ze zich daarvoor hoeven inspannen, betoogt Solnit, en pessimisten weten even zeker dat we gedoemd zijn; beiden hebben voor zichzelf een excuus om niets te hoeven doen.

Maar de geschiedenis leert ons twee dingen: de tijden veranderen voortdurend en de strijd van activisten kan wel degelijk verschil maken. Burgers hebben superkrachten, stelt Solnit, en keer op keer zijn hun geweldloze acties krachtiger gebleken dan de onwil van overheden of grote bedrijven. Keer op keer hebben vastberadenheid, eenheid, opoffering, vindingrijkheid, geduld en moed het gewonnen van de staat en het grote geld.

Boven mijn bureau hangt een briefje met een citaat van schrijver Alice Walker: ‘De meest gebruikelijke manier waarop mensen hun macht weggeven is door te denken dat ze geen macht hebben.’ Ik kijk daarnaar wanneer mensen me vertellen dat activisme zinloos is. En ik denk aan alle helden die bleven geloven in hun macht: de suffragettes, de burgerrechtenactivisten, de anti-racistische strijders, de voorvechters voor homo- en transrechten. Iedereen die ooit opstond tegen onrecht en onderdrukking en zei: de manier waarop we nu leven is ondraaglijk en onhoudbaar, en voel in mijn botten dat het beter kan.

Over elke strijd is op een zeker punt gezegd dat het belachelijk of zinloos was, schrijft Solnit. Verzet wordt meestal pas populair wanneer het ver weg is, of lang geleden, of idealiter allebei. Maar rebelleren is geen populariteitswedstrijd. Het is iets dat je doet uit noodzaak en liefde voor het leven.

Doet dus, want, schrijft Solnit: hoop is geen lot waarmee je op de bank gaat zitten omdat je voelt dat je de loterij zult winnen. ‘Hoop is een bijl waarmee je in een noodgeval de deur inslaat.’ Hoop moet je de deur uitduwen. ‘Hoop roept op tot actie; actie is onmogelijk zonder hoop’, stelt ze. ‘Door te hopen geef je jezelf aan de toekomst.’

Alice Walker zei: ‘Activisme is de huur die ik betaal voor leven op de planeet.’ En die planeet heeft ons nodig. Onze kinderen hebben ons nodig. De toekomst heeft ons nodig. Dus demonstreer. Bezet. Blokkeer. Spreek je uit. Sta op voor je idealen. Strijd voor een betere wereld. En als iemand je vraagt waarom je dat doet, zeg dan: omdat ik hoop heb. Ik hoop, ik hoop.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is fascinerend hoe een woord als ‘ontregeling’ voor verschillende mensen iets heel anders kan betekenen. De Britse minister van Binnenlandse Zaken bleek er in een korte speech onlangs geen fan van. ‘Ontregelende protesten kunnen grote schade aanrichten’, zei ze. Het demonstratierecht noemde ze heel beleefd ‘fundamenteel voor onze democratie’, maar een snelweg blokkeren of jezelf vastlijmen aan een historisch gebouw hoort daar volgens de minister niet bij.

Tevreden kondigde ze daarom ‘gepaste straffen’ aan en extra bevoegdheden voor de politie ‘om activisten die het voornemen hebben om te ontregelen te stoppen voor ze kunnen toeslaan.’ Die activisten beschreef ze als ‘egoïstische’ mensen ‘die onze manier van leven willen aanvallen’ en ‘chaos veroorzaken’. ‘Ik zal ervoor zorgen dat mensen hun leven kunnen leiden zonder gegijzeld te worden door een minderheid van individuen die alleen maar aan zichzelf denken.’

Tijdens de kroning van koning Charles zagen we wat dit in de praktijk betekent: mensen met onwelgevallige protestborden als ‘Just stop oil’ of ‘Not my king’ werden aangehouden en vastgezet, terwijl je met een ‘Save the king’-spandoek gezellig mocht doorlopen. Wie wil weten wat dat nog met democratie te maken heeft, raad ik aan om in het woordenboek bij ‘niets’ te kijken.

Toch zijn er ook in Nederland mensen die ongeveer zo over ontregeling lijken te denken. De Haagse burgemeester schreef bijvoorbeeld een brief over de laatste A12-blokkade dat de demonstranten van Extinction Rebellion ‘uitsluitend uit [waren] op het uitoefenen van dwang en het genereren van aandacht door zich te laten aanhouden.’

