dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Feministen moeten meer naar mannen luisteren, schreef kunstjournalist Colin van Heezik op 24 juni in Opinie. Een eigenaardige stelling: het hele idee van feminisme lijkt me juist dat dit niet hoeft. Waarmee ik dan weer niet wil zeggen dat mannen zich over feministische kwesties per definitie in beleefd en nederig stilzwijgen dienen te hullen. Een betere wereld gaat iedereen aan; zelfs Van Heezik, dus wil ik best even naar hem luisteren.

Van Heezik is zelf feminist, ontdek ik, en meer emancipatie lijkt hem puik: ‘Volgens mij kan het er voor iedereen alleen maar leuker op worden’. Nou ja, denk ik, leuk, leuk? De meeste vrouwen strijden niet voor gelijkheid omdat het zo lollig is, maar uit noodzaak, voor hun vrijheid, veiligheid, levensgeluk en zelfbeschikking. Maar goed, ik wil niet meteen zuur doen, laat staan affakkelen, en met een beetje fantasie kun je al deze zaken ook wel onder ‘leuk’ scharen. Dus vooruit, hierover zijn Van Heezik en ik het eens.

Ik lees belangstellend verder, benieuwd naar zijn ideeën over hoe we dit troetelbeertjesland vol mieterse gendergelijkheid kunnen bereiken. Het blijkt dat Van Heezik graag feministen ziet die ‘bruggen willen bouwen’. Dat klinkt gezellig, maar helaas blijkt al snel dat de bouwwerkzaamheden vrijwel uitsluitend door vrouwen dienen te worden uitgevoerd. Zij moeten namelijk tijdens hun feministische strijd niet alleen luisteren naar mannen, maar mogen ook niet zeuren tegen mannen, niet klagen over mannen en tevens mannen niet afschrikken. Mannen, daarentegen, mogen zich in elke discussie mengen, zelfs als ze ‘qua ideeën op het niveau staan van Fred Flintstone’. Vrouwen dienen dan op hun beurt geen ‘schande’ maar ‘hoera!’ roepen. Ook dit is weer zo’n merkwaardig standpunt: feminisme gaat immers over het onbehagen van de vrouw, niet over het behagen van de man.

Nergens in zijn artikel rept Van Heezik over wat hij zelf eigenlijk gaat doen om zijn feminisme op een zinvolle manier in te vullen. Hij meldt wel zijn streven: hij wil ‘dat méér mannen zich feminist gaan noemen’. Maar wat vrouwen hiermee opschieten, blijft een raadsel. Van Heezik vertelt niet wat hij en zijn méér-mannen dan willen gaan doen – hoe ze machtsongelijkheid willen bestrijden, bijvoorbeeld, of hoe ze zich willen inzetten voor vrouwenrechten. Sterker nog: in zijn artikel noemt onze manfeminist de woorden ‘macht’ of ‘rechten’ niet eenmaal.

Dat is weer zoiets opmerkelijks, want deze begrippen vormen het hart en de ruggengraat van feminisme. Wie heeft de macht om te beslissen over vrouwenlevens? Hoe zorgen we dat alle vrouwen het recht krijgen om altijd zelf baas te zijn over hun eigen lichaam? Maar ook lulliger kwesties draaien hierom, omdat het allemaal vruchten zijn van dezelfde boom. Neem manspreading: wijdbeens zittende mannen in het openbaar vervoer. Van Heezik vindt het belachelijk dat feministen zich hiermee bezig houden, maar het gaat wel over vragen als: wie heeft het recht om dominant te zijn in de openbare ruimte? Wie heeft de macht om inbreuk te maken op de persoonlijke ruimte van anderen?