De klimaatactivisten is kwestie zien ontregeling net een tikkie anders. ‘Het is niet alleen ons recht maar onze heilige plicht om te rebelleren’, stelt Extinction Rebellion in het boekje This is not a drill. ‘We weigeren om een stervende planeet achter te laten voor toekomstige generaties omdat wij nu niets doen.’ Zij – of eigenlijk wij, want ik doe zelf ook mee – verwijzen vaak naar filosoof John Locke, die stelt dat een regering bovenal het leven, de vrijheid en het bezit van haar burgers dient te beschermen. Als zij daarin faalt, dan dient ze een revolutie aan haar broek te krijgen.

‘Opstand is het recht van het volk’, schreef Locke. Frictieloze orde is geen recht van de staat. En al helemaal niet van een staat die er keer op keer niet in slaagt om de CO2-uitstoot snel genoeg terug te dringen, en zo ergere klimaatrampen en ellende te voorkomen. Onze overheid beschermt ons niet; ze deelt nog steeds miljardensubsidies uit aan de fossiele industrie. De Britse regering strooit met nieuwe vergunningen voor de winning van olie en gas.

Ondertussen gebruiken ook wetenschappers het woord ‘ontregeling’. Het IPCC: ‘Door mensen veroorzaakte klimaatverandering zorgt voor gevaarlijke en wijdverbreide ontregeling in de natuur en beïnvloedt de levens van miljarden mensen’. Het woord komt voor in artikelen van onderzoekers die zich afvragen hoe abrupt de klimaatgedreven ontregeling van de biodiversiteit op aarde zal zijn. Of hoe ontregelend klimaatverandering zal zijn voor de wereldwijde volksgezondheid. Of hoe het smelten het het poolijs de energiebalans van de hele planeet zal ontregelen.

‘We hebben ontregeling nodig om verwoesting te voorkomen’, zei VN-secretaris-generaal Guterres in een toespraak eerder dit jaar. ‘We hebben de plicht om te handelen […] Het is tijd voor transformatie.’ Hoe kunnen zo’n Britse minister of Haagse burgemeester dan blijven doen alsof disruptieve klimaatacties het grote probleem zijn? Zoals schrijver en rebel Cathelijn Schilder zei: ‘Iemand schreef laatst dat het op het matje roepen van vreedzame klimaatactivisten is alsof je het brandalarm de schuld geeft van de fik in de keuken.’

En daar zit em de kneep. Want wanneer de keuken in vlammen opgaat, is ontregeling gegarandeerd. Alleen zal de ontwrichting dan niet zal komen van activisten die iets blokkeren of bezetten, maar van overstromingen, droogtes, bosbranden, instortende ecosystemen en mislukte oogsten. Uiteindelijk is dit dus de vraag: waardoor willen we liever ontregeld worden? Door vreedzaam burgerlijk ongehoorzaam protest, voor het te laat is? Of door water, vuur, droogte en honger?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als het aan jonge mensen had gelegen, was de BBB bij de Provinciale Staten-verkiezingen niet de grootste geworden. Van alle kiezers die op deze boeren-eerst-natuur-nooit-partij hebben gestemd, waren veruit de meesten 50-plus. Slechts 3 procent was 18 tot 24 jaar oud. Een smet op de overwinning: geen enkele andere partij deed het zo slecht onder jongeren.

Het zette me aan het denken. Wat als jonge mensen het voor het zeggen hadden? Nou, om iets te noemen: als bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen alleen jongeren tot 24 jaar hadden mogen stemmen, had GroenLinks geen zetels verloren en was niet de VVD maar D66 de grootste partij geworden.

Sowieso stellen jongeren vaak andere prioriteiten. EenVandaag peilde al eens dat een flinke meerderheid van de jongelui zich zorgen maakte over het klimaat, terwijl het merendeel van de ouderen dat niet deed; die zaten vooral in de piepzak over wie alle maatregelen moest gaan betalen. Hetzelfde blijkt uit andere studies: kinderen en jongeren zijn ongeruster over het klimaat dan de gemiddelde boomer, en willen beter beleid. Bovendien, zo schreef VN-jongerenvertegenwoordiger Sarah Oey gisteren in Trouw, laat onderzoek zien dat jonge mensen vaak boos en angstig zijn over het klimaat. Ze voelen zich in de steek gelaten door volwassenen.