Dat Van Heezik geen oog heeft voor macht is extra spijtig omdat witte mannelijke feministen op dit vlak superhandig kunnen zijn – zij behoren immers tot de demografische groep met gemiddeld de meeste invloed en gezag. En om dat punt te bereiken waarop gelijkheid ‘alles er leuker’ op maakt, zullen de heren daar onvermijdelijk wat van moeten inleveren. Zij zullen plaats moeten maken. Ze zullen misschien moeten ophouden met dingen die ze graag doen, zoals seksistische grappen maken. Sommige van hun privileges zullen moeten sneuvelen, zoals het voorrecht om zelfs gehoord te worden als je weinig zinvols te melden hebt. Het is niet genoeg om te verklaren dat je gendergelijkheid heus een heel tof plan vindt, en dan te gaan zitten wachten tot iemand je een kusje, een pen en een sticker geeft.

Toch lijkt juist dat laatste het soort feminisme te zijn dat veel mannen het liefste zien. Een feminisme waarin ze vriendelijk bejegend worden, niets hoeven op te geven waar ze aan gehecht zijn, en waar ze geen moeite voor hoeven doen. Een feminisme waarin vrouwen de mannen toejuichen, niet zeuren, en alleen onderwerpen aansnijden die mannen belangrijk vinden.

Maar vertel me eens: hoe is dit beter voor vrouwen? Hoe is dit überhaupt anders dan de situatie nu? Het antwoord is natuurlijk: niet. Het is dezelfde oudbakken status quo, maar dan opgeleukt met feminisme-saus en emancipatie-uitjes. En als dat je ideaal is, dan heb je niets te zeggen waar ik naar luisteren wil.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Net als veel mensen denk ik zelden aan mijn aorta – en dat is eigenlijk jammer. Het is een fantastisch ding: een bloedvat, zo dik als een tuinslang, waar ons hart elke minuut vijf liter bloed doorheen pompt. Geen geringe prestatie, zeker als je bedenkt dat dit doorgaans een heel mensenleven goed gaat. Ze knikt niet dubbel, raakt zelden verstopt en er komen meestal geen gaatjes in. Dat kun je van de gemiddelde tuinslang niet zeggen.

Mijn respect voor onze levensslagader is nog verder toegenomen sinds ik weet dat ze onderdeel is van een belangrijk feministisch issue. Vorige maand publiceerden Britse wetenschappers namelijk een studie waaruit bleek dat vrouwen een stuk slechter af zijn dan mannen wanneer hun aorta toch niet helemaal up to snuff functioneert.

Want de aorta mag dan cool en degelijk gebouwd zijn, soms zwelt een deel ervan op als een ballon. Dat is niet altijd erg, maar als dat aneurysma te groot wordt en knapt, is de boot aan. Wie weleens een kraan opendraaide en toen ontdekte dat de tuinslang kapot was, kan zich er iets bij voorstellen. Acht op de tien mensen bij wie de aorta scheurt, overleven het niet. Om die reden wordt de wand van de aorta bij een fors aneurysma vaak gestut met een buisje, dat via de lies of een buikoperatie in de slagader wordt gezet.

En daar begint de feministische kwestie. Want, zo blijkt uit dat onderzoek, een vrouw die dit alles overkomt, krijgt op bijna alle vlakken slechtere zorg. Om een niet onbelangrijk akkefietje te noemen: wanneer vrouwen onder het mes gaat voor het fiksen van een aneurysma in hun buikholte, gaan ze vlak daarna twee keer zo vaak dood als mannen. Ook komen vrouwen minder frequent in aanmerking voor de ingreep door de lies, terwijl dat veiliger is dan de buikoperatie. Bovendien horen dames vaker dat een operatie helemaal niet mogelijk is.