Even tussendoor: daarin hebben ze natuurlijk gewoon gelijk. Terwijl de rijken rijker worden, wordt de klimaatcrisis erger. Terwijl multinationals hun miljardenwinsten tellen, gaat het grote uitsterven van planten- en diersoorten gewoon door. Terwijl politici op hun handen zitten, is een eigen huis of vaste baan voor veel jonge mensen een fata morgana. Hoogleraar Ewald Engelen vatte de positie van jongeren zo samen: ‘Ze zijn absolutely fucked, en ze weten het.’

Dit maakt jonge mensen, naast groener dan de grijsaards, ook kritischer op dat andere grote probleem van onze tijd: kapitalisme. Een Britse denktank becijferde dat bijna 80 procent van de jongeren de schuld voor de huizencrisis bij het kapitalisme legt, dat driekwart vindt dat de klimaatcrisis een ‘specifiek kapitalistisch probleem’ is en dat twee derde liever in een socialistisch economisch systeem leeft. Zelfs in de Verenigde Staten, waar kapitalisme de tweede staatsreligie is, verwerpt meer dan de helft van de jonge mensen dit systeem. In Nederland citeerde Het Parool de 16-jarige Sytze Fortuin: ‘Ik hoop dat wij kunnen bijdragen aan de afbraak van het neoliberale kapitalisme.’

Er is een nieuwe protestgeneratie opgestaan, duidde psycholoog Jos Ahlers. ‘Jongeren zien de hele dag hoe overal ter wereld het systeem faalt.’ Dat is frustrerend, zei ook Pippi van Ommen, 26 en actief bij Extinction Rebellion en Milieudefensie. ‘De helft van alle CO2-uitstoot is van na 1990. Ik ben geboren in 1996. Toen waren er al internationale klimaattoppen geweest, maar nog steeds is er niets gebeurd.’ Ze geeft echter niet op. ‘Dit is de defining decade. Nu bepalen we hoe de wereld eruit gaat zien voor ons en alle generaties na ons.’

Ook zij heeft groot gelijk. De vraag is alleen: wie mag dat precies bepalen? De laatste verkiezingsuitslag laat zien hoe in een vergrijsd land de stemmen van jonge mensen kunnen verzuipen in die van de na-ons-de-zondvloed-generatie. Minderjarigen hebben rode-potlood-technisch al helemaal niets in de melk te brokkelen. Waarmee we zijn aangekomen bij een groot onrecht in het hart van onze democratie: degenen die het langst met de consequenties van beleid moeten leven, hebben er het minst over te zeggen.

Dit is geen natuurwet. Het onrecht komt voort uit keuzes, lang geleden gemaakt – door volwassenen. Bijvoorbeeld de beslissing om in het stemrecht een scheve vorm van discriminatie in te bouwen: wel een minimumleeftijd, maar geen maximumleeftijd. Of om kinderen om allerlei redenen het stemrecht te ontzeggen – ze zijn onervaren, het gaat ze boven de pet, ze zijn beïnvloedbaar – terwijl we dit bij volwassenen geen geldige gronden vinden om ze de toegang tot het stemhokje af te nemen. Als onze kinderen, de aarde en de toekomst ons lief zijn, dan is het nu tijd om die keuzes te heroverwegen. Verstandige jonge mensen staan klaar om de wereld te veranderen. Geef ze die kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Overijssel is van ons’, zei Carla Evers, lijsttrekker van de BBB in Overijssel, voor de verkiezingen. Woensdag kreeg ze gelijk. In onze provincie werd haar partij verpletterend de grootste, met 17 zetels, ruim vier keer zoveel als de nummer twee, het CDA, en meer dan alle groene en linkse partijen samen.

Evers is naast lijsttrekker ook pluimveeboer. Haar bedrijf ligt vlakbij een Natura 2000-gebied, maar ze weigert te vertrekken. Daarmee vertegenwoordigt ze niet alleen in woord maar ook in daad het beleid van de BBB. Kort samengevat: de partij wil wel innoveren op kosten van de overheid, maar verder wil ze eigenlijk niets. Niet de natuur beschermen, geen reductie van de veestapel, niet biologisch boeren, en uiteraard niet de stikstofuitstoot van boerenbedrijven terugdringen. Ze willen niet eens proberen minder gif te gebruiken. ‘Ook planten hebben recht op een medicijnkast met gewasbeschermingsmiddelen’, heet dat in hun verkiezingsprogramma.