Nou had dit op zich nog een logische verklaring kunnen hebben. Zo zijn vrouwen gemiddeld ouder wanneer hun aorta ballontechnisch in de penarie raakt. Dat kan betekenen dat ze minder fit zijn als ze op de tafel van de chirurg belanden. Maar dat lijkt na wat wetenschappelijk rekenwerk waarschijnlijk niet het probleem te zijn. Wel dit, aldus onderzoeksleider en hoogleraar Janet Powell: dat de zorg rondom deze aneurysma’s vrijwel volledig is ontwikkeld met mannen in gedachten. Een voorbeeld: in Groot-Brittannië worden alle mannen van 65 uitgenodigd voor een controle van hun grootste slagader – maar vrouwen niet. Nog een voorbeeld: vrouwen hebben gemiddeld een iets kleinere aorta, maar de buisjes die artsen plaatsen, zijn allemaal ontworpen voor mannen.

Dat is iets om bij stil te staan: dat ingenieurs mensen op de maan hebben gezet, en karretjes naar Mars hebben gestuurd, maar nooit een buisje hebben gemaakt dat precies past in een vrouwelijke aorta.

Onze geweldige aorta’s verdienen beter.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat begon als een leuk experiment werd een eye-opener. Schrijver Lucy Rycroft-Smith ging een maand lang mannenkleren dragen. Het was een verademing, meldde ze op The F-word. Zo comfortabel; geen hakken, knellende pantyboordjes of buikindrukkend ondergoed. Overal handige zakken. Je hoeft nooit je adem in te houden, en niet om de haverklap superzelfbewust in spiegels of winkelruiten te kijken of alles nog snor zit. Nu ze dit wist, voelde ze zich met terugwerkende kracht belazerd door vrouwelijke vrouwenkleding. ‘Elke keer als ik het huis uit ging om ook maar iets te doen dat enigszins belangrijk was, voelde ik me oncomfortabel, en hoe belangrijker de gelegenheid, hoe oncomfortabeler het was. .. Dit is patriarchaat in actie.’

Haar ervaring deed me denken aan een fraaie Engelse term, ‘performing femininity’. De schoonheid zit hem in de dubbele betekenis van het woord ‘performance’: het betekent zowel ‘prestatie’ als ‘optreden, voorstelling’. Oftewel: vrouwelijkheid uitstralen is zowel werk als een show. Blogger Sonya Krzywoszyja schreef erover: elke ochtend ga ik douchen, scheer m’n oksels, doe dagcrème op, parfum, foundation, concealer, lippenstift, mascara, ‘flatterend’ ondergoed, ‘flatterend’ jurkje. Ik dacht hier nooit bij na, zei ze, ik deed dit omdat ik dacht dat iedereen dat deed.

Het fascinerende hieraan is dat veel vrouwen dit zien als een eigen, vrije keus. Ik voel me sterker op hoge hakken, zeggen ze. Of: ik krijg zelfvertrouwen als ik weet dat ik er aantrekkelijk uitzie. Maar hoe eigen die overwegingen ook aanvoelen, helemaal vrij zijn ze niet. Zoals journalist Megan Murphy op Feminist Current stelt: ‘Het is omdat ik geboren ben als vrouw in een cultuur die vrouwen leert om boven alles waarde te hechten aan hun uiterlijk, dat ik heb geleerd dat eyeliner me mooier maakt. En dat niet alleen; ook dat ik ernaar moet te streven om mooier te zijn. Ik moet eraan werken.’

Hieraan meedoen is dat ook meer dan een kwestie van individuele keuzes en voorkeuren. Meegaan in de performance of femininity kan voor een vrouw veel voordelen hebben, maar het betekent ook dat ze zich niet actief verzet tegen het gedachtegoed dat net onder de oppervlakte ligt. Het persoonlijke is politiek; je vrouwelijk uitdossen is niet alleen een uiting van hoogstpersoonlijke identiteit, maar ook een manier om jezelf acceptabeler te maken. Het benadrukt het verschil tussen man en vrouw; je zet jezelf lichamelijk apart van mannen, wat je minder bedreigend maakt. En het laat zien dat je akkoord gaat met bepaalde schoonheidsidealen en met het werk dat het kost om daar aan te voldoen. Het bestendigt de status quo.

Het staat elke vrouw natuurlijk vrij om hier volkomen schijt aan te hebben. Maar er is wel iets te winnen – zowel politiek als persoonlijk. Want na een maand in mannenkleren wil Rycroft-Smith niet meer terug naar haar performance of femininity. Ze wil zich nooit meer onnodig oncomfortabel of zelfbewust voelen, schrijft ze. En wie kan zeggen dat dat niet heerlijk klinkt?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is altijd een druppel die de emmer doet overlopen. Of, in dit geval: een tweet. Dinsdagochtend twitterde ik iets over wetenschap: uit een studie van Britse fysiologen zou blijken dat een warm bad nemen gezondheidsvoordelen heeft die vergelijkbaar zijn met sporten. ‘Ik wil zo graag dat dit waar is :)’, zei ik.

‘Nu nog iemand die t lef heeft om u er in te rollen’, antwoordde ene Arie. Hashtag #doktershandschoenen.

Meestal laat ik dit soort opmerkingen van me afglijden. Ach, je vindt me vadsig en onaanraakbaar? Geen probleem. Misselijkmakende internethaat is al jaren gewoon onderdeel van mijn werkweek – mijn digitale huid is inmiddels van zo’n hoge kwaliteit teflon dat Rutte er jaloers op kan zijn. Als ik in een vrolijke bui ben, maak ik er slechte grapjes over. ‘Goed nieuws, mensen: trollen worden steeds beschaafder. Ze zeggen nu al ‘u’ tegen me.’ Zoiets.

Maar deze keer lukte dat niet. Arie was dan ook niet het eerste fuifnummer dat zijn gezelligheid met me kwam delen. Sinds ik op twitter en in de Volkskrant kritiek uitte op Thierry Baudet is het bal. Nou had ik Baudet ook wel een verkrachtingsverheerlijkende fascist genoemd. Potige woorden, en ja, wie uitdeelt moet ook bereid zijn om te ontvangen. Maar de niet-aflatende stroom woordenpoep die me ten deel viel was zelfs voor mij als drekveteraan bijna teveel.

‘Grote dikke lafbek.’
‘Rancuneuze naziblob.’

De waarheid is dat ik niet eens boos was toen ik over Baudet schreef. Geschokt door zijn verkiezingssucces, dat wel. Een beetje misselijk, misschien. Ik vond mijn typering zelf tamelijk feitelijk. In een essay op The Post Online had hij immers jongemannen aangeraden om zich een ‘brute, mannelijke natuur’ aan te meten, en daarbij een vrouwelijk nee tegen seks of haar weerstand niet te respecteren, maar in plaats daarvan vrouwen te ‘overheersen’ of ‘overmannen’. Dat willen vrouwen graag, aldus Baudet.

‘Zuur feministisch gedrocht.’

Ondanks weerstand toch overmannen – daar is een woord voor. En ik denk niet dat ik de enige vrouw ben die seksueel geweld heeft meegemaakt en bij het lezen van Baudets woorden dacht: dit is hem. Dit is het type man waarvoor ik altijd bang ben.

‘Waar haal je überhaupt het gore lef vandaag om zoiets op te schrijven? Hoe kan het dat zulke figuren vanaf een zeepkistje ongeremd mogen schelden, spugen en schreeuwen? Waarom corrigeert niemand deze agressieve, kapotverwende, ten diepste pathetische onvolwassen?’

Dinsdagavond zat Thierry Baudet bij RTL Late Night, en ontkende hij dat hij het zo had bedoeld. Hij wilde nooit goedpraten dat je iets tegen iemands wil doet. Vreselijk vond hij dat. Zijn essay, zo maakte ik daaruit op, moeten we blijkbaar opvatten als een soort lockerroom banter.

‘Je zou je hond nog niet op Asha zetten.’