In het waterschap Drents Overijsselse Delta is het van hetzelfde politieke laken een pak: geen investeringen in duurzaamheid of in het beschermen van planten en dieren. Bij droogte krijgen boeren altijd voorrang op natuurgebieden. Die laatste heb je ook helemaal niet nodig, lees ik in het provinciale programma, want: ‘Boerennatuur is ook natuur.’ Aha.

Aangezien ik vorige week de BBBui al zag hangen, belde ik even met Ine Nijveld, boswachter op de Sallandse heuvelrug. Een Natura2000-gebied, uiteraard, en een van de mooiste plekken van ons land: met slenken en stuwwallen, heide, bos, prachtige uitzichten. De heuvels zijn tevens bijna volledig omringd door boerenbedrijven, die al dat moois zodanig onder druk zetten dat er recent een nieuw wandelpad is geopend: de route van verloren soorten. Onder andere het gentiaanblauwtje en de kamsalamander zijn we al kwijt, vertelde een ecoloog aan RTV Oost.

Omdat boswachters voor de staat werken en dus geen politieke uitspraken doen, kon ik Nijveld niet vragen wat een verpletterende winst van de BBB zou betekenen voor onze heuvels. Maar ze kon me wel allerlei andere dingen uitleggen. Bijvoorbeeld hoe, als droogtes erger worden, een kwelwatergebied droog komt te vallen, de kikkervisjes die normaalgesproken in dat water leven het niet redden en de weidevogels er dus geen voedsel meer kunnen vinden.

En hoe stikstof de bodem verzuurt, waardoor allerlei bloemetjes die tussen de heide groeien verdwijnen, terwijl het mos en gras juist welig tiert. Insecten die afhankelijk zijn van deze bloemen of van het zand tussen de heidepollen – zandbijen en graafwespen maken daar hun holletjes – sterven. En daarmee komen ook de dieren die deze insecten eten in de problemen. Zoals de leeuwerik. Of het korhoen. Nijveld: ‘Als de kuikens uit het ei komen en er zijn geen insecten, wat nu aan de orde is, dan hebben ze niets te eten en dan gaan ze dood.’

Er lijkt in mijn provincie geen gebrek aan mensen die denken: wat kan mij die verdraaide zandbij schelen? Maar het is precies dat soort denken waar boswachter Nijveld me indringend voor waarschuwt. ‘Alles hangt aan elkaar in de natuur, en haal je er een schakeltje tussenuit, dan zakt alles in elkaar.’ Dit raakt ons allemaal: ‘Mensen denken in hokjes: ja, als het korhoen uitsterft, dan kunnen wij nog gewoon fietsen. Maar alles is verbonden.’ Ze laat er geen misverstand over bestaan: ‘Als het systeem instort, zijn wij uiteindelijk zelf aan de beurt.’

Het is een besef dat totaal ontbreekt bij onze nieuwe allergrootste partij. De BBB speelt met vuur en met de toekomst. Toch bijten sommige provinciegenoten me toe dat ik hier niet over moet miepen: de boeren hebben gewonnen, de natuur heeft verloren, accepteer het en houd verder je waffel.

Tegen hen wil ik zeggen: ho even. Democratie betekende nooit: de partij met de meeste stemmen gaat haar nieuwverworven macht gebruiken om over de kwetsbaarste wezens onder haar invloed heen te walsen, terwijl de rest zwijgend toekijkt. De BBB kan wel claimen dat Overijssel nu van haar is, maar onze provincie is ook nog steeds van het korhoen en de graafwesp. Het verschil is dat zij niets te kiezen hebben; tenzij iemand voor ze opkomt, kunnen ze alleen maar stilletjes sterven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Is vreedzaam klimaatprotest genoeg? Of moeten activisten, in de strijd om het leven op aarde te beschermen, het gebruik van geweld tegen objecten of personen heroverwegen? Over deze interessante vragen zullen actievoerders en groene politici volgende week níét debatteren in Pakhuis de Zwijger. De discussie is helaas prematuur gesmoord in een aanval van rechtse nep-verontwaardiging.