Fascisme kwam ook ter sprake. Humberto Tan vroeg Baudet naar zijn waarschuwing voor de ‘homeopathische verdunning’ van de Nederlandse bevolking door andere volkeren. Hij zou zijn woorden nu anders hebben gekozen, zei Baudet. En we moesten begrijpen dat deze opmerking niets te maken had met etniciteit of ras, maar enkel met cultuur. Toch zei hij in 2015 op Amsterdam FM: ‘Ik wil graag dat Europa dominant blank en cultureel blijft zoals het is.’ Wat was dat dan? Nog meer kleedkamerpraat? Je zou denken dat een intellectueel zalmneusje als Baudet in staat is om zijn woorden met meer zorg te kiezen.

‘Vette zure linkse sneugleuf.’

Het is verbijsterend hoe sterk je moet zijn om als vrouw je mening te uiten. Ik ben niet altijd sterk. Soms kan ik niet tegen haat. Misschien is dat ook wel goed, bedacht ik me, terwijl ik dinsdag twitter uitzette. Ik kan nog geraakt worden. Dat is eigenlijk niet iets dat je kwijt wilt raken – zelfs niet als je een feministische teflon-columnist met overgewicht bent.

‘Ten Broeke is Pools voor aseksuele plofkip’, twitterde een anoniempje. Maar ik was er even niet. Ik nam een lekker warm bad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ook jonge vrouwen zonder kinderen werken meestal in deeltijd’, las ik begin deze maand in de Volkskrant. De krant had er een hele pagina voor uitgeruimd, en die pagina fascineerde me.

Onderaan stond een keurig nieuwsbericht. Het meldde hoe het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) had uitgezocht dat van de volwassen vrouwen tot 25 jaar ruwweg twee derde parttime werkte, tegen iets meer dan een kwart van de jongemannen. Een SCP-onderzoeker verklaarde een en ander: vrouwen kwamen noodgedwongen in een deeltijdbaan terecht, omdat ze vaak werken in sectoren waar parttimen de norm is. Meer uren krijgen ze zelden, stelde de onderzoeker, omdat het verwachtingspatroon nu eenmaal is dat vrouwen liever niet voltijds aan de slag zijn. Jonge vrouwen zijn dan ook carrièretechnisch minder vaak tevreden en positief.

Dan de rest van de krantenpagina. Daarop stonden interviews met deeltijdwerkende vrouwen – en zij vertelden een ander verhaal. Claire meldde hoe ze bewust had gekozen voor een baan van vier dagen; zo had ze meer tijd voor haar sociale leven, en ze had geld genoeg. Ilse was een parttimefunctie ingerold, maar het beviel haar, want in haar vrije tijd mocht ze graag kleding naaien en naar festivals te gaan. En ze kon van haar salaris goed rondkomen. ‘Als ik de mogelijkheid had fulltime te gaan werken, weet ik niet of ik daarvoor zou kiezen.’

Ik begrijp die vrouwen wel. Twaalf jaar lang ben ik kostwinner geweest, en werkte ik elke week met plezier zo’n vijftig uur. Toen ik een paar jaar geleden een chronische immuunaandoening kreeg, ging ik daar aanvankelijk als vanzelfsprekend mee door. Maar het nekte m’n lijf, en dus keerden we thuis de rollen om: nu wint mijn lief kost, en werk ik als de kinderen op school zijn. En, eerlijk: ik geniet ervan. Ik heb meer tijd om te lezen, heb niet meer continue haast, ben niet steeds bekaf. Ondanks die rotziekte ben ik al jaren niet zo ontspannen en opgewekt geweest.

In Zweden heeft men de afgelopen twee jaar in een bejaardentehuis geëxperimenteerd met een werkdag van zes in plaats van acht uur. En jawel: de verpleegkundigen voelden zich minder gestrest, het ziekteverzuim daalde, de senioren kregen betere zorg. ‘Ik was altijd uitgeput’, zei een vrouw die meedeed aan de proef tegen The Guardian. ‘Maar nu (..) heb ik meer energie voor mijn werk en voor mijn gezinsleven.’