De VVD noemde het debat ‘totaal bizar’ en kondigde Kamervragen aan. JA21-voorvrouw Annabel Nanninga – eerder nog aangesloten bij een partij die wilde strijden voor een dominant blank Europa, nu ineens hevig bezorgd – noemde het ‘doodeng dat extreemlinks serieus gaat praten over geweld toepassen’. Pakhuis de Zwijger schrok en cancelde de boel: ‘Wij wijzen elke vorm van geweld of oproep tot geweld af.’

De nuance dat een debat geen van beide is, ging in het geraas verloren. Stichtelijk verklaarden mensen dat geweld een harde grens is, die je nimmer dient te overschrijden. Dat klinkt buitengewoon keurig, maar is onzin. Of, althans: ik vermoed dat de meeste vroomsprekers niet misprijzend terugkijken op het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook niet fronsen wanneer Oekraïners zichzelf verdedigen tegen een Russische invasie. Niks harde grens; het is eerder zo dat bijna iedereen geweld afkeurt, maar het in uitzonderlijke situaties toch gerechtvaardigd vindt. En dat men het enkel oneens is over welke situaties dat precies zijn.

Bij zulke meningsverschillen biedt een debat normaalgesproken uitkomst. ‘Geweld tegen mensen is altijd verwerpelijk, daar hoeven we het niet over te hebben’, hadden de aanwezigen bijvoorbeeld kunnen zeggen. ‘Maar geldt dat ook voor geweld tegen dingen?’ had de debatleider gevraagd.

Een genodigde had wellicht het boekje How to blow up a pipeline van ecoloog Andreas Malm erbij gepakt, die filosoof William Smith aanhaalt. Smith betoogt dat sabotage verdedigbaar als aan drie voorwaarden is voldaan. Het object dat je saboteert moet anders ernstige en onomkeerbare schade doen (zoals een kolencentrale of privévliegtuig), een mildere aanpak heeft niet gewerkt en dit gebrek aan vooruitgang is een symptoom van hoe diep en structureel het probleem is (dit behoeft geen commentaar), en degenen tegen wie de sabotage zich richt, hebben een hoger gebod geschonden (zoals, zeg, een klimaatakkoord).

In zo’n geval is sabotage minder verkeerd dan het onrecht laten voortbestaan, had een van de gasten kunnen aanvoeren. Je kunt je zelfs afvragen wat gewelddadiger is: opkomen voor het leven en de toekomst door CO2-uitstotende machines onklaar te maken, of de klimaatbedreigde status quo laten voorbestaan. Iemand had vast Jessica Reznicek genoemd, een activiste die herhaaldelijk de Dakota Access Pipeline saboteerde, omdat een eventuele lekkage het grondgebied van de Standing Rock Sioux Tribe, kostbare natuur en het drinkwater van miljoenen burgers zou bedreigen. Overdag lasten werkers stukken van de oliepijplijn aan elkaar, ‘s nachts laste Reznicek ze weer los. Waarom, vroeg ze, zien we een vrouw die uit liefde voor mensen en de planeet een pijplijn ontmantelt als gewelddadig, maar het bedrijf dat de pijplijn in elkaar zet niet?

En, zou de debatleider opperen, zijn we al op een punt dat zulke acties nodig zijn? Misschien niet, had een aanwezige kunnen zeggen. Mogelijk zijn burgerlijk ongehoorzame bezettingen en blokkades genoeg, keert de mening van de massa, vinden politici bijtijds achterin het keukenkastje onder de gootsteen ineens hun ruggengraat terug en gaan ze doen wat nodig is. Het kán.

Maar er is ook een ander scenario denkbaar, zou een andere genodigde kunnen aanvoeren. Ze citeert Andreas Malm: ‘Over een paar jaar worden de kinderen van de Thunberg-generatie en de rest van ons op een ochtend wakker, en we realiseren ons dat de status quo ongewijzigd is, ongeacht alle stakingen, de wetenschap, de smeekbedes […] Wat doen we dan? Zeggen we dat we alles gedaan hebben wat we konden, de mogelijkheden die we hadden hebben benut en hebben gefaald? Concluderen we dat het enige dat er nog opzit is leren hoe te sterven?’ Ik mag hopen van niet, zou ze zeggen; iets opblazen is beter dan opgeven, sabotage is beter dan de dood.

Als dat geen debat waard is, wat dan wel?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het schijnt dat er mensen bestaan die niet van de natuur houden. Die onverschillig blijven als ze een zonsondergang boven het water zien, die half-lauw zijn over een eekhoorn of aalscholver, die in het herfst alleen per ongeluk door het bos fietsen en dan hun schouders ophalen over het oranjegouden bladerdak. Mensen die zeggen: geef mij maar een leuke stadswijk, of een fraai weiland – iets bruikbaars. Mensen, zelfs, zoals de economieleraar van mijn oudste dochter, die zeggen dat een boom pas waarde heeft als hij is omgekapt, want dat heb je hout en dat is tenminste een verhandelbare grondstof.

Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik begin te denken dat deze denkwijze een van de grootste problemen is die we als samenleving hebben. Om in natuursferen te blijven: de bijl aan de wortel van onze beschaving. Antropoloog Jason Hickel omschrijft dit gedachtegoed zo: ‘Mensen staan los van de natuur en zijn er superieur aan; mensen zijn wezens met een ziel en geest en handelend vermogen, terwijl de natuur een inert, mechanisch object is.’ Hierdoor vinden we ‘dat mensen het recht hebben om de natuur te exploiteren en beheersen.’

Het is een oud idee, stelt Karen Armstong in De heilige natuur. Het Bijbelboek Genesis zegt het al: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op aarde rondkruipen.’

De filosoof Francis Bacon ging in de zeventiende eeuw bijzonder invloedrijk met die notie aan de haal: mensen moesten de natuur niet langer vereren, maar haar stevig onderwerpen. Descartes voegde daar het denkbeeld aan toe dat natuurverschijnselen (dieren incluis) geen innerlijk leven hadden en dat hun waarde alleen afhing van hun nut. Het idee van een heilige, bezielde natuur werd bij het grofvuil geparkeerd, het kapitalisme zei alsjeblieft-dankjewel en begon met het plunderen van de natuur dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

Sindsdien wordt het idee van de heilige natuur, van rivieren, bossen, dieren en zelfs de planeet als bezielde wezens, weggehoond: onwetenschappelijke zweefteverij. Maar met uw welnemen ga ik me er toch even mee inlaten. Het is immers altijd slim om sceptisch te zijn over denkbeelden die het kapitalisme verdraaid goed uitkomen. En bovendien heeft het voortschrijden van de wetenschap iets duidelijk gemaakt: zo inert is die natuur helemaal niet. Wie goed kijkt, kan zelfs iets van een innerlijk leven ontwaren.

Om een voorbeeld te noemen: er bestaat schimmels waarvan de uitlopers zichzelf verstrengelen met de wortels van bomen en planten. Hier vindt een soort gesprek plaats: de plant vertelt met chemische signalen over de lucht, de schimmel over de bodem. En ze onderhandelen over voedingsstoffen: de schimmel vraagt suiker en koolstof, en biedt in ruil onder andere stikstof en fosfor. Bomen gebruiken schimmelnetwerken bovendien om, heel vriendschappelijk, met andere bomen water en voedingsstoffen te delen en elkaar te waarschuwen bij gevaar.

Misschien is het wat schilderachtig om te zeggen dat een boom of bos een ‘ziel’ heeft. Maar toch doet dat woord aanzienlijk meer recht aan deze complexe, rijke, behulpzame niet-menselijke samenleving dan woorden als ‘grondstof’ of ‘natuurlijke hulpbron’. En niet alleen is het accurater, het is ook minder schadelijk. Want de reductie van de natuur tot wingewest heeft niets goeds gebracht: het rechtvaardigde vervuiling en verwoesting, en leidde zo tot klimaatrampen, uitstervende soorten, verschraalde landschappen. Het is de filosofie van de verschroeide aarde.

Daarom pleit Karen Armstrong voor een spirituele revolutie. Een nieuwe manier van leven, met nieuwe waarden, waarbij we de aarde liefhebben en van al het leven op haar huid leren houden alsof het onze broeders en zusters zijn. Ook als je zelf de heiligheid van de natuur nooit ervaart, is het tijd om te erkennen dat andere wezens samenlevingen en vormen van naastenliefde kennen die ons compleet vreemd zijn, maar niet ondergeschikt zijn aan die van ons. Niet minder. En niet aan ons om te vernietigen. Wij moeten niet langer heersers zijn, maar goede buren.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.