Toch krijgt het experiment waarschijnlijk geen vervolg. Want waar je de zesurige werkdag invoert, tegen hetzelfde salaris, stijgen de kosten; je moet immers extra mensen aannemen. De winst is vooral immaterieel, in een wereld waarin vooral geld telt. Dus kopte het Financieel Dagblad vorige maand dat de proef was mislukt.

Die conclusie deel ik niet. Eerder is het tijd dat we ons afvragen: wat is écht belangrijk? Hebben die parttimende vrouwen niet gewoon gelijk? Is deeltijdwerk – voor vrouwen én mannen – eigenlijk niet de enige goede norm?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Hoe kun je abortus onmogelijk maken zonder het te verbieden? Dat lijkt al een paar jaar de Grote Hamvraag te zijn voor conservatieve Amerikaanse politici. In 2016 kwamen er in de Verenigde Staten zestig abortusbeperkende maatregelen bij. In diverse staten moeten vrouwen bijvoorbeeld voorafgaand aan de ingreep eerst een echo ondergaan, en dan luisteren naar een gedetailleerde omschrijving van hun foetus.

In onder meer Texas zijn er momenteel zoveel treiterwetten en bezuinigingen doorgevoerd dat een groot deel van de vrouwen in die staat in de praktijk nauwelijks toegang hebben tot abortus: de dichtstbijzijnde kliniek is niet zelden honderden kilometers verderop, de eigen bijdrage loopt in de vele honderden dollars. En om het vrouwen nóg moeilijker te maken, is er daar sinds november een nieuwe regel die maakt dat geaborteerde foetussen voortaan begraven moeten worden. De rechter moet zich hier nog over uitspreken, maar zoals een Texaanse pro-choice-activist Blake Rocap tegen de Dallas Morning News zei: ‘Het is zo doorzichtig dat ze eigenlijk proberen de toegang tot abortus te ontzeggen.’

Gelukkig krijgen anti-keuze-dwaallichten in Nederland doorgaans weinig voet aan de grond, al gooide de SGP in maart vorig jaar nog wel even een balletje op: de partij opperde dat het een goed idee zou zijn als we zouden registreren waarom een vrouw abortus pleegt.

Eén van de argumenten voor al deze abortusbemoeilijking is dat je zo niet alleen de foetus redt, maar ook de vrouw. Anti-keuze-luitjes schetsen het beëindigen van een zwangerschap als een emotioneel drama – een innerlijke wond waar je onmogelijk van kunt genezen. In de Verenigde Staten zijn er daarom negen staten die vereisen dat vrouwen voorafgaand aan een abortus worden gewaarschuwd voor de emotionele consequenties en de gevolgen voor hun geestelijke gezondheid.

Vorige maand ontdekten onderzoekers echter dat dit innerlijke-wond-idee niet klopt. Zij hadden bijna duizend vrouwen die tussen 2008 en 2010 om een abortus verzochten langdurig gevolgd. Na vijf jaar hadden deze vrouwen geen verhoogde kans op depressie of angst. De enige groep die het wel moeilijk had gehad, waren juist de vrouwen die een abortus werd geweigerd (in dit geval: omdat ze al te lang zwanger waren). Zij waren kort na dit nieuws angstiger en minder tevreden met hun leven. Maar ook die gevoelens trokken mettertijd bij. Eén van de onderzoekers vertelde Newsweek dat ze verrast was hoe veerkrachtig vrouwen zijn.

De conclusies komen overeen met een eerdere studie, uit 2015, waaruit bleek dat maar liefst 95 procent van de vrouwen die tot een abortus besloten daar nooit spijt van hadden gehad. Als ze al last hadden van emotionele problemen, dan kwam dat niet door hun keuze, maar vooral door stigmatisering en een gebrek aan sociale steun. Wat maar weer bevestigt dat vrouwen zelf heel prima weten wat goed voor hen is, en dat niet een abortus maar bemoeizuchtig anti-keuze-conservatisme voor narigheid zorgt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